het ochtendblad was blank, de ether zweeg geen mens op straat, geen auto was te horen de telefoon had het contact verloren de schappen in de winkels bleken leeg
de trams en bussen stonden als bevroren vanuit de onbewogen singel steeg een dichte muur van damp, ik keek en kreeg het vreemde beeld opnieuw te zijn geboren
het oude leek bij toverslag verdreven de stad totaal verlaten en sereen wij bleven in een paradijs van steen we kropen bij elkaar en gingen leven
AUTEUR : JAROSLAV SEIFERT vertaling Jana Beranová
.
In de weilanden bij Juliánov...
In de weilanden bij Juliánov gingen we vaak liggen tegen de avond, als de stad in de schemering zonk en in de zijarm van de rivier de kikkers begonnen te klagen.
Eens kwam er een jonge zigeunerin bij zitten. Haar bloesje was halfopen en ze las ons de hand. Tegen Halas zei ze: Je haalt de vijftig niet Tegen Artus Cerník: Jij wordt net iets ouder. Ik wilde mijn toekomst niet horen, ik was bang.
Ze greep mijn hand en riep kwaad uit: Jou wacht een lang leven!
Dat was haar wraak. Dat was mijn straf.
Jaroslav Seifert won de Nobelprijs literatuur in 1984.
Je wilt hem tegen je aan houden. Als een knuffel beertje bij je houden. Geven om hem is geen probleem. En van hem houden kan ook nog wel. En dan ben je er op eens te oud voor. En dan ligt hij maar ergens in een kast. Te verwaarlozen en onder het stof. En dan krijg je een baby en vind je hem weer terug. En dan ga je hem toch even wassen en denk je aan toen. Toen je hem kreeg van opa en oma met een naam. En nu weet je gewoon dat zij hem weer zal koesteren. Net zoals jij was toen je hem net gekregen had En nu weet je al dat hij ooit als je meisje groter is geworden. Hij weer is een andere kast zal liggen. Onder het stof en verwaarloost en weg gestopt. En ooit zal ze zeggen deze beer was van mama. Toen zij nog klein was en hem had gekregen van opa en oma
Ach als ik soms de zee zie en het strand der duinen blonde koppen in de wind als ik mijn leven weer eens doelloos vind en niets meer wil dan dwalen door het land
Ach als ik soms een vogel hoor en t ruisen aan de waterkant van een rivier zich slingerend als een zilver lint als ik weer zo zou willen zijn als t kind dat spelend waterdruppels opjaagt met zijn hand
Dan is t alsof ik jou zie lopen door het landschap bloemen in je haar jij die mij slechts vergeefs laat hopen
Ach waren we maar eenmaal bij elkaar t moment zou ik met alles willen kopen met bloemen tranen vogels - zeg het maar