Inhoud blog
  • 2.Reactie van Ben d'Achard van Enschut
  • 1.Reactie van lezer J.C.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Het verborgen leven van Gerard Walschap: Reacties van lezers
    Woord en werderwoord over 'Het verborgen leven van Gerard Walschap'
    07-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2.Reactie van Ben d'Achard van Enschut

    REACTIE VAN BEN D'ACHARD VAN ENSCHUT, vertegenwoordiger van het Gerard Walschap Genootschap in Nederland

    Geachte Heer Frans Depeuter,

    Ik heb het boek ontvangen, na bestelling bij de uitgeverij.

    Mag ik U er op wijzen dat er enige onnauwkeurigheden in staan. U laat Koningin Beatrix de Prijs der Nederlandse Letteren aan Gerard Walschap uitreiken, dat was Koningin Juliana. - U noemt de Spaanse confrater van Gerard Walschap een Portugees.(p.11) - Gerard Walschap heeft zijn schoonouders nooit gekend, want die waren reeds overleden toen hij zijn echtgenote leerde kennen in 1923.(p.52) -Onjuiste datumannontatie uit de N.R.C., moet zijn 1949 (p.42) - U schrijft dat "Zuster Virgilia" in de Pers is neergesabeld? (Niet alleen de meest vooraanstaande en alom gerespecteerde criticus Kees Fens schreef lovende kritiek over deze roman.) - Champagnehuizen bevinden zich uitsluitend in de streek Champagne in Frankrijk.

    De eerste zin, in de wat U anti-essay noemt, luidt : 'Dat Gerard Walschap een monument is in de Nederlandstalige literatuur staat buiten kijf'.
    Uw laatste zin in 'Woord achteraf' luidt : 'Wij hopen dat onze controversiele studie mag bijdragen om ook het beeld van de 'mens' Walschap ietwat scherper te stellen... en te relativeren.'

    Als geinteresseerde lezer zou men bij het lezen van deze zinnen verwachten dat de auteur van dit 'anti- essay' in de tussenliggende pagina's een objectief beeld schetst van de mens en schrijver Gerard Walschap, waarbij met enig respect en zorgvuldigheid het werk en leven van Walschap wordt belicht. Echter niets wijst op objectiviteit en zeker niet op zorgvuldigheid. Het lijkt er meer op dat Frans Depeuter zijn frustaties, die hij opliep in 1969, van zich af wil schrijven en 20 jaar na de dood van Gerard Walschap alsnog zijn gram wil halen.

    144 bladzijden worden gevuld met citaten, brieffragmenten en krantenknipsels waarbij begeleidend kommentaar bijna steeds badinerend en suggestief is. Met eindeloze herhalingen wordt het boek gevuld dat ogenschijnlijk voor een wetenschappelijk werk moet doorgaan en inhoudelijk niets nieuws bevat. Vooral het suggestieve kommentaar doet aan de objectiviteit twijfelen. Zo schrijft U b.v. op p.9 over de samenstelling en uitgave van Walschaps Brieven 1921 - 1950 : 'We nemen aan dat aan de inhoud van de brieven niets gewijzigd werd, maar de keus alleen al kan een andere vorm van liegen zijn.' Zo'n suggestie past niet en zal de samenstellers ongetwijfeld grieven.

    Zeer kwalijk en onsmakelijk is dat U bij het onderwerp Duitse uitgevers een alinea laat beginnen met 'Eindelijk verlost van de joden'. Hiermede ook suggererend dat Walschap anti-semitisch zou zijn. Ook de insinuatie dat de brieven die Lode Baekelmans en August van Cauwelaert, ter verschoning van Walschap, schreven, gedicteerd zouden zijn en op bestelling geleverd, is absurd. U weet , en schrijft het zelf in uw boek, dat Walschap en Baekelmans gezamenlijk de Duitsers te woord hebben gestaan bij de dringende vraag om de dichter Von Hatzfeld te o.ntvangen. En de onkreukbare August van Cauwelaert zou zich ook nooit verlagen leugens te schrijven.

    U heeft ongetwijfeld gelijk dat Walschaps houding in de 2e Wereldoorlog niet heldhaftig is geweest en dat hij soms pragmatisch handelde.
    Maar om hem constant, met een in gal gedoopt penseel, af te schilderen als een leugenachtig, zelfingenomen, kleinburgerlijke opportunist, gaat veel te ver. (Ook uw vriend J.C. vind dat, lees ik op de web-site) En al is Walschap dan geen held, moed kan hem zeker niet ontzegd worden. Ook na de oorlogliet hij, tegen de stroom in, zijnnuancering horen in zijn boek "Zwart en Wit", daarbij dierbare vriendschappen trotserend. DatWalschap in al zijnromanfiguren sprak (zoals U beweert in 'Het Oramproject') waag ik te betwijfelen en daar zijn gegronde redenen voor.

    Gelukkig is niet alles in 'Het verborgen leven van Gerard Walschap' negatief. U schrijft ook : 'Ik zal de laatste zijn om te betwisten dat Gerard Walschap met zijn vroegere werken een van de beste romanciers van de Vlaamse Letteren was.' En daarmee kan ik het van harte eens zijn!

    Hoogachtend,
    Ben d 'Achard van Enschut.

    ANTWOORD VAN FRANS DEPEUTER

    Geachte Heer d’Achard van Enschut,

    1.Uiteraard was het koningin Juliana en niet Beatrix uit wier handen Walschap de Prijs der Nederlandse Letteren ontving. Dat is een slordigheid van mij.
    2.Inderdaad, het was een Spaanse en niet een Portugese confrater met wie Walschap ‘vuile manieren’ deed. Nogmaals een vergissing van mij.
    3.Dat Walschap zijn schoonouders nooit gekend heeft, heb ik nergens kunnen vinden, maar als u het zegt, zal het wel waar zijn.
    4.Ik heb het artikel ‘De collaborateurs in een Vlaams bad’ op 15.01.1947 gesitueerd omdat die datum vermeld stond op de fotokopie die ik vond in de bib van Herentals.
    5.Dat Zuster Virgilia in de pers niet door iedereen werd neergesabeld, lijkt me nogal wiedes, anders zou Walschap er de Staatsprijs niet voor hebben gekregen. Maar dat hij in de Nederlandse pers, naast de kritiek van Fens, ook negatieve tot vernietigende reacties kreeg, is evenzeer een feit.
    6.Dat de naam ‘champagne’ uitsluitend mag worden gebruikt voor de Franse champagne en niet voor de Duitse ‘sekt of de Spaanse ‘cava’, is algemeen bekend. Sekt en cava worden in de volksmond echter wel Duitse en Spaanse champagne genoemd, vandaar. Wellicht had ik toch beter geschreven “dochter van de eigenaar van een sektfirma”.

    Van wezenlijk belang voor de inhoud van het boek is dat alles echter niet.

    Dat mijn begeleidend commentaar sterk badinerend is, vormt juist de stijl van het boek en van al mijn satirische bijdragen in het tijdschrift ‘Heibel’. Ik heb een gloeiende hekel aan academisch-wetenschappelijke artikels die stijf staan van voetnoten en heb een boek willen schrijven dat ook voor anderen dan wetenschappelijk-literaire insiders leesbaar is. Overigens is een badinerende stijl niet hetzelfde als “in gal gedoopt”. Tijdens het schrijven heb ik geen enkele bitterheid in mijn mond gevoeld. En frustraties die ik zou hebben opgelopen in 1969? God beware me! Toch niet omdat ‘meneer’ Walschap mij in De culturele repressie een huisbakken provo noemde? Andere auteurs die zijn toenmalige creaties niet meer je van het vonden, kregen heel wat leukere scheldnamen naar hun hoofd geslingerd.
    Mijn enige ‘frustratie’ is altijd geweest dat Walschap als een heilige Jan Mus werd vereerd, terwijl hij inderdaad een “leugenachtige, zelfingenomen, kleinburgerlijke opportunist” was. Na het lezen van mijn boek valt dat nogal moeilijk te ontkennen, dacht ik. En van ‘respect’ gesproken: mijn respect voor de waarheid is groter dan het respect dat ik had (en nog héb) voor de vroegere romancier Walschap.
    Een bijkomende verklaring van mijn satirische, zeg maar: weinig eerbiedwaardige toon is te vinden bij de figuur van Walschap zelf. De manier waarop hij anderen tot het schofferende toe bekladde en zichzelf verhief boven gans schrijvend Vlaanderen, noopt tot badineren. Hoe hogere dunk iemand van zichzelf heeft, hoe groter mijn wantrouwen en hoe meer behoefte (en plezier!) ik heb om hem/haar onderuit te halen. Eerbied is iets anders dan verering: het ene is selectief, het andere absoluut; het ene laat ruimte voor kritiek, het andere is idolaat. Zeker iemand die zonder zweem van relativering aanspraak maakt op achting en bewondering voor zichzelf - en dat deed Walschap om de haverklap -, legt een hypotheek op het respect dat hij spontaan verworven heeft.

    Uiteraard mag u vinden dat het boek inhoudelijk niets nieuws bevat. Maar
    1) het bevat wel degelijk een aantal bijzonderheden die niet bekend waren,
    2) het bevat nogal wat correcties op wat Borré en anderen schreven,
    3) het was tevens de bedoeling om al het her en der verspreide eens netjes op een rijtje te zetten; dat er dan af en toe herhalingen en verwijzingen voorkomen, kan niet anders, want alles is met alles verweven.

    Als ik in verband met de uitgave van Walschaps Brieven 1921–1950 schrijf: 'We nemen aan dat aan de inhoud van de brieven niets gewijzigd werd, maar de keus alleen al kan een andere vorm van liegen zijn,’ dan wijs ik alleen maar op die algemeen geldige mogelijkheid. Zeker daar het brievenboek werd samengesteld door de kinderen Walschap, is grote omzichtigheid geboden. Als de samenstellers gegriefd zijn door die woorden, is dat jammer voor hen. Een onderzoek dat zou uitgaan van het ongecontroleerde geloof dat de keus volledig objectief is, leent zich veeleer tot het schrijven van een hagiografie. Vermits over de heldere zijde van Walschap al ruim voldoende werd geschreven, heb ik mijn aandacht op de ‘donkere zijde van de maan’ gericht.

    “Zeer kwalijk en onsmakelijk is dat U bij het onderwerp Duitse uitgevers een alinea laat beginnen met 'Eindelijk verlost van de joden'. Hiermede ook suggererend dat Walschap anti-semitisch zou zijn,” schrijft u. Nounou, ik heb nergens in mijn boek een antisemitische ingesteldheid toegeschreven aan Walschap, en ondanks zijn racistische uitspraken ben ik zelfs geneigd te geloven dat hij geen jodenhater was. 'Eindelijk verlost van de joden' slaat op het onloochenbare feit dat Walschap weg wou van zijn uitgever Hegner, en Hegner was nu eenmaal een jood en een jood lag niet goed in de Duitse markt vlak vóór en tijdens de oorlog. Walschap juicht overigens zelf: “Ik ben definitief en gansch los van Hegner.” Noem het voor mijn part pragmatisme, maar het heeft wel betrekking op… een ‘entartete’ jood. Vandaar de subtitel.

    U schrijft: “Dat de brieven die Lode Baekelmans en August van Cauwelaert, ter verschoning van Walschap, schreven, gedicteerd zouden zijn en op bestelling geleverd, is absurd. U weet, en schrijft het zelf in uw boek, dat Walschap en Baekelmans gezamenlijk de Duitsers te woord hebben gestaan bij de dringende vraag om de dichter Von Hatzfeld te ontvangen. En de onkreukbare August van Cauwelaert zou zich ook nooit verlagen leugens te schrijven.” Kijk, dat vind ik nu juist een verdraaiing van feiten. Ik heb het alleen maar over de brief van Baekelmans. Walschap beroept zich wel op “twee zo onkreukbare raadgevers als rechter August Van Cauwelaert en hoofdconservator Lode Baekelmans”, maar nergens vinden we de brief of woorden terug die Van Cauwelaert zou hebben geschreven/gesproken. Alleen de brief van Baekelmans is bekend, en wie die naast de woorden van Walschap legt, ziet wat hij ziet.

    U verwijt me gebrek aan objectiviteit, en ja, misschien wekt mijn satirische toon die indruk. Maar de feiten zijn er, zwart op wit. Zou de vraag naar objectiviteit niet veeleer kunnen worden gesteld aan iemand die er na mijn onderzoek nog aan twijfelt dat Walschap inderdaad niet de superhumanistische held was zoals die uit ‘Een mens van goede wil’ te voorschijn treedt? Dat hij na de oorlog voor een aantal grijszwarten, ja zelfs pikzwarten ten beste sprak, heb ik eveneens vermeld in het hoofdstukje ‘Pleidooi voor vergevensgezindheid’, dacht ik. Jammer genoeg was de “nuancering” die hij liet horen in Zwart en Wit, een beetje… te weinig genuanceerd.

    Dat Walschap via de meeste van zijn romanfiguren zijn mening ventileerde, kan niet worden ontkend. En de meningen van zijn personages uit zijn latere romans zijn allesbehalve fris, ja zelfs schabouwelijk, dat zal u moeten toegeven. Dat hij het bij voorbeeld “vijfhonderd procent” eens was met de niet van racisme gespeende Adi Breugelovs uit 'Het Oramproject', heeft hij zelf, en niet zonder trots, gezegd tegen W.M. Roggeman, zoals ik aangetoond heb in het boek. Als u dan ‘waagt dat te betwijfelen’, tja, dan weet ik het ook niet meer.

    Dat we het tenslotte met elkaar eens zijn dat Gerard Walschap met zijn vroegere werken een van de beste romanciers van de Vlaamse Letteren was, is niet eens zo moeilijk. Indien dat echter het enige punt is waarop u met mij instemt, kan ik u alleen maar aanraden ‘Het verborgen leven van Gerard Walschap’ eens opnieuw te lezen, ditmaal met een onbevooroordeelde bril. En ja, ook met een beetje zin voor relativering van uw icoon.

    Met vriendelijke groet,
    Frans Depeuter

    P.S. in verband met de zes punten aan het begin van de brief…
    Onnauwkeurigheden sluipen nogal gemakkelijk in een tekst. Dit bewijst uzelf met uw brief. Kijk maar naar de ‘errors’: "annontatie, frustaties, kommentaar, anti-semitisch, web-site, in de wat U anti-essay noemt"... Wedden dat er in ‘Het verborgen leven’ nog meer foutjes staan dan die waarop u mij wijst. Maar zware bokken omtrent de kern van de zaak, zoals Borré ze schiet in verband met pakweg de ‘Berlijnse rede’ of de zogezegde aanhalingstekens in het verslag in de DeVlag over het Von-Hatzfeldonthaal, ik daag u uit om die te vinden!

    07-08-2009 om 00:00 geschreven door Heibelaar

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    12-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.Reactie van lezer J.C.

    REACTIE VAN J.C..

    Beste Frans,

    Hartelijk gefeliciteerd met je Walschap-boek! Ik zal niet zeggen dat ik het in één ruk heb uitgelezen, ik moet tussendoor ook eten en slapen, maar ik ben er in ieder geval vele uren geboeid door geweest. Het leest heel vlot en bevat heel interessante informatie. Het was zelfs zo interessant dat ik er toch een paar kritische beschouwingen aan wilde wijden.

    1. Ik ben niet zo gewend aan de stijl van Heibel, en die is polemischer dan het gemiddelde historische studiewerk. Nou ja, daarom noem je het ook “een alternatief onderzoek”. Hoewel ik in de allermeeste gevallen met je conclusies akkoord kan gaan, had ik in het eerste deel soms wel het gevoel dat hier eerder de onderzoeksrechter dan de vorser ‘sine ira et studio’ aan het werk is. Die licht polemische toon was dan meestal wel een reactie op artikels van kritiekloze verdedigers en vergoelijkers van Walschap. Naar het einde van het boek toe belicht je ook meer de mooie kanten van Walschap en zo eindigt het boek toch sereen.

    2. De bewonderaars van Walschap krijgen dus wel eens een veeg uit de pan. In één geval vond ik die behandeling wel wat onheus. Zo schrijf je op p. 15, i.v.m. zijn stijgend succes in linkse kringen: “… maar ook de tsjeven die eerst afstand namen van de ketter, wilden hem niet echt kwijt. Mensen als Albert Westerlinck schurkten zich tegen de pilaar aan om mee in het licht te staan dat het beeld uitstraalde.”

    Hier worden “de tsjeven” wel op een hoop gesmeten, alsof ze één blok vormen. Wat over Westerlinck gezegd wordt, wordt verder ook niet onderbouwd en heeft met het onderwerp van het boek eigenlijk niet veel te maken. Ik heb het steeds als een verdienste van Westerlinck beschouwd dat hij niet meehuilde met de wolven (in casu de geestelijke herders) in het bos en Walschap op zijn literaire merites bleef beoordelen. Zijn vriendschap voor Walschap kan ik hem niet kwalijk nemen. Dat hij bij Walschap ging aanleunen om mee in het zonnetje te staan, lijkt me een vergezochte bewering. Ik heb José Aerts, alias Albert Westerlinck, gekend en bewonderd als een van onze briljantste professoren, een bij wie je voor je plezier college ging volgen. Hij had het beslist niet nodig om zich in andermans zon te koesteren. Maar misschien heb jij hem op een andere en minder flatterende manier gekend als ik.

    3. De toespraak van Walschap bij de ontvangst van Adolf von Hatzfeld.

    Ik zal je voorzichtige conclusies niet tegenspreken, maar nog minder bevestigen.

    In feite gaat het om twee dingen:

    a. Walschap heeft bij die gelegenheid een toespraak gehouden en voor dat feit heeft hij zich na de oorlog moeten verantwoorden. Daar bestaat geen discussie over.

    b. De inhoud van die rede is minder duidelijk. Ik vind het wel vreemd dat in beschuldiging en verdediging de woorden, zoals ze door de reporter van DeVlag werden geciteerd, niet ter discussie worden gesteld. Walschap zegt nergens: ik heb die woorden nooit uitgesproken. Hij zegt alleen dat hij om die en die reden aanvaard heeft te spreken en dat hij daar heel moedige, trotse taal heeft gesproken. Ik stel me daarbij zelfs de vraag: zat de tekst van het verslag uit DeVlag wel in het dossier?

    Over de authenticiteit van de uitgesproken woorden kan men ook discuteren. Wat je schrijft over de “vrije indirecte rede” is juist. De verslaggever had ongetwijfeld de bedoeling de bewuste passage als citaat of parafrase van de woorden van Walschap te doen doorgaan. Hij kan daarbij zowel eerlijk als oneerlijk tewerk zijn gegaan. Nemen we aan dat hij eerlijk was, dan moeten we er rekening mee houden dat verslaggevers gewoonlijk enkele woorden in een notitieboekje neerkrabbelen en achteraf een lopende tekst proberen te reconstrueren. Je zult zelf ook wel al bij interviews ondervonden hebben dat die zelden 100 % je gedachten weergeven. Een onwillekeurige verdraaiing van de inhoud is dus best mogelijk. Ik kan me echter goed voorstellen dat zo’n DeVlagverslaggever niet te beroerd was om er een schepje bij te doen. Zou de geciteerde spreker het immers ooit aangedurfd hebben om een recht op antwoord te eisen en te verklaren dat hij die ‘deutschfreundliche’ woorden niet gesproken had?

    Groot was echter mijn verwondering bij het lezen van de voor Walschap zeer lovende woorden van Marie Belpaire. Was juffrouw Belpaire op die zitting aanwezig? Hoogstwaarschijnlijk niet. In de krant kan ze het niet gelezen hebben, aangezien haar brief dateert van de dag van de voordracht zelf. Dus moet iemand haar die dag nog verteld hebben wat Walschap gezegd had. Maar hoe heeft die persoon het haar dan wel voorgesteld? Of heeft Ninette verslag uitgebracht en heeft ze de tekst van de toespraak laten lezen? Marie Belpaire woonde immers maar twee straten verder, op de Markgravelei. (Ik vraag me ook af: Bestaan er nog andere persverslagen over die zitting?)

    Hier moet ik toch even stilstaan bij de politieke standpunten van juffrouw Belpaire, volgens jou “een overtuigde flamingante, die goede relaties had met o.m. Filip De Pillecyn en Cyriel Verschaeve.” Juist, maar sterk te nuanceren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had zij die goede relaties met Verschaeve, De Pillecyn en een hele reeks extreme en gematigde flaminganten. De villa van “Mamieke” in De Panne was de zoete inval voor vele Vlaamse intellectuelen aan en achter het front. Haar verdienste is zeer groot geweest, ook omdat ze durfde tegenspreken, bv. tegen kardinaal Mercier. Maar ze bleef wel 100 % binnen het Belgische kader denken, ze was persoonlijk bevriend met koningin Elisabeth en had goede relaties met heel wat figuren uit het Belgische establishment. Haar Vlaamse initiatieven situeerden zich overigens vooral voor en tijdens W.O. 1. Na 1930 stond ze helemaal buiten het politieke leven, wat niet abnormaal is als je de tachtig voorbij bent. Het is zelfs wat ironisch dat de middelbare meisjesschool die zij in Antwerpen oprichtte, een Nederlandse en een Franse afdeling telde, wat in de jaren kort na 1900 al heel flamingantisch was. Rond 1960 had het Institut Belpaire eerder een franskiljonse reputatie, met die Franse sectie. Een nichtje van mij ging er naar school. Besluit: Indien Marie Belpaire Walschap feliciteerde, kan ik me niets anders voorstellen dan dat hij, volgens haar inlichtingsbron althans, moedige, zelfbewuste taal over Vlaanderens grootheid had gesproken zonder daar veel stam- en bloedverwantschap bij te sleuren. Uiteraard moest Walschap ook iets vriendelijks tot de gast zeggen. Ik fantaseer nu eventjes: iets over blijvende vriendschap tussen Vlamingen en Duitsers in goede en kwade dagen. Daar kan de DeVlagman bij het ontcijferen van zijn krabbels een mooie draai aan gegeven hebben: trouw aan Duitsland bij zijn nederlaag, trouw aan Duitslanf bij de overwinning! Ik kan mij niet goed voorstellen dat Walschap zo’n kruiperige zin zou hebben uitgesproken om achteraf te beweren dat hij een trotse toespraak had gehouden, voor de Duitsers op het beledigende af. Ik kan me nog veel minder voorstellen dat juffrouw Belpaire hem met al het enthousiasme van haar 87 jaar zou hebben gefeliciteerd !ij het lezen of horen van die zin! Ik ben dus geneigd in dit geval Walschap minstens het voordeel van de twijfel te gunnen, aangezien zijn rede althans bij sommige van zijn toehoorders niet als pro-Duits, maar integendeel als zelfbewust-Vlaams is overgekomen. Laten we ons dus hoeden voor de lepe streken van een tendentieuze pers, van welke kleur ze ook moge zijn. Maar het blijft mysterieus…

    4. Nog in de marge van het vorige: Von Hatzfeld heeft daar een mooi artikel over Vlaanderen geschreven, blijkbaar niet echt de rede die hij in Vlaanderen gehouden heeft, zoals jij schrijft, maar een omwerking ervan achteraf, met nieuwjaarswensen voor de lezers van DeVlag. Maar hoe heeft hij al die prachtige monumenten in onze Vlaamse steden kunnen zien, als hij blind was?

    5. Cyriel Buysse en Uitgeverij De Lage Landen.

    Je schrijft: “En wat te denken van Cyriel Buysse, die in 1943 met niet minder dan acht werken vertegenwoordigd was (…)?” Ik denk niks van Cyriel Buysse, maar ik denk misschien wel het mijne over zijn erfgenamen, want hij was toen al elf jaar dood.

    Nogmaals proficiat. Met hartelijke groeten,

    J.C.

    ANTWOORD VAN FRANS DEPEUTER

    Dag, Jan

    Bedankt voor je ‘proficiat’. Het doet me erg veel genoegen te horen dat je aan mijn boek boeiende uren hebt beleefd.

    1. Je kritische beschouwingen bewijzen dat je het met veel aandacht gelezen hebt. Ik geef toe dat ik soms nogal driest te werk ga, maar dat is nu eenmaal de aard van het beestje, dat wist je ook al toen we nog collega’s waren. Diplomatie is zeker niet mijn sterkste kant.

    2. Zeker in verband met Westerlinck ben ik wat uit de bocht gegaan, want ook ik heb altijd veel waardering gehad voor die Gelenaar, van wie ik overigens tegen het eind van zijn leven nog een paar vriendelijke brieven heb mogen ontvangen.

    3. In verband met von Hatzfeld blijf ik geloven dat het op de eerste plaats Walschap is die ‘oneerlijk’ is geweest in zijn latere verklaringen. Er zijn trouwens in het leven van Walschap méér van die inconsequenties en praktijkjes geweest die aanleiding geven tot de grootste omzichtigheid. Zijn orationes pro domo zijn helemaal geen ontlastend bewijs, dacht ik. Over de inhoud van Walschaps toespraak is slechts één getuigenis tot ons gekomen, dat van de DeVlagman. Toch wel vreemd dat juist de tekst van die toespraak ontbreekt tussen al de brieven en kattebelletjes die Walschap zo zorgvuldig heeft bewaard! Net zoals de brieven aan de Gestapo, waarvan Walschap het bestaan slechts schoorvoetend moet toegeven. Overigens die bezoekjes van Duitse officieren, die Berlijnse rede, die benoeming tot inspecteur, enz., dat alles is voor mij voldoende om te geloven in de Deutschfreundlichkeit van de Prins der Nederlandse Letteren. Het verdraaien van de inhoud van Walschaps (onvindbare) toespraak kan natuurlijk op naam van de DeVlagman gezet worden. Maar in de hele context (benoeming tot inspecteur, formulering van de uitnodiging, enz.) lijkt het mij best aanvaardbaar dat Walschap iets in die aard gezegd heeft.

    Enfin, ik ga mijn argumentering niet overdoen, maar misschien passen enig wantrouwen en ongeloof toch beter in het plaatje dan een ‘benevolent’ vertrouwen in Walschaps eigen woorden. Zelfs die gelukwensen van Elisabeth Belpaire nemen mijn argwaan niet weg, integendeel. Je zegt zelf dat ze wellicht niet aanwezig was op de zitting. Op welke grond haar lof gebaseerd is, weten we niet. Als mogelijk bron zou Ninette zeker niet objectief zijn.

    O ja, ik twijfel er niet aan dat Walschap “moedige, zelfbewuste taal over Vlaanderens grootheid” heeft gesproken, maar ook de context waarin dat gebeurde, telt mee. Je zegt: “Ik kan mij niet goed voorstellen dat Walschap zo’n kruiperige zin zou hebben uitgesproken om achteraf te beweren dat hij een trotse toespraak had gehouden, voor de Duitsers op het beledigende af,” en “ik ben dus geneigd in dit geval Walschap minstens het voordeel van de twijfel te gunnen, aangezien zijn rede althans bij sommige van zijn toehoorders niet als pro-Duits, maar integendeel als zelfbewust-Vlaams is overgekomen.” Ik geef grif toe dat het ook voor mij stuitend is, maar gezien de talloze andere kruiperigheden die hij beging (b.v. in verband met zijn sollicitatie voor het ambt van inspecteur) lijkt het niet eens zo onaannemelijk. Je bemerking dat we ons moeten hoeden voor de lepe streken van een tendentieuze pers, van welke kleur ook, beaam ik volkomen, maar het is juist de tendentieus-linkse pers die Walschap altijd ontzien en zelfs heilig verklaard heeft, terwijl de rechtse Streuvels, Claes, Timmermans en vele anderen om zo te zeggen ‘voor hun vuurpeloton’ werden gebracht.

    4. En dan die monumenten die von Hatzfeld gezien heeft… Hoe hij dat gedaan zou hebben, begrijp ik evenmin. Maar ja, dichters en hun verbeelding, weet je wel. Horen en lezen is voor hen vaak ‘zien’. Pertinenter nog is de vraag: hoe schreef hij zijn boeken?…

    Ik heb de tekst ‘November 1940 in Vlaanderen’ zo en met die melding gevonden in DeVlag. Dat het een omwerking van de echte rede was, is mogelijk, maar blijft ook maar een veronderstelling.

    5. En omtrent Buysse geef ik je gelijk. De uitgaven bij De Lage Landen komen op conto van zijn erfgenamen. Alleen is het vreemd dat in de bibliografieën over Buysse geen melding gemaakt wordt van deze uitgaven. Want – alweer – dat past niet in het linkse kraampje.

    Hartelijk, en tot kijk.

    Frans

    12-07-2009 om 00:00 geschreven door Heibelaar

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)


    Archief per week
  • 03/08-09/08 2009
  • 06/07-12/07 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!