Er leefde eens heel lang geleden een boertje werkzaam en tevreden Van weelde was hij niet gewend een spiegel had hij nooit gekend.
Eens toen hij aan het spitten was vond hij een stukje spiegelglas, Hij nam't in zijn vereelde hand 't zat onder't vuil en onder't zand.
Hij veegde't aan zijn broekspijp af en keek er in,en stond toen paf. Mijn vader zei hij,sapperloot die is al vele jaren dood.
Mijn vader,och die goeie man hij is het en hij kijkt me aan. hoofdschuddend stak hij 't in z'n zak bekeek het thuis op zijn gemak.
En hij begon te overleggen wat zijn vrouw ervan zou zeggen, Ze was wat bazig zij Katrien zou er om lachen mischien.
En omdat hij daar zo bang voor was verborg hij 't onder zijn matras. maar telkens ging hij er weer heen Mijn vader,zei hij dan tevreen.
Dat wekte argwaan bij z'n vrouw Die het hare er van weten wou, En zodra hij weer de deur uit was toen zocht en vond zij 't spiegelglas.
Wat moet hij daarmee,peinsde zij er moet iets niet in orde zijn. Zo wantrouwde zij haar goede Hein Ze keerde 't om en keek en raakte toen geheel van streek.
Daar heb je 't nou,ik dacht het wel er in een andere vrouw in 't spel. Mijn man,hij heeft geen hart in 't lijf hoe houdt hij van zo'n lelijk wijf.!!!!!!