Vervolg van de Militaire Vertelling.
In de kazerne hadden we dat niet. We hingen af van de goodwill van het gemeentelijk zwembad. Eens terug in de kazerne en met zeer warme dagen in het vooruitzicht liet men na enige studie één van de vier enorme kolenbunkers uitschrobben en de inrit afsluiten. Het was echter onbegonnen werk; de zwemmers kwamen eruit zwart als negers. Het voorstel om er dan maar een ijspiste van te maken in de winter viel niet in goede aarde.
In “Vogelsang” echter, was voor de rest alles “Spartaans”, of beter “Teutoons” ingericht. Enorme slaapzalen, gangen en trapzalen in natuursteen en beton. In de duistere gangen hingen flambouwen in smeedijzer en door ronde openingen in de muren kon men het landschap bewonderen. Bij slecht weer viel dat erg tegen, van vensterglas was hier geen sprake en de wind huilde soms in de gangen. Onder de gewelven weerklonken de voetstappen, zoals in de oude burchten, maar dan in een grotere dimensie. Het kamp had vroeger deel uitgemaakt van het project “Lebensborn”; m.a.w. hier werden de zuiversten en sterksten van het ras bijeengebracht en kinderen verwekt. Het kamp heeft vanuit de lucht gezien de vorm van een adelaar, ter hoogte van de bek is er een gebouw in de vorm van een hakenkruis. Hier werden de bevallingen gedaan. Een van de meer begaafden onder ons, riep, staande in een halfdonkere traphal, die de gangen van twee blokken met elkaar verbond, de sfeer van vroeger terug op. “Stel U voor”: zei hij, “Links van ons in de blok die we juist verlaten hebben, staat een peloton Arische krijgers, naakt op hun zwarte laarzen na. Rechts van ons, in de volgende blok staat een peloton echte Duitse Mädels, ook naakt en op blote voeten. (Het vervolg laat zich raden). Voor het peloton van de krijgers; “RECHTS, RECHTS! VOORWAARTS MARS!” Hij sprak nu met een commandostem en imiteerde de drillbevelen perfect. De stem weergalmde in de ruimte en maakte de spookachtige sfeer nog sterker. “Voor het peloton van de meisjes is het dan: LINKS, LINKS! VOORWAARTS MARS! Hoor nu het geluid van de voetstappen, hier het dreunen van de zware laarzen en daar het zachte plets, plets, plets van de vrouwenvoeten.” Op dat ogenblik dreunde er een aantal manschappen boven onze hoofden voorbij! Dit gaf nog meer sfeer aan zijn verhaal en onze verbeelding voegde er het plets, plets aan toe. “Wanneer de pelotons elkaar ontmoeten op deze plaats, luidden de bevelen voor beide pelotons; PELOTON, HALT! En LINKS, LINKS! Beide pelotons staan nu tegenover elkaar” Hier zakte zijn stem tot een gefluister om tenslotte een crescendo te bereiken in de uitroep: “En nu maar vogelen!” Een officier, van een andere eenheid, die de trap opkwam, bekeek hem met argwanende blik, tenslotte besluitend dat hij de laatste woorden verkeerd moest hebben verstaan, ging hij verder. Je moet werkelijk dat ogenblik beleefd hebben om de gevolgen te kunnen schatten. Verscheidene lachsalvo’s later, liepen bij de meesten de tranen uit de ogen van het lachen, anderen hadden moeite om hun water in te houden.
De Spartaanse inrichting had ook nadelen, de douchezaal in de kelder, met open deur, leek wel een ijskelder. Laat op de avond besloot ik me te verfrissen en daalde af in de spelonken. Na enig zoeken vond ik de lichtschakelaar en stond in een zaal ter grootte van de stadsfeestzaal. Eerst dacht ik dat de douche (zonder warm water) sneeuwvlokken zou produceren, maar wat later kwam er inderdaad ijskoud water uit. Iets later kwam er nog iemand binnen, maar die besloot wijselijk zich te beperken tot een van de ronde wasbakken in het midden van de zaal. Verfrissen was een verkeerd woord, ik was gewoon versteven! In de kazerne hadden we het beter; de douchezaal voor een heel peloton, was recht over onze kamer. Af en toe joegen we daar ons peloton binnen. Terwijl mijn collega de orde handhaafde, regelde ik de watertemperatuur. Twee enorme kranen, één voor koud, de ander voor warm. Omdat alle douchekoppen op één enkele leiding stonden, zag je dan de mannen die dichtbij stonden onder het hete water wegspringen, terwijl verderop eerst nog een aarzelende hand werd uitgestoken, om te voelen of het water al warm was. Wijzelf mochten van de baden gebruik maken, maar die waren zo oud en vuil, dat ik liever in de douchezaal ging. Het voorste stuk van de zaal diende als kleedkamer, van kapstokken had nog niemand gehoord. Bij zeer slechte weersomstandigheden, mochten we ze gebruiken om “sportieve vrijetijdsbesteding” te doen. Ik geraakte nooit verder dan wat opdrukoefeningen en buikspieroefeningen, maar er waren er ander. Bij de verkenners zat er een expert in Karate, die graag eens een demonstratie gaf. Toen hij begon te trainen voor het een of ander kampioenschap, gaf hij eens een Kata ten beste, zo indrukwekkend en sierlijk dat je er kippenvel van kreeg. Als slot sloeg hij een tegel uit de muur, heel het blok heeft toen verklaard dat ze niet wisten hoe dat zo gekomen was. Iedereen vond het jammer dat we geen mat hadden, maar de expert vond de stenen vloer ook heel goed. En het zag er niet naar uit dat hij pijn had wanneer hij viel.
Serie bewegingen, die alles omvatten, wat de kandidaat op zijn niveau moet kunnen. Ze moeten absoluut binnen de afmetingen blijven en de punten worden gegeven op precisie en sierlijkheid. Voor de toeschouwer lijkt het op een dans.
Slechte weersomstandigheden doen me aan iets anders denken. Bij onze aankomst in de kazerne hadden we al tegen elkaar gezegd, bij het zicht van de dubbele ramen; “het zal hier wel koud zijn in de winter!” Onze kamer lag hoger dan het gelijkvloers, ik geloof dat men dat een schoonverdiep noemt, in het souterrain waren de magazijnen en leslokalen. Toen het werkelijk hard gesneeuwd had en ‘s morgens de zon opging, merkten we dat de sneeuw tot aan de vensterbank kwam. Onze kamer gaf uit op het oosten en de zon op de sneeuw was prachtig. Mijn vriend was in alle staten, hij vond het geweldig, tenslotte opende hij het venster en sprong in de sneeuw. Dat had hij niet moeten doen, hij zakte dieper en dieper en verdween tenslotte bijna geheel. We hebben hem moeten redden met een ladder, ik moest zijn mannen daarvoor uit bed halen en tenslotte met vereende krachten hebben wij hem “gered”. Toen we later buitenkwamen merkten we dat de sneeuw niet overal zo hoog lag, maar meestal lag er toch een dikke meter. Spoedig was die platgetrapt en platgereden. Toen begon het stevig te vriezen. De ongelijke korsten ijs maakten elke verplaatsing levensgevaarlijk. Op een keer deden we een verkenning met een jeep, de wagen slipte op een kruispunt, schoof tientallen meter ronddraaiend verder en stopte met de neus in het wegeltje dat we hadden willen inslaan. “Dat kan ik geen twee keer!”: zei de chauffeur, schakelde 4X4 en veldvitesse in en reed de wegel op. Een andere keer kregen we een voorproefje van het snel wijzigende weer in dat gebied; na een oefening met de tanks en onze infanterie, kreeg ik de opdracht, met een jeep de colonne naar de kazerne te leiden. In de vooravond vertrokken we, maar eenmaal op de baan, werd de mist zo dik dat men moest raden waar men was. Ik zat naast de chauffeur, had de deur van de Jeep opengetrapt met mijn voet en lette op rand van de rijbaan, die ik nog nauwelijks kon zien. Rechts van ons vermoedde ik de colonnes van de andere eenheden, die stonden aan te schuiven om ons te volgen. Je kon de motoren horen draaien. Plots zag ik, even vooruit kijkend, geen veertig centimeter voor me, het enorme trekwiel van Sherman-depanneuse. De bestuurder zag evenveel als ik en had besloten traag de weg op te rijden. Vliegensvlug trok ik het hoofd én de voet in. Het scheelde geen haartje. Daarna reden we toeterend verder.
Nadat het eens gedooid had, hernam de vorst. Op het oefenterrein liepen nu diepe sporen van banden en rupsen, die waren zo hard als beton. Een grote vrachtwagen stopte aan de rand van het terrein. “Daar durf ik niet in”: zei de chauffeur. Ik verzekerde hem dat het wel ging, nam het stuur over en reed traag over de moeilijke plek. Achterin hoorde ik het vallen en rammelen van kisten. Toen waren we de moeilijke plek voorbij. Ik vroeg hem wat hij geladen had. Mortierbommen was het antwoord. Dat had hij wel eerder kunnen zeggen; die dingen zijn zeer gevoelig voor schokken. Als ik dat geweten had...!
De grond was werkelijk steenhard. Om ons stuk in te graven, hakten we een kwartier lang met houwelen, om vast te stellen dat we nog maar de diepte hadden van een soepbord. Enkel springstof kon helpen. In Duitsland waren ze echter maar karig met de springstof. Zo kon ik later mijn hart ophalen in Brasschaat tijdens de Cursus “Boem”. We bliezen een spoorwegrail op met 2 maal 300 gram. (De helft is ruim voldoende). Van achter onze beschutting zagen we ze recht de lucht ingaan, we hebben ze nooit teruggevonden. We bliezen van alles op. Ook legden we eens een lading in de gangen van een fort; 15 kg was hier het maximum, het werd 17 kg! Jongens; dat geeft een patat!
Ook met granaten speelden we graag, maar toen ik eens een “schrapnel” hoorde fluiten en daarna een gat bemerkte in de pijp van mijn wijde linnen broek werd ik toch ongerust en was de lol eraf. Eén maal ontsnapte ik aan de dood, toen een klungel zijn granaat liet vallen, nadat de veiligheidspin was verwijderd. De granaat rolde onder de houten vlonder waar wij op stonden. Een uiterst snelle reactie van de wakkere officier redde het leven van de klungel. Hij greep hem om het middel en dook de rechter betonnen gang in. Ik vond dat ik dan ook niet moest blijven staan en dook in de linker. Later vond ik nog stukjes metaal en houtsplinters in mijn schoenzolen. Later ontsnapte ik aan een aanval op mijn edele delen, toen iemand een fosforgranaat wierp, die vrij hoog tussen mijn benen terechtkwam. Dat is warm!
Ik heb ook eens een fantast het leven gered. Deze vatte het bevel; “je kijk eerst waar je granaat terechtkomt, pas dan duik je weg!”, te letterlijk op. Hij gaf de granaat een enorme “zwierzwaai”, ze viel net achter het “muurtje”, nog geen 40 cm verder. Hij boog zich met overgave over de muur, om te zien waar ze gevallen was. Ik had hem net te “stekken” voor zijn hoofd eraf geblazen werd. Later kun je lachen met zulke dingen, maar op dat ogenblik had ik veel lust om hem neer te slaan.
Dat heb ik ooit eens gedaan; we waren onze “Full-Track” vol aan het tanken. Er gaat zo’n 800 liter super benzine in. De ledige “jerry-cans” (40) staan dan geopend achter het voertuig. Zo’n 10 voertuigen stonden naast elkaar te tanken. De benzinedamp was verstikkend. Iemand kwam een praatje maken met een brandende sigaar tussen de lippen. Ik heb hem met één slag gevloerd en de sigaar gedoofd. Ik was zo vreselijk kwaad dat het een week geduurd heeft voor de man zijn verontschuldigingen durfde aanbieden. Dat was in de kantine en mijn mannen boden ons onmiddellijk een pint aan om de sfeer “gemoedelijk” te houden.
Aan alle dingen komt een eind, ook aan de legerdienst. We vertrokken in de nacht. Het leidende figuur bij de verkenners, iemand uit Turnhout, was al drie dagen aan het fuiven. Op het beslissende ogenblik zette hij zijn bagage neer en verklaarde te willen blijven, hij vond het daar gezellig. Ondanks zijn protesten, hebben we hem mee ingeladen.
Mijn vader was zo verstandig mij te komen afhalen aan de trein. We hebben dan nog een pint gedronken in de beroemde statiestraat. Hij dronk mee, wat ik hem nog nooit heb zien doen. Zo geraakte ik toch heelhuids thuis.
Toch hield ik er wat aan over: het zware luik van een “AMX” sneed me twee vingertoppen af; ze hebben ze er terug aangezet in het Mil. Hosp! Enkele jaren later sneed een schot mijn rechterhand af; terug naar het hospitaal en alles werd er terug aangezet. Ik blijf wel invalide natuurlijk!
Einde
Kijk ook eens naar: http://blog.seniorennet.be/adr1939
en naar: http://retroscoop.com
|