AUTEUR : Ted van Lieshout uit : Het is straf als je zo mooi moet zijn als ik
.
Versierd als vrouw
Ik ben een kwetsbaar type. Als ik mij wil ontplooien gaat men met stenen gooien, dus moet ik in 't geniep, in bittere eenzaamheid, mijn drang naar schoonheid kwijt.
De man wordt onderdrukt! De man is steeds gehou'en aan regels die benauwen. Hij moet onopgesmukt in 't saaie pak, de jas en puh! een streepjesdas!
Ik sluit mij op in huis en dicht gaan de gordijnen. Ik laat mezelf verdwijnen. En plotseling kom ik thuis zoals ik van mij hou: verkleed, versierd als vrouw.
En dan voel ik me vrij, al ben ik opgesloten, door niemand uitgefloten. Ga allemaal opzij! Ik zwier in mijn japon tot aan de horizon.
Bestaan kan iedereen. Er zijn vraagt moed. En wat de dichter doet is pleiten voor het een. Hij wil zijn leven niet door wekkers laten leiden of als een hond onthouden dat hij kan slapen tot het rinkelt naast zijn oor. Hij bauwt niet na wat hij soms uit een mond hoort vallen op tram acht, of met een zwarte kwast over een smoel geschreven ziet. Zelf houdt hij niet van vlekken maken, maar als het bot moet stelt hij dingen scherp zodat het snijdt. Hij woelt en spit graag, graaft de scherven uit de klei, haalt het beste wat er is naar boven, ook al weet hij dat er daardoor naast zijn hart een stem blijft jeuken, maar ach zo gaat dat als de dingen moeilijk worden en je bereid bent met een pen van krijt of kool te schrijven. Hij is het best geplaatst om iets over de gum te zeggen, omdat hij als geen ander weet hoe leeg het is als hij het blad omslaat, hoe snel de fout, maar ook hoe klein en hoe verlamd een hand van angst. En daarom juist blijft hij in potlood denken, want dat is volgens hem het wezen van er zijn.
Rondom het huis de vleugelslag van gieren, er zit er zelfs een grijnzend op het hek te kijken hoe ik in dit stil vertrek belaagd wordt door belastingformulieren
Van alles kan een mens worden verlost, relatieleed en aanverwante kwalen, maar valt men in de handen der fiscalen dan rest alleen een kleine aftrekpost
Ik steek mijn hoofd behoedzaam door de strop, ik heb het zelf verdiend, ik geef het op.
Meer nog dan een ochtendzoen heb ik s morgens moed vandoen. Wakker worden is geen kunst. Dat gaat. Van kwaad is beddengoed zich niet bewust en koude slaapt niet graag onder een deken. Het is de mat die met de wereld vergeleken veel te klein is als begin, en zelfs, met mij er middenin, een beetje knelt. Ik aarzel lang, rechtop in bed, bedenk dat net als ja of het het woordje bang vaak in mijn dagboek staat, maar dapper is mijn broer en zelf ben ik een held. Dat helpt.
Opstaan is de kunst. Meer dan een paar ochtendzoenen heb ik nood aan stoute schoenen.