De Lappen; heten eigenlijk “Samen”, spreken iets dat volslagen onverstaanbaar is. Ze spreken meestal ook Fins; daar kun je óók geen touw aan vastknopen. Ter hoogte van de Noordpoolcirkel kom je er al enkele tegen. Ze hebben kraampjes en tenten en verkopen souvenirs, ook prachtige rendiergeweien. De dikke mevrouw met het grootste kraampje woonde op een appartement in Oslo! Om de “echten” te zien moet je veel Noordelijker. Als je een rendiergewei wilt; vraag het dan, zij smijten het toch weg! Ergens tussen Trondheim en Bodö zag ik een “echte” Lap; hij nam de trein, gekleed in een blauwe overall, rubberlaarzen en hij at rauwe ingewanden uit een stuk gazettepapier! De trein is een hoofdstuk apart, de wagons hebben de Russische breedte (het spoor niet!) en er hangt een touw door de trein, als je daar aan trekt, stopt hij op de volgende halte. De trein rijdt ook over de bergtoppen en niet in de vallei, hou er rekening mee, bij het plannen van de uitstappen.
De openluchtmusea moet je gezien hebben! Sommige zijn zo groot als een dorp; Bjørnevasshytta of zo groot als een stad; Røros! Zie Femunden! Zie dat je een goede kaart hebt; ik zocht eens achter een oude vikingburcht en vroeg aan een oude Noor of het nog ver was. Hij meende dat het op een zijweg lag, drie km verder. Het was negen km! Daar schieten ze nog heel ver met pijl en boog! (Oude Noren rekenen nog in hun oude Mijlen!) De middernachtzon; bijzonder vreemd verschijnsel voor ons! Ik ken een plaats waar de zon bijzonder fotogeniek tussen twee eilanden even de zee raakt om vervolgens weer te stijgen. Het heeft ook nadelen. Noren durven het gras afrijden om middernacht, om vervolgens in de tuin de krant te lezen en te kletsen tot ver over twee uur. Lastig als je wilt slapen.
Ik denk dat ze in de zomer niet gaan slapen! Het zal er in de winter minder prettig zijn, denk ik: vier meter sneeuw en de gehele dag duister. Daarom stonden er in de industriezone zulke hoge verlichtingspalen! Tenslotte nog wat over het klimaat: in de zomer kan het vrij warm zijn, maar dat betekent niets: op de bergpassen of tussen de gletsjers kan de temperatuur nachts tot ver onder het vriespunt dalen. Doodvriezen behoort tot de mogelijkheden. Als een Noor een wagen of een mobilhome op een pas ziet staan, zal hij komen vragen of je niet in panne staat. Doodgevroren toeristen zijn een slechte reclame. Als je een gletsjer wilt beklimmen doe dat dan altijd met gids!
En pas op voor de sledehonden; die krijgen in zomer, als ze niet moeten werken, maar om de drie dagen eten. Ze liggen langs lijnen gebonden, in dezelfde volgorde als wanneer ze de slede trekken. Een dame in ons gezelschap heeft het er ternauwernood levend afgebracht. Ze wou die lieve diertjes koekjes voeren. Een gids is er als een briesende leeuw met de zweep tussen gesprongen. Het mens was er erg van aangedaan! (Hardangervidda) Als je voor de eerste keer gaat, hoe sportief je ook mag zijn, begin niet aan de wandelingen in de bergen. Neem eerst voldoende inlichtingen voordat je aan trektochten begint. Ik nam eens de trein naar een bijzondere vallei, na enkele uren gelopen te hebben, zag ik een wegwijzer: de vallei was drie dagen te voet verder. Toen ben ik in alle ernst begonnen met kaarten van 1/25000 te verzamelen. (De Hardangervidda is nog menselijk, de Jotunheimen vereist de fysieke conditie van een Paracommando en een up-to-date uitrusting)!
En over de beleefdheid: Dank U = Takk, als er een belangrijke dienst bewezen is; zeg je: “Takk, Takk”, of ook als het zeer belangrijk was; “Tusend Takk”! Men zal antwoorden als volgt: “Takk for Igjen!”: Dank U voor niets!
|