... Misschien is dat wel de reden dat ik met dit experiment - deze blog - begonnen ben: het helpt om met aandacht bij de dingen aanwezig te zijn als je daar wat bewuster mee bezig bent, door te pogen er met regelmaat iets over te schrijven... (Misschien helpt het ook de lezer wel?) Ik hoop wel dat het me lukt, die regelmaat... Als "prille vijftiger" werk ik voltijds en het zal dus een hele uitdaging worden om af en toe eens stil te staan bij de kleine ervaringen hier en nu...
Dit jaar nog geen vlinders gezien. Deze week trouwens in de krant gelezen dat ze steeds zeldzamer worden in ons vervuilde Vlaanderland... Ik zal ze missen, ze roepen gouden herinneringen op aan lang vervlogen zomerdagen: koolwitje en dagpauwoog, blauwtje en citroenvlinder, kleine vos en grote parelmoervlinder, weerschijnvlinder, keizersmantel, landkaartje...
Heel zeldzaam, ook toen al, in de streek van 't Meetjesland waar ik woonde: de koninginnepage... Als kind had ik een hele verzameling aangelegd. Niet alleen van vlinders, ook van vogeleieren, en, veel later, ook van geneeskrachtige kruiden. De natuur bleek mij als kind al mateloos te boeien. Erg respectvol ging ik er toen nog niet mee om... Hoewel ik bijvoorbeeld toch wel probeerde het nest niet te verstoren en slechts één eitje mee te nemen.
Die belangstelling voor de natuur had ik van mijn vader. Die kende alle vogels aan hun gezang en wist ook hoe hun nesten en eieren eruit zagen. Veel meer nog dan ik deed hij niet liever, als kind, dan zwerven over veld en bos of langs de beek...
Nu woon ik al jaren in de stad, maar ik mis die lange warme zomers, die geur van hooi en gras, de pracht van blauwe korenbloemen tussen het koren, veldleeuwerikken hoog in de lucht of in duikvlucht naar hun nest, het gezang van merels en zanglijsters dat mij s morgens wekte, de koekoeksbloemen in de ondiepe grachten ...
De kern is aandacht. Ik meen me te herinneren dat dit de titel is van een boek dat ik ooit las. Ik denk dat het klopt. Als kind ben je ontvankelijker, beleef je de dingen intenser, leef je meer met al je zintuigen wijdopen. Maar meer nog: je staat ook opener voor het wonderlijke van de hele schepping. Gaandeweg lijkt het alsof ik dat vermogen tot aandachtig aanwezig zijn wat verloren heb...
De titel van mijn weblog "aan de grens" verwijst naar een boek van Jaap Kruithof ("De mens aan de grens") dat ik, ook alweer lang geleden, eens gelezen heb en dat mij bijzonder aansprak. Het gaat over het religieuze in de mens. Hier las ik, denk ik, voor het eerst dat het religieuze niet per sé iets met God of godsdienst hoeft te maken te hebben. Het gaat gewoon om zich-verbonden-voelen, voelen dat men deel uitmaakt van een groter geheel... Dat is mij blijven boeien, dat is ook wat ik indertijd al bij Hesse vond ...
Hierover wil ik het hebben : verkenningen aan de grens, op zoek naar zin, inspiratie, bezieling... Al wil ik het wel wat verder (dieper) zoeken dan een verzameling goedkope spreuken of leuke slogans. Lijkt me wel boeiend om daar reacties op te krijgen...
Ik leerde de romans van Hermann Hesse kennen, toen ik zon vijftien, zestien jaar oud was. Ik was er gewoon wég van! Zelfs in die mate, dat ik me de werken waar ik in het Nederlands niet aan kon geraken, in het Duits aanschafte. Ik was op school een klein beetje Duits aan het leren, dus Hesse lezen in zijn moedertaal liep niet van een leien dakje. Maar met een woordenboekje erbij lukte het wel, en het was de moeite waard. De beelden en sferen die Hesse in zijn moedertaal opriep, grepen mij nog meer aan dan in het Nederlands, wellicht juist omdat die vreemde taal soms meer suggereerde dan duidde... Maar genoeg, ik wil jullie laten meegenieten, nu ik deze namiddag na zoveel jaren opnieuw een stukje Hesse heb zitten lezen...
Der ferne braune Wald hat seit wenigen Tagn einen heiteren Schimmer von jungen Grün; am Lettensteg fand ich heute die erste halberschlossene Primelblüte; am feuchten klaren Himmel träumen die sanften Aprilwolken, und die weiten, kaum gepflügten Äcker sind so glänzend braun und breiten sich der lauen Luft so verlangend entgegen, als hätten sie Sehnsucht, zu empfangen und zu treiben und uhre stummen Kräfte in tausend grünen Keimen und aufstrebenden Halmen zu erproben, zu fühlen und wegzuschenken. Alles wartet, alles bereitet sich vor, alles träumt und sprosst in einem feinen, zärtlich drängenden Werdefieber der Keim der Sonne, die Wolke dem Acker, das junge Gras den Lüften entgegen.
Von Jahr zu Jahr steh ich um deise Zeit mit Ungeduld und Sehnsucht auf der Lauer, als müsste ein besonderer Augenblick mir das Wunder der Neugeburt erschliessen, als müsse es geschehen, dass ich einmal, einde Stunde lang, die Offenbarung der Kraft und der Schönheit ganz sähe und begriffe und miterlebte, wie das Leven lachend aus der Erde springt und junge grosse Augen zum Lichte aufslägt. Jahr für Jahr auch tönt und duftet das Wunder an mir vorbei, geliebt und angebetet und unverstanden; es ist da, und ich sah es nicht kommen, ich sah nicht die Hülle des Keimes brechen und den ersten zarten Quell im Lichte zittern.
(Uit het verhaal Aus Kinderzeiten uit het bundel Diesseits (Gesammelte Werke 2, Suhrkamp Verlag, 1973)