De bezienswaardigheden: te veel om op te noemen. Een voorbeeld: (voor wie aan de waterval van Coo gewoon is). Iemand reed in colonne met ons mee, maar stond erop elke waterval te fotograferen. Vier uur én twaalf watervallen later heeft hij er de brui aan gegeven. Aan de rechterzijde van deze weg kun je nog de houtvlotten zien die over de rivier naar de haven worden getransporteerd, je kunt niet voor alles stoppen! Stavkirke: er zijn er ongelooflijk grote, de bouwwijze in acht genomen, bij: Kongsberg! De weg van Bø (mooi hotel en een in prachtig gesteente uitgesneden rivier), naar Nottodden (Kongsberg) moet je absoluut nemen; eeuwig zingen de bossen is er niets bij! Er staat een verkeerslicht op deze weg; respecteer dat, ook als het wat lang duurt; de kruisende weg is de landingsstrook van passagiersvliegtuigen! Let op de overdekte galerij rondom de kerk; voor de ski’s en de zware overkledij in de winter!
De Fjorden: het Lysefjord maakte wel de diepste indruk; er is ook de rots de “Prekestølen”: het beklimmen is een must! (Neem eten en drinken mee! Het is een dagtaak!) Dit is in de omgeving Stavanger; je hebt er ook Dirdal met het meest gefotografeerde fjord. Hier moet je absoluut de trein nemen; als je boven bent, neem je de trein terug: boven is absoluut niets te zien, maar neem van mij aan dat de reis de moeite is. Soms zie je je eigen trein driemaal; kurkentrekkereffect! De waterval is = Coo*1000!
Boven Bergen vind je het Sognfjord; voor de liefhebbers van Fruit, Paling en gletjerbeklimming. Van de gletsjer geen klein gedacht hebben; het is de grootste van Europa! (1400 km²). Verderop in het Noorden vinden we de Saltstraumen bij Bodö; ongelooflijk watergeweld. (De beroemde draaikolk van Jules Verne).
Hier past een kleine anekdote: om deze vloed eens van een andere zijde te zien: namen wij de bus, vanuit de stad. Beleefd zoals we zijn stonden wij ons plaats af aan de vele oudere dames die met inkopen naar huis keerden. Tenslotte stonden wij recht op het platform achteraan. De chauffeur kwam ons echter zeggen dat dit niet ging: staande mocht niet. In één adem voegde hij er echter aan toe dat men voor ons een extra bus zou laten meerijden. Een 40 km verder was er terug plaats en wij vervolgden de reis. De extra bus keerde terug. Tenslotte staken we het Fjord over met een overzetboot. Enkele km verderop stopte de bus; de chauffeur sloot af en verdween! De bus ging NIET terug! We hebben de nacht dan maar doorgebracht in een prachtige weide. Gelukkig was het weer perfect.
De lucht kan er ook ongelooflijk helder zijn; staande ter hoogte van het vliegveld volgde ik met de ogen een bootje ter grootte van een reddingssloep, het voer een haven binnen. Volgens de kaart was het een afstand van 20 km! Toen we daarna landen op Zaventem; dacht ik dat er iets met mijn ogen mis was!
Vele oude huizen hebben een trap aan de buitenzijde; handig om rechtstreeks op de hoge sneeuw te stappen. De ouderen verstaan Duits en de jongeren zeer goed Engels; begin nooit in het Duits. Wij bezochten een weerstandsnest in de bergen uit W.O.II, de Duitsers hebben het nooit kunnen opruimen! Ken je trouwens de geschiedenis van hun koning en zijn zoon, op de vlucht voor de Duitsers? Nadat ze zowat halverwege de uitweg naar de zee waren gekomen, draaide de oude koning terug. De Duitsers hebben hem er niet onder gekregen; hij blafte zelfs de SS-schildwachten af!
Hoe geraak je daar: rijdend over Denemarken kun je in Zuid-Zweden geraken; een hele rit! Beter is de verbinding Denemarken-Göteborg met de overzet. Deze verbinding bestaat ook vanuit Duitsland. Het is spijtig dat de verbinding Amsterdam-Kristiansand niet meer bestaat. Amsterdam is niet zover en de vakantie begon éénmaal op de boot. De chauffeur had dan de tijd om eens flink uit te slapen, (20-24 uur varen met zicht op de boorplatformen), want in Noorwegen begint het echte werk. Voor wie de bergen in wil, raad ik dan ook aan een pantserplaat onder de motor te laten aanbrengen. De Noren werken erg hard aan hun wegen, maar kunnen ze tijdens de werkzaamheden niet afsluiten! Omleidingen bestaan daar niet. Het is dus mogelijk dat je een tijdje achter een asfaltmachine rijdt om daarna nog 20 km over zware keien verder te moeten. Ook het stof op de wegen kan nefast zijn, éénmaal thuis vervang olie, oliefilter en luchtfilter en laat de stroomgenerator grondig reinigen met perslucht. (In Zweden liggen prachtige asfaltwegen, maar als je daar af bent is een Jeep heel goed)! Voor beginners is de verbinding naar Kristiansand heel leuk; wie hier binnenvaart bij goed weder; het is onvergetelijk. Ook de groene kustweg vanuit deze stad is knap. Wie het geluk heeft over de Varodbrua te rijden terwijl er een atoomonderzeeer binnenloopt vergeet het nooit meer. Wij hadden het geluk er één te zien; van op onze boot. (Van 14000 ton) Niet alleen dat de duikboot groter scheen, hij wierp een groter boeggolf en stak ons voorbij net of we stillagen.
Goed, waar waren we gebleven; de wegen! Autostrades zijn er dun gezaaid, de meeste wegen hebben wel twee rijstroken. Sommige wegen; vooral toeristische routes; zoals de Peer Gyntveien, zijn betalend: het zijn tolwegen. In het Noors “Bompenger”; dat kan zo gaan: je zet de auto opzij, neem een enveloppe uit het kastje, daar steek je de bijdrage in, neem een etiket, steek de enveloppe weer in de bus, open de slagboom en sluit hem weer achter je. Het kan ook anders; op een prachtige pas (tussen de fjorden en net onder de Hardanger) staat halverwege een kleine hut. Een meisje (zeer waarschijnlijk een jobstudente) prachtig gebouwd en in een uiterst kleine bikini, uitgerust met een tas zoals een briefdrager, kwam de tol in ontvangst nemen. Aan het meisje was duidelijk te zien dat het gebruik van melk zeer gezond is. Een chauffeur vóór mij vond dat ook, niet alleen vond hij geen woorden; hij kreeg ook zijn opengevallen mond niet dicht.
Geschreven voor iemand die in éénmaal de grote tour van Scandinavië wou doen. Het was een erg lieve juffrouw in een winkel; ik wou haar onmiddellijk laten inpakken en meenemen! Het mocht niet; ze hadden ze daar nog nodig!
(Geschreven in de jaren 70; dat betekend dat er ondertussen veel veranderd is; betere wegen enzovoort).
Acht jaar lang hebben we ons verlof daar doorgebracht! Het land is prachtig en de rust en kalmte werken verslavend. Je gaat er best heen met de auto, éénmaal zijn we met het vliegtuig daar geweest; een belevenis apart. Busreizen raad ik af; je doet niets dan in de bus zitten. Ook een mobilhome is minder geschikt; de breedte van de wegen en de hellingen maken het rijden bijzonder moeilijk. Ik heb iemand bezig gezien die een stevige bijverdienste had aan het naar omhoog slepen en naar beneden begeleiden van Caravans en Mobilhomes; hij had een rupstractor met besturing aan voor en achterzijde!
In zo’n land moet je gewoon wandelen, al is het dan beperkt. Het trappersgevoel; weet je wel! Je huurt best een vakantiewoning of camping hut. (Houten chalet van klein formaat op een camping; heel goed!) Neem eten mee; het is daar erg duur en ook enkele flessen alcohol. Na een tijdje ben je het slappe bier en het fruitsap ter plaatse grondig moe en winkels waar ze alcohol verkopen zijn raar te vinden. Verken de streek vanuit je verblijf. Zo’n vakantieverblijf kan prachtig zijn; ook als ze niet van elektriciteit zijn voorzien! In onze onhandigheid verbrandden wij onmiddellijk het kousje van de petroleumlamp, leg dat uit in de winkel! Wij produceerden echter het item voor de man van de winkel, die daarop uitriep: “ach; Alladinlampe!”. Voor mijn schoonzuster; die last had van de maag, na het zware eten onderweg, zochten wij een apotheker. Na in het Frans, Engels, Duits de klachten beschreven te hebben, verhelderde het gezicht van de man: “ Magepine”! Hij had direct een middel!
(Sommige vakantiewoningen zijn eenvoudig het summum; maar let op als je kleine kinderen hebt; spekgladde rotsen tot het water zijn niet geschikt)! Wij verbleven in een oude boerderij van 1700 en centiemen; een plaats waar je een bijl in de balken kunt slaan als je binnenkomt en je mes in muur plant om je jas aan op te hangen. Je slaapt met de voeten tegen de open haard, was je in de keuken; gaat water halen in de beek en knoeit met de open haard; een stookplaats om U tegen te zeggen. Jammer genoeg heeft men daar nu een expresweg aangelegd; ik herinner mij de tijd toen er zes auto’s voorbijkwamen op één dag en de mensen buiten stonden en zeiden dat er zulk druk verkeer was!
Eerst enkele feiten: Noorwegen is enorm groot! Ik ben maar enkele malen in Zweden geweest, maar als je dat er ook nog bijneemt ben je maanden onderweg! Dus neem de kaart en volg mij: de afstand van Oslo (dan ben je al diep in Noorwegen) tot de Noordkaap is dezelfde als de afstand Oslo naar Rome! Het is elf dagen rijden! Je kiest dus beter voor een bescheidener bestemming. ( De afstand Antwerpen-Noordkaap is +/- 3700 km). Tank ook regelmatig; het volgende tankstation kan ook 500 km verder zijn. De Noordkaap is niet zo interessant, ik ken iemand die met veel moeite daar was geraakt en het restaurant enkel op de tast kon vinden vanwege de mist. Geen foto’s dus! Een ander luisterde niet naar mijn goede raad en vertrok in Mei om verre familie te bezoeken. Nadat hij 100 km tussen sneeuwmuren van 4 m hoog had gereden is hij terug gedraaid. In de zomer is het echter prachtig, maar je moet wat geluk hebben. De fjorden zijn geweldig maar in de omgeving van Bergen regent het 360 dagen per jaar; de kinderen worden er geboren met een regenscherm in het vuistje geklemd. Het is eigenaardig maar net over de bergen in het binnenland regent het soms nooit! In Lom bv. hadden we een regenbui; je zag de druppels nauwelijks in het stof op de weg. Ik ondervroeg de boer waar wij logeerden over de neerslag. Regent het hier dan nooit: “Nei” en in de winter valt er toch sneeuw? : “fier metre”! Ze zijn niet erg spraakzaam; een goede raad; neem een paar flessen Aquavit mee! (Fles op de grond zetten en zelf schenken; als je ze op tafel zet; is ze direct leeg! Voorzie ook thee of koffie; voor de dames, maar koffie zoals daar geschonken wordt kun je niet klaarmaken), (De Noren op het platte land hebben een bijzonder stuurs opzicht, vraag beleefd wat je nodig hebt en zij zullen hemel en aarde verzetten om het te verschaffen). Als ze je uitnodigen de kerkdienst bij te wonen, doe dat dan, indien het niet tegen Uw overtuiging is, het is een bewijs dat ze je treffelijk vinden en zij “stoeffen” graag met hun gasten. De kerkdienst is zeer beheerst en zij zullen niet nalaten hun gasten te vernoemen. Zij zijn uitermate eerlijk: in Lom zag ik trekkers die hun rugzakken enz achterlieten op een verkeerseilandje; daar kan niet aan geraakt worden. In Sogndal zag ik vrouwen die na hun inkopen in de supermarkt, hun karretje achterlieten (met hun handtas) en op de eerste verdieping iets gingen gebruiken. Er zal niets worden gestolen; wie iets steelt zal worden verzopen in het dichtstbijzijnde water; +/- 50 meter! (Ik spreek over het platteland; niet over de grote steden! Ooit zag ik een postbus langs de weg; een open houten bak, daar lagen 15000 Kronen in; een baksteen belette dat ze zouden wegwaaien!)
In de kazerne hadden we dat niet. We hingen af van de goodwill van het gemeentelijk zwembad. Eens terug in de kazerne en met zeer warme dagen in het vooruitzicht liet men na enige studie één van de vier enorme kolenbunkers uitschrobben en de inrit afsluiten. Het was echter onbegonnen werk; de zwemmers kwamen eruit zwart als negers. Het voorstel om er dan maar een ijspiste van te maken in de winter viel niet in goede aarde.
In “Vogelsang” echter, was voor de rest alles “Spartaans”, of beter “Teutoons” ingericht. Enorme slaapzalen, gangen en trapzalen in natuursteen en beton. In de duistere gangen hingen flambouwen in smeedijzer en door ronde openingen in de muren kon men het landschap bewonderen. Bij slecht weer viel dat erg tegen, van vensterglas was hier geen sprake en de wind huilde soms in de gangen. Onder de gewelven weerklonken de voetstappen, zoals in de oude burchten, maar dan in een grotere dimensie. Het kamp had vroeger deel uitgemaakt van het project “Lebensborn”; m.a.w. hier werden de zuiversten en sterksten van het ras bijeengebracht en kinderen verwekt. Het kamp heeft vanuit de lucht gezien de vorm van een adelaar, ter hoogte van de bek is er een gebouw in de vorm van een hakenkruis. Hier werden de bevallingen gedaan. Een van de meer begaafden onder ons, riep, staande in een halfdonkere traphal, die de gangen van twee blokken met elkaar verbond, de sfeer van vroeger terug op. “Stel U voor”: zei hij, “Links van ons in de blok die we juist verlaten hebben, staat een peloton Arische krijgers, naakt op hun zwarte laarzen na. Rechts van ons, in de volgende blok staat een peloton echte Duitse Mädels, ook naakt en op blote voeten. (Het vervolg laat zich raden). Voor het peloton van de krijgers; “RECHTS, RECHTS! VOORWAARTS MARS!” Hij sprak nu met een commandostem en imiteerde de drillbevelen perfect. De stem weergalmde in de ruimte en maakte de spookachtige sfeer nog sterker. “Voor het peloton van de meisjes is het dan: LINKS, LINKS! VOORWAARTS MARS! Hoor nu het geluid van de voetstappen, hier het dreunen van de zware laarzen en daar het zachte plets, plets, plets van de vrouwenvoeten.” Op dat ogenblik dreunde er een aantal manschappen boven onze hoofden voorbij! Dit gaf nog meer sfeer aan zijn verhaal en onze verbeelding voegde er het plets, plets aan toe. “Wanneer de pelotons elkaar ontmoeten op deze plaats, luidden de bevelen voor beide pelotons; PELOTON, HALT! En LINKS, LINKS! Beide pelotons staan nu tegenover elkaar” Hier zakte zijn stem tot een gefluister om tenslotte een crescendo te bereiken in de uitroep: “En nu maar vogelen!” Een officier, van een andere eenheid, die de trap opkwam, bekeek hem met argwanende blik, tenslotte besluitend dat hij de laatste woorden verkeerd moest hebben verstaan, ging hij verder. Je moet werkelijk dat ogenblik beleefd hebben om de gevolgen te kunnen schatten. Verscheidene lachsalvo’s later, liepen bij de meesten de tranen uit de ogen van het lachen, anderen hadden moeite om hun water in te houden.
De Spartaanse inrichting had ook nadelen, de douchezaal in de kelder, met open deur, leek wel een ijskelder. Laat op de avond besloot ik me te verfrissen en daalde af in de spelonken. Na enig zoeken vond ik de lichtschakelaar en stond in een zaal ter grootte van de stadsfeestzaal. Eerst dacht ik dat de douche (zonder warm water) sneeuwvlokken zou produceren, maar wat later kwam er inderdaad ijskoud water uit. Iets later kwam er nog iemand binnen, maar die besloot wijselijk zich te beperken tot een van de ronde wasbakken in het midden van de zaal. Verfrissen was een verkeerd woord, ik was gewoon versteven! In de kazerne hadden we het beter; de douchezaal voor een heel peloton, was recht over onze kamer. Af en toe joegen we daar ons peloton binnen. Terwijl mijn collega de orde handhaafde, regelde ik de watertemperatuur. Twee enorme kranen, één voor koud, de ander voor warm. Omdat alle douchekoppen op één enkele leiding stonden, zag je dan de mannen die dichtbij stonden onder het hete water wegspringen, terwijl verderop eerst nog een aarzelende hand werd uitgestoken, om te voelen of het water al warm was. Wijzelf mochten van de baden gebruik maken, maar die waren zo oud en vuil, dat ik liever in de douchezaal ging. Het voorste stuk van de zaal diende als kleedkamer, van kapstokken had nog niemand gehoord. Bij zeer slechte weersomstandigheden, mochten we ze gebruiken om “sportieve vrijetijdsbesteding” te doen. Ik geraakte nooit verder dan wat opdrukoefeningen en buikspieroefeningen, maar er waren er ander. Bij de verkenners zat er een expert in Karate, die graag eens een demonstratie gaf. Toen hij begon te trainen voor het een of ander kampioenschap, gaf hij eens een Kata ten beste, zo indrukwekkend en sierlijk dat je er kippenvel van kreeg. Als slot sloeg hij een tegel uit de muur, heel het blok heeft toen verklaard dat ze niet wisten hoe dat zo gekomen was. Iedereen vond het jammer dat we geen mat hadden, maar de expert vond de stenen vloer ook heel goed. En het zag er niet naar uit dat hij pijn had wanneer hij viel.
Serie bewegingen, die alles omvatten, wat de kandidaat op zijn niveau moet kunnen. Ze moeten absoluut binnen de afmetingen blijven en de punten worden gegeven op precisie en sierlijkheid. Voor de toeschouwer lijkt het op een dans.
Slechte weersomstandigheden doen me aan iets anders denken. Bij onze aankomst in de kazerne hadden we al tegen elkaar gezegd, bij het zicht van de dubbele ramen; “het zal hier wel koud zijn in de winter!” Onze kamer lag hoger dan het gelijkvloers, ik geloof dat men dat een schoonverdiep noemt, in het souterrain waren de magazijnen en leslokalen. Toen het werkelijk hard gesneeuwd had en ‘s morgens de zon opging, merkten we dat de sneeuw tot aan de vensterbank kwam. Onze kamer gaf uit op het oosten en de zon op de sneeuw was prachtig. Mijn vriend was in alle staten, hij vond het geweldig, tenslotte opende hij het venster en sprong in de sneeuw. Dat had hij niet moeten doen, hij zakte dieper en dieper en verdween tenslotte bijna geheel. We hebben hem moeten redden met een ladder, ik moest zijn mannen daarvoor uit bed halen en tenslotte met vereende krachten hebben wij hem “gered”. Toen we later buitenkwamen merkten we dat de sneeuw niet overal zo hoog lag, maar meestal lag er toch een dikke meter. Spoedig was die platgetrapt en platgereden. Toen begon het stevig te vriezen. De ongelijke korsten ijs maakten elke verplaatsing levensgevaarlijk. Op een keer deden we een verkenning met een jeep, de wagen slipte op een kruispunt, schoof tientallen meter ronddraaiend verder en stopte met de neus in het wegeltje dat we hadden willen inslaan. “Dat kan ik geen twee keer!”: zei de chauffeur, schakelde 4X4 en veldvitesse in en reed de wegel op. Een andere keer kregen we een voorproefje van het snel wijzigende weer in dat gebied; na een oefening met de tanks en onze infanterie, kreeg ik de opdracht, met een jeep de colonne naar de kazerne te leiden. In de vooravond vertrokken we, maar eenmaal op de baan, werd de mist zo dik dat men moest raden waar men was. Ik zat naast de chauffeur, had de deur van de Jeep opengetrapt met mijn voet en lette op rand van de rijbaan, die ik nog nauwelijks kon zien. Rechts van ons vermoedde ik de colonnes van de andere eenheden, die stonden aan te schuiven om ons te volgen. Je kon de motoren horen draaien. Plots zag ik, even vooruit kijkend, geen veertig centimeter voor me, het enorme trekwiel van Sherman-depanneuse. De bestuurder zag evenveel als ik en had besloten traag de weg op te rijden. Vliegensvlug trok ik het hoofd én de voet in. Het scheelde geen haartje. Daarna reden we toeterend verder.
Nadat het eens gedooid had, hernam de vorst. Op het oefenterrein liepen nu diepe sporen van banden en rupsen, die waren zo hard als beton. Een grote vrachtwagen stopte aan de rand van het terrein. “Daar durf ik niet in”: zei de chauffeur. Ik verzekerde hem dat het wel ging, nam het stuur over en reed traag over de moeilijke plek. Achterin hoorde ik het vallen en rammelen van kisten. Toen waren we de moeilijke plek voorbij. Ik vroeg hem wat hij geladen had. Mortierbommen was het antwoord. Dat had hij wel eerder kunnen zeggen; die dingen zijn zeer gevoelig voor schokken. Als ik dat geweten had...!
De grond was werkelijk steenhard. Om ons stuk in te graven, hakten we een kwartier lang met houwelen, om vast te stellen dat we nog maar de diepte hadden van een soepbord. Enkel springstof kon helpen. In Duitsland waren ze echter maar karig met de springstof. Zo kon ik later mijn hart ophalen in Brasschaat tijdens de Cursus “Boem”. We bliezen een spoorwegrail op met 2 maal 300 gram. (De helft is ruim voldoende). Van achter onze beschutting zagen we ze recht de lucht ingaan, we hebben ze nooit teruggevonden. We bliezen van alles op. Ook legden we eens een lading in de gangen van een fort; 15 kg was hier het maximum, het werd 17 kg! Jongens; dat geeft een patat!
Ook met granaten speelden we graag, maar toen ik eens een “schrapnel” hoorde fluiten en daarna een gat bemerkte in de pijp van mijn wijde linnen broek werd ik toch ongerust en was de lol eraf. Eén maal ontsnapte ik aan de dood, toen een klungel zijn granaat liet vallen, nadat de veiligheidspin was verwijderd. De granaat rolde onder de houten vlonder waar wij op stonden. Een uiterst snelle reactie van de wakkere officier redde het leven van de klungel. Hij greep hem om het middel en dook de rechter betonnen gang in. Ik vond dat ik dan ook niet moest blijven staan en dook in de linker. Later vond ik nog stukjes metaal en houtsplinters in mijn schoenzolen. Later ontsnapte ik aan een aanval op mijn edele delen, toen iemand een fosforgranaat wierp, die vrij hoog tussen mijn benen terechtkwam. Dat is warm!
Ik heb ook eens een fantast het leven gered. Deze vatte het bevel; “je kijk eerst waar je granaat terechtkomt, pas dan duik je weg!”, te letterlijk op. Hij gaf de granaat een enorme “zwierzwaai”, ze viel net achter het “muurtje”, nog geen 40 cm verder. Hij boog zich met overgave over de muur, om te zien waar ze gevallen was. Ik had hem net te “stekken” voor zijn hoofd eraf geblazen werd. Later kun je lachen met zulke dingen, maar op dat ogenblik had ik veel lust om hem neer te slaan.
Dat heb ik ooit eens gedaan; we waren onze “Full-Track” vol aan het tanken. Er gaat zo’n 800 liter super benzine in. De ledige “jerry-cans” (40) staan dan geopend achter het voertuig. Zo’n 10 voertuigen stonden naast elkaar te tanken. De benzinedamp was verstikkend. Iemand kwam een praatje maken met een brandende sigaar tussen de lippen. Ik heb hem met één slag gevloerd en de sigaar gedoofd. Ik was zo vreselijk kwaad dat het een week geduurd heeft voor de man zijn verontschuldigingen durfde aanbieden. Dat was in de kantine en mijn mannen boden ons onmiddellijk een pint aan om de sfeer “gemoedelijk” te houden.
Aan alle dingen komt een eind, ook aan de legerdienst. We vertrokken in de nacht. Het leidende figuur bij de verkenners, iemand uit Turnhout, was al drie dagen aan het fuiven. Op het beslissende ogenblik zette hij zijn bagage neer en verklaarde te willen blijven, hij vond het daar gezellig. Ondanks zijn protesten, hebben we hem mee ingeladen.
Mijn vader was zo verstandig mij te komen afhalen aan de trein. We hebben dan nog een pint gedronken in de beroemde statiestraat. Hij dronk mee, wat ik hem nog nooit heb zien doen. Zo geraakte ik toch heelhuids thuis.
Toch hield ik er wat aan over: het zware luik van een “AMX” sneed me twee vingertoppen af; ze hebben ze er terug aangezet in het Mil. Hosp! Enkele jaren later sneed een schot mijn rechterhand af; terug naar het hospitaal en alles werd er terug aangezet. Ik blijf wel invalide natuurlijk!
Uit de tijd van de Militaire-Troep-Soldaten. Het Prille begin.
DIENSTPLICHT.
Daar stonden we dan op het grote plein van de school voor onderofficieren in Arlon
(Kazerne Callemeyn).
Allemaal burgerjongetjes. Opgesteld in rijen, wachten we af. De eerste vraag die gesteld werd was: “wie is er hier sportief aangelegd!” Nu dat was ik niet, ik hield me dus stil. De sportieven werden ingedeeld in twee pelotons: dat werden de “verkenners”. Daarna werden er vrijwilligers gevraagd voor allerhande Jobs; “wie kan er goed met de schrijfmachine overweg?”; die mochten onmiddellijk de WC’s gaan kuisen. Mijn vader had me op het hart gedrukt me nooit vrijwillig op te geven, zodat ik daar ook aan ontsnapte. Tenslotte bleven we nog maar met een paar achter. Een gezette 1° sergeant monsterde ons met kennersblik; we werden ingedeeld bij de zware mortieren. Het begin was niet zo zwaar, alhoewel de oefeningen almaar zwaarder werden. Wat erg tegenviel was de verzameling, het appel en de vlaggengroet ‘s morgens. Verplicht in onderhemd en korte broek op turnpantoffels. Bij vriestemperatuur, soms in de sneeuwjacht was het bibberen geblazen. Er was ook een Afrikaanse Compagnie; die stond apart opgesteld. Verschillende negers heb ik gezien, wiens kleur na een tijdje bij het blauw- grijze aanleunde.
Iets na ons kwam er een nieuwe lichting Afrikanen binnen; zo uit het bos geplukt. Zoals bij ons hadden ze een “Dag leerling”; elke dag een andere, wiens taak het was de appéls te doen, controles uit te voeren en in het algemeen boodschappen te doen of de verplaatsingen te voet te leiden. Ze hadden hen op het hart gedrukt dat de dag leerling onmiddellijk moest reageren op de omroep en zich dan voor het wachtlokaal moest melden; gelijk wat hij op dat ogenblik uitvoerde. Zo kwam het dat wanneer het door de luidsprekers klonk: “Compagnie Africaine, élève du jour!”, de dag leerling stram in de houding stond voor het wachtlokaal, slechts gekleed in zeepschuim: hij nam net een douche!
Aan tafel hebben we heel wat afgelachen met die mannen. Het waren tafels van zes man en de potten werden aan tafel gebracht. Zo at de eerste de soep uit, de tweede de aardappelen, de derde was erg nijdig want hij kreeg alleen een sauskommetje, de vierde was gelukkig, want die kreeg het vlees. Ik heb hen ook eens mosselen zien eten met schelp en al! Lang hebben ze dat niet volgehouden.
Het eten was echter maar zozo. Dat kwam gedeeltelijk daardoor, dat het in grote ketels naar de eetzalen werd gebracht; de keuken was beneden in de kelder. Hoewel we de ketels “Bidons” regelmatig met kokend sodawater uitspoelden, stonken ze! Ik had eens keukenkarwei en moest het eten naar binnen dragen en uitscheppen. Ik deed de soepketel open en de stank sloeg me in het gezicht. Vlug schoof ik op naar de aardappelen, dat kon toch niet zo erg zijn! Maar het was niet veel minder; op het randje van overgeven heb ik het geklaard. Het was me onmogelijk die dag nog aan eten te denken. De “Bidons” volgden een systeem van afwisseling: die uit het oefenterrein kwamen werden extra onder handen genomen. De compagnie “Militaire Politie” echter; lapten dit karwei aan hun laars. Het gevolg was dat je maar op het lesrooster hoefde te kijken om te weten wanneer je zware diarree ging krijgen. Op een keer was het weer zover. Om twee uur ‘s nachts kon ik het niet houden. De lange gang door, drie verdiepingen naar beneden, de Wc’s waren in de kelder. Daar hangende: “Frans model”, hoor ik een deur slaan ver boven mij. Een gestommel op de trap, het openen van de deur naast mij. Op het ogenblik dat de deur in het slot viel, begon het donderen. Was hij te laat of had hij helemaal geen broek aan?
In onze schaarse vrije uren, de eerste tijd was er van verlof geen sprake, hielden we ons meestal onledig met naar de negers te kijken. Die kregen een echte snelcursus; sommigen hadden reeds een zilveren ster, maar hadden de tijd niet gehad de strepen op hun mouw te verwijderen.
Ze liepen er echter niet altijd bij als clowns! Ze hadden een voor die tijd heel ruime (dubbele) wedde die ze vooral spendeerden aan kledij en aan dames, die meer laten zien dan normaal. Zondags liepen ze rond in echte maatpakken, vooral veel zijde, dure hoeden en handschoenen. Ze paradeerden en verzamelden onder ons venster zodat we goed konden observeren. Kwamen ze een onbekende tegen, werd de hele show opgevoerd: de handschoen van de rechterhand werd verwijderd en in de linker genomen, met die hand werd de hoed afgenomen, een kleine hoofdknik, de rechterhand uitgestoken. “Goeden dag, Mijnheer, uit welk deel van het land bent U afkomstig?” Soms, (de militaire leiding hield de stammen bij elkaar), kwamen ze tot de vaststelling dat ze praktisch buren waren. Dan kwetterden ze voort in hun bos-taaltje, uitgelaten als kleine kinderen. Tijdens de week, in de kamer in de blok tegenover ons en één verdiep lager, was het elke avond show. Na het avondmaal kwamen ze binnen, stelden de bedden rechtop tegen de muur, zodat ze meer plaats hadden en ontkleden zich tot op een kort broekje. Een radio of zoiets, in ieder geval een voor die tijd zeer geavanceerd apparaat, werd op een kast geplaatst. De volumeknop op maximum. Op twee rijen begonnen ze te dansen en te zingen. Dat duurde tot 22.00 Hr: “het doven van vuren en lichten”. Ze deden het heel goed, maar op den duur was het eentonig!
Ondertussen werden we vol gestampt met theorie, leerden alles over de wapens, de radio’s en kregen vooral veel lichaamsoefeningen, vechttechnieken en lange marsen te verwerken. Door de radio oefening leerden we de weg van Toernich naar Udange kennen waar zogezegd een Full-Track in panne stond. We studeerden het liedje van de anciens in: “we zijn naar Buzenol geweest, naar Buze, Buzenol!” Ik ben er inderdaad geweest: vier mesthopen, vier boerderijen en een kapel! Zo leerden we onder meer het overschrijden van prikkeldraad “met behulp van het wapen”. Dat kwam goed van pas; want tijdens een mars, kortten we de weg af door een weide. Er stond een stier in die weide van het formaat “locomotief” en hij chargeerde. Wij overschreden de prikkeldraad “met behulp van het wapen” op een wijze die niemand ons zou hebben verbeterd.
Daarna begonnen de schietoefeningen, eerst met de lichte wapens en dan met de zwaardere. Bij de afdeling mortieren oefenden we het schieten eerst in de klas, met behulp van een soort kruisboog; die op het wapen bevestigt, pijltjes afschoot. Die waren geladen met “pistonnekes”; zodat de kruitdamp niet uit de lucht was. Toen werd het tijd voor het echte werk. Op het oefenterrein werd een 60 mm mortier opgesteld. Ik was de eerste die mocht beginnen. Onze onderrichter had het doel aangegeven; een oud karkas van een tank verderop in het veld. Ik controleerde de juiste opstelling van de mortier, vergeleek mijn geschatte afstand met deze op de kaart en stelde mijn bevel samen op basis van de methode op zicht van doel. De onderrichter kwam kijken. “Zo, de afstand is 1000 meter; let nu even op!” Hij stak een natte vinger in de lucht: “We hebben de wind tegen, enigszins schuin, een lichte motregen en laaghangende bewolking, maak er 1200 meter van en 3 toeren aan de richtingskruk naar rechts.” Ik verbeterde het bevel en bom vertrok. Ze viel door luik van de tank en explodeerde binnen. Dat was een perfect schot! Hij was er zelf zeer tevreden over en vertrouwde me toe dat het hem éénmaal gelukt was in de schouw van een huis binnen te schieten, maar dat zulke dingen zeldzaam waren.
Daarna ging de oefening vlot verder. Toen hadden we een bom die niet wilde vertrekken. Het ontladen van het wapen is dan een zeer gevaarlijk karwei. Dit lukte ook en de bom werd op veilige afstand in een put neergelegd. Een ontmijner kwam ter plaatse met het air van iemand die zulke dingen om de haverklap doet. Hij plaatste alvast 100 gr TNT naast de bom, sneed de lont op lengte en beet met de tanden de knalkoker vast op de lont. Het tuig ontplofte in zijn mond. Hij had geen wangen meer en zijn kin hing op zijn borst. Onze lessen over springstof stonden nu voor altijd in onze geest gegrift.
Stilaan werden we zeer bedreven; echte specialisten. Ook de mannen van het 90 mm canon, die gedeeltelijk op onze kamer sliepen maakten grote vorderingen. Het waren allemaal speelvogels en ze vermaakten zich meestal door met het afvuurmechanisme de slagpin dwars door de eiken deur van het lokaal te schieten. We kregen ook verschillende initiaties met de pantservoertuigen, zo konden we regelmatig gebruik maken van een “Half-track”, (vooraan wielen en achteraan rupsen) maar het tuig viel meermalen stil op het ogenblik dat we de kazerne uitreden. We gingen dan naar Stockem voor het echte werk, met de “Full Track” M75. Het begon slecht: we stonden te kijken naar de chauffeurs die hun voertuig gereinigd hadden. Eén voor één reden ze hun voertuig in de garage. De laatste remde vrij bruusk voor zijn parkeerplaats. Het luik van zijn mangat draaide naar voor, sneed zijn hoofd af en viel op zijn plaats. We mochten niet gaan kijken. We waren bijna op het eind van de cursus en er werd gesproken van grote marsen en oefeningen.
Toen werd het 1 April. Om 1 uur ‘s ochtends werden we uit het bed gezet. “Klaarmaken met bepakking; eten staat klaar in de refter”. Velen van ons hadden het zwaar vermoeden dat dit één of andere misselijke aprilgrap was! Ik besloot echter dat indien er echt eten klaarstond; het wel menens zou zijn en ging kijken. Het was er nog donker, er was nog geen personeel. Ik stak het licht aan in de refter. Van alle tafels leek het of een donker bruin laken werd weggetrokken; duizenden en nog eens duizenden kakkerlakken vluchtten voor het licht. Achteraan stonden de tafels met boterhammen klaar. In zulk geval moet je niet nauw kijken, ik voorzag me ruimschoots. Daarna kwamen er al enige jongens binnen, sommigen nog in pyjama. Ik haastte me om de anderen in te lichten. We vertrokken voor een mars van 42 Km, voor ons was het verder (+ 50 km), want onze nieuwe pelotonscommandant liep tweemaal verkeerd, hij kon nauwelijks kaartlezen. Een zware tocht, maar in de late namiddag werden we, de hele school marcheerde nu te samen, feestelijk onthaald in Arlon. Er stond veel volk te kijken en fanfares marcheerden voor ons uit of stonden opgesteld aan de monumenten. Er zou ook een “drink” worden gegeven in de kantine. We kropen ongeveer de trap op naar de kamer en mochten ons trainingspak aantrekken. Zere voeten; het kon ons niet schelen en diegenen die pijnlijke benen hadden schoven de trap terug af, naar de kantine. Ik hield er een beschadigde achillespees aan over.
Veertien dagen later was het weer zover; een tocht van drie dagen en weg waren we. Het was een overlevingstocht in de stijl van: “trek Uw plan”. Toen zag ik ‘s nachts een neger die tegen een boom geleund stond met een linnen waskom op het hoofd. (Dat was de afspraak: een linnen waskom op het hoofd betekende opgave; je werd terug soldaat). Hij stond te foeteren dat het geen werk was; in zulk koud en vochtig land gestuurd worden en zo hard behandeld worden. In het maanlicht lichtte de waskom op zodat hij eruit zag als een vuurtoren in het bos. Een volkomen belachelijk zicht. Onderweg werd ons peloton echter teruggefloten. Men had vergeten dat wij nog één schietoefening moesten doen. Wij hadden inderdaad nog niet met de zware mortieren geschoten; ons hoofdvak.
Zo kwam het dat ik als eerste het kamp van Elzenborn binnenreed. Ik moest de munitie en de doelwitten gaan bestellen. Het was 15 April, mijn verjaardag en de sneeuw aan het depot, lag nog manshoog. Tijdens de oefeningen hadden we het slechtste weer dat ik ooit gezien heb. Maar toch; de ellendige barakken gaven ons een beetje comfort. Ik leerde er hoe ge een natte kachel moet laten branden met behulp van een stuwlading van een bom. De kolossale kachel spuwde een vlam van vier meter en ging bijna een meter de lucht in. Daarna brandde hij behoorlijk. Zo konden we onze natte kleren drogen. Na de oefening werden de wapens vliegensvlug gereinigd en zaten we weer in de camions op weg naar Hotton. Op de weide bij de rivier was het verzamelen geblazen.
Langzaam, vermoeid, beslijkt, vormden de mannen van de overlevingstocht hun rangen. Wij stonden er zo fris als een hoentje bij, met propere kleren. We kregen er onze strepen van een hoge piet. Deze zei onder meer dat ons peloton elitesoldaten waren, zo gunstig staken we af tegen de bende uitgeputte en vuile kerels naast ons. We hebben hem in zijn wijsheid gelaten.
En nog wat later zaten we in de trein naar Duitsland, via Luik waar we in het stationsbuffet onze buik vol sloegen met friet en Luiks stoofvlees en salade, kwestie van zeker geen honger te lijden. Midden in de nacht kwamen we aan in Soest.
We werden er echter goed ontvangen in het 5° Linie Bataljon. Men deelde ons echter direct mede, dat we alles opnieuw zouden moeten leren. Het ging er daar heel anders toe dan op de school, zeiden ze. Ook dat bleek nogal mee te vallen. Maar we hadden nog zes maanden voor de boeg!
“DE KOLONEL”
In die tijd was ik gelegerd in Duitsland; in Soest. In het Bataljon gingen veel verhalen over de “Kolonel”, te veel zelfs om alles te onthouden. Het was dan ook een “figuur”. Meestal liet hij zich vergezellen, naar Engelse gewoonte, door de Corps Sergeant-Major (CSM), dat was ook nodig, want hij was Franstalig en het weinige Vlaams dat over zijn lippen kwam, was bepaald lachwekkend. Zo stonden wij elke morgen opgesteld voor de groet aan de vlag op het drassige paradeplein. De Kolonel, voor de gelegenheid in gevechtskledij, anders droeg hij dat nooit, groette de vlag, daarna ons; op zeer beleefde en militaire wijze en tenslotte de BV’s 1; die stonden apart opgesteld. Bij deze laatste beweging viel hij steeds om. De schuld lag bij hem; hij vond het niet nodig de zware “Combat-shoes” te dragen en hield zijn lage dure schoenen aan. De tijd om het appel te maken en het op te dreunen liet hem in het zachte terrein zover wegzinken dat hij geen draai meer kon maken. Het zou niet mooi zijn moest ik sterke verhalen vertellen enkel “van horen zeggen”; zodat ik zal beginnen met de verhalen die ik zelf meemaakte. Er was die keer in het zwembad; toen een gespierde jongen zijn corpus liet bewonderen aan de rand van het bad. De Kolonel sprak hem aan: “Wel, vriend heb kei al gezwemd?” Enigszins beduusd antwoordde de militair: “Nee, Kolonel, ik heb nog niet gezwommen.” “Wel, zwom dan!” zei de kolonel en schreed verder. Er was die andere keer in het zwembad, toen we op een andere dag gingen dan gewoonlijk. Die namiddag werd er aan “naakt zwemmen” gedaan. Wij hadden geen bezwaar en gingen te water. Natuurlijk verscheen onze overste om controle te doen. Na enige tijd met veldheersblik de situatie bekeken te hebben, richtte hij zich tot de CSM: “Maar al dees mens zijn bloot?”; waarop de CSM antwoordde: “Ja, Kolonel, dit is hier de gewoonte op donderdag!” Na een diepe frons, gaf de Kolonel ten beste: “Mais c’est curieux, ik kom te voet van huis en ik heb niks kezien!”. (Dit is authentiek; ik stond een meter achter hem!)
1 Beroepsvrijwilligers; kortom de beroepssoldaten.
Soms deden wij grondige en verstrekkende oefeningen, zoals een “potten mars”. Dit is een voetmars van de ene kaartcoördinaat naar de andere, soms over afstanden van twintig kilometer en meer. Ik heb altijd gevonden dat men maar respect afdwingt door aan de oefeningen en ontberingen deel te nemen. Ik liep dus mee met de mannen, liet buiten het zicht van de leiding de inwendige mens versterken en hield de uitspattingen en ook de afgelegde weg binnen de perken. Daar ik controles vermoedde vond ik ook nog de tijd om wat kaartlezen te onderwijzen.
Ik nam gewoon de domste van het gezelschap en lei hem uit waar we nu precies waren. “Ziet ge hier op de kaart deze weg; aan beide zijden zijn hier tralies getekend; dit betekent dat de weg is uitgesneden in het terrein, het is een holle weg of met andere woorden aan weerszijde van de weg zijn bermen.” Mijn woorden waren nog niet koud of een Jeep naderde ons met grote snelheid. Ik stelde mijn mannen op en stelde mij voor aan de Kolonel en de CSM. De Kolonel nam natuurlijk de domste om zijn vraag te stellen. “Waar bevindt kei U?” Ik had mijn kaart ter beschikking gesteld en de domste van het gezelschap lei zijn dikke vinger precies op de juiste plaats en zei: “Hier Kolonel en dat kunt ge duidelijk zien aan de tralies die ze op de kaart hebben getekend, dat zijn de bermen langs de weg.” “Heel goed!”. “En hoe oriënteer kei Uwe kaart?” Deze laatste vraag was net iets te ingewikkeld voor onze brave milicien, hij bleef het antwoord schuldig. De Kolonel moet echter gedacht hebben dat de milicien een beetje verlegen was in zulk hoog gezelschap en daarom niet uit zijn woorden kon komen. “Het is goed!” : zei hij en richtte zich tot mij: “Sergeant, kei moet wijs de man de Cardinale richtingen!” “De windstreken, Kolonel”: zei de CSM in de hoop wat duidelijkheid in de zaak te brengen. De Kolonel bekeek hem echter van kop tot teen met een bijzonder vuile blik. Hij vermoedde achter het gezegde van de CSM een zeer onbehoorlijk woord. “De Cardinale richtingen” herhaalde hij nogmaals. “Eh bien, salut” en weg waren ze! Wij lagen allemaal in de berm met lachstuipen!
Voor het volgende verhaal moet je een beetje het militaire jargon kennen. Een “CATI” is een Canon Anti-Tank d’infanterie; een kanon, geheel open gemonteerd op een kleine rupswagen. Een “verplichte doorgang” is een stuk van het terrein dat door de vijand moet gebruikt worden om het doel te bereiken. Meestal is het een doorwaadbare plaats in een rivier of moeras of een weg tussen de rotsen. Camouflage 2 is uiterst belangrijk, want de vijand, ook niet van gisteren, beseft natuurlijk dat zulk een plaats verdedigd zal worden en zoekt er zich door te vechten door voorbereidend vuur. Nu moet je weten dat wij echte cracks geworden waren in deze moeilijke kunst van onzichtbaar worden. Zo hadden wij ons opgesteld op een heuvel, doorsneden door diepe geulen, die een doorgang domineerde. Onze geliefde leider verscheen, beende ogenblikkelijk naar de eerste dwarsgeul en bleef daar staan roepen; “Waar is de man van de CATI!” De stukoverste, een sergeant, verscheen. “Waar is de CATI? Weet kei niet de ideaal plaats? Hier is de ideaal plaats! Hier kunt kei de hele zoon bestrijk!” Het ging zo maar door en hij steeg almaar in toonhoogte. Tenslotte brulde hij: “Waar is de CATI!” en viel stil. De sergeant die de hele tijd in de houding had gewacht keek over de schouder van de Kolonel en zei doodkalm; “U staat er 15 cm vandaan, Kolonel”. De ander draaide zich langzaam om; de zware loop van het canon wees recht op zijn buik. Onder het camouflagenet hoorde men het lachen van de stukbemanning. Incident gesloten.
2De kleurlinge had mooie vormen, maar de
schittering van haar achterplan, stelde alles in de
schaduw. Kleur, vorm, schittering, achtergrond, schaduw; alles moet in overeenstemming zijn met het terrein! Pas deze principes toe en je bent onzichtbaar voor de vijand!
Het volgende stukje is van horen zeggen; maar het zou mij niet verwonderen indien het “natuurgetrouw” was. Ook hier enkele inlichtingen: een “MI” is een zwaar machinegeweer, een zone is het te bestrijken gebied. Om ook in het duister te kunnen schieten, slaat men een paaltje aan weerszijden van de loop, zodat het draaien beperkt is. Het volgende stukje is van horen zeggen; maar het zou mij niet verwonderen indien het “natuurgetrouw” was.
Op het ogenblik dat de infanterie zich klaarmaakte om stelling te nemen aan een bosrand, verscheen de alziende weer. Hij schoot een milicien aan: “Kei gaat naar bos, kei heb een mie, kei krijg een zoon, wat doet kei?” De ander was met stomheid geslagen. “Kei weet niet, het is eenvoudig, kei gaat naar bos, kei graaf een put, kei ziet of kei de zoon kunt krijg, kunt kei de zoon krijg, kei piketteer de mie aan de sweerskant!” De Kolonel zweeg triomfantelijk en liet de totaal verdwaasde milicien achter met een “Doe verder”.
“OEFENINGEN EN KAMPLEVEN”
Er zijn echter ook andere “militaire” geschiedenissen waar bij de kolonel geen rol speelt. Dat we goed waren in camouflage heb ik reeds gezegd, maar dit heeft mij ook parten gespeeld. We waren eens op een zeer geaccidenteerd terrein vol met geulen en bosjes. Het was een afwachtende stelling. De mannen waren loom door de warmte en waren moeilijk “in gang te krijgen”. Tenslotte moest ik een beetje dreigen. Ik wilde ons voertuig, een gepantserd voertuig op rupsen van 20 ton gecamoufleerd hebben, ik wilde dat ik het niet meer zag als ik terugkwam. Ik vertrok naar de “briefing” en toen ik terugkwam heb ik het niet meer gevonden!
Mijn chauffeur die dat tuig bestuurde was ook een speciale. Je moest hem een beetje gewoon zijn want hij had het uiterlijk van een Neanderthaler. Het lage voorhoofd, de uitgesproken kin, de zware haargroei en het feit dat hij gemakkelijk met zijn handen zijn knieën kon omvatten; zonder zich te bukken, maakten hem een buitenbeentje. Tijdens een oefening op zeer moeilijk terrein, worstelden vier van mijn mannen met de basisplaat van ons wapen. De ronde schijf met scherpe uitsteeksels woog 114 kilo! De chauffeur klom achter zijn stuur vandaan, bekeek de situatie, greep de plaat en droeg ze met uitgestrekte armen. Hij vroeg me: “Waar moet ze liggen?”
Hij was ook de kalmte in persoon. Toen het bataljon zich gereed maakte voor het vertrek, men moet dat niet licht opvatten, zelfs de persoonlijke spullen zijn ingepakt en van het materiaal blijft er niets achter, hadden wij ons de hele namiddag en avond ingespannen om de voertuigen te laden. De chauffeur hoefde daaraan niet mee te doen, hij moest rusten. Toen midden in de nacht het vertreksein gegeven werd, ging ik de mannen wakker maken. Zuchtend en morrend sleurden ze hun bagage en wapens naar het voertuig. Toen ging ik terug om onze vriend wakker te maken. Hij sliep nog, in pyjama, hij bekeek me lodderig, sleurde de kast open, waardoor zijn gevechtskledij boven op hem viel en begon een knoop aan te naaien. Ik verliet hem in de hoop dat het beetje zou vooruitgaan en begaf me naar het voertuig. De mannen hadden hun bagage op de bodem uitgespreid en lagen reeds half onder zeil. Ik testte de radio en installeerde mezelf in de koepel met tentzeil en deken tegen de koude. Toen de eerste voertuigen de poort uitdraaiden, verscheen onze vriend, mikte zijn bagage in zijn persoonlijk gat, klom erin en drukte op de startknop. De zware motor sloeg onmiddellijk aan. Toen had ik het door; hij had natuurlijk in de vooravond het ding laten warmdraaien. Ik had het toch maar getroffen met mijn mannen.
Iets later in de nacht reden we door een dorpje, de hele colonne met een snelheid van +/- 60 km/hr. Een waarschijnlijk dronken Duitser vond het nodig zijn voorrang van rechts te nemen, het mag niet; een colonne mag je niet breken! Mijn chauffeur stuurde behendig naar links op het voetpad. Men had net de vuilbakken buitengezet, wat wij achterlieten waren fonoplaten. Hij kon ook goed eten.
De specialiteit van het bataljon was mosselen met friet. Per tafel (zes man) kreeg men een overgrote ketel met mosselen. De teljoren, van het formaat grote onderlegger, werden gevuld met een berg friet. Hiervan kon men steeds bij krijgen. Ik was “van week” en dat betekende dat ik ook toezicht moest uitoefenen in de refter. Toen ik onze vriend voor de vierde maal zag langskomen met een berg friet, vroeg ik lachend: “Overdrijf je nu niet?”. Hij antwoordde grijnzend: “ja, eigenlijk wel” schoof aan tafel, overgoot de berg met mayonaise en schranste verder. Drinken kon hij ook. Op Zondag hadden de soldaten de toelating de stad in te gaan. Als ik van wacht was moest ik hen controleren. In de voormiddag zag ik hem dan vertrekken. Verplicht in uniform; ja onberispelijk gekleed, groette hij respectvol. Op de middag kwam hij eten; dan zwijmelde hij lichtjes en groette met veel zwier. Na de middag vertrok hij weer onberispelijk. Op de late avond kwam hij dan weer binnen; zonder muts, de kleren in wanorde en er werd niet meer gegroet! Hij zal wellicht niet gekropen hebben, bij hem zag je dat moeilijk, maar veel scheelde het niet! Ik heb hem daar nooit een opmerking over gegeven, ik was altijd veel te blij dat hij het “gehaald” had.
Veel later heb ik onze vriend nog eens gezien. Hij werkte bij een firma die liften installeerde en deed het onderhoud. Ze waren bezig onze lift te herstellen en ik kwam hem daar tegen. Hij was zeer opgetogen mij te zien en we wisselden verhalen tot hij verder moest werken. Hij ging de liftkoker binnen en slingerde zich omhoog, zonder ladder, met snelheid van een aap.
Een andere specialiteit van het bataljon was varkensvlees. We hielden varkens op het eind van de hindernissenpiste. Ze werden dik en rond van het overschot van de keuken. Als het zover was, kwam de slachter met voorschoot en holleblokken binnen gemarcheerd. Hij duwde een overgrote kruiwagen met zijn alaam voort. Meestal kregen we enkel de worsten te zien, maar die waren dan ook eerste klas. Eenmaal hadden ze ons grondig liggen. We kregen als middagmaal erwtensoep met korstjes, mosselen met friet, koffie en ijskreem, na een aperitief van een zestal Rodenbach’s. Daarna reden ze ons, in de gloeiende zon, een hele middag rond in de gepantserde voertuigen. Ik had het geluk voor de helft in de frisse lucht te zitten, maar beneden gebruikten ze hun stalen helm om in te kotsen.
Een andere keer reden we tamelijk afgezonderd op het oefenterrein. De middagzon brandde en het was hoog tijd een pauze te houden. Op een heuvel bemerkte ik de ruïnes van een oude boerderij. Langs de hofmuur bereikten we een bres en stonden weldra onder de fruitbomen. Onzichtbaar voor de buitenwereld reden we tot onder een bijzonder beloftevolle boom. Het waren onrijpe pruimen, maar dat maakt mij niets, ik lust geen fruit. Ik liet mij zakken naar het donkere compartiment onder mij. “Hé jongens, doe de luiken open!” Iedereen bediende zich van het fruit dat letterlijk boven de hoofden hing. Het heeft mij gespeten, want de dag daarna, moest ik iedereen ziek melden. Ze hadden gewoon de tijd niet hun broek te laten zakken of terug op te trekken. Zo’n broek is een lastig ding. Dat heb ik gemerkt toen we infanterist (te voet) speelden in de nabijheid van het “Blindicidebos”. Vorderend door de diepte van de vallei, aan de linkerzijde beschermd door de bossen, merkte ik de sluipwegen op van de tanks. Die komen uit het bos links stijlrecht naar beneden. Op het punt mijn mannen de opdracht te geven zich over de beide valleikanten te verdelen, zie ik een tank langzaam over de helling kantelen. De chauffeur moet waarschijnlijk hebben geremd, wat je een zo’n situatie nooit mag doen en het hele gevaarte raasde dwars op ons af met de snelheid van een sneltrein, bomen en struiken verpletterend. Eén kreet en we stoven uiteen! Een late reactie zou waarschijnlijk zes doden hebben veroorzaakt. Iedereen had daarna de behoefte een “behoefte” te doen. Ik kon het hun niet kwalijk nemen, bij mij lukte het ook bijzonder gemakkelijk.
Na deze ervaringen wijs geworden, zat ik jaren later in een “Fox-hole” in Leopoldsburg. Ik had toen ook de behoefte en stilletjes uit mijn gat sluipend begaf ik mij naar de linkerflank, waar ik veel putten wist die niet bezet waren. Op dat ogenblik viel een Engels tankbataljon deze stelling aan. Wie ooit het geluid van naderende tanks heeft gehoord kan nu mee spreken. Die grapjassen halen een snelheid van zeker 60 km/hr in het terrein als het niet meer is. Ik heb de tijd niet genomen om mijn achterste af te vegen en belandde juist op tijd in mijn eigen put om ze te zien voorbij vliegen.
Een andere keer nam ik deel aan de “Battle-innoculation”, een oefening waar met scherp geschoten word en men echte springstof gebruikt. Via een stelsel van loopgrachten kom je op de vertreklijn, vandaar moet je +/- 80 meter kruipend afleggen, tussen de explosies door, onder en over hindernissen, terwijl er boven je hoofd kogels fluiten. Die recht gaat staan is zeer waarschijnlijk dood. Voor mij was het de achtste keer dat ik een sectie onder het vuur bracht en ik was er dus nogal gerust op. Door loopgrachten schoven we aan tot in een aardbunker. Hier zaten we gehurkt te wachten. De man naast mij, zag het eigenlijk niet zitten. Toen het gehuil van straaljagers, nagebootst door luidsprekers, het doffe geluid van de explosies weerklonk, begon de aardbunker te schudden. Toen begon ook het geratel van de machinegeweren. De bunker werd gevuld met venijnige stank. De man naast mij, had zich ondergesch... Tijdens de kruippartij moest ik tweemaal terugkeren om onze vriend te halen, hij weende en riep op zijn moeder. Tenslotte werd ik verlost door een instructeur die hem onder zijn hoede nam. Wat men allemaal niet moet doen om de kost te verdienen.
Soms was het echt gevaarlijk en toch tegelijkertijd grappig. Bij onze eerste grote schietoefening in Duitsland, kregen wij de eer van het eerste schot te lossen. De mannen waren vol verwachting; dit was de eerste keer dat zij het effect van het wapen gingen zien. Ik de tweede domste van de hoop uitgekozen om de eerste bom in de loop te laten glijden. Het was zijn verjaardag en we wilden het wat feestelijk maken. Toen kwam het vuurbevel, ik herhaalde het luid. De man stond onbeweeglijk, de bom in zijn handen. De bom gevuld met 12 kilo TNT en uiterst gevoelig voor schokken, tikte zachtjes tegen de loop. Ik zag hoe zijn benen trilden. Toen draaide hij het hoofd en bekeek mij met smekende blik. Ik beval onmiddellijk “Stop; onbeweeglijk” en “Staakt het vuur!” Ik ging naar voor en nam de bom voorzichtig over. Ze had een constructiefout en was net iets te dik om in de loop te glijden. Onze man was zeer geëmotioneerd, hij had gedacht dat het door zijn onhandigheid kwam. Ik heb dan zelf maar de eerste bom afgevuurd. Daarna ging het vlot en kregen de mannen de smaak te pakken. Tenslotte als klapstuk legden we een rookgordijn met alle stukken tegelijk. Dat ging zo goed dat de bewoners van een naburig dorp hun huizen niet meer konden verlaten. De rook hing zo dik in de straten dat ze niets meer zagen. Een andere keer kregen we het bevel “Staakt het vuur” rechtstreeks van de rekenkamer. Dat was eerder uitzonderlijk. De mannen reageerden correct, ze kenden nu de waarde van dat bevel. Maar goed ook, want iemand van de vuurleiding had een Jeep en kleine figuur opgemerkt, die rondliep op het doel. Het was de kolonel, ja dezelfde, die was verloren gereden en zich afvroeg waarom er zo’n grote steenblokken op de weg stonden en waarom hij niemand kon vinden. Het is zijn geluk geweest dat er iemand keek met scherpe ogen en een goede verrekijker, want de eerste bom daarna viel op de plaats waar zijn Jeep gestaan had. Die dingen hebben een dodelijke straal van 100 meter!
Tijdens een oefening in de meest miserabele weersomstandigheden, kregen we versterking van een stuk van de Para-commando’s. De stukoverste gaf daar zelf het bevel: “Staakt het vuur!” Door de aanhoudende terugslagen was zijn stuk in de drassige grond gezakt. Zo diep dat zelfs het richttoestel onder het oppervlak verdwenen was. Toen moest men wel stoppen. De stukoverste riep dan ook luid naar zijn officier: “Lieutenant, il nous faut une équipe de spéléologues!” Ze hebben het stuk met een camion uit de grond moeten trekken.
Soms werd het ook erg bont gemaakt. Ik had een kameraad, die was stukoverste op een CATI; U weet nu wat dat is. Hij kreeg een nieuwe chauffeur, een Franstalige. Die was door een administratieve vergissing bij ons terechtgekomen. Mijn vriend was echter zeer Vlaamsgezind en was het Frans niet machtig. We overtuigden hem echter van het feit dat het die jongen zijn schuld ook niet was en dat er wat toegeeflijkheid moet zijn aan beide kanten. Tenslotte; enkele Franse woorden zouden het verschil niet maken! Zo leerde hij: à gauche, à droit, stop, en avant en en arrière, un petit peu. Het ging, maar niet van harte. Tenslotte werden ze echter goede vrienden, want de chauffeur was werkelijk een aardige kerel, die erg zijn best deed. Tijdens een oefening met blanke munitie (maakt alleen lawaai en een ferme steekvlam), kregen ze het bevel op tanks te jagen aan de bosrand. Door het lage profiel van de CATI was het mogelijk om daar heel dichtbij te komen. Het hing echter hun voeten uit, niet-effectieve schoten af te vuren tegen vrijwel onzichtbare tanks. Ze reden naar de dichtstbijzijnde boom, drukten hun loop ertegen en vuurden. De boom brak in twee. Daarna, gestuurd door de Franstalige bevelen, schoten ze ene boom na de andere omver. De leiding, die de schoten hoorde, vond dat mijn vriend erg zijn best deed in deze strijd tegen een overmacht van tanks. Het is hen nooit opgevallen dat de tanks tenslotte doorbraken meer dan 1 km verder.
Mijn vriend kon ook goed drinken, hij had vroeger in een brouwerij gewerkt! Op een avond ging hij naar de bar waar de BV’s een feestje gaven. Ze hielden een drinkwedstrijd. Later werd hij de kamer binnengedragen, hij was zo goed als bewusteloos. Men had hem een glas laten uitdrinken gevuld met een mengsel van Gin, Pimm’s, Rodenbach en Oxo. Dit na de bak bier, die hij al had gedronken. Hij had al de gehele maaginhoud overgegeven. Wat er nu nog bleef uitkomen was wit slijm. We legden hem op het bed en ik waste hem zo goed en kwaad het ging. Uit voorzorg had ik de vuilbak naast het bed geschoven. Daar hing zijn hoofd in. Na elke kramp, verwijderde ik de slijmen en lei zijn hoofd terug op het kussen. Maar steeds rolde zijn hoofd terug in de vuilbak. Toen zei hij plots, volkomen duidelijk: “Laat mij maar liggen, Willy, ik lig hier heel goed!”... Dat heb ik dan ook maar gedaan.
Soms was het ronduit erg; we reden naar het oefenveld en daalden met snelheid de natte modderige betonbaan af. In zo’n geval mag een pantser niet afremmen, want dan ga je zeker schuiven. Tenslotte draaiden we het veld (militair domein) op rond een bosje. Ons voertuig ging aan één zijde omhoog en het kraken van metaal klonk luid. We hadden een Volkswagen platgereden. De bestuurder, een handelsreiziger, zat er nog in. We zijn niet van nabij gaan kijken. In iets dat maar twintig cm hoog is, kun je niet veel meer uitrichten. Ook op burgerterrein werd er geoefend; wij hadden het recht overal te komen! Meestal werden de burgers wel vergoed voor geleden “maneuverschade” maar toch! Tijdens de grote oefeningen namen we stellingen in op de velden, reden dwars door boerderijen, reden in de straten de voetpaden de grond in en sloegen geen acht op verkeerstekens, vuilbakken en bomen die in onze weg stonden. Op een avond, het was erg koud en de grond steenhard bevroren, reden we het erf op van een mooie oude boerderij. Voor de vorm werd er gevraagd of we hier konden overnachten. De boer was echter zeer vriendelijk, stelde zelfs zijn schuur ter beschikking en wees ons waar we water konden vinden. Alle buitenleidingen waren natuurlijk bevroren. Na een zeer koude nacht vertrokken we de volgende morgen om aan de “strijd” deel te nemen. De boerin deelde zelfs wat namaakkoffie uit, bij die gelegenheid kregen we de appetijtelijke dochters te zien. Die waren de vorige avond natuurlijk verborgen gehouden. In die tijd was echte koffie in Duitsland een zelden gesmaakte luxe. Bij het afscheid werd er gewuifd. Iets later op de dag begon het te stromen van regenen, de dooi trad in. De wegen werden onberijdbaar en de scheidsrechters oordeelden dat onze opmars niet was gelukt. We werden “teruggeslagen” op onze vorige stelling. We reden terug de boerderij binnen, ditmaal zonder vragen. De bewoners kregen we niet meer te zien. De volgende morgen vertrokken we om er “komaf” mee te maken. Ik zal het beeld van het erf niet licht vergeten. De muren en deuren van de boerderij waren niet meer te zien. Het erf lag letterlijk tot op het dak, door het keren en draaien van de zware voertuigen. Een weinig verder ging het door een dorpje, hier hielden we even halt om te “consolideren”. Dit noodzaakte de verplaatsing van een gedeelte van de colonne naar het andere eind van het dorp. Dat ging door de hoofdstraat; een smal straatje met hoge smalle stoepen en pittoreske uithangborden. Het gevechtsvoertuig van de compagniescommandant nam deel aan deze “beweging”. Het was net even breed als het straatje! Het paste net tussen de gevels, bedoel ik!
Ondertussen waren onze verkenners het moe geworden. Zij reden al de hele tijd in open Jeeps en hadden nog geen gelegenheid gehad zich te verfrissen. Zij reden een fabriek binnen, bedreigden de portier met de bajonet en namen een grondige douche. Daarna was het terug verzamelen geblazen en ging het weer verder. Het waren inventieve kerels, onze verkenners. Enige tijd later zag ik hen op de “CP” (commandopost), ze verdeelden zich over het terrein en weinigen namen de moeite om uit te stappen. In de dichtstbijzijnde Jeep trok een man achter in een bak onder de radio uit en begon aardappels te schillen. Zijn kameraad opende een gecamoufleerde houten doos naast de radio en ontstak het vuur van de brander en frietketel die eronder stonden. Ik had weinig tijd en ben niet blijven kijken, maar ik durf wedden dat ze wat verder ook nog biefstukken gebakken hebben.
Wat verder was het onze beurt om te eten. We werden langs de baan opgevangen door een estafette. Die bracht ons naar een dorp, waarvan de hoofdstraat vol stond met veldkeukens. We kregen een “gamel” vol “stoemp”, twee worsten, twee hard gekookte eieren, boterhammen en appels. Ik had al een pak friet binnen (van in het dorp), maar liet me de maaltijd smaken. Iets later vernam ik dat dit de bevoorrading was voor drie dagen. Een snelle “check” van de bagage: twee flessen whisky, keiharde koeken à volonté, een uiterst snelle bevoorrading in vettige Duitse worsten, wat brood en we konden weer verder. Het einde van deze oefening herinner ik me niet meer, maar ik weet nog wel dat we toen zeer langdurend getafeld hebben.
Niet alleen in het tafelen waren we erg goed; ook het inrichten van feesten lukte ons bijzonder. Af en toe werd er feest (met een liefdadig doel) gegeven, de hele stad was dan aanwezig. U moet U dat voorstellen als een enorme “Bierhalle” met gebraden kip, worsten, taarten, spelletjes en muziek en dans en vooral veel bier natuurlijk. De spelletjes hingen me de keel uit, want we speelden verscheidene malen “Bingo” in de kazerne en ik was de man die de nummers moest afroepen. Hoe ik het klaar gekregen heb tot op het eind van de avond enthousiasme in mijn stem te leggen weet ik niet. Ik had geen geluidsversterking en we speelden in de refter; die had de grootte van een vliegtuighangar, voor drie- vierde gevuld met dames, die hun commentaar absoluut kwijtwilden. Ik vond het eigenaardig, tijdens de naai- of breikrans haalden ze hetzelfde geluidsniveau! Gelukkig moest ik dan geen commentaar geven.
Ook de feesten op verplaatsing lukten zonder uitzondering, ik herinner mij het kamp van “Vogelsang”, drie bataljons waren op dat ogenblik aanwezig. We gaven voor iedereen mosselen met friet. Dat had ik nog nooit gezien; er werden grachten gegraven waarin branders geplaatst werden, over de grachten stonden de ketels met mosselen te koken, de veldkeukens produceerden friet, geholpen door de vaste installatie van het kamp. Mijn vader kwam me in die tijd bezoeken, hij zou verbaasd gestaan hebben, veldkeukens waren zijn specialiteit, maar helaas was het terrein van onze koks niet te bezichtigen.
Tijdens dat kamp gebeurden er twee ongevallen. Het begon slecht. Nadat we de voertuigen van de trein hadden gehaald en onze bagage hadden ingeladen, klommen we aan boord. In een gloeiende middagzon werden de colonnes gevormd. De mannen beneden zaten weldra te puffen en te zweten. In plaats de luiken open te leggen, dat zou nog warmer geweest zijn, liet ik de achterdeuren open zetten. Nu begon het lange wachten, aanschuiven, stapvoets rijden, de lange steile betonbaan naar het kamp. De een of andere idioot gaf het bevel dat de deuren moesten gesloten worden. Een van de mannen stond toen half recht, nam de helm af en wiste zich het zweet af. Op dat ogenblik reed de pantser over een betonnen drempel. De jongen sloeg met het hoofd tegen een steunbalk van het dak. Hij verloor niet volledig het bewustzijn, maar kloeg enige tijd later over hevige hoofdpijn. Ik liet hem naar de infirmerie brengen door een passerende jeep. Uit voorzorg liet ik ook zijn bagage meegaan en gaf mijn corporaal de opdracht hem te vergezellen. Later bleek dat de dokter hem de “toestemming” had gegeven te rusten op zijn kamer. De corporaal had zijn bed opgemaakt in de grote slaapzaal en had me dan terug opgezocht. Na de avondmaaltijd begon het grote drinkgelag, de mannen waren de eerste avond vrij en velen vertrokken te voet naar het mysterieuze dorp waar er kermis was. Dit is een oude mop van het kamp; het dorp ligt aan de overzijde van het meer en is niets meer dan een ruïne, waar de tanks straatgevechten oefenen. Ik kende echter mijn plichten, eerst gaan kijken waar de mannen zouden slapen en of alles in orde was. Zo zag ik onze gekwetste liggen. Voor de maaltijd had hij nog met zijn kameraden gesproken; ze zeiden dat hij blij was niet naar het hospitaal te moeten en ook dat hij wat verward klonk. Hij was heel bleek nu en sliep onrustig. Ik voelde zijn handen en voeten; ze waren ijskoud. Ik liet alarm slaan, de jongen werd afgevoerd. Drie maanden later zagen we hem terug, het ging hem beter, maar veel van de recente dingen herinnerde hij zich niet. Hij wist de weg niet meer in de kazerne en herkende veel van zijn kameraden en mij niet. Daarna moet ik mij ook een beetje laten gaan hebben. De specialiteit van het kamp is een ordinaire cider, hiervan hebben wij grote hoeveelheden naar binnen gewerkt. Het schijnt dat ik daarna in de trapzaal gewaterd heb en een hele slaapzaal wakker gemaakt heb met de vraag of ze niet moesten gaan “pis...”! Ik herinner me trouwens niet waar ik geslapen heb.
Het tweede ongeval gebeurde beneden aan het meer. We schoten daar met de blindicide; een anti-tank wapen dat raketten kan afvuren. De gehele procedure werd geleid door een jonge officier, van het type dat denkt het warm water te hebben uitgevonden! Hij liet de gehele “drill” uitvoeren door de ploeg om te zien of ze het goed deden, daarbij gaf hij erg scherpe opmerkingen. Tenslotte werd de eerste echte raket ingebracht. De officier nam plaats achter het wapen, om te zien waar het schot zou terechtkomen. De uitstoot van de raket met een temperatuur van +/- 6000 graden, brandde door zijn kledij en vlees, zodat zijn ribben zichtbaar waren. Ik kon niet veel medelijden opbrengen. We hebben hem niet teruggezien. Daarna hadden we nog een gevalletje, maar dat liep beter af. We hadden in onze ploeg een schoolmeester, met een baardje. Ik had hem aangeduid om het richttoestel te bedienen. Hij was de enige die iets verstond van de micrometers en de indeling in duizendsten van het toestel. Hij was ook een “Pietje Secuur”; dat kwam goed uit want uiterste nauwkeurigheid is hier een pluspunt. Tijdens de oefening bediende hij zeer geconcentreerd het richttoestel en hield de waterpassen in het oog. Zo geabsorbeerd was hij, dat hij het vuurbevel niet had gehoord. Ik vleide me met de gedachte dat hij tot op het laatst de juiste richting controleerde. Toen de bom in de loop rammelde keek hij verbaasd op, het hoofd ter hoogte van de loopmond. Het geluid van een vertrekkend schot, achter het stuk, lijkt veel op een fles die ontkurkt word. Maar ter hoogte van de loopmond is dat heel wat anders! Hij is drie dagen doof geweest, maar toen keerde zijn gehoor terug. Het was meer “shock” denk ik, want ik ken de symptomen, ik ben zelf behoorlijk doof van het aanhoudende schieten. Hier in het kamp was een behoorlijk groot zwembad, onder in de berg ingegraven. In de kaz
Dan volgt hier het verhaal van de Missionaris van Scheut! Belast met de controle van een aantal Chinese restaurants gingen wij op pad. Zulke controle behelst onder meer het aantal aanwezige personen, ingeschreven of niet, het aantal bedden, het aantal vuile slipjes (laat ik niet verder in detail treden), in het kort gezegd; het opsporen van illegalen. Daarbuiten ging het ook over uitbating, vergunning, hygiëne, enz.
Nadat wij 17 Chinezen in een dakgoot gevonden hadden nam het enthousiasme tijdens de actie gevoelig toe en tenslotte hadden we +/- 40 Chinezen wier status alle helderheid mankeerde. Het is de bedoeling van deze personen een verklaring af te nemen, zodat de vreemdelingenpolitie in alle duidelijkheid een beslissing kan treffen. Gewoonlijk gaat dit in het Engels, hoe gebroken ook, maar de dame die ik had gevonden, sprak alleen Chinees en dan nog onbegrijpelijk voor de anderen.
De oplossing was een tolk te laten komen, maar waar vind ge die? Bij de missionarissen van Scheut natuurlijk. Een zeer eerbiedwaardig en oud persoon verscheen. Op rust gesteld en verblijvende te Schoten had hij zich onmiddellijk ter beschikking gesteld.
Hij trad binnen en door het zicht dat mij gegeven is, was het duidelijk dat dit een zeer “vergevorderd” (Heilig?) persoon was. Na enkele woorden met de Chinezen gewisseld te hebben, liet hij zich door ons inlichten over de moeilijkheden. Hij stelde ons onmiddellijk gerust. De vragenlijst zou geen problemen opleveren. Hij sprak per slot van rekening hoog- en laag Mandarijns enz. De dame sprak nog iets anders. Na enkele vergeefse pogingen, zei hij dat dit ook geen bezwaar was; de schrifttekens waren per slot van rekening eender. Verscheidene pogingen verder, bleek dat de mevrouw niet kon schrijven, maar wel enkele schrifttekens kon ontcijferen. Dit leidde tot de vraag; hoe was de dame hier geraakt? Op het antwoord “EU” gaf de missionaris de volgende uitleg; naargelang de toonhoogte betekent dit “Europa”; “Azië”; de naam van een vliegtuigmaatschappij of ook de naam van een reisbureau. We hebben de geleerde bedankt, hij zweette nu aanmerkelijk en hebben de dame de status van “illegaal” gegeven. Hoe dit alles is afgelopen vertel ik U eens in besloten kring, want dit is niet voor publicatie vatbaar.
EEN WANDELING IN HET GROEN. (Ins Grüne; zou mijn vader zeggen.)
(Of een methode om heilig te worden?).
(Deze tekst is NIET bedoeld om gelovige personen te kwetsen).
Op een zonnige dag ging ik wandelen in de omgeving van Rochefort. De kant van de oude steengroeve uit. Het rode marmer, die men hier dolf en nog delft, werd o.a. gebruikt voor de restauratie van het Vaticaan! Langs bos wegels waar nog wilde aardbeien groeien en men in de varens de afdrukken ziet van het nachtleger van everzwijnen en herten gaat het tot aan de groeve, nu gesloten voor het publiek. De grotere groeve achter de heuvel, bezoek je beter niet, het is een lelijk gat in de natuur en bovendien doen krachtige explosies de stenen rond Uw oren vliegen.
De heenweg, afgelegd in de relatieve koelte en schaduw van de bomen, maakt plaats voor de terugweg, langs wat een oude heirbaan zou kunnen zijn en waarschijnlijk ook is. De botte kasseien en de zon maken de wandeling vermoeiend. Gelukkig is er een bron naast het pad en een zeer klein beekje, dat U blijft vergezellen (het staat nu droog). Ook het uitzicht over de vallei en de tegenoverliggende bossen is de moeite waard. Sla met Uw blik de gebouwen van de “zone industrielle” maar over. Gelukkig vallen ze nog niet hard op. Zo komt men aan de Abdij van St. Remy.
Ik ging verder in de richting van Rochefort en bewonderde de gebouwen, de goed onderhouden tuin en dichte haag rond de Abdij. Iets voorbij de Abdij nam ik plaats op een rustbank en keek naar het enorme veld, omhoog glooiend naar het grote Christusbeeld (het is vrijwel onzichtbaar geworden).
Aan de zijde van de Abdij is er eveneens een enorm veld dat gedeeltelijk gebruikt wordt voor het vee. Toen werd ik opmerkzaam gemaakt door het geluid van een grote tractor. Deze naderde vanuit de diepte langs de afsluiting van het domein. De bestuurder was gekleed in een blauwe overall met rubberlaarzen en droeg een klein petje. Het blozende gezicht, de tonsuur maakten duidelijk dat dit een broeder was, bezig met de dagdagelijkse arbeid. Toen hij naderbij kwam merkte ik nog iets anders op; hij stuurde met ruime maar zeer precieze bewegingen, schakelde kort en deskundig, leunde in de bochten met overgave over en gaf in het algemeen de indruk dat hij tegen bijzonder hoge snelheid een parcours aflegde. Toen hij nog dichterbij kwam kon ik de naar binnen gekeerde blik, de uitdrukking van opperste zaligheid op het gezicht aflezen. Dit bezorgde mij een kleine schok, die ik daarna aan mijn gezelschap verhaalde. Buiten gehoorsafstand, wel te verstaan, deed ik een poging om de biecht van deze broeder te voorspellen. “Eerwaarde vader, ik heb gezondigd, ik heb mij laten verleiden, ik beleefde de euforie van in de koers van Le Mans te rijden.” En het antwoord: “.......”. Beschuldig mij niet van spotternij; één ogenblik heb ik gevoeld wat deze persoon voelde!
Echter het idee alleen al bezorgde mijn gezelschap de slappe lach, wat geduurd heeft tot wij de buitenwijken van Rochefort bereikten en een Trappist dronken op de gezondheid van iedereen en in het bijzonder van de broeder.
Voor wie deze wandeling zelf eens wil doen: Links voor de abdij is een parking! We draaien te voet rechts achter de Abdij en volgen de weg langs de haag een honderdtal meter. Hier vertrekt een weggetje schuin links omhoog. We zien onmiddellijk het heuveltje waar de pompen staan.
Ook de galgenheuvel verderop is onzichtbaar geworden door het bos dat er voor staat. Het kleine beekje is verdwenen, de grote bron verderop wordt nu volledig gebruikt door de pompinstallatie. Voorbij de pomp stijgen we nog wat verder om het paadje links te vinden.
Het gaat ook van uit de rue Thier d’Ohet; hier kun je ook de wagen kwijt en je blijft stijgen tot ver voorbij de kruising. Als je de abdij links van je hebt, ga je naar beneden en U vind het weggetje rechts. Ongeveer ter hoogte van de pompen. Ga bij droog weder en draag maar rubberlaarzen, want men heeft er met tractoren door gereden en het is gewoonlijk een en al modder. De stalen deur van de bron is nu heel moeilijk te vinden zodat we het geheim van de paters maar zo laten.
We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat u dit zelf niet meer hoeft te doen. Zo is er een archief, gastenboek, zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de linker en rechter kant.
U kan dit zelf helemaal aanpassen. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op 'personaliseer'. Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere mogelijkheden toevoegen.
Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Druk vervolgens op 'Toevoegen'. U kan nu de titel en het bericht ingeven.
Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'. Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat (achter de titel 'Proficiat!'). Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te verwijderen en het bericht is verwijderd. U kan dit op dezelfde manier in de toekomst berichten wijzigen of verwijderen.
Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan gebruiken voor uw blog. Log in op http://blog.SeniorenNet.be/ en geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op. Klik vervolgens op 'Instellingen'. Daar kan u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.
WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U kan hierin zetten wat u zelf wenst.
- Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen. Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken over de actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak, voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb. meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen, zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking, een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst. Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van uw reisverslag.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken met tips op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken dat uw activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek. Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw laatste belevenissen te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby. U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz. Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.
WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
WAT IS DE "WAARDERING"?
Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb. een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
Het SeniorenNet-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!