Inbrekers forceren het deurslot en komen je woonst binnen in het midden van de nacht; als je het merkt, zijn ze allang met de noorderzon verdwenen en ben je alles kwijt. Ze laten zichtbare sporen na die nauwkeurig opgetekend worden door de speurders van de politie, ofschoon de pakkans amper tien percent bedraagt en het duurt nog een hele tijd vooraleer je alles weer op een rijtje hebt, in de kamers van je huis maar ook in je hoofd, want het voorval heeft enkele van je zekerheden doen sneuvelen en je gevoel van veiligheid kreeg een flinke deuk. Er volgen slapeloze nachten, je bent bang om alleen te zijn of om je huis nog te verlaten, er wordt nagegaan of de daders bekenden kunnen zijn en de onwetendheid reikt allerlei scenario's aan met daarbij passende verdenkingen. Het duurt nog een hele tijd voor de storm in je hoofd gaat liggen, al dan niet dankzij psychologische bijstand maar helemaal vergeten doe je het waarschijnlijk nooit. Zo gaat het nu eenmaal met inbraak, die nota bene jaarlijks één van elke honderd woningen treft.
Maar er bestaan ook andere vormen van inbraak, die niet de voordelen hebben die woninginbraak wél te bieden heeft. Want geef toe: meestal wéét je ook dat er bij je ingebroken werd, vooreerst omdat bezittingen weg zijn en er specifieke schade kan opgemeten worden. Er zijn ook inbraken waarover je helemaal onwetend blijft. En die zijn meestal een stuk gevaarlijker, zoals ook ziekten gevaarlijker zijn waarvan je niet weet dat je ze hebt. Schrammen kun je zien en daar past altijd wel een pleister op maar microben beroven je ongemerkt van je gezondheid en krijg je het euvel alsnog in de mot, dan is het veel te laat voor een remedie.
Aan sommige vormen van inbraak valt helemaal niets te verhelpen, om te beginnen omdat ze niet als zodanig geboekstaafd staan en daartoe behoren de gevallen waarbij de inbrekers je open en bloot op de huid komen zitten en daarvan bestaan een eindeloos aantal varianten. De politie krijgt dagelijks klachten van lui van wie geld, juwelen of nog andere valuta afhandig werden gemaakt en als hen dan de vraag gesteld wordt hoe dit kon gebeuren, moeten zij bekennen dat ze het allemaal eigenhandig hebben weggegeven. Ze hebben de inbreker die een smoes vertelde, er zelf in gelaten, ze hebben hem of haar een kopje koffie aangeboden, het relaas van zijn voorgewende ellende aangehoord en hem vervolgens met een gulle gift tevreden gesteld. “Anders kreeg ik hem niet buiten, meneer”, zo luidt dan de uitleg die uiteraard van geen tel kan zijn. En nog lastiger wordt het als de dieven verwanten zijn die men immers niet wil of niet kan aangeven. Blij zijn dat men niet veel méér kwijt is en beter opletten in het vervolg, zo luidt de vriendelijke vermaning waarmee de beroofden vrede moeten nemen, zij zijn dan “gezet zoals een puit op een wegel”, zoals de volksmond het zegt.
Edoch, vandaag is diefstal bijzonder sluw geworden, de middelen om mensen van hun hebben en houden te ontdoen, zijn gigantisch en in tijden van crisis moet de bestrijding van die zaken achterwege blijven door personeelstekort. Daarvan hebben rovers niet te lijden, zij werken met aannemers, onderaannemers enzovoort en zelf worden zij nooit opgepakt.
Zo is de superdief van deze tijd misschien wel de baas van het machtigste land op aarde en hij onderscheidt zich in bijna niets meer van pakweg Dzjengis Khan, Napoleon of Nero en misschien is hij nog wel het best te vergelijken met figuren zoals Luckey Luciano of Al Capone. Wij laten in het midden wie hij dan wel mag zijn maar dat de man de beschikking heeft over vrijwel al het goud van deze wereld, heeft hij uiteraard allerminst te danken aan zijn noeste arbeid want, ga maar na, die kerel heeft nog nooit zijn handen vuil gemaakt, al zal er wellicht wel bloed aan kleven.
Wij krijgen wel de indruk dat het om een noeste werker gaat omdat wijzelf, en dat wil zeggen alle acht miljard verminderd met een zeker percentage opportunisten, al ons hebben en houden aan ons zweet te danken hebben. Wie niet kan werken, kan misschien wel heel tijdelijk overleven maar wie wat bezit verzamelde, heeft daarvoor ook moeten knokken. Rijkelui worden om die reden bekeken voor eerlijke en hard werkende mensen maar vaker zijn zij geen van beide. In deze wereld wordt de rode loper uitgerold voor topgangsters en worden eerlijke lieden weggezet als sukkelaars of, in de taal der gangsters, 'losers'.
Dat daad en misdaad kennelijk zo makkelijk in elkander overlopen en dat het verschil tussen de brute inbreker en de onschuldige huidzitter of aftroggelaar vaak bijna fictief is, moet men wellicht wijten aan het feit dat alle mensen in oorsprong kinderen van dezelfde Eva zijn. De almacht van de oermoeder en de eenheid met haar nageslacht maakt alle grenzen flou maar die worden meteen opnieuw ingesteld middels het principe van het privaatbezit, de ware oorsprong van het kapitalisme.
Met het matriarchaat als origine der culturen en daarin de eenheid van de moeder met het kind, is haar almacht verzekerd maar evengoed het bestaan van haar rivaal die grenzen trekt waar er oorspronkelijk geen waren, en dit middels wetten die van kracht zijn dankzij de werkelijkheid van het geweld. Die twee kunnen een huwelijk aangaan en zo ontstaat bijvoorbeeld wat men de maffia heeft genoemd.
Daarbij vormen de kinderen van de almachtige Eva een familie en zij dwingen de tegenstander die het kapitalisme belichaamt op de knieën door hem zijn geld afhandig te maken. Als troost krijgt hij op het toneel van de wereld de rol toebedeeld van de heerser die hij echter allerminst kan zijn, hij moet immers gehoor geven aan de instructies 'van hogerhand' - van de almachtige. Zijn koningschap over de aarde wordt een kostelijk toneel, zijn macht een luchtkasteel. De zaken die er echt toe doen, spelen zich af achter de schermen en daar gaat het effectief om een strijd op leven en dood, al bespaart men de tinnen soldaatjes de dracht van de kennis van de ware toedracht van die allergruwelijkste feiten. Ga het maar na, zo fluistert Omsk Van Togenbirger het ons van op zijn tot een gammele kruk herleid spreekgestoelte toe: ik kan het niet dikwijls genoeg herhalen, “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen.”
(J.B., 25 december 2025)
24-12-2025
Kerst heeft een prijs
Kerst heeft een prijs
Samenhangend met de cognitieve dissonantietheorie van Leon Festinger is het verschijnsel van de groepsaffiliatie of het zich aansluiten bij een groep zonder dat daar goede redenen voor bestaan. Dit laatste is van belang want zolang er goede redenen zijn om zich aan te sluiten bij een groep, is er met affiliatie niets mis, doch van zodra die goede redenen ontbreken, kan men spreken over groepsdruk en over persoonlijke vrijheidsbelemmering.
Groepsdruk kan geïnduceerd worden in functie van zekere vormen van 'misdaad', wat reeds het geval is bij reclame, mode en ideologisering en het blijkt moeilijk en soms zelfs bijna onmogelijk om daaraan te weerstaan. Denk maar aan een groep met een leider die het voortouw neemt in het belachelijk maken van een groepslid: waar externe controle ontbreekt, blijkt iedereen met de groep mee te doen, ook al gaat het slachtoffer in kwestie eronderdoor.
Is de leider bovendien een 'echte' leider, zoals een leraar op school of een president, dan is het zaakje fataal. Doet het slachtoffer zijn beklag bij papa, dan bestaat de kans dat papa de leraar gelooft en niet zijn kind. Tijdens de hoogdagen van de katholieke kerk konden op die manier de geestelijken hun gang gaan; bij kindermisbruik werden hun slachtoffers niet geloofd en zelfs vaker geestesziek verklaard.
Dat is overigens nog steeds het geval in fundamentalistische vormen van religie en voor de slachtoffers is het begrijpelijkerwijze bijzonder traumatiserend omdat zij zich realiseren niet langer veilig te zijn en nooit veilig geweest te zijn: het veiligheidsgevoel is voor hen voortaan een waan en zij ontwikkelen een levenslange onrust die dan geheel onterecht paranoia wordt genoemd, wat het trauma alleen maar erger maakt.
De hele wereld is getuige hoe vandaag voor de leiders van het volgens sommigen machtigste land de rode lopers worden uitgerold door ons, ook als zij op pad zijn om ons tot op het bot te pluimen en Navosecretaris-generaal Rutte gedraagt zich daarbij als een knipmes. De demoraliserende invloed van dat gedrag op de hele bevolking kan maar moeilijk worden onderschat: men is getuige van het voortaan onmiskenbare feit dat de leiders van het land waarvan men het burgerschap heeft, geen leiders zijn doch vazallen en wel vazallen van figuren die leven van diefstal, leugens en bedrog en door wie men straffeloos gechanteerd wordt. Men wordt zich bewust van het feit dat de moraal waarin men werd opgevoed en die de eerlijke arbeid in dienst van de gemeenschap prijst, een fabeltje vanjewelste is.
Jan met de pet ziet nu eens en voorgoed dat hij elke dag om vijf uur opstaat en elke avond weer afgebeuld thuis komt om de wapens te betalen waarmee als de tijd daartoe rijp bevonden wordt, alle jannen met de petten elkaar moeten gaan verminken, zo niet uitmoorden, aan een front dat wordt gecreëerd door die 'leiders' in de vorm van een lijn op een landkaart. Absurder kan het niet maar het gebeurt telkenmale opnieuw en wel zonder enige vorm van protest omdat men vreest voor uitsluiting uit de groep. Dat is groepsaffiliatie.
Vrijheid of zelfbevrijding worden, zoals enkele artikels eerder aangehaald uit een boek van Paul Verhaeghe, betaald met de minimumprijs van de eenzaamheid. Dat geldt voor verzet tegen elk gedrag dat met groepsaffiliatie geassocieerd kan worden en dezer dagen hebben wij het voorbeeld van de kerst. Trump gebiedt: “Vanaf nu wensen we elkaar opnieuw een Merry Christmas!” Ik zie het ons al doen in koor en Rutte doet het ons allen voor.
(J.B., 24 december 2025)
Van USA naar BSA?
Van USA naar BSA?
Waar de Vlaamse dramaturg Dirk Biddeloo zijn pantoffelheld laat zweren dat hij de afwas doet zoals hij dat ook heeft beloofd1, zinspeelt hij op Aesopus' fabel over de vos en zijn (vergeefs begeerde) druiven die de troost van de minachting voor het onbereikbare verklaart.2 Beide verhalen illustreren door hun behandeling van de omgang met frustraties de cognitieve dissonantietheorie3 van de Amerikaanse psycholoog Leon Festinger, tevens de ontwerper van de drie jaar oudere theorie van de sociale vergelijking die aan de basis ervan ligt en die inhoudt dat mensen zichzelf bekijken door andermans ogen. Verschil veroorzaakt onlust en dwingt tot gelijkmaking. Het vreemde bedreigt en frustreert en de frustratie houdt aan totdat de bedreiging wijkt.
Maar dat verschil frustreert pas waar men voor die anderen de duimen moet leggen; waar men beter af is, verschaft dit verschil plezier en zo lijkt geluk een zaak van sociale vergelijking: niet het verschil zit ons dwars maar wel het beheerst worden door anderen daar dit ons met zelfverlies bedreigt. De actuele politiek van Festingers geboorteland is een toelichting bij zijn bevindingen van driekwart eeuw geleden.
Inzake de politieke situatie oppert zich een in feite eigentijds probleem dat zich laat benoemen als het onvermogen om met frustraties af te rekenen op een andere manier dan door de vernietiging van datgene waarvan men verschilt.
Aldus in het geding is, alle schone schijn ten spijt, een onkunde om met anderen handel te drijven, een onvermogen tot communicatie, een tekort aan aanpassingsvermogen, kortom: een schrijnend gebrek aan intelligentie. Het probleem van de huidige Amerikaanse politiek bestaat in niets anders dan in het feit dat daar nu nitwits aan de touwtjes trekken en uiteraard maken die er een zootje van, zij voeren Plato's fabel op over het narrenschip.
Narren aan het roer, een onvermijdelijk gevolg van nepotisme. Vriendjespolitiek duidt op het onvermogen om te delegeren of dus op dictatuur: macht wordt uitgedeeld aan lui op wie men vat heeft terwijl zij toekomt aan wie bekwaam zijn om de problemen aan te pakken.
Die bekwaamheid is nochtans voorhanden maar zij wordt geminacht zoals de druiven door de vos omdat men ze zelf missen moet. Zo komt het dat men dan niet alleen degenen minacht door wie men overtroffen wordt maar tevens versmaadt men hun eigenschappen of dus de dingen die hen beter maken. En het behoeft geen betoog dat dit nergens anders uitmonden kan dan in de reinste Barbarij.
(J.B., Kerstavond 2025)
1“Als ik zeg dat ik de afwas doe, dan doe ik ook de afwas!”
2https://www.gutenberg.org/cache/epub/28/pg28.txt: “The Fox and the Grapes: One hot summer’s day a Fox was strolling through an orchard till he came to a bunch of Grapes just ripening on a vine which had been trained over a lofty branch. “Just the thing to quench my thirst,” quoth he. Drawing back a few paces, he took a run and a jump, and just missed the bunch. Turning round again with a One, Two, Three, he jumped up, but with no greater success. Again and again he tried after the tempting morsel, but at last had to give it up, and walked away with his nose in the air, saying: “I am sure they are sour.” It is easy to despise what you cannot get.” (Editor: Joseph Jacobs, 1992).
3Cognitieve dissonantie is een begrip uit 1957 van Leon Festinger en beduidt de onlust veroorzaakt door psychosociale onverenigbaarheden. Men tracht die op te heffen door middels herinterpretatie een zekere consonantie ter zake te herstellen teneinde de consistentie binnen de persoonlijkheid terug te winnen.
23-12-2025
De worm en het Kerstekind
De worm en het Kerstekind
Het was naar zijn eigen zeggen de grootste angst van de filosoof Jaap Kruithof die toentertijd door menigeen en heel terecht 'het geweten van Vlaanderen' werd genoemd, dat de democratie, ontegenzeggelijk de 'minst slechte van alle staatsvormen', op een keer wel eens een gek aan het roer zou kunnen brengen van het schip dat onze wereld is. En vandaag is het zo ver.
En hoe het zo ver is kunnen komen? Via sluipwegen, uiteraard. Dat antwoord is kort maar het benadert misschien wel de waarheid. Trump is altijd al een extravagant figuur geweest maar pas na zijn verkiezing tot volgens sommigen de machtigste man op aarde - en dat is naar de vierde zin van de vierde paragraaf van de tweede brief aan de Korintiërs “de god van dit tijdperk” - blijkt die zich te ontpoppen tot een entiteit die wel uit een sprookjeswereld lijkt te komen. Trump lijkt onwaarschijnlijk en wel in die mate dat, mocht op een dag aan het licht komen dat hij helemaal niet bestaat doch een plastieken pop is die via hightech werd bestuurd door een leger volksmanipulatoren bijgestaan door de meest gesofisticeerde A.I., het zou misschien helemaal geen verwondering wekken.
Alvast alles - en vooreerst het gestaag uitlekkende chantagemateriaal - wijst er op dat de man in kwestie “a puppet on a string” is in de betekenis van een door (onbekende?) derden bestuurde eigenaar van omzeggens alle wereldse macht. Dat kenmerk werd sinds de oudste tijden toegeschreven aan de duivel, ook nog getypeerd als de niet-persoon bij uitstek. En in de nieuwste tijden blijkt dat men er toentertijd niet zo heel ver naast gegokt heeft.
Personen dragen een verantwoordelijkheid, men kan hen ter verantwoording roepen voor wat zij doen, men kan hen vragen waarom zij iets doen en zij dienen daarop een antwoord te kunnen geven, zo niet worden zij beschouwd als onverantwoordelijk, onvoorspelbaar ook en gevaarlijk en dan moeten zij op het matje worden geroepen, zij moeten verschijnen voor een rechter. Vandaag proberen vooral de machtigen onder de mensen de verantwoordelijkheid voor hun beslissingen en voor hun daden steeds vaker af te schuiven op niet-personen, zoals massa's, instituties, firma's of bedrijven. Die handelwijze heeft zelfs een specifieke logica in het leven geroepen, de zogenaamde paraconsistente logica, wat in feite een eufemisme is voor de volstrekt inconsistente logica, een logica die gelooft zich gedurende zijn proces voor een poos aan de eis van consistentie te kunnen onttrekken terwijl zijn werking alsnog berust op de afleidingsregels waarvan het fundament zich uiteraard nimmer aan die consistentie kàn onttrekken. Het alsnog opvoeren van het onmogelijke is daarom ook zoals elke leugen tijdelijk en vandaar wordt in de Heilige Schrift de duivel “de god van dit tijdperk” genoemd, dat het actuele tijdperk is. Dat de duivel de niet-persoon bij uitstek is, betekent dat hij zoals personen handelt doch zich direct na de handeling aan die handeling onttrekt alsof een ander die gepleegd had, ofwel 'niemand'.
Handelingen hebben personen nodig om zich te kunnen voltrekken en daarom kunnen gebeurtenissen aan welke men niet vragen kan waarom zij bestaan en die men daarom als noodlottig bestempelt, niet het gevolg zijn van persoonlijke beslissingen of van vrije keuzes maar volgen zij noodzakelijk uit de hier beschreven demonische 'activiteiten'. En het is naar die onverantwoordelijkheid dat ook de door Kruithof gebruikte uitdrukking ter typering van de huidige wereld als een 'schip zonder stuurman' verwijst.
Onverantwoordelijkheid is immoraliteit bij uitstek, het is het zich onttrekken aan de openbaarheid van bepaalde zaken, het zich afscheuren van delen van het geheel; het is het doen alsof men niet tot het geheel behoort waarin men nochtans bestaat, het is het fundament van de 'compartimentering' die naar de inzichten van socioloog Abram de Swaan de misdaad faciliteert en hem tegelijk verbergt - de misdaad die zoals een dief in de nacht lichtschuw is, ook met 'licht' in de betekenis van 'verstand', omdat hij niet wil weten van zichzelf.
Die demonische consequentie van de democratie zat echter altijd al in de kiem van haar bestaan verborgen als een worm die haar ooit aan zou vreten, die haar van binnenuit zou verslinden, en wel in de anonimiteit van de stemming die de macht geeft aan de meerderheid, die de kwantiteit verheft boven de kwaliteit en die aldus aan de waarheid, de kwaliteit bij uitstek, de doodsteek toedient. En dat is de sluipweg waarvan hoger sprake. Het is de weg van wie niet wandelen doch sluipen alsook besluipen, het is de weg der adders in het gras, die het gemunt hebben op de zwakke plekken van de levenden, om hen daar te bijten, hun gif in hun bloed te spuiten zodat het stremt, ront, verkilt, stolt - en hen aldus van het leven te beroven en naar de onderwereld te trekken waar zij heersen over de duisternis en de onwetendheid - een heerschappij die insgelijks van deze eeuw is en derhalve bijzonder tijdelijk, want reeds wordt de geboorte van de Waarheid aangekondigd.
(J.B., 23 december 2025)
22-12-2025
Verkapte massa-executie - Een interview met Omsk Van Togenbirger
Verkapte massa-executie
Een interview met Omsk Van Togenbirger
Officieel om gezondheidsredenen hebben ze hem opgepakt en in feite geïsoleerd, zoals ze altijd en overal met klokkenluiders hebben gedaan en wanneer ons gesprek van start gaat, zet hij een radiootje aan dat ruis geeft, kennelijk om te verhinderen dat eventuele derden meeluisteren. Men zou hier meteen gaan denken aan 'geestelijke' gezondheidsredenen en meer bepaald aan paranoïde schizofrenie maar op fouten tegen de logica heb ik onze vriend nooit kunnen betrappen, zeer integendeel, en als ik mij ertoe verplicht voel om het interview dat ik met de oude man mocht hebben, weer te geven, helaas op een plek waar bijna niemand het vernemen kan, word ik overmand door een gevoel dat beslist vergelijkbaar zal zijn met wat hem de hele tijd overkomt: heeft hij mij aangestoken met zijn paranoia of ga ook ikzelf nu redeneren zonder onbewust alle gedachten weg te kapen die verboden zijn? Intussen ken ik het onbetwijfelbare antwoord op die vraag maar laat ik nu van start gaan, alle overtollige beschrijvingen achterwege latend omdat hier geen tijd meer te verliezen valt en ik meen wat ik nu zeg.
Hij spreekt traag en bedachtzaam, niet gehaast en opgewonden zoals geesteszieken doen die in de greep zijn van psychosen en ook niet geheimzinnig zoals iemand doet die aandacht trekken wil: Omsk Van Togenbirger is dezelfde man van vroeger, alleen een heel stuk ouder nu, en kennelijk getekend door een leed dat niemand peilen kan totdat hij kennis heeft genomen van zijn boodschap en die is niet min. Hou u vast want wat een kerstboodschap had kunnen zijn, is de aankondiging van de geboorte van de duivel en wees verzekerd: voordat het wordt gesproken, wordt elk woord, zoals hij zelf zegde, twee keer omgedraaid.
- Ze hebben zich verraden, zo verklaart hij, met hun bombardementen op die zogenaamde drugstransporten vanuit Latijns-Amerika. U moet weten dat dit een tactiek is, toegepast door fascisten sinds het begin der tijden en ik bedoel: onaangekondigd als het kan en zo ongezien als maar enigszins mogelijk is omdat alles geschiedt wars van wet en rechtspraak.
Het valt mij op dat hij moeite heeft met spreken, alsof hij beneveld werd met tranquillizers maar tegelijk klinkt iets dat gelijkt op een zucht van verlichting tussen zijn woorden in, kennelijk omdat hij het eens aan iemand zeggen kan die het zal meenemen buiten de muren van deze medische burcht die zogezegd de maatschappij beschermen moet tegen desinformatie en massale krankzinnigheid.
- Desinformatie, het is voor hen een besmettelijke ziekte, zo legt hij me uit, die zij ook willen uitroeien met alle mogelijke middelen omdat zij bestaan bij de gratie van een fictie die zich verheft zoals een luchtkasteel dat door een 'verrader' zo doorprikt kon worden. Van die fictie leven zij, aan die leugen danken zij hun macht, aan die leugen en aan de massa-executie die zij moet verbergen en voor zichzelf kunnen verschonen.
Een ogenblik heb ik me afgevraagd of hij de draagwijdte van zijn woorden wel begreep maar hij bleef overtuigd klinken de hele tijd en ook bezonnen, zoals wijze, oude mensen spreken die al aankijken tegen de muur die opdoemt waar het leven aan zijn eind gekomen is. Het is niet talmen wat hij doet maar wikken en wegen.
- Zij beschikken over de macht om elke kritiek in de kiem te smoren, zij doen met andere woorden wat zij willen en die willekeur komt aan het licht waar zij tekeer gaan en zonder vorm van proces doch in de volle openbaarheid datgene voltrekken wat nimmer het licht mag zien.
Het gelijkt op orakelen wat hij doet maar met het verstrijken van de minuten word ik gewaar hoe dit niets dan bedachtzaamheid is en speuren naar middelen om het gezegd te krijgen.
- Stel eens, zegt hij, dat die drugsboten helemaal geen drugsboten waren, want dat is een mogelijkheid, er bestaat geen enkele controle door derden over die zaken, en stel eens dat dit aan het licht kwam: zou men dan spreken over misdaden en moorden?
- U hoeft mij niet te antwoorden, zo voegt hij er meteen aan toe, want ik ben nog niet uitgepraat, ik ben er namelijk van overtuigd dat hier drugstrafiek in het geding is maar dat is niet het punt: het punt is dat als men dat zou ontdekken, men zou geneigd zijn om te spreken over een rechtmatig handelen maar dat is het nu eenmaal allerminst. Men moet begrijpen dat alleen een oorlogslogica deze handelwijzen in staat is te verschonen en dat wil zeggen dat daar geen ander recht dan dat van de sterkste speelt. Maar laat ik nu met de deur in huis vallen want onze tijd raakt snel op...
Hij draait het klankvolume van het radiootje een beetje hoger, leunt een weinig voorover om verstaanbaar te blijven en gaat dan door met zijn betoog.
- De tactiek die zich verraadt in de handelwijze voor de aanpak van de bestrijding van drugstrafiek is zoals ik al zei fascistisch van makelij en daarmee bedoel ik, om het allemaal zo kort mogelijk te houden, dat men aan niemand gaat vragen wat men al dan niet mag doen en, meer zelfs, dat men tracht om iedereen buiten zijn geheime zaakjes te houden. De mensen hebben er namelijk geen zaken mee, met het spel dat met hen wordt gespeeld, begrijpt u? Want zo denken zij gewis: zij zullen het u niet vertellen als zij het zo gepland hebben dat zij u zullen afmaken.
Zijn woorden verontrusten mij een beetje en hij knikt om te verduidelijken dat hij meent wat hij vertelt.
- U herinnert zich de coronatijd en ook die 'achterklap' op alsnog aan het licht gebrachte officiële documenten waar uitgelegd wordt hoe men de risico's voor wie vaccins krijgen toegediend verbergt in een mist van woorden? Het is niet onbelangrijk wat ik nu ga zeggen en daarom lees ik die paragraaf hier nog eens voor.
Hij haalt een papier uit zijn binnenzak alsook een leesbril, overhandigt mij dan de tekst en gebiedt mij hem zelf voor te lezen.
– Ik weet dat u de tekst kent, zegt hij, maar ik wil dat u hem nogmaals voorleest, klaar en duidelijk, want dit is van groot belang. Het gaat erom dat men mensen ertoe brengt dat zij uit eigen beweging naar de slachtbank trekken: men vraagt hen om hun toestemming te geven tot medische handelingen die in plaats van hen te genezen, hun dood kunnen betekenen. Lees maar meteen de laatste zin voor, onder 'Results of the study', ik heb het in de marge aangestreept!
Ik neem het stukje papier van de heer Van Togenbirger aan en lees de tekst voor: “This risk is sufficiently obscured in clinical trial protocols and consent forms for ongoing COVID-19 vaccine trials that adequate patient comprehension of this risk is unlikely to occur, obviating truly informed consent by subjects in these trials.”1
- Dank u wel. Moord met voorbedachten rade, toch? Want u dient te weten wat dit risico in wezen inhoudt, waarschijnlijkheid is immers niet zomaar een abstractie, ziet u? Als ik zeg dat u een kans van één op honderdduizend hebt om te overlijden als u voor een zekere behandeling kiest, dan kunt u misschien denken dat u relatief veilig bent maar de waarheid is dat dit betekent dat er voor elke honderdduizend mensen die dat doen, één echte dode valt te betreuren. Dat zijn tien doden op een miljoen; dat zijn tienduizend lijken op een miljard en er zijn acht miljard mensen op deze aarde. En nu kunnen we misschien verder praten.
– Ziet u, zo gaat hij onmiddellijk door: ik besef dat men van hogerhand niet wenst dat er aldus wordt gesproken omdat dit roet in het eten gooit van wie er op gebrand zijn om de massa als een bron van inkomsten te gebruiken. Noteer dat men in die termen denkt: massa, zo zegt men, en dat geeft de valse indruk dat het niet om mensen gaat, dat het gaat om zaken waarvan er genoeg zijn, of zelfs teveel, en dat het niet zo nauw steekt. Maar dat zijn grove leugens want het gaat om u en ik, het gaat om uw ouders en om uw kinderen. Begrijpt u dat goed? Maar loop niet weg want ik ben nog niet aan het eind van mijn Latijn, ik zweer dat ik het zo kort mogelijk houd.
Hij neemt het papiertje van me aan en stopt het terug in zijn jaszak, kijkt me doordringend aan en vertelt verder.
- 'Informed consent' of toestemming met zaken waarover men goed dient ingelicht te worden, zoals de wet het immers voorschrijft, bestaat niet meer, met dank aan de heerschappij van het bedrog. Maar als u dacht dat dit het einde is, dan bent u stekeblind zoals bijna iedereen vandaag, want het laten ondertekenen door de betrokkenen van hun terdoodveroordeling is een stap die voortaan gewoon wordt overgeslagen. Dat gebeurde in het nazitijdperk, zoals u wel weet, maar het gebeurt vandaag opnieuw, en als het algemeen bekend zal worden, zal het kwaad allang geschied zijn. Fascisten handelen nu eenmaal achter onze ruggen om, zij bedisselen hun plannen in de hoogheidswaanzin welke mede een gevolg is van de heroïne of de heldendrugs welke zij gulzig snuiven op hun festiviteiten, of denkt gij dat de paradijsjes van de machtigen der aarde waarvan nu en dan wat uitlekt om dan gauw weer in de doofpotten van de geschiedenis te verdwijnen, zich daar tevreden stellen met een profijtig pilsje, laat het nog een heel goed wijntje zijn? Glinton in een jurk, Tremp in het gezelschap van minderjarige meisjes, in de club van de nog gauw monddood want dood gemaakte topgangster die Hepstein heet? Denk u echt dat zij een frisse pint gaan pakken zoals ook u en ik doen als de molens draaien op het plein en als de wieken waaien en het kermis is voor groot en klein? Heroïne, cocaïne, en misschien nog heel andere drugs waarvan wij nog nooit hoorden, genotmiddelen welke zoals ook alcohol doet maar dan in een nog veel grotere mate, de gebruikers naar het hoofd stijgen en in de waan brengen dat zij goden zijn? Immers, gedragen zij zich niet als goden, die zonder vorm van proces mensen afmaken?
- Niet zomaar afmaken, zult u zeggen, want het gaat over drughandelaars en dat zijn criminelen, maar ik zei het al dat dit helemaal niet ter zake doet want voor hetzelfde geld vermoorden zij wie hun machtsstreven in de weg staan of wie de klokken luiden over wat zij doen, begrijpt u?
- En denk vervolgens eens goed na over de middelen die hen ter beschikking staan, alsook over wat in andere dictaturen reeds gebeurde, zo gaat hij verder: de macht van in de eerste plaats het medische bedrijf is ronduit griezelig. U weet dat een eeuw geleden Aldous Huxley daarover al fantaseerde met zijn Brave New World maar de werkelijkheid, mijn beste, overtreft, zoals onze goede vriend William Shakespeare al wist, de stoutste fantasie en dat is in deze zaken helemaal niet anders.
Nu neigt hij zich voorover zoals mensen doen die absoluut niet willen dat buitenstaanders ook maar iets opvangen van wat zij gaan vertellen.
- Het is geen geheim meer dat men over zowat iedereen zowat alles weet, nietwaar? En wat anders denkt u dat men doet met die gegevens dan ermee spelen zoals de armen spelen met de kaarten van verdriet? De kaarten van plezier in het spel van de machtigen der aarde, mijn allerbeste... en laat ik u nu eindelijk wat verklappen.
- U gaat naar de dokter voor een routineonderzoek waartoe u uitgenodigd werd of niet, dat speelt geen rol, en u denkt dat u gezond bent, totdat u terug moet voor de uitslag. Het verdict luidt 'ernstig ziek', u weet wel hoe men dat nu noemt, niemand die er zal tegen protesteren, men doet alsof men alles in het werk stelt om het te voorkomen en om het te genezen. Maar u hebt nog een kans, zo wordt u althans gezegd, met een zekere behandeling en u gaat terug, u laat zich behandelen maar wat u niet weet en ook niet weten wil, is dat u pas dan en uitgerekend onder het voorwendsel van een geneeskundige behandeling, ziek gemaakt wordt. U wordt bestraald en op de koop toe vertelt men u dat u bestraald wordt en aldus wordt u ter dood veroordeeld. En vertel mij niet dat dit niet kan want het gebeurde in de nazitijd op grote schaal en die tijd is nu terug met een fascisme om u tegen te zeggen.
- Wie met de massa bezig zijn, bekommeren zich niet om mensen, zoals wie de volksgezondheid willen dienen, dit zullen doen ten koste van uw en mijn gezondheid omdat er nu eenmaal minder zieken zullen zijn waar zij worden uitgeroeid, begrijpt u? Inderdaad, daar waar de zieken worden uitgeroeid, blijven alleen gezonde mensen over en zegt men dat het volk als zodanig ook gezonder is, terwijl men helemaal vergeet dat gezondheid een eigenschap is van levende lichamen en allerminst een eigenschap kan zijn van aantallen. Kent u het bollenprobleem? Het is een bijzonder misleidend probleem uit de wiskunde en het handelt over witte en zwarte bollen die blindelings uit een vat worden genomen, ik ga het hier niet uit de doeken doen, het gaat er alleen om dat de eigenschap van het wit of zwart zijn, welke wel kan toegekend worden aan elke bol apart, helemaal geen eigenschap kan zijn van het geheel van alle bollen. Om die reden is ook de zogenaamde volksgezondheid een wanbegrip. Voor de dwaas Hitler die nu samen met zoveel andere fascisten opnieuw verafgood wordt door velen, was de volksgezondheid ermee gediend als men de artsen verving door beulen omdat op die manier de zieken heel wat sneller en ook makkelijker verdwenen. Dezelfde dwaasheid wordt begaan in communistische systemen die immers stellen dat het algemeen belang primeert boven dat van de enkeling. U moet daar eens over nadenken.
- Ik ben niet uitverteld, maar mijn leeftijd verbiedt mij helaas om dit gesprek nog voort te zetten. Misschien tot een andere keer? Het was mij een waar genoegen.
- Het genoegen was helemaal aan mijn kant. Mag ik u nog het beste wensen?
Als in een wazige spiegel van de Vlaamse auteur Ludo Noens confronteert sciëntisten met het bijzonder precair karakter van hun wereldbeeld en met de voorbarigheid van een enthousiasme dat met de zelfverheerlijking, of is het een zelfvergoddelijking, van de mens speelt. Niet zozeer omdat het werk een aantal hiaten blootlegt in die zelfverzekerde opvattingen - wat het weliswaar doet - maar eerst en vooral omdat daar de vinger wordt gelegd op een nog veel pijnlijkere wonde: het uiteindelijk fictief karakter van de criteria welke de zogenaamde realiteit moeten scheiden van de fictie.
Het belichten van die flinterdunne of misschien wel geheel onbestaande, genoemde grens maakte sinds de vroegste publicaties van deze hedendaagse auteur deel uit van de kern van de betekenis van zijn werk maar in de jongste publicaties treedt de ernst van de kwestie steeds meer op de voorgrond: terwijl Noens zich er aanvankelijk op toelegde om middels niet meteen simpele literaire middelen de werkelijkheidswaarde van de fictie aan het licht te brengen, maakte hij ook werk van het aan het licht brengen van het fictief karakter van zekere 'onbetwijfelbare' realiteiten. Deze verwoording vertoont niet geheel toevallig enige verwantschap met die met betrekking tot 'the unsinkable', zoals ooit de Titanic werd genoemd, waarvan echter de noodlottige bestemming binnen de kortste keren de zeebodem bleek te zijn want een gelijkaardig zwaard van Damocles lijkt met de overpeinzingen in de genoemde literatuur boven het hoofd van steeds meer takken van de boom van de wetenschappen te hangen.
Om te beginnen is er de zichzelf tot 'heilige wetenschap' verklarende theologie die het moet opnemen tegen het geschiedkundig onderzoek, de fysica en de psychologie. Tegelijk blijkt steeds vaker hoe ook historisch onderzoek vervalst wordt (denk maar aan inspanningen die nog steeds geleverd worden om de Congohistorie te verdonkeremanen) en ook de psychologie heeft haar beste tijden gehad: de haring van haar menigvuldige veroordelingen van zogenaamde 'abnormalen' bakt niet meer sinds de slachtoffers van die ronduit demoniserende praktijken op de barricaden zijn gaan staan en de dieptepsychologie alsook de psychoanalyse werden grotendeels naar het rijk der fabels verwezen.
Wat betreft de laatstgenoemde discipline worden de zaakjes nu veeleer beheerd door de farmacie die op haar beurt in ongenade dreigt te vallen bij de massa nadat zij als economische topbedrijvigheid volgens velen een wat onfrisse rol speelde in een recente wereldwijde zogenaamde coronacrisis die een totalitarisme aan het licht bracht waarin menigeen de voorbode van een nieuwe wereldoorlog meende te ontwaren.
In de zogenaamde 'harde' wetenschappen dan met op kop de fysica en de kosmologie, schuift de vaste grond onder de voeten van de onderzoekers weg ingevolge zich om de haverklap verversende theorieën en paradigma's waarvan de kwantummechanica niet de geringste is, naast de ooit als absolute waarheid voorgestelde speculaties over het ontstaan van het heelal.
Voor een meer uitvoerige behandeling van deze kwestie, wende men zich tot het werk van Ludo Noens maar hier belangt ons een zekere paragraaf aan in zijn jongste publicatie met betrekking tot het verschijnsel van de levitatie.
Die 'onmogelijkheid' wordt daar allerminst lichtzinnig behandeld: zij kadert in een positief wetenschappelijk gefundeerde situering en meer bepaald leent het boek ons de ogen (en de geest) van verschillende vooraanstaande natuurvorsers voor het beschouwen van het verschijnsel van de zwaartekracht. Maar dus ook voor het verschijnsel van de levitatie bestaan verschillende wetenschappelijk verklaringen, meer bepaald waar die het gevolg is van de werking van zekere winden, van magnetisme of van geluid (de zogenaamde ultrasone of akoestische levitatie waarmee monniken in Tibet zware stenen zouden verplaatsen) maar in het geval van heiligen zou de bevrijding van de zwaartekracht het gevolg zijn van een mystieke extase. Nu wijst onze auteur op de volgens zijn onderzoek meer dan tweehonderd geregistreerde gevallen van levitatie onder (meestal) heiligen van de katholieke kerk en onder hen bevindt zich Thomas van Aquino.
Zoals enkele afbeeldingen van de geleerde van inmiddels duizend jaar geleden tonen, was Thomas nogal corpulent, wat aanleiding zou hebben gegeven tot enige hilariteit bij het ter sprake komen van de genoemde bijwerkingen van de mystieke vervoering tijdens zijn gebed. Sinds de opkomst van fotografie en film is het aantal meldingen van levitatie enigszins geslonken, wat inzake het verschijnsel lijkt te wijzen op een soort lensschuwheid maar toch blijft er een niet weg te werken residu van ernst bestaan hetwelke wordt gevoed, enerzijds door steeds vaker opduikende verklaringen binnen de wetenschappen zelf maar anderzijds ook door het bewaren van een vrome stilte in religieuze middens waarop deze 'bovennatuurlijke' zaken betrekking hebben. Het is de rol van vorsers om het onzichtbare aan het licht te brengen teneinde het ook te kunnen verklaren en op die manier werden in het verleden boze geesten vervangen door microscopisch waarneembare bacteriën, virussen of vergiften en werden aan goden en demonen toegeschreven verschijnselen verklaard met wiskundige formules. Maar toch: er is een onverklaarbare hardnekkigheid in het geloof dat miljarden mensen, onder wie vele vorsers en geleerden, ervan weerhoudt om het onverklaarbare dat nu en dan verschijnt in een wereld waarin het niet thuis lijkt te horen, zomaar af te wijzen omdat er een schijn van heiligheid mee gemoeid is.
Om te beginnen is er het mysterie dat de tand des tijds helemaal geen vat blijkt te hebben op 'heilige gebeurtenissen' zoals bij uitstek het jaarlijkse kerstfeest wereldwijd, dat zich aldus in de dimensie van de onsterfelijkheid lijkt te situeren. Wetenschappelijke bevindingen smelten weg als sneeuw in de zon bij de aanblik van de kerststal waarvan niemand nog betwijfelt dat die een product is van de kinderlijke fantasie. Edoch, wetenschappelijke criteria blijken gewoon niet van toepassing op deze zaken, zoals men ook niet kan beoordelen of het goede en het schone, waar zijn. Waarom ook zou men de vliegkunst van de grote kerkvader Sint Thomas van Aquino, auteur van het Thomisme, fundament voor de katholieke theologie, in twijfel trekken als het nog veel groter mysterie van de verrijzenis de kern uitmaakt van het christelijke geloof?
De beschreven getuigenissen van de eerste opstanding kunnen weliswaar worden afgedaan als historische vervalsingen of als inbeeldingen maar waaraan niet getornd kan worden is aan de hoop dat de verrijzenis alsnog een realiteit zal blijken en die hoop is gegrondvest in de liefde die geen mens kan loochenen en die de mythische Orpheus ertoe aanzette om af te dalen in de diepste krochten van de hel.
Nu Trump aan de macht is, de clown die zich verkleedt in de paus van Rome en die de mond vol heeft over 'God' terwijl hij alles behalve de parabel van de rijke jongeling genegen blijkt, lustig om zich heen bombardeert en tegelijk hengelt naar de Nobelprijs voor de Vrede, is een woordje over sympathie voor schurken geen luxe-aangelegenheid.
Sympathie voor schurken is een gedrag dat van alle tijden is en dat de menselijke nood aan confirmatie en aan consolidatie etaleert, meer bepaald de nood om de zogenaamde cognitieve dissonantie op te heffen.
Cognitieve dissonantie is een begrip uit 1957 van de socio-psycholoog Leon Festinger en het beduidt de onlust veroorzaakt door psychosociale onverenigbaarheden. Men tracht die op te heffen middels pogingen om de genoemde onlust weg te werken en dus om een zekere consonantie ter zake te herstellen teneinde de consistentie binnen de persoonlijkheid terug te winnen.
Dit kan op verschillende manieren gebeuren, en zo bijvoorbeeld betekent dat voor een katholiek gelovige dat hij ophoudt met zondigen: de zonde immers schept een kloof tussen, enerzijds, wat hij doet en, anderzijds, wat hij (volgens zijn religie) zou moeten doen - de bekende kloof tussen Sein en Sollen. Maar deze gelovige kan de genoemde kloof ook op een heel andere manier dicht maken.
De 'zondaar' kan de genoemde dissonantie namelijk ook wegwerken door zijn religie te verwerpen. Hij kan dan bijvoorbeeld de veeleisende Christusfiguur vervangen door Lucifer die immers in het zondigen helemaal geen graten ziet. En het is voor een deel ook in die zin dat men het sympathiseren met zogenaamde schurken moet verstaan.
De tendens om met schurken te gaan sympathiseren neemt toe onder invloed van uiteenlopende factoren. Om het gemakshalve bij het gegeven voorbeeld te houden, is het duidelijk dat de druk die de heersende moraal uitoefent op het volk, van grote betekenis zal zijn: de neiging om te 'zondigen' (tegen de regels van de heersende moraal) wordt door die moraal ingeperkt, of beter nog: zij wordt ingeperkt door de middelen die door de heersende moraal worden aangewend om het gedrag te reguleren.
Zo zullen mensen minder geneigd zijn om te stelen wanneer bij diefstal het afhakken van een hand als strafmaat geldt. Waar daarentegen straffeloosheid van de partij is, zal men zich niet langer aan de morele voorschriften storen en zal men de moraal verwerpen of verwisselen voor een moraal waarin dieven optreden als de nieuwe helden. Bij uitstek gebeurt dit dan waar dieven aan de macht zijn en waar derhalve niet slechts straffeloosheid geldt maar waar bovendien beloningen worden uitgeloofd aan wie het voorbeeld in kwestie genegen zijn.
Het probleem is niet min omdat het hele zaakje draait om de vraag of de criteria welke gehandhaafd worden teneinde goed en kwaad te onderscheiden, gerechtvaardigd zijn. Met andere woorden duikt hier de vraag op welke moraal dan wel de goede moraal is. En het is evident dat we hier te maken krijgen met een slang die in haar eigen staart bijt; men moet immers eerst beschikken over een moraal vooraleer men zich kan uitspreken over het al dan niet deugen van een zaak, in casu een bepaalde moraal.
Een objectief of wetenschappelijk fundament voor een moraal is niet te vinden, hoezeer men ook zoekt: het zal steeds willekeurig zijn omdat de vraag of het goede waar of onwaar kan zijn, absurd is, evenals de vraag of het schone waar of onwaar is. In een maatschappelijke context zal een fundament voor een moraal veelal worden gekozen of gefabrikeerd en aangewend door de sterkste, in functie van het consolideren van diens machtspositie.
Zo bijvoorbeeld wordt het katholicisme al gedurende twee millennia benut door potentaten om het volk eronder te houden, zoals door Friedrich Nietzsche werd verklaard. Het christendom als slavenmoraal is in overeenstemming met de wensen van de heersers en schenkt aan de slaven een zekere gemoedsrust of een consonantie van het innerlijk, die echter verdwijnt en verandert in onvrede van zodra de betrokken 'gelovigen' zich tegen die opgedrongen religie gaan verzetten.
Het adjectief 'opgedrongen' volgt nota bene helemaal niet uit gevoelens van vijandigheid jegens de moraal in kwestie maar uit de vaststelling dat mensen als katholiek worden beschouwd van zodra zij het zogenaamde doopsel hebben ontvangen, wat gebeurt op een ogenblik dat zij pas enkele dagen oud zijn en derhalve in het volstrekte onvermogen verkeren om zich tegen de inlijving door deze religie te verzetten. Dat verzet kan later komen, na de bewustwording van wat men werd aangedaan, en sympathie met zogenaamde 'ketters' zal dan uiteraard worden aanzien als vanzelfsprekend.
Volledigheidshalve: aldus werd het christendom als zodanig, dat een niet altijd even duidelijke verzameling is van uitspraken gedaan door een bepaalde persoon, helemaal niet veroordeeld noch goedgepraat, echter wel de aanwending ervan door machtswellustelingen. En het is geen sinecure om in dat wespennest enige klaarheid te scheppen.
(J.B., 20 december 2025)
Orpheus en Eurydicè (volledig, PDF)-
Orpheus en Eurydicè (volledig, PDF)-
19-12-2025
A.W.W.
A.W.W.
18-12-2025
Over wat verborgen is (2)
Over wat verborgen is (2)
De betekenis van wereldbeelden verandert in de mate dat de wereld verandert, ook als aan die wereldbeelden zelf helemaal niets gewijzigd wordt. Dit is zo omdat een wereldbeeld betrekking heeft op de wereld en het geldt des te meer naarmate die betrekking authentieker is. Zo is een wereldbeeld volgens welk de zon rond de aarde draait, waar totdat wordt aangetoond dat de aarde rond de zon draait. Maar andersom is het ook denkbaar dat een wereldbeeld geheel onwaarachtig lijkt tot op het ogenblik dat de wereld zelf zodanig kentert dat het wereldbeeld in kwestie waar wordt: objectief gezien is het altijd waar geweest, zoals ook het geocentrisme altijd fout was, alleen blijkt dit pas nadat de wereld in het daartoe vereiste stadium is beland.
Men zegt dan dat de waarheid 'uitkomt' en dat gezegde geeft gehoor aan een ander gezegde, namelijk: “Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel.” In dat gezegde kan de leugen verwijzen naar de veroordeling van een wereldbeeld dat mettertijd alsnog waar zal blijken. En 'mettertijd' betekent dan: nadat de wereld een zekere verandering heeft ondergaan, bijvoorbeeld door een ontdekking of ingevolge een andere gebeurtenis.
Het precair karakter van wereldbeelden komt echter pas aan het licht in ogenblikken van grote ontdekkingen of van ingrijpende gebeurtenissen. Zolang ontdekkingen uitblijven en er verder niets gebeurt, zijn wereldbeelden stabiel, ze lijken waar en betrouwbaar. Een wereldbeeld dat onvergankelijk lijkt, wijst dan ook vooreerst op het uitblijven van ingrijpende gebeurtenissen en vooral dan op een stilstand inzake inzicht en begrip.
Dat impliceert echter niet dat waar inzichten zich wijzigen, de wereldbeelden die daarmee in strijd blijken, ook meteen vergaan. Ze kunnen een hardnekkigheid vertonen die doet denken aan de wet van de traagheid, omdat zij vast geworteld zitten in het leven. Anderzijds is het tevens niet ondenkbaar dat inzichten louter vermeende inzichten zijn, die achteraf alsnog onjuist blijken want niets of niemand garandeert dat verandering per definitie gelijk is aan verbetering of vooruitgang. Want het is niet zo dat alles spontaan evolueert naar steeds meer waarheid, ook al lijkt die illusie sterk gevoed te worden door het zich opstapelen van technische verworvenheden - die zijn vaak louter en alleen te wijten aan de voortgang van de tijd die als zodanig de opstapeling van ongeacht wat meebrengt. Een garantie dat verandering meer waarheid brengt, is er evenmin als een garantie dat het verloop van tijd (dat spontaan verandering meebrengt) zou volstaan voor een toename van schoonheid of van goedheid en voor de hand ligt het voorbeeld van de eeuwig groeiende afvalberg alsook dat van een steeds meedogenlozer wereldgebeuren.
Het is ook mogelijk dat de hardnekkigheid van wereldbeelden niets te maken heeft met de hoger genoemde 'traagheid' maar wel met een verborgen zekerheid. Die zekerheid manifesteert zich niet in wetenschappelijke bewijzen maar blijkt uit een vorm van trouw welke men ook terugvindt onder mensen die om elkander geven. Ook wanneer buitenstaanders geliefden attent maken op de onzekerheden die zij aangaan door blindelings aan elkaar trouw te zweren, laten die zich niet van de wijs brengen door de weliswaar goedbedoelde waarschuwingen, ook al hebben die hun waarde al menigmaal bewezen. Mensen eigenen zich het recht toe om te handelen wars van zekere bewezen waarheden, waarschijnlijkheden en zekerheden en dat recht komt in feite neer op het recht op vrijheid.
Zonder vrijheid is er slechts het 'kristallen paleis' van Dostojewski of een totalitair systeem in eender welke vorm. De mens is daarin dan herleid tot een loutere uitvoerder van programma's, voorgeschreven door wie aldus over hem heersen: degenen die hem zijn menselijkheid, zijn leven en zijn toekomst trachten te ontfutselen en die een voorganger hebben in Herodes.
Dat de zekerheden waarvan sprake verborgen blijven, heeft het nadeel dat ze zich niet meteen bewijzen aan de wereld maar tegelijk het voordeel dat zij niet zo makkelijk geaccapareerd kunnen worden. De takken van een grote palmboom sluiten zich er omheen zolang zij weerloos zijn en totdat zij zich vanuit de kracht van de waarheid zelf kunnen meten met de openbaarheid. Wat aldus tot leven komt, wordt gewis alsnog veroordeeld door een wereld die alleen oren heeft naar klinkende munten, bewijzen en programma's en het moet zich daarom blijvend verhullen in een geheim dat aan elk werelds oog ontsnapt.
(J.B., 18 december 2025)
17-12-2025
Over wat verborgen is
Over wat verborgen is
Opscheppen lijkt onschuldig maar dat is het misschien wel allerminst en daarom moet daar worden bij stilgestaan nu de feesten naderen want op feesten zijn opscheppers van de partij. Het scheppen laten zij aan anderen over maar opscheppen kunnen zij dus wel en zo bijvoorbeeld scheppen zij op over de geplande gigantische balzalen waarin de festiviteiten van de toekomst hun bestemming zullen krijgen. Samen met collega-opscheppers zullen zij in die zalen hun gigantische successen vieren van het afgelopen jaar. Niemand immers op de hele wereld zal kunnen zeggen dat zijn balzaal groter is, niemand kan aanspraak maken op een gelijkaardig recht op de Nobelprijs voor de Vrede en niemand op aarde kan zeggen zoveel zorg te dragen voor mens en milieu of zoveel respect op te brengen voor de soevereiniteit van andere naties, niemand in de ganse geschiedenis heeft zoveel durf vertoond om met de vier alom en ook door alle kinderen gekende initialen op het voorhoofd aan iedereen kenbaar te maken dat hij de grootste narcist aller tijden is. En als hij voorwaar de allermachtigste man op aarde is, zal zijn voorbeeld uiteraard aanstekelijk werken - ook en vooral voor kinderen - en krijgen wij binnen de kortste keren een Unwertung aller Werte, zoals ze dat een dikke eeuw geleden Nietzsche nazegden en zoals het nu herhaald wordt: een omkering van alle waarden, precies zoals voorspeld in George Orwell zijn 1984: oorlog is vrede, vrede is oorlog. Weg met het christendom en een warm welkom aan de nieuwe 'herenmoraal', de moraal van het recht van de sterkste!
Want het is uiteraard de sterkste die opschept en meer bepaald schept hij op over het feit dat hij sterker is dan wie zwakker zijn. Want al wie opscheppen moeten, krachtens wat zij doen, ook eer betuigen aan alle opscheppers die hen in die kunde overtreffen, totdat zij van de piramide van de pikorde de absolute top bereiken, de top van wie zij het schitterende voorbeeld volgen, dat zij nooit zullen evenaren en waaraan zij derhalve alle eerbetoon en dank verschuldigd zijn: de dood die eeuwig op ons aller graven danst.
(J.B., 17 december 2025)
16-12-2025
Estafette
Estafette
“Nihil nove sub sole”: het lijkt een onschuldige uitdrukking maar de vraag luidt of zij wel waarheid in zich bergt want zij verklankt een statische geschiedenisopvatting, zij staat voor de overtuiging dat er wezenlijk niets verandert zodat de waarheden zoals aangereikt in het boek Genesis, in de Veda's of in de Helleense mythen, niet kunnen inboeten aan geldigheid. Het starre vasthouden aan de wetten van de Thora, de lessen in het Nieuwe Testament, de verzen van de Koran, de Sanātana Dharma uit de Bhāgavata-Purāṇa of de voorschriften uit de Avesta, laat eigenlijk geen wezenlijke ontwikkeling toe inzake het beeld dat men van de wereld heeft.
De statische opvatting van de geschiedenis kan wel cyclisch zijn maar ook in dat geval gelooft men dat de dingen zich weliswaar kunnen ontwikkelen doch zij veranderen niet wezenlijk, zij keren telkenmale naar hun oorsprong terug. Soms vergelijkt men het verloop van de geschiedenis met de beweging van een slinger en in die opvatting pendelt men van het ene uiterste naar het andere terwijl men aan het rustpunt voorbij zoemt met een maximale snelheid zonder de mogelijkheid om halt te houden. Zelfs het teleologisch geschiedenisconcept is star: het ziet een zin of een einddoel in de loop van de gebeurtenissen en wekt daardoor een streven dat tot handelen aanzet maar het einddoel zelf ligt van bij het begin verankerd, het wordt voorspeld, men leeft er naartoe, men stemt zijn hele wezen er op af. En de naar vrijheid strevende mens vraagt zich af of een ontsnapping uit die kerker mogelijk is en hij komt tot het besluit dat hij het weliswaar niet weet maar dat hij hoe dan ook ontsnappen wil.
En dat is uiteraard pas mogelijk waar men gelooft de geschiedenis zelf te kunnen maken. Dat is geen sinecure en een opzet waar durf voor nodig is, zelfvertrouwen, moed en vooral zin voor verantwoordelijkheid want zodoende torst de mens op zijn schouders die gigantische last die anders door het noodlot wordt gedragen. Het is een revolte waarin de mens de goden uitdaagt maar onvermijdelijk zadelt hij aldus zichzelf op met het lot van Sysiphus, terwijl hij ook doet denken aan Atlas, die leefde in Atlantis en die vanwege een straf de wereld torsen moet.
De vertogen over de teleurgang van de oude waarden klinken goed in de oren van wie in donkere tijden op zoek zijn naar een reddingsboei maar zij houden een gevaar in dat niet altijd even zichtbaar is. De overtuiging dat alles altijd hetzelfde blijft en de moraal dat alles ook moet blijven zoals het is, impliceren in het licht van de wetenschappelijke opvattingen over het ontstaan van de mens immers ook de onmogelijkheid om ooit aan onze dierlijke oorsprong te ontkomen. Ze zetten een rem op het wetenschappelijk onderzoek dat immers vooreerst vrijheid vereist alsook de bereidheid tot het verlies van oude, vermeende zekerheden en het aangaan van een verbintenis met een partner die geen enkele garantie biedt, althans niet in de vorm van ruggensteun, omdat wij die partner zelf zijn. Want in de verwerping van de oude 'zekerheden' werpt de mens zich op zichzelf terug, hij wordt zich ervan bewust dat hij op fictie leunde en krijgt nu een koude douche maar tegelijk bestaat er geen alternatief voor wie weg willen uit de kerker van al die schijnzekerheden, dan in de keuze voor het volle licht dat buiten schijnt, achter de dikke en veilige maar ook alles verduisterende muren.
De Verlichting is een onderneming waaraan risico's inherent zijn maar buiten die keuze slinkt in feite alle hoop om ooit te komen tot een bevrijding die alleen kennis bieden kan omdat kennis de wil is om de werkelijkheid recht in de ogen te kijken. De risico's van die onderneming zijn niet min maar of zij ons zullen verlammen, is een kwestie die alleen wijzelf te beslechten hebben. Waar zij zich manifesteren, wordt de verleiding groot om terug te krabbelen naar oude wereldbeelden waar men zich braaf neerlegt bij wat 'de geschriften' ons dicteren maar het is zonde voor die verleiding te bezwijken in een tijd die alle middelen biedt om in te kunnen zien dat ook de auteurs van al die heilige boeken mensen waren die, indien zij daartoe nog in staat waren, ons het verwijt naar het hoofd zouden slingeren dat wij aldus uit pure gemakzucht, ja, uit lafheid, de lasten van het leven op hun schouders lieten liggen. Inderdaad, zij moeten worden afgelost.
(J.B., 16 december 2025)
“Het geestelijk lijden van onzen tijd” (Herhaling van een tekst d.d. 8 en 9 januari 2021, opgenomen in “Panopticum Corona”)
“Het geestelijk lijden van onzen tijd”
(Herhaling van een tekst d.d. 8 en 9 januari 2021, opgenomen in “Panopticum Corona”1)
1. Huizinga
“Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken."2Dit is de openingszin uit een in 1935 verschenen boek van de Nederlandse historicus Johan Huizinga, getiteld: In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Wat verderop lezen wij: "De feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogen, hoe bijna alle dingen, die eenmaal vast en heilig schenen, wankel zijn geworden: waarheid en menschelijkheid, rede en recht. Wij zien staatsvormen, die niet meer functioneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij zien maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige doorwerken. De dreunende machine van dezen geweldigen tijd schijnt op het punt om vast te loopen."3
Er zijn wel degelijk gelijkenissen tussen de crisis van de jaren dertig van de voorgaande eeuw en de huidige tijd. Het boek van Huizinga situeert zich middenin dezelfde crisis die ook Spengler tot cultuurpessimisme dreef en zij delen het wantrouwen in het vooruitgangsgeloof terwijl Huizinga elk optimisme aan onwetendheid wijdt: "Thans is het besef van midden in een hevige en met ondergang dreigende cultuurcrisis te leven tot in breede lagen doorgedrongen. Spengler’s Untergang des Abendlandes is voor talloozen in de geheele wereld het alarmsein geweest. Dit beteekent niet, dat al de lezers van het beroemde boek zich tot de daar geboden inzichten hebben bekeerd. Maar het heeft hen vertrouwd gemaakt met de gedachte aan mogelijkheid van daling der huidige cultuur, waar zij te voren nog bevangen waren in een onberedeneerd vooruitgangsgeloof. Een ongeschokt cultuuroptimisme is voorloopig enkel meer weggelegd voor hen, die of door gebrek aan inzicht niet kunnen beseffen, wat er aan de cultuur ontbreekt, dus zelf door het vervalsproces zijn aangetast, of voor hen, die in hun maatschappelijke of politieke heilsleer de komende beschaving reeds in den zak meenen te hebben, om haar aanstonds over de misdeelde menschheid uit te schudden."4
Het gaat Huizinga niet alleen om de economische crisis van die tijd want die is een teken van een cultuurcrisis: "Al is er geen terug, het verleden kan toch leering behelzen, ons ter oriënteering dienen. Zijn er historische gevallen aan te wijzen, waarin de beschaving van een volk, een rijk, een werelddeel, door even zware weeën ging als onze tijd?"5
De economische crisis van de jaren dertig was tevens een cultuurcrisis en hij is uitgemond in de tweede wereldoorlog. Het gaat om kenteringen die ook nu weer op til zijn en die zich in alle sectoren laten voelen. Huizinga bekijkt de geschiedenis. Ook vroeger hebben schokkende gebeurtenissen plaatsgehad, zo stelt hij, maar de huidige zijn van een heel andere orde: "Zie eerst naar 1500. De veranderingen zijn geweldig: de aarde ontdekt, de wereldbouw ontraadseld, de Kerk gespleten, de drukpers in werking om het woord in oneindig gestegen veelvuldigheid voort te telen, de middelen tot den krijg versterkt, credietwezen en geldverkeer uitbundig groeiende, het Grieksch hervonden, de oude bouwkunst versmaad, de kunst ontplooid in titanische kracht. Zie vervolgens naar 1789—'1815. Opnieuw klinkt ’s werelds gebeuren met het geluid van den donder. (...) In beide tijdperken schijnt op den eersten blik de seismograaf der historie even heftig bewogen als thans. (...) Peilt men echter dieper, dan blijkt toch spoedig, dat zoowel in het tijdperk van renaissance en hervorming als in dat van revolutie en Napoleon de grondslagen der samenleving minder zijn geschokt dan thans het geval is. En vooral: in de beide oudere kritieke tijdperken blijven hoop en idealen de algemeene cultuurstemming sterker domineeren dan thans het geval schijnt. (...) De grondslagen der samenleving, zeiden wij, omstreeks 1500 en omstreeks 1800, minder geschokt dan thans."6
Huizinga verwijst dan naar het opkomende atheïsme, naar de Eerste Wereldoorlog, naar de klassenstrijd, naar de beurscrash en naar de totale instorting van de economie en deze ontwrichting treft ook de kunst en het geestesleven: stevenen wij net zoals de Romeinen af op de barbarij?7 Huizinga: "Wij weten het ten stelligste: willen wij cultuur behouden, dan moeten wij voortgaan met cultuur te scheppen."8
Cultuur heeft te maken met een evenwicht tussen geestelijke en stoffelijke goederen maar is vooreerst een zaak van ethiek, zo zegt Huizinga. Vervolgens richt cultuur zich op een gemeenschappelijk ideaal of heil. Maar vooral is cultuur het beheersen van natuur9: "[De mens] heeft zich een stuk natuur dienstbaar gemaakt. Hij beheerscht de natuur, de vijandige en de schenkende. Hij heeft gereedschap verworven, hij is homo faber geworden. Hij gebruikt die krachten tot verwerven, van een levensbehoefte, tot vervaardigen, van een werktuig, tot beschutten, van zich en de zijnen, tot vernietigen, van jachtdier, roofdier of vijand. Voortaan verandert hij den loop van het natuurleven, want al de gevolgen, met zijn werktuig teweeggebracht, zouden zonder die macht niet zijn ingetreden."10 Toch kan men bij dieren niet spreken over cultuur, want er is nog iets nodig en dat is het vrije plichtsbesef en de dienstbaarheid. Immers, "de ontworteling van het dienstbegrip in den volksgeest is de meest verwoestende actie van het oppervlakkig rationalisme der achttiende eeuw geweest."11"Dan volgt nu de vraag: zijn in het tijdperk dat wij beleven de grondvoorwaarden van cultuur vervuld?"12
Huizinga stelt vast dat er wel beheersing is van de stoffelijke natuur maar niet van de menselijke. Bovendien ontbreekt ook het gemeenschappelijke streven: elkeen streeft slechts het eigen heil na. Alleen welstand, macht en veiligheid worden gemeenschappelijk nagestreefd: "(...) voortvloeiend uit het natuurinstinct, onveredeld door den geest.Reeds de holbewoner kende deze idealen."13 Er is een overproductie van zaken die eigenlijk niemand wenst te hebben, die overbodig zijn, en dit terwijl er nood is en werkloosheid; kunst wordt commercieel en ook het gezinsleven is ontwricht.14 De cultuur is met andere woorden inderdaad in verval.15
2. Vooruitgang?
Vervolgens bezint Huizinga zich over het problematische van de vooruitgang en laten wij hem hier zelf aan het woord [de boektekst werd hier sterk ingekort]: "Vooruitgang immers duidt op zichzelf enkel een richting aan, en laat in het midden, of aan het eindpunt van dien gang heil of verderf staat. Wij vergeten doorgaans, dat enkel het oppervlakkig optimisme onzer vaderen uit de achttiende en negentiende eeuw aan dat louter geometrische begrip ‘vooruit' de verzekering van het bigger and better heeft verbonden. De verwachting, dat elke nieuwe vinding of perfectie van de gegeven middelen de belofte moet inhouden van hooger waarde of meer geluk, is een uiterst naïef denkbeeld, erfstuk uit die bekoorlijke eeuw van intellectueel, moreel en sentimenteel optimisme, de achttiende. Het is volstrekt niet paradoxaal, te beweren, dat een cultuur aan een zeer wezenlijken en onbetwijf elbaren vooruitgang zeer wel te gronde kan gaan. Vooruitgang is een hachelijk ding en een dubbelzinnig begrip. Het kan immers zijn, dat er ietwat verder op het pad een brug is ingestort of een aardspleet ontstaan."16 Vooruitgang is er ontegenzeggelijk wel in de wetenschappen17 maar het is helemaal niet evident dat dit ook maatschappelijke vooruitgang en een steeds groter geluk zou betekenen. Is de wereld wijzer geworden? "Wij weten beter. Dwaasheid in al haar gedaanten, de beuzelachtige en belachelijke, de booze en verderfelijke, heeft nooit zulke orgieen over de wereld gevierd als heden ten dage."18"In een maatschappij met algemeen volksonderwijs, algemeene en onmiddellijke publiciteit van het dagelijksch gebeuren, en ver doorgevoerde arbeidsverdeeling, geraakt de gemiddelde mensch minder en minder aangewezen op eigen denken en eigen uitdrukking."19"De moderne organisatie van kennisverspreiding leidt maar al te zeer tot verlies van de heilzame uitwerking van zoodanige geestelijke beperkingen. (...) Enkel een drift tot eigen cultuur, op welk gebied ook en met welke voorkennis of middelen nagejaagd, kan hem boven dit niveau verheffen."20"De opdringing en weerlooze aanvaarding van kennis en oordeel beperkt zich niet tot het intellectueele gebied in engeren zin. (...) Daarbij komt nog een ander bedenkelijk en onontkoombaar feit. In oudere en engere gemeenschapsvormen schept en bedrijft het volk zelf zijn vermaak: in zang, dans, spel en athletiek. Men zingt, danst, speelt samen. In de moderne cultuur heeft zich dit alles voor het overgroote deel verschoven tot een: men laat voor zich zingen, dansen, spelen. (...) het passieve element neemt voortdurend toe in vergelijking met het actieve. Zelfs ten opzichte van de sport, dien machtigen modernen cultuurfactor, is het steeds meer geworden de massa, die voor zich laat spelen. (...) In dit alles ligt een zekere ontzieling en verzwakking van cultuur. Dit geldt van de filmkunst in het bijzonder (...) De kunst van het toeschouwen wordt omgeschakeld tot een vaardigheid in snel waarnemen en begrijpen van voortdurend wisselende visueele beelden. De jeugd heeft dien cinematischen blik verworven in een graad, die den oudere verbaast. Met dat al beteekent deze veranderde geestelijke ‘Einstellung’ een buiten werking treden van heele reeksen van intellectueele functies. (...) wat tot verzwakking van het oordeelsvermogen moet bijdragen. (...) De inkeer en de wijding ontbreken. Inkeer nu tot het diepste in hem zelf en wijding van het oogenblik zijn dingen, die de mensch om cultuur te bezitten volstrekt noodig heeft. De gereede visueele suggestibiliteit is het punt, waarop de reclame den modernen mensch aangrijpt en hem in zijn zwak van verminderde oordeelskracht tast. (...) 'Nog moeilijker te omschrijven is de werking der politieke reclame. (...) Zeker is, dat de reclame, in al haar vormen, speculeert op een verzwakt oordeel, en door haar buitensporige uitbreiding en nadrukkelijkheid de verzwakking zelf in de hand werkt. Onze tijd staat derhalve voor het benauwende feit, dat twee groote cultuurwinsten, waarop men bij uitstek prat ging: het algemeen onderwijs en de moderne publiciteit, in plaats van regelrecht tot verhooging van het peil der cultuur te leiden, integendeel in hun doorwerking zekere verschijnselen van ontaarding en verzwakking met zich brengen. (...) Onderwijs maakt onder-wijs. Het is een afschuwelijke woordspeling, maar zij bevat helaas diepen zin. Zal de samenleving aan dit proces van geestelijke vervlakking hopeloos overgeleverd blijven? Zal het nog steeds verder gaan? Of komt er een punt, waar bij volledige doorwerking het euvel zichzelf opheft? (...)"2122
1Jan Bauwens, Panopticum Corona, Serskamp 2021, pp. 912-917. Deze tekst is integraal beschikbaar op Tisallemaiet.
(herhaling van een tekst d.d. 4 tot 7 januari 2021, opgenomen in “Panopticum Corona”2)
1. Recessie
Als tot voor kort een derde van het voedsel weggegooid werd en als dit nu ingevolge de coronacrisis niet langer het geval is, dan gaat ook de verkoop van het voedsel met een derde achteruit. Maar als de verkoop achteruit gaat, is er overproductie en moet de productie worden teruggeschroefd - met een derde - waardoor ook een derde van de jobs welke te maken hebben met de voedselproductie, het transport, de verdeling, de controle en zo meer gedoemd zijn om te sneuvelen. Een derde van de werknemers die in de voedselketen aan de slag zijn, worden werkloos. Het inkomen van wie werkloos worden, krimpt fors met het gevolg dat werklozen minder kunnen consumeren: minder voedsel maar vanzelfsprekend ook minder andere zaken. Opnieuw volgt daaruit een overproductie: er moet minder geproduceerd worden waardoor weer meer mensen werkloos worden: ziedaar de vicieuze cirkel die binnen de kortste keren de hele economie tot stilstand kan brengen.
In zijn Geschiedenis van de waanzin beschrijft Michel Foucault hoe in de voorgaande eeuwen na het wegebben van de lepra in Europa de opvangtehuizen voor de zieken een nieuwe bestemming kregen toegewezen: bij de opkomst van de industriële revolutie had de massaproductie ook en vooral massa's werklozen gemaakt en die werden dan als landlopers gebrandmerkt, opgepakt en in die (in West-Europa meer dan driehonderd) tehuizen opgesloten. Ze werden vervolgens verplicht om te werken voor kost en inwoon, wat neerkomt op onbetaalde dwangarbeid, en hun producten waren uiteraard goedkoper dan dezelfde waren die door betaalde arbeiders in fabrieken werden voortgebracht, waardoor die fabrieken niet langer konden concurreren met de gestichten en failliet gingen zodat opnieuw meer mensen werkloos werden, die dan weer als landlopers opgesloten werden in tehuizen waar zijn onbezoldigd dwangarbeid verrichtten en die vicieuze cirkel ondermijnde op den duur de hele economie. In het huidige tijdperk gebeurt iets gelijkaardigs: vierde wereldburgers worden tegen belachelijke lonen aan het werk gezet, de legale arbeid kan die concurrentie niet meer aan en faillissementen van legale bedrijven zijn het gevolg. De arbeidsmarkt verglijdt naar de onderwereld en politici hebben nergens nog vat op.
Bijna negentig jaar geleden gebeurde iets dergelijks ten tijde van de grote beurscrash in Wall Street, New York. In oktober 1929 kelderden de beurzen en op 29 oktober van dat jaar zakte binnen een periode van amper een paar uur, de waarde van het geld met zo maar eventjes veertig percent. Foto's uit die tijd laten beelden zien van werklozen die in lange rijen aanschuiven om een krant te kopen voor de personeelsadvertenties. Door de werkloosheid devalueerde de munt nog meer, de overproductie zorgde voor een prijzenval, er werd verkocht met verlies en het ene bedrijf na het andere ging failliet, de schuldenlast steeg overal en vooral in de VS was het volk ingevolge de gebrekkige sociale voorzieningen aangewezen op weldadigheid waardoor de godsdienst ging floreren en daardoor ook de irrationaliteit als zodanig. Overal tastte de recessie niet alleen de stoffelijke welvaart aan maar zij hypothekeerde ook de redelijkheid en de vrijheid van het denken.
In die context werden noodverordeningen ingevoerd die net zoals vandaag in feite een grondwettelijke basis misten, waardoor grote ontevredenheid ontstond. In Duitsland speelde die ontevredenheid in de kaart van het irrationele nazisme: in 1933 kwam Hitler aan de macht en de nazi's slaagden erin om het volk met theorieën vol van leugens en verzinsels om de tuin te leiden. Een heuse rassenleer kreeg voet aan wal en demonische plannen werden gesmeed voor het kweken van een supervolk, voor de massale sterilisatie van ongewenste burgers en vervolgens ook voor de schaamteloze uitroeiing op industriële wijze van vermeende 'parasieten' en, niet te vergeten: zondebokken. Want naar het vatten van de vermeende schuldigen voor de economische malaise trachtte de massa om haar woedde daarop te kunnen koelen. Willekeur heerste en er werd terreur gezaaid om het volk in het gareel te houden.
Achteraf heeft men zich erover verbaasd hoe het dan mogelijk was dat een zo bekrompen geest als Adolf Hitler aan de macht kon komen maar hetzelfde gebeurde bijna een eeuw later in de VS opnieuw met Donald Trump: irrationele nationalistische gevoelens verwant aan grootheidswaan gecombineerd met het afschuiven van de schuld op zondebokken ofwel wraakzucht, brengen het ondenkbare op de planken. En uiteraard is er dan geen uitweg meer: dat alles mondt uiteindelijk uit in oorlog. 3
Intermezzo: De waarheid over vaccins als heiligschennis en de medische plicht tot wereldwijd bedrog
De eed van Hippocrates bestaat niet meer. Die eed die elke arts moet afleggen, houdt de belofte in nooit iemand kwaad te zullen doen.4 Maar een heel andere eed blijkt vandaag te worden gezworen: de eed op de medische plicht tot wereldwijd bedrog.
Op haar webstek vraagt de advocate meester Carine Knapen die zich in de context van de rechtsstaat inzet voor de waarheid inzake het coronagebeuren zich af of het stijgende aantal coronagevallen in het UK en ook elders iets te maken kan hebben met de vaccinatiecampagne aldaar, aangezien het tijdstip van de aanvang van de beide gebeurtenissen hetzelfde is.5
En kijk: het National Center for Biotechnology Information in Rockville Pike, USA, laat weten via een dringende publicatie dat in een studie over het Covid-19-vaccin werd ontdekt hoe de huidige vaccins mensen ziek maken.
Maar als kers op de taart wordt vervolgens de zaak 'getemperd' met het commentaar dat het betrokken mechanisme te ingewikkeld is om de argwaan van het publiek te kunnen wekken. Het ziek-maken gebeurt “via antilichaamafhankelijke versterking”, zo luidt het en dat staat er: “Dit risico wordt voldoende verdoezeld in protocollen voor klinische onderzoeken en toestemmingsformulieren voor lopende covid-19-vaccinonderzoeken dat het onwaarschijnlijk is dat de patiënt dit risico voldoende begrijpt, waardoor werkelijk geïnformeerde toestemming van proefpersonen in deze onderzoeken wordt vermeden.” (sic!) Dat deze risico's niet werden medegedeeld aan proefpersonen en nu evenmin worden medegedeeld aan patiënten die zich laten vaccineren, druist uiteraard in tegen alle medische en ethische regels.6
Mocht Hippocrates dit weten, hij draaide zich om in zijn graf.7
2. Cultuurcrisis
De uitvindingen in de achttiende eeuw die geleid hebben tot de mechanisering van de arbeid en de massaproductie en die aldus de zogenaamde Industriële Revolutie op gang brachten, hebben de mens meer armslag gegeven en hebben hem bevrijd van een aantal beperkingen maar die ontwikkeling heeft ook een keerzijde gehad. Machines zijn dankbare werktuigen die een aanzienlijk deel van onze slavenarbeid overnemen maar dichters en ook andere kunstenaars waarschuwden er alras voor dat onze werktuigen ons boven het hoofd zouden groeien en dat de rollen dreigden om te keren zodat wij de slaven van onze machines worden: de ontlasting van het lichaam blijkt betaald te moeten worden met een extra belasting van de ziel die immers onder de voet wordt gelopen door het gevoelloze intellect dat deze 'hulpmiddelen' heeft uitgedacht en ontwikkeld.
Dit probleem vormt het hoofdthema van Charlie Chaplin's Modern Times dat in première ging in 1936. Dat was ook het jaar dat Oswald Spengler stierf (hij was pas 56) en deze Duitse wis- en natuurkundige en filosoof schreef een intrigerende geschiedenisfilosofie, getiteld Der Untergang des Abendlandes.8 Het boek dat toentertijd een cultboek was, verdient ook vandaag enige aandacht omdat de historische inzichten die Spengler ontwikkelde van toepassing zijn in het genoemde problematische tijdsgewricht dat alvast in zijn optiek tot op heden voortduurt en waarvan de pijnpunten oplichten in tijden van crisis.
Vooraf moet gezegd worden dat Spenglers filosofie een reactie is op het vooruitgangsgeloof en op de idee dat het verloop van de geschiedenis een doel zou hebben zoals dat wordt beleden in de christelijke wereldvisie maar ook in de opvattingen van de Verlichting en de Renaissance. Culturen, zo zegt Spengler, zijn een soort van superorganismen: zij hebben een levenscyclus van enkele duizenden jaren, zij kennen een opgang en een ondergang, zoals de seizoenen, maar dan sterven zij.
Spengler onderscheidt een achttal grote culturen die allemaal zelfstandige eenheden zijn, of waren. Er zijn de magische culturen: de Babylonische, de Egyptische, de Chinese, de Indische, de cultuur van Maya's en Azteken en de Arabische. Dan zijn er nog de Apollinische culturen, namelijk die van de Oude Grieken en de Romeinen. Tenslotte zijn is nog de Faustiaanse of de moderne Westerse (Europese en Amerikaanse) cultuur. Deze laatste, die onze huidige cultuur betreft, verkeert momenteel in de fase van het verval: de cultuur zelf is in feite al dood en wat rest heet 'beschaving': de beschaving is als het ware het levenloze lichaam van de gestorven cultuur.
Kenmerkend voor onze beschaving of dus voor de eindfase van onze cultuur zijn de megasteden, de gerichtheid op het geld, het imperialisme, de rivaliteit, het caesarisme, de opkomst van het lagere driftleven en de oppervlakkigheid, het wegvallen van wetenschappelijke zekerheden en van principes, het verval van de kunst tot modes en stijlen en de opkomst van het atheïsme.
Vooral Nietzsche en Goethe klinken door in het werk van Spengler die er vooral op wijst dat in de huidige beschaving, de ziel of het gevoelsleven - het élan vital van Henri Bergson - het zwaar te verduren krijgt onder het juk van het intellect, het kille verstand - het rechnende Denken van Martin Heidegger. We zijn nu allemaal burgers maar we zijn niet langer mensen; we hebben nu alles maar we zijn niemand meer; we zijn nu vrij om te denken wat we willen maar we kunnen niet meer denken. Edoch, er is geen oplossing voor die malaise: de tijd immers is onomkeerbaar, het is nu eenmaal het noodlot dat organismen en ook de superorganismen die de culturen zijn, een einde kennen.
Wanneer wij vandaag moeten vaststellen dat het gebeuren rond de wereldwijde pandemie beheerst wordt door de zucht naar geld en dat wetenschappelijke waarheden verzwegen worden en verdraaid uit winstbejag en ten koste van de mensen in wiens dienst zij zouden moeten staan9, dan kunnen we niet anders dan erkennen dat de macht van het anonieme en geheel onpersoonlijke geld bijzonder problematisch is in deze beschaving en Spengler wijdt er dan ook een hoofdstuk aan in het tweede deel van zijn werk.10
3. Onze beschaving is een stokoude man
De symbolen konden bijna niet treffender zijn: de Amerikaanse president Donald Trump en zijn aanhang als vertolkers van het voorspel van de ergst denkbare tragedie die een democratie kan overkomen en de hoogbejaarde president, Joe Biden, die de positie van onze ganse westerse beschaving weerspiegelt die op haar laatste benen loopt.
De Westerse cultuur is dood en wij bevinden ons in de fase van de beschaving die in feite het stoffelijke overschot is van de cultuur. Oswald Spengler schrijft dat de ondergang van het avondland en het beschavingsprobleem een en dezelfde zaak zijn: de beschaving is het onafwendbare noodlot van ongeacht welke cultuur; het is het Gewordene (dat wat geweest is, wat geschiedenis is, wat verstard is, wat al dood is) dat op het Worden zelf (het leven, dat wat zich aan het ontwikkelen is of de cultuur) volgt; het onherroepelijke einde.11
Spengler vergelijkt onze beschaving met de Romeinse, die op de Griekse cultuur volgt en die er het einde van is. De Romeinen waren immers barbaren: brutaal, zielloos, zonder filosofie of kunst. De Griekse cultuur had een ziel, de Romeinse beschaving was nog louter intellect. En dat geldt ook voor alle andere beschavingen.12
Met de verstedelijking verdort de 'Heimat', het volk dat met de aarde vergroeid was, wordt vervangen door een nomade, een parasiet, een kosmopoliet, een stadsmens, een massamens die zakelijk is, intelligent, ongelovig en onvruchtbaar. Het geld regeert, de wereld wordt een speelterrein voor miljonairs en de nieuwe mens heeft geen toekomst meer en wil alleen nog brood en spelen.13
De stenen kolos die de wereldstad is, symboliseert het einde van elke grote cultuur. De mens wordt door zijn eigen schepping, de stad, in bezit genomen, bezeten, eraan geofferd. De demonische stenen massa symboliseert de dood zelf.14
De stad heeft met geld te maken, het platteland met de geest; economie en wetenschap staan diametraal tegenover elkaar: het ene zoekt geldgewin, het andere begrip.15 En de almacht van het geld ondergraaft de geest en zo ook de democratie. Alles komt in het teken van het geld te staan.1617
1Der Untergang des Abendlandes (1918-1923) is de titel van een boek van Oswald Spengler. Zie: Spengler, Oswald. (1973)Der Untergang des Abendlandes (1918-1923). Umrisse einder Morphologie der Weltgeschichte, Verlag C.H. Beck, München, Nachdruck 1973.
2Jan Bauwens, Panopticum Corona, Serskamp 2021, pp. 903-911. Deze tekst is integraal beschikbaar op Tisallemaiet.
8 Spengler, Oswald (1973) schrijft in zijn woord vooraf dat hij de eerste versie van het boek al voor de oorlog maakte terwijl de twee delen verschenen in respectievelijk 1918 en 1923.
9 Bauwens, Jan. (2021), deel V, par.: Intermezzo: De waarheid over vaccins als heiligschennis en de medische plicht tot wereldwijd bedrog.
11Spengler, Oswald. (1973), p. 43v.: “Der Untergang des Abendlandes, so betrachtet, bedeutet nichts Geringeres als das Problem der Zivilisation.(…) Die Zivilisation ist das unausweichliche Schicksaleiner Kultur. (...) Zivilisationen sind die äußerstenund künstlichsten Zustände, deren eine höhere Art von Menschen fähig ist. Sie sind ein Abschluß; sie folgen dem Werden als das Gewordene, dem Leben als der Tod, der Entwicklung als die Starrheit, dem Lande und der seelischen Kindheit, wie sie Dorik und Gotik zeigen, als das geistige Greisentum und die steinerne, versteinernde Weltstadt. Sie sind ein Ende, unwiderruflich, aber sie sind mit innerster Notwendigkeit immer wieder erreicht worden."
12Spengler, Oswald. (1973), p. 44: "Damit erst wird man den Römer als den Nachfolger des Hellenen verstehen. (...) Denn was hat es zu bedeuten (...) daß die Römer Barbaren gewesen sind, Barbaren, die einem großen Aufschwung nicht vorangehen, sondern ihn beschließen? Seelenlos, unphilosophisch, ohne Kunst, rassehaft bis zum Brutalen, rücksichtslos auf reale Erfolge haltend, stehen sie zwischen der hellenischen Kultur und dem Nichts. (...) Griechische Seele und römischer Intellekt – das ist es. So unterscheiden sich Kultur und Zivilisation. (...)Die reine Zivilisation als historischer Vorgang besteht in einem stufenweisen Abbau anorganisch gewordener, erstorbener Formen."
13Spengler, Oswald. (1973), p. ...: "(...) Statt einer Welt eine Stadt, ein Punkt, in dem sich das ganze Leben weiter Länder sammelt, während der Rest verdorrt; statt eines formvollen, mit der Erde verwachsenen Volkes ein neuer Nomade, ein Parasit, der Großstadtbewohner, der reine, traditionslose, in formlos fluktuierender Masse auftretende Tatsachenmensch, irreligiös, intelligent, unfruchtbar, mit einer tiefen Abneigung gegen das Bauerntum (und dessen höchste Form, den Landadel), also ein ungeheurer Schritt zum Anorganischen, zum Ende – was bedeutet das? (...) Die Weltstadt bedeutet den Kosmopolitismus an Stelle der »Heimat« (...) Das Geld als anorganische, abstrakte Größe, von allen Beziehungen zum Sinn des fruchtbaren Bodens, zu den Werten einer ursprünglichen Lebenshaltung gelöst – das haben die Römer vor den Griechen voraus. Von hier an ist eine vornehme Weltanschauung auch eine Geldfrage. (...) eine Sache für Millionäre. Zur Weltstadt gehört nicht ein Volk, sondern eine Masse. Ihr Unverständnis für alles Überlieferte, in dem man die Kultur bekämpft (...) ihre der bäuerlichen Klugheit überlegene scharfe und kühle Intelligenz, (...) das panem et circenses, das heute wieder in der Verkleidung von Lohnkampf und Sportplatz erscheint – alles das bezeichnet der endgültig abgeschlossenen Kultur (...), eine ganz neue, späte und zukunftslose, aber unvermeidliche Form menschlicher Existenz."
14Spengler, Oswald. (1973). p. 673: "Der Steinkoloß »Weltstadt« steht am Ende des Lebenslaufes einer jeden großen Kultur. Der vom Lande seelisch gestaltete Kulturmensch wird von seiner eigenen Schöpfung, der Stadt, in Besitz genommen, besessen, zu ihrem Geschöpf, ihrem ausführenden Organ, endlich zu ihrem Opfer gemacht. Diese steinerne Masse ist die absolute Stadt. Ihr Bild, wie es sich mit seiner großartigen Schönheit in die Lichtwelt des menschlichen Auges zeichnet, enthält die ganze erhabene Todessymbolik des endgültig »Gewordenen«. Der durchseelte Stein gotischer Bauten ist im Verlauf einer tausendjährigen Stilgeschichte endlich zum entseelten Material dieser dämonischen Steinwüste geworden."
15Spengler, Oswald. (1973), pp. 989v.: "(...) das Geld und der Geist. Sie verhalten sich beide zu jenen wie die Seele der Stadt zu der des Landes. Eigentum heißt von nun an Reichtum und Weltanschauung Wissen: entheiligtes Schicksal und profane Kausalität. (...) Und endlich stehen Wirtschaft und Wissenschaft selbst sich feindlich gegenüber und wiederholen in dem Kampfe zwischen Geldgewinn und Erkenntnis, zwischen Kontor und Gelehrtenstube (...)."
De wereld kantelt voor de LGBTQ+ -gemeenschap nu de huidige regering in de V.S. zich ontpopt als zeer vijandig en dat is nog maar een begin. Denk maar aan de gang van zaken in de aanloop tot het naziregime in het Duitsland van een eeuw geleden. Zo werden onder meer de joden eerst verdrongen en gedemoniseerd, ze kregen allerlei verwijten naar het hoofd geslingerd, men noemde hen 'ratten' of 'te verdelgen insecten'.
Maar echt gevaarlijk wordt het pas als die scheldwoorden ook door officiële instanties worden gebruikt: de discriminatie is dan straffeloos geworden en zo ook het geweld tegen alle minderheidsgroepen of tegen al wie niet beantwoordt aan het ideaalbeeld van bijvoorbeeld de blonde Germaanse held (met uitzondering van Adolf Hitler uiteraard). En wat begint met verwensingen en scheldpartijen, eindigt dan alras in een heuse genocide.
In de nazitijd werden de minderheden niet alleen vogelvrij verklaard, zij werden op industriële wijze uitgeroeid. En dat is nog altijd het geval: in het tanende rijk van de voorbije, hypocriete heersers gebeurde dat verkapt, in het trumptijdperk is het geheel openlijk en zonder schaamte gewoon het nieuwe normaal aan het worden. Het uitblijven van verzet kentekent de lafheid van de massamens. Meer nog, de massa wordt het moordwapen bij uitstek in handen van het totalitair regime.
In een van zijn boeken vertelt klinisch psycholoog Paul Verhaeghe hoe de minimale prijs voor de persoonlijke vrijheid, waar die bestaat in de afwijking van de culturele norm, de eenzaamheid is.1 Over een maximale prijs wordt niet bericht en het kan niet de dood zijn omdat die door de veroordeelden dikwijls wordt gezocht. Toen Hitler aan de macht kwam, vluchtte menigeen het land uit en toen de Duitsers binnenvielen in andere Europese naties, zochten heel wat geviseerden de dood door zelfmoord om te kunnen ontkomen aan een veel erger lot. Maar dat is dan meteen wat menigeen ertoe drijft om met het eigen leven te gaan spelen.
Tenslotte is dat de betekenis van de bereidheid om te gaan 'vechten door het vaderland', zoals dat heet. Die bereidheid neemt ook toe in de mate dat men enerzijds blasé geworden is en een speelbal van de verveling en anderzijds onbewust van alles wat het goede leven mogelijk maakt, met andere woorden: ondankbaar. Die tekenen verschijnen als de generaties die alsnog weet hadden van de diepten onder het bestaan, het hoekje om zijn.
(J.B., 14 december 2025)
1Paul Verhaeghe, Liefde in tijden van eenzaamheid, De Bezige Bij, Amsterdam 2013, pag. 39.
13-12-2025
'Homonationalisme'
'Homonationalisme'
Bepaalde mediatieke figuren (en zij bevinden zich meestal buiten het politieke spectrum omdat politici sowieso opportunistisch denken en zij de kat veel liever uit de boom kijken) beginnen nu met een vertraging van vele jaren in publicaties her en der te klagen over het feit dat er neofascisme in de lucht hangt. Maar inderdaad, het totalitarisme heeft intussen al de halve wereld ingepalmd, te beginnen bij de corrupte politici die nota bene heel wat van die mediatieke klagers tot hun volgelingen mogen rekenen. Niet verwonderlijk want vanuit een machtspositie kan men nu eenmaal niet ongestraft blijven spotten met de democratie door aan mensen het spreekrecht te ontzeggen, hen te censureren en de libricide te legitimeren, en tegelijk verlangen dat weerstand vanuit politieke hoek zal uitblijven. De weerstandige partijen in kwestie maken de bewindslieden nu monddood door het hypocriete karakter van hun repressie aan het licht te brengen, waarna een publieke verontwaardiging niet kan uitblijven en zij vrij spel krijgen om diezelfde repressie nu heel openlijk door te voeren en dat is in twee woorden de huidige politiek van extreemrechts.
De malaise is enigszins vergelijkbaar met deze rond de schijnheilige clerus wiens alsnog volgehouden betutteling etaleert dat zij hardnekkig weigert in te zien dat zij haar krediet allang verspeeld heeft. Maar de toestand is nog veel ernstiger dan door de genoemde lui nu wordt geduid. In een interview over 'homonationalisme' van de hand van Janine Meijer met onderzoeker Tijmen van Voorthuizen in Apache van 10 december 2025, wordt belicht hoe extreemrechts met symbolen van progressieve politiek gaat zwaaien en zo het kiespubliek misleidt.1
Tussen haakjes: wie in die val trappen, zullen dat uiteraard pas ondervinden van zodra extreemrechts de wet dicteert, wat al het geval is in de V.S. en voor een deel ook in alle landen die zich door de V.S. nu moeten laten plunderen in een met dat doel op touw gezette klassenoorlog verkapt als een internationale strijd.
In het interview heeft Tijmen van Voorthuizen het over de aanwending van het divide et impera-principe middels het gebruik van onder meer regenboogvlaggen door lui die een nationalistische en derhalve een sowieso discriminerende politiek voeren. Het is niet nieuw dat men zijn vijanden tegen elkaar uitspeelt en in dit geval pogen nationalisten te heersen door verdeling te zaaien tussen twee door hen verdrukte groepen, in casu de Lgbtqi+-gemeenschap en de (islamitische) migranten, door de laatstgenoemden de schuld te geven van het geweld tegen de eerstgenoemden, waarbij zij krachtens het zwaaien met die regenboogvlag voorwenden zelf als medestander van de homobeweging op te treden.
Maar voor hetzelfde geld, zoveel is duidelijk, traden zij op als tegenstander van de laatstgenoemden (zoals hier destijds volgens het programma van Vlaams Blok) en samenzwerend met een extremistische islam - een scenario waarvoor (terecht) al langer wordt gevreesd. Alvast verwerkelijkt zich apert een pakt tussen extreemrechts en - niet de islam maar de 'christelijke' kerken, in landen zoals Rusland maar bijvoorbeeld ook in Polen. De patriarchen van zowel de orthodoxe als de katholieke christelijke zuil bejubelen het militarisme als een heldhaftig altruïsme maar slagen er niet in de middelen te verbergen voor de garantie ter beveiliging van het eigen vege lijf.
De huidige wereldpolitiek is heel troebel geworden en verdient de benaming 'politiek' niet langer omdat wat de zorg hoort te zijn van maatschappelijk geëngageerden, in handen is gekomen van (crypto)criminelen en nu ook van regelrechte misdadigers. Als men heden in de krant moet lezen dat een op de drie federale politieagenten al in aanraking kwam met vormen van corruptie of inmenging binnen de politie2 en dat magristraten vals spelen in toegangsexamens tot justitiële ambten3, mag de gelijkenis met de aanvang van het nazitijdperk van welhaast een eeuw geleden zeker en vast niet meer verbazen. We mogen nooit wanhopen maar met de middelen die de waanzinnigen vandaag ter beschikking staan, is Hitler klein bier vergeleken bij wat de nabije toekomst ons te bieden kon hebben.
(J.B., 13 december 2025)
1J. Meijer, Tijmen van Voorthuizen: “Rechtse politici zetten homonationalisme in om antimigratieretoriek te legitimeren, in: Apache d.d. 10 december 2025. Cf.:
Cultuurbarbaren (Tekst d.d. 20 juni 2008 - herhaling)
Cultuurbarbaren (herhaling)
Cultuurbarbaren (herhaling)
Van mijn werknemer Fred heb ik nooit te klagen gehad, in geen tijden. Maar we worden allemaal een dagje ouder en dat is het probleem. Vandaag gaat Fred dus met pensioen. U moet weten dat Fred voor mij 'van op afstand' werkt, zoals trouwens meer mensen dat vandaag doen, vooral omdat het thuiswerken tijd- en benzineverslindende verplaatsingen bespaart. Maar met dat verschil dan, dat Fred dat al tientallen jaren zo doet, lang voor er sprake was van 'thuiswerken'. Meer zelfs, en ik weet niet of ik dat wel mag zeggen, doch ik moet eerlijk wezen: ik heb Fred nog nooit gezien...
Bij nazicht ontdek ik dat het precies veertig jaar geleden is dat ik Fred in dienst nam. De sollicitatieprocedure en ook het aanwervingsexamen gebeurde geheel via de post, omdat ik toen nog niet beschikte over de nodige kantoorgebouwen, en een vergaderruimte huren in de hoofdstad leek mij voor een beginneling één van die absoluut te vermijden uitgaven. U kunt nu zeggen dat examens per post oneerlijk zijn en tenslotte ook in het nadeel spelen van het bedrijf. Welnu, ik spreek dat tegen. Ik heb aan alle kandidaten in een brief gewoon gevraagd om eerlijk te zijn en ik geloofde dat ze daartoe ook wel gemotiveerd zouden zijn aangezien bedriegers achteraf sowieso door de mand vallen, wat tenslotte onplezierig is voor alle partijen.
De deelnemers zouden dus alle vragen op het examenformulier beantwoorden zonder ook maar één naslagwerk te raadplegen of iemand te consulteren, en ook het gevraagde opstel zouden ze eigenhandig maken. De belofte van eerlijkheid liet ik hen in een schriftelijke bijlage bij de examenpapieren stoppen. Niet onbelangrijk om te vermelden, is dat er in die tijd nog geen sprake was van werkloosheid...
Ik mocht welgeteld één inzending ontvangen - die van de heer F. Vander Derren - en dat werd later gewoon Fred. Deze unieke inzending was foutloos, en het opstel was ronduit fenomenaal. Toen mijn vrouw, Godelieve, wiens mening ik altijd erg op prijs stel, het opstel van onze unieke kandidaat las, barstte ze uit in een schaterlach, en toen ik haar vroeg waarom ze dan lachte - ik vreesde immers dat de humor in het opstel mij was ontgaan, dat ik iets miste, dat er nog veel meer in zat dan ik had gedacht - zegde ze dat ze die tekst een week voordien in een Hollands dagblad had gelezen, en dat hij van de hand was van een zekere Kees A.C.F.T. Trientjes, professor aan de universiteit van Leiden en wereldvermaard specialist in het onderwerp.
Ik heb er een week over gedaan om het dagblad in handen te krijgen, want mijn vrouw had het exemplaar in kwestie op een trein laten liggen. Ik heb het artikel van professor Trientjes op het glanzende blad van mijn werktafel naast het opstel van de heer Vander Derren gelegd, de wijsvinger van de linkerhand van het ene woord naar het volgende over Trientje's tekst en tegelijk die van de rechter hand over Vander Derren's tekst, aldus vaststellende dat alles volstrekt foutloos was overgetikt. En dit in een tijd waarin nog lang geen sprake was van scanners, tekstverwerkers en computers: alles was nauwkeurig gecopieerd met een mechanische schrijfmachine van het merk Erika.
Het was Godelieve zelf die me vervolgens aanraadde om de kandidaat niettemin in dienst te nemen. Als human resource manager - avant le lettre - schreef zij hem eigenhandig een brief terug met gelukwensen en ze complimenteerde Vander Derren ook uitgebreid met zijn "bijzonder mooi en vakkundig" opstel, waarna ze hem uitnodigde om onmiddellijk bij de firma aan de slag te gaan.
De ontroering van de heer Vander Derren was te zien in zijn daarop volgende dankbrief, die - andermaal - mijn vrouw aan het lachen bracht. Mijnheer Vander Derren besloot zijn brief namelijk met wat hij noemde "een persoonlijk gedicht, uit dank", hetwelke - u raadt het al - van de hand was van een van onze meest befaamde poëten.
Toentertijd vroeg ik mijn vrouw vruchteloos naar haar redenen om Fred alsnog in dienst te nemen. Vandaag, ter gelegenheid van Fred's laatste werkdag, heb ik het haar een laatste keer gevraagd. "Alsnog?! Precies daarom!", kaatste ze de bal terug: "Was het dan niet meteen duidelijk dat deze kandidaat de zakenwereld door en door kende? Het was voor hem zelfs geen geheim dat managers sowieso cultuurbarbaren zijn".
(J.B., 20 juni 2008).
Barbaren aan de macht
Barbaren aan de macht
De media1 berichten over het op de markt gegooid worden van Gents historisch erfgoed: het Hof van Rijhove uit de dertiende eeuw, het vijftiende-eeuwse Gildehuis van de huidevetters, gekend als het Toreken, op de Vrijdagsmarkt en nu zelfs het Rabot: het onderhoud aan de gebouwen wordt onbetaalbaar en derhalve zullen zij worden verkocht. Dat zeggen de huidige politici. Volgt men dan het voorbeeld van de kerk die reeds alom de kerkgebouwen te koop stelt of is het plat hersenloos gecijfer van nitwits aan de macht? Nog heel even en dan zijn in het gestaag uitbreidende gebied van de keizer zonder kleren ook de kathedralen aan de beurt - nu al worden ze de loef afgestoken door gedrochten die op roem beluste barbaren ons door de strot rammen als 'hedendaagse architectuur'.
Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels? (tekst d.d. 21 januari 2011, herhaling)
Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
Negen koppen, vrij naar Ingres' "De apotheose van Homeros"
Kijk, zo sprak hij, en zijn woorden werden wolken in de koude winterlucht: dat is nu de befaamde portretschilder van wie gezegd wordt dat hij de ziel van wie hij afbeeldt in zijn werk verplaatst, en hij wees naar de man achter het smalle hoge raam dat zich als een vage lichtvlek uit de mist verhief die het huis omtoverde tot een onwezenlijk kasteel. Spontaan hielden we halt, als werden onze passen door een vreemde invloedssfeer gestremd zoals wij tot dan toe dachten dat het alleen met melk gebeuren kon als daaraan een zuur werd toegevoegd om er kaas uit te maken. Ja, gewis vreesden wij dat hij ons misschien al aan het schetsen was en dat wij zodoende dreigden op te lossen in die mist nog vooraleer wij de voordeur van zijn huis hadden bereikt. Was zijn naam niet Ingres, of heette hij nog anders?
Er is een tijd geweest dat ik deze zaken als onmogelijk bestempelde, zo begon hij uit te leggen, en dat ik aan toverij moest denken en aan nog dingen die niet kunnen waar zijn, behalve dan in de verhalen van fantasten, maar die tijd is om. Ik weet nu dat het leven uit de sprookjes komt in plaats van andersom, ik heb geleerd hoe de ziel uit de expressie wordt geboren, hoe zij volgt op het verhaal. En zo zou de zogenaamde werkelijkheid er ook niet zijn zonder 't toneel waarvan hij een schaduw is; het 'echte' leven is zowaar een echo van de mythen.
Hij sprak een lange tijd en ik begreep hem niet totdat ik deze zaken ook echt ging studeren. Toen ging ik inzien dat het vasthouden aan essenties feitelijk een nog middeleeuwse vorm van denken was. Er is immers geen ziel die in de kern zit en waarmee wij samen zouden vallen, terwijl al wat haar omgeeft - het toebehoren en de vele eigenschappen - slechts franje was en overbodig; het zijn daarentegen al die eigenschappen aan de oppervlakte die de ziel zelf uitmaken van een wezen en niets anders. En ik verstond dit pas compleet toen ik de volgende ingrijpende ervaring opdeed.
Na vele jaren keerde ik op een dag terug naar mijn geboortedorp om daar een plicht te gaan vervullen waarover ik nu niet uitwijden kan. Ik nam de trein en arriveerde nabij de plaats waarvan de naam nog steeds dezelfde was als toentertijd, maar dan alleen de naam. Het vertrouwde kerkje immers was verdwenen - het was vervangen door een betonnen gebouw dat een moskee herbergde - en ook het franciscaner klooster in het centrum bleek gesloopt en in de plaats stond daar een wellicht peperduur maar lelijk bankgebouw. De kasseien van weleer zaten onder een laag asfalt en de molenberg was blijkbaar uitgezaveld. Toen ik uitkeek naar oude bekenden, vond ik hun huizen niet meer terug: flatgebouwen hadden hun plaats ingenomen en die werden door inwijkelingen bewoond die een taal spraken die ik niet thuis kon brengen. Ik vroeg me zelfs een ogenblik af of ik dan niet beland was in een ander dorp met slechts dezelfde naam als mijn geboortedorp, zo vreemd deed mij dit alles aan, en ik begreep toen eens en voorgoed dat de ziel van een dorp niets anders is dan haar bewoners, haar gebouwen, heuvels, heggen, bomen en al die andere attributen die men altijd voor slechts toebehoorselen had gehouden.
De ziel van een ding is niets anders dan het geheel van zijn toebehoorselen: zijn eigenschappen, zijn geschiedenis, de optelsom van alles wat zich daaraan ooit heeft vastgekleefd. Neem al die attributen weg, en niet een of andere essentie die tot op dat eigenste moment onder al die oppervlakkigheden verborgen zat, schiet over: wat nog rest als alle kenmerken verdwenen zijn, is bitter weinig, om niet te zeggen niets. Het is alvast zeker niet iets dat de zaak in kwestie van andere zaken onderscheiden kon. Als alle dingen van hun eigenschappen werden ontdaan, dan bleven alleen hun namen over, en die waren dan niets anders dan verschillende namen voor eenzelfde niets. Maar men zal begrijpen dat op die manier zelfs de namen van hun ziel worden ontdaan, die immers samenvalt met hun betekenis, en dus met datgene waar zij op slaan.
Altijd had ik als vanzelfsprekend aangenomen dat het slechts gold voor dingen, niet voor schepselen of levende wezens, dat hun ziel met al hun attributen samenviel. Een portret, bijvoorbeeld, is wezenlijk niets anders dan een laagje olieverf op lijnwaad, weliswaar gerangschikt in een welbepaald stramien qua vorm en kleur. Verwijder de verf en mét zijn afbeelding is ook de afgebeelde zelf verdwenen; hij is onherkenbaar of zelfs geheel onzichtbaar geworden. De ziel, de essentie of het wezen is puur begoocheling, en het bewijs daarvan ligt in het simpele feit dat men zowaar het portret van een volstrekt onbestaande man kan schilderen, terwijl toch niemand zich zorgen zal maken over de vraag of de afgebeelde wel echt bestaat of heeft bestaan. De vraag is ook niet relevant want zelfs al zou de afgebeelde niet bestaan en ook nooit hebben bestaan, dan nog kon in een verre toekomst wel eens een man geboren worden die in dit dan vergeeld portret uit een zo ver verleden, zichzelf herkennen zou. Hij zou het ophangen in zijn huis en niemand van zijn gasten zou ooit in twijfel trekken dat dit een afbeelding van hemzelf betrof en dat zij derhalve jonger moest zijn dan de afgebeelde. Hoe heb je het gedaan om dit portret het uitzicht te geven van een driehonderd jaar oude prent? - zo zou men hem alleen herhaaldelijk vragen.
Het geldt voor dingen, dat is duidelijk, dat hun ziel niet een of andere essentie is maar samenvalt met al hun eigenschappen. Maar zeker gold dat niet voor mensen, zo had je steeds steevast geloofd: mensen hadden een essentie want wij waren door God geschapen. Maar toen brachten historici aan 't licht dat verhalen voorafgaan aan geschiedschrijving, dat er zonder de verzinsels die wij maken ook geen beschrijvingen van zogenaamde feiten mogelijk zijn. Psychologen ontdekten dat de emoties die wij hebben, uitgelokt worden door uitgerekend die gebaren die de emoties in kwestie uitdrukken, in plaats van andersom. En mensen, zo beweren sociologen, danken hun zogenaamd persoonlijke geweten aan de verinnerlijking van een algemene wet. Kunstenaars weten dat Vincent Van Gogh met zijn unieke doeken de Provence schiep zoals wij die sindsdien kennen. En ook is het zo dat wij pas een gezicht hebben sinds de dag dat tekenaars portretten gingen maken. Maar als dat allemaal waar is, waarom zouden wij dan nog een ziel hebben? Danken wij onszelf niet louter aan de erkenning door de ander?
Een heel bijzondere zaak raak je hier aan, zei hij, en je mag ze niet laten schieten of je bent ze ook kwijt, want zo gaat het met dingen die zo subtiel zijn dat je ze in een oogwenk van verstrooidheid kunt verliezen, en wel voorgoed, terwijl je ze maar één keer in je leven tegenkomt. Wat zeg ik? Eén keer in je hele leven? Eens in de zoveel duizend levens, misschien slechts één keer per honderd miljard levens komt er een gedachte, schuwer dan een duif, zo dicht bij je zitten pikken dat je ze ook pakken kan!
Ik keek hem aan en hij herhaalde nu mijn laatste zin: wij danken het bestaan van onszelf aan de erkenning daarvan door de ander. En dat geldt dan ook voor elk levend wezen, zo ging hij door: een levend wezen kan daar trouwens niet aan uit, want als het weigert om het bestaan van een ander wezen te erkennen, dan risceert het door dat wezen met haar en huid te worden verslonden! Ja, zo lachte hij nu: wij danken ons bestaan aan elkander, maar denk dus niet dat wij aldus elkaar begunstigen en dat we voor elkander 't leven scheppen, welneen, het is net andersom: ons eigen voortbestaan hangt van de erkenning van het bestaan der anderen af! Levende wezens, schepselen en dus ook mensen zijn niet zo alleredelst als zij ogen of als zij afgeschilderd worden in die dikke bijbelboeken. Het is met andere woorden zeker niet omdat wij elkaars scheppers zouden zijn dat wij hier lopen - zeer integendeel: het is omdat wij elkander naar het leven staan, dat we bestaan. Ja, zo geniaal heeft blijkbaar iemand van het kwaad een goed gemaakt, en wel van 't allergrootste kwaad - de onverschrokken moord - het allergrootste goed - het welbewuste leven.
Ik wil alleen maar zeggen, ging hij door, dat er wezens bestaan die de ziel van andere wezens zo goed kennen, dat zij in staat zijn om hen volmaakter te herscheppen dan op de manier waarop zij op zichzelf bestaan. En kan het dan nog iemand tot verwondering strekken dat, als de herschapenen zichzelf zo ergens afgebeeld zien staan, dat ze dan op die afbeelding van zichzelf toesnellen en uitroepen: maar kijk dat nu toch eens aan! Dat is verduiveld niemand minder dan ikzelf ten voeten uit! En hoe gelijk ik op mezelf! Mijn god! Beter gelijk ik hier op mezelf dan ooit voordien! Het portret dat tot op heden van me aan de wereld werd getoond, is vergeleken bij dit beeld een zo gemene leugen! Maar kijk dat toch eens aan! Wat een geluk! Wat een werkelijk onverhoopt geluk dat eindelijk eens iemand daarin is geslaagd om mij ook af te beelden zoals ik werkelijk ben! Weg met dat oude waanbeeld! Weg ermee, zeg ik! En leve het nieuwe portret! Ja, dat ben ik, zie, die man daar op dat doek en niemand anders!
Toen hij een beetje tot bedaren was gekomen, kuchte ik eerst eens want hij zat met de blik op oneindig in extase en ik wilde hem niet wekken uit zijn misschien wel superschone droom. Ik voel me zoals iemand over wie men altijd kwaad sprak, zo ging hij plots verder vooraleer ik ook maar de kans gekregen had om iets te zeggen - iemand die nu ineens door de koning zelf wordt opgehemeld en die luid applaus ontvangt van alle mensen. Dan zeg je toch: dat is de waarheid, inderdaad! Ik ben een held en eindelijk wordt dat nu eens van op de kansel uitgeroepen! Ik voel me, ging hij door, en nu zelfs nog een toontje hoger - ik voel me zoals iemand van wie 't portret geschilderd wordt door eens een échte kunstenaar! Iemand die schilderen kan en die mij heeft weten vast te leggen in zijn volle glorie! Ja, dat is mijn blik, kijk naar die blik, kijk naar de schittering in die blik! Ja, dat ben ik! En wég nu met dat oude portret daar aan de muur, die vervloekte schets daar van die klungelaar die op de koop toe geld vroeg voor zijn prutsen! Als een hazewind wég met die prullen en gauw die ware afbeelding hier van mezelf daar aan de muur, zodat ook allen ten langen leste kunnen zien wie ik echt ben, uiteindelijk!
Zullen we dan aanbellen? vroeg ik hem. Hij werd zich kennelijk pas nu opnieuw bewust van de omgeving. Wij stonden in de voortuin in de melkachtige mist en hoewel er nog geen sneeuw lag, waren onze zolen als aan de grond gevroren ofwel, zoals gezegd, gestremd zoals wij tot dan toe geloofden dat alleen melk kon stremmen als men daaraan een zuur toevoegde om ze in een kaasklomp te veranderen. Wij stremden, gans ons wezen stremde in de mist als werd onze figuur tot kaas daar in de voortuin die in feite het decor was van zijn fijn penseel. Want zonder het te weten, stonden wij mét de mist in die voortuin nu al op het doek dat rustte daar achter het smalle hoge raam waar hij als verwoed penseelde aan zijn nieuwste doek, en wij voelden hoe de olie om onze lijven plakte en al opdroogde, ons fixeerde, hardde met de hars die ze bevatte, en hoe ze van ons engerlingen maakte, of stijve rupsen die moeten verpoppen, omzettingen van vlees in verf, van bloed in terpentijn, van pus en andere lichaamsvochten in lijnwaadolie en in balsems allerhande. En zo werden wij tenslotte stijf door dit proces dat ook de farao's in hun bewegingen verstilde, zo droogden wij op en uit en gaven wij geen kik meer dan die allerlaatste kik, die zeggen wilde: kijk, hoe wonder toch is het bestaan; wij denken dat wij leven uit onszelf maar voor we 't weten dat we slechts ijdele afbeeldingen zijn, is het met ons gedaan.
(J.B., 21 januari 2011)
06-12-2025
Orpheus en Eurydicè (9)
Orpheus en Eurydicè (9)
En dan eerst nog een detail. Zo oprecht als wij meenden dat het alleenrecht om te scheppen bij de Schepper zelf gelegen was en dat schepselen veroordeeld zijn tot handel drijven, zozeer hebben we ook zonder de waard gerekend. Immers, ook de vermeende goddelijke scheppingsdaden hebben veel weg van commerciële transacties: niemands naam wordt in het boek der levenden neergepend tenzij hij op dat eigenste ogenblik ook wordt opgeschreven ten dode. Of betekent dit dan dat hier helemaal geen god in het geding kan zijn? Wanneer Zarathustra zijn thuisland heeft verlaten en zich in het gebergte heeft begeven, ontmoet hij daar een heilige grijsaard die zijn misantropie uitspreekt en zijn lof voor god, en Nietzsche's gevierde profeet bedenkt een zin die onsterfelijk de wereld rond zal gaan: “Dieser alte Heilige hat in seinem Walde noch Nichts davon gehört, dass Gott todt ist!"1 Aldus een uitzondering creërend op de stelling van zopas, dat de onsterfelijkheid niet van deze wereld is.
God schiep de kosmos met centraal daarin het leven maar niet zonder in het midden van het bonte leven de mens te plaatsen, de hoeder van dat alles, die in de persoon van de verafgode Albert Einstein een atoombom uit zou vinden om met het alsnog opsplitsen van godbetert de vermeende allerkleinste deeltjes het allergrootste ooit gemaakt, in minder dan een oogwenk weg te wissen alsof het er nooit was. “Deus nobis haec otia fecit”: God schiep de tijd, het 'otium' van Vergilius, waarin wij ons kunnen vermeien, vermaken, vrij bewegen, maar dan wel in één enkele richting. Naar de toekomst toe, zo wordt het ons voorgezegd, maar in werkelijkheid verwijderen wij ons van onze oorsprong, van onze moeder, van onszelf. En de tijd, zich profilerend als de schenker van het leven, manifesteert zich niet anders dan als degene die het ons allemaal ontneemt, zonder verpozen. “Dat hebben wij dan toch gehad”, aldus praten wij elkander na – wij, die niet ophouden met na te praten doch die vergeten na te denken, en wij stoppen het in een album, wij bladeren erin, glimlachend, ja, gelukkig zelfs, helemaal verstoken van het besef dat alzo onze blikken vallen in een gigantisch graf.
Over de doem van die tegendoelmatigheid in alle dingen is het dat zoals ook alle andere Helleense mythen het treurlied van Orpheus handelt en wat zijn lier doet, is de trilling, bron van alle leven, mededelen ten koste van zichzelf, daar zij al trillende haar opgespaarde kracht verliezen wil, zoals wie klaarkomen dat doen tegen de prijs van het eigenste bewustzijn. De dood lijkt het leven te overstijgen en tegen de overgave die hij opeist, wordt nimmer geprotesteerd.
Als uiteindelijk Orpheus toegang tot de onderwereld krijgt, kan dat alleen maar het geval zijn omdat geweten is dat dit vergeefs is; immers, ook vergeefse daden moeten worden toegestaan teneinde de dwang te onderstrepen die al het andere bestuurt. “Zie je wel!”, zo luidt dan de zedenles die ook de stoutste rebel terug in het gareel brengt en die zo de ijzeren orde van de dood herstelt.
De emotie die Hades tot de toegeving verplicht heeft, is deze die de grijsaard een traan van ontroostbaar verdriet doet plengen bij het zien van een boorling in zijn wieg of van een jaarling die leert te lopen tot jolijt van zijn luid applaudisserende voorzaten die, hem omringend, hem ertoe veroordelen voortaan het middelpunt te zijn van hun bestaan. In het gerimpelde gezichtje van de nog bijna blinde boorling is de niet langer ziende grijsaard te bespeuren waarvan hij wel een wederopstanding lijkt maar is reanamnese niet een wat goedkope illusie waarmee wij ons trachten te bevrijden van het onderhavige eeuwige juk? De lier van Orpheus legt Cerberus het zwijgen op en Charon vaart hem over nadat hij hem heeft betaald; een welgekende reis gaat onze held tegemoet, een lot dat alleen door de oudste dichters kon worden verwoord.
1.F.W. Nietzsche, Also sprach Zarathustra, Ein Buch für Alle und Keinen. Zweite Auflage, Leipzig, Druck und Verlag von C.G. Naumann 1893, pag. 8.
05-12-2025
Orpheus en Eurydicè (8)
Orpheus en Eurydicè (8)
Er bestaat geen troost voor wie beminden aan de dood verliezen en wie iets anders beweren, liegen ofwel houden ze zichzelf voor de gek. Erger nog: bepaalde lieden durven het zelfs aan om te handelen in troost en de meest bekenden onder deze beetnemers en dieven zijn de zogenaamde religieuzen. Ook voor Orpheus was er geen troost en de mythe zelf vormt het meest overtuigende bewijs daarvan. Orpheus en degenen die om hem gaven, hebben de arme man een tijdlang valse hoop gegeven, wellicht met de bedoeling om de tijd te rekken, om de kunstenaar wat tijd te gunnen en een genezingsproces op gang te laten komen maar zij wisten allen dat het allemaal tegendoelmatig zou zijn. Iedereen wist het maar in die omstandigheden zegt men algauw: we kunnen maar proberen, baat het niet, dan schaadt het ook niet en dan hoeven we achteraf geen spijt te hebben omdat we die kans lieten liggen. Edoch, een kans is het niet eens, het is een logische mogelijkheid: Eurydicè keert terug ofwel keert zij niet terug. Maar logische mogelijkheden zijn slechts mogelijkheden in ons hoofd, in de werkelijkheid bestaan ze niet, het is waanzin om er rekening mee te houden. Als ik op de lotto speel, zijn er twee mogelijkheden: ofwel win ik, ofwel win ik niet en elk van die mogelijkheden heeft een zekere waarschijnlijkheid die verschilt van nul. Maar de waarschijnlijkheid dat Eurydicè terugkeert uit de dood is nul. Er bestaat geen wereld waarin zij dat toch doet, die wereld moet nog geschapen worden, en hij zal niet geschapen worden omdat er slechts één wereld mogelijk is en dat is uiteraard de actuele wereld waarin de kans dat Eurydicè terugkeert uit de dood gelijk is aan nul. Ziedaar de feiten. Vergilius en Ovidius hebben een wereld geschapen waarin Eurydicè alsnog lijkt terug te zullen keren uit de Hades maar de beide dichters hebben verplichtingen aan hun muzen, zij kunnen niet ongeacht wat fabuleren omdat ook fabels aan wetten gehoorzamen. In Orpheus en Eurydicè lachen de dichters met ons.
Wat Hades aan Orpheus toestaat, is een geschenk dat gelijkt op het gif van de adder die aan zijn gade het jonge leven ontnam en aan hem zijn gade. De gift van Hades wordt immers vergezeld van een onvervulbare voorwaarde. Hades geeft en neemt in één en dezelfde beweging. Hij herhaalt wat hij voordien deed met Persephone toen zijn broer hem vroeg haar aan haar moeder terug te schenken. Dit verhaal is de confrontatie met het bikkelharde feit dat deze wereld het zogenaamde 'geven om niet' ten strengste verbiedt en dat verbod is strenger dan het verbod om terug te keren uit het dodenrijk, het is strenger dan ongeacht welke natuurwet. 'Geven om niet' is immers scheppen en alleen God heeft het recht daartoe. Zijn schepselen daarentegen zijn veroordeeld tot handel drijven. En dat is dan ook de inhoud, de essentie van deze mythe.
Orpheus en Eurydicè (7)
Orpheus en Eurydicè (7)
Als onze zielenroerselen authentiek zijn, hebben zij geen lier nodig om zich kenbaar te maken, het lichaam is de lier, het instrument van de ziel, en daarom ook kunnen ware gevoelens niet verborgen worden dan door klederdracht, burchten, handlangers of leugenachtige parabels. Echter, waar het een bard betreft, moet de lier zelf beschouwd worden als een lichaamsdeel, zoals een arm dat is, de stem of het hart. Er zijn violisten die hun instrument meenemen in bed en veel aandacht en tijd besteden zij aan de verzorging van hun bijzondere 'prothese', die in dit geval een 'correctie' is van bijvoorbeeld de stem, een verlengstuk van het lichaam zoals een voertuig dat is, een mantel of een huis. Zij praten er tegen, zij strelen het, gaan ermee naar de dokter, zij verzekeren het, inspecteren het en laten het geregeld herstellen. Het gaat deel uitmaken van het lichaam in die mate dat het lichaam mettertijd ook gaat vergroeien naar het instrument toe en zo ontwikkelen zich de vingers van een pianist of die van een bespeler van de lier, zoals het instrument dat wil. Maar niet alleen de vingers, de lippen, de armen en de andere zichtbare lichaamsdelen doen dat, ook het hele zenuwstelsel stemt zich af op het maken van muziek waarbij zich de 'prothese' ontwikkelt tot het centrale lichaamsdeel waar voortaan al de rest om draaien zal. Uiteindelijk is het de muziek die zoals de noordpool doet met elk kompas, alles naar zich toe trekt, ja, de muze regeert de muzikant zoals de ruiter met het paard doet, de muze heeft bezit genomen van zijn lichaam maar vooreerst ook van zijn ziel en wanneer de toehoorders maar aandachtig genoeg zijn, kunnen zij ook bespeuren dat op het podium niet een muzikant staat die muziek maakt want de vervoering waarin hij door de muzen wordt gebracht, transformeert zijn gedaante in die mate dat zij zich verwisselt voor de gedaante van de betrokken muze zelf. De toehoorders aanschouwen dan niet langer een medemens die speelt, maar het wezen dat van hem bezit genomen heeft en dat behoort tot een heel andere wereld dan deze waarin de bard zijn kunst vertolkt. Die kunst creëert meteen een gat in onze wereld waar doorheen wij kunnen kijken naar dat andere land, dat land dat veel fijnstoffelijker van aard is, want het is niet van stof gemaakt maar van trillingen en golven of, veel fijner nog, van gevoelens die zich zelfs onttrekken aan het bestaan van vlees en bloed.
Op die manier is het dat Orpheus met zijn instrument vergroeid was en zo ook bracht zijn verschijning bij alle wezens die ze aanschouwen mochten, een extase teweeg welke ons ervan verzekert dat de stoffelijke wereld wordt gedragen door een onvergankelijkheid, dat de tijdelijkheid zelf maar tijdelijk is en dat achter alle dingen een eeuwigheid schuilt die schoon en waar en goed is. Orpheus boezemde sinds hij op aarde was en speelde, ontzag in bij alle wezens, hij werd op handen gedragen en als hij de snaren van zijn lier aansloeg, beroerden in dezelfde beweging zijn handen de zielen van de geringsten onder Gods schepselen.
Derhalve, wanneer hij na het verlies van zijn gade treurde, treurde de hele natuur met hem mee. Eurydicè was niet zomaar de gemalin van een gewone mens, zij was de gelukkige beminde en de toeverlaat van een hogere entiteit en daarom ook was haar heengaan voor de wereld een catastrofe, die zich nu samen met de elegie als een donkere nacht neervlijde over de aarde, aldus herinnerend aan haar val van zo-even, veroorzaakt door het gif van de adder die haar in de hiel beet wijl zij door de lente van haar leven danste in het jonge gras, bezaaid met geurige bloemen in duizend kleuren.
04-12-2025
Orpheus en Eurydicè (6)
Orpheus en Eurydicè (6)
Treurnis is geen ondergaan van leed, het is veeleer een verzet tegen de werkelijkheid: wie zich niet verzetten tegen wat hen overkomt, ondergaan gedwee de dingen maar wie zich verzetten, scheppen een kloof tussen de eigen wil en die van het noodlot en zo tarten zij het lot, zij bevechten het en de strijd die zij aldus voeren, brengt een leed teweeg dat nimmer zijn gelijke kent, het is een exponent van een door merg en been gaande frustratie.
Zij die, zoals de adepten van de Boeddha, beweren dat leed ontstaat uit gehechtheid en dat onthechting ons van leed bevrijdt, weten derhalve niet wat zij vertellen. Gevoeligheid voor leed is allerminst een zwakheid, zeer in tegendeel verraadt het de kracht van de betrokken ziel. Ongevoeligheid voor leed wordt verkeerdelijk geprezen als de capaciteit om zich boven de dingen te stellen maar aan onverstoorbaarheid is helemaal niets prijzenswaardigs, zij is verwant met de gewetenloosheid en dat is een kentrek van bloeddorstige dieren, van dictators en van afgestompte geesten. Het is de machowereld die dit onverstand viert en die de vrouwen, die om die reden vaker wenen, wegzet als het zwakke geslacht. Er is niets zwak aan gevoeligheid voor leed, het getuigt alleen maar van een hoog ontwikkeld bewustzijn.
En dan is er nog een theorie die in de jongste decennia veel opgang heeft gemaakt maar die de waarheid weer geweld aandoet: zij zegt dat emoties kunnen worden opgewekt door hun uitingen in plaats van andersom. Wie “hahaha” zeggen, zouden op den duur ook echt beginnen lachen en wie uien pellen totdat hen de tranen in de ogen komen, zouden daardoor verdriet uitlokken. Het is een theorie die wordt geloofd onder acteurs die immers middels mimiek, intonatie en verhaal, emoties moeten veinzen. Zij beweren dat het geen veinzen is wat zij doen, doch opwekken en sommigen houden voet bij stuk dat die emoties helemaal niet verschillen van de authentieke. Maar niets is minder waar. Wat opgewekt wordt door acteurs, romanschrijvers en dichters, zijn de authentieke gevoelens in de eigen ziel die immers een herkenningspunt beleven in de schouwburg, in de leeszetel of in de cinemazaal. Als die authentieke gevoelens er niet zijn, bijvoorbeeld omdat men (alsnog) de ervaring mist die aan de grondslag ervan ligt, kunnen ze ook helemaal niet tot stand worden gebracht door de nabootsing van hun uitingen.
De elegie van een bard mag niet opdringerig zijn want dan mist zij haar doel: zij moet eerst peilen of zij weerklank vinden kan en zij dient heel goed te weten tot wie zij zich richt, anders blijft zij even effectief als een toespraak in een wildvreemde taal of een kaars en een bril voor een uil die niet lezen wil. Orpheus die beslist van de geschiedenis omtrent Persephone gehoord heeft, weet dat Hades het gemis van de gade kent en daarom ook kan hij zich wenden tot de onvermurwbare of “Nil miserans” zoals Horatius hem ooit onterecht genoemd heeft, met alsnog de hoop hem te zullen vermurwen, hierin bovendien gesterkt door de zekerheid dat hij het spel van de lier als geen ander beheerst: het spel met de werkelijkheid van de resonantie die deze van de bijna onbemiddelde communicatie is.
Orpheus en Eurydicè (5)
Orpheus en Eurydicè (5)
De onderwereld moet wel een afgesloten ruimte zijn want Hades die daar regeert zoals zijn broers Zeus en Poseidon heersen over de luchten en de wateren, wil niet dat iemand van zijn onderdanen aan zijn greep ontsnappen kan. Uiteraard heeft de Hades een poort langs waar de overledenen het dodenrijk naar binnen komen maar zij wordt zwaar bewaakt om te verhinderen dat zij er weer uit weg kunnen komen. Aanvankelijk moet het de gedachte van Orpheus zijn geweest om doorheen die poort te gaan en aldus in de Hades zijn geliefde te gaan vervoegen, zoals velen doen wanneer zij hun beminde missen moeten maar om de reden die wij zo meteen vertellen, plande hij het anders: in plaats van zelf het dodenrijk naar binnen te gaan, wilde hij hartstochtelijk dat zij, Eurydice, terugkwam naar de wereld van de levenden en zo onderzocht hij dan de mogelijkheid om haar daar te gaan halen.
Orpheus immers zal geweten hebben dat een bestaan als schim aan de liefde helemaal geen kansen meer te bieden heeft. En bovendien geleek het lot van zijn ongelukkige gade enigszins op dat van Persephone, die Hades wegroofde uit de wereld via een gat in de aarde, om haar daarna te verplichten zijn vrouw te worden; de treurnis van haar moeder, Demeter, raakte de ziel van de natuur die antwoordde met een hongerwinter die veel mensen doodde, waarna Zeus zijn broer Hades beval om Persephone aan haar moeder terug te geven. Hades stemde daarmee in op voorwaarde dat ze nog eenmaal met hem at, terwijl een wet besliste dat voor wie ooit in de onderwereld voedsel hebben genuttigd, er niet langer een terugweg mogelijk is. Zes granaatappelpitten at Persephone aldaar, waaruit het compromis dat voor zij elke pit een maand terug moest naar Hades, en dan heerst hier de winter, de andere zes maanden van het jaar ontsprong zij de dodendans en maakte zij een 'anodos', gelijkend op een 'autochtonos', een sprong vanuit de grond, net zoals Aphrodite die opsprong uit de zee, om zo de lente in te luiden.
Dit moet Orpheus ervan overtuigd hebben dat ook zijn ongeluk misschien te herroepen was, aangezien deze verhalen een gevoeligheid verraadden van de goden voor het leed van derden. En daarop vermande hij zich, de edele bard, hij nam zijn lier, deed haar snaren trillen, een elegie ontvouwde zich, zij benam de winden van hun adem.
Orpheus en Eurydicè (4)
Orpheus en Eurydicè (4)
Behalve Orpheus en Odysseus daalden ook Theseus, Pirithoüs en Heracles tijdens hun leven in de onderwereld af maar of hun reis aldaar voorafging aan die van Orpheus, moet misschien wel in het ongewisse blijven daar hun leven zich afspeelt in een verleden dat zich in feite in zekere zin bevindt buiten de tijd zoals alle niet-mythologische figuren die beleven.
Er wordt gezegd dat de avonturen van de mythologische figuren zich afspelen of zich afgespeeld hebben in wat men het mythologisch tijdperk noemt en wat anders kan men zich daaromtrent herinneren dan de verhalen die daarover de ronde doen en die elkaar soms tegenspreken omdat er vaak meer versies zijn waarover de vertellers alle eensgezindheid moeten missen? Het mythologisch tijdperk is met alle andere era's slechts semi-compatibel. Het heeft met het 'echte' verleden het feit gemeen dat het er niet is maar het verschilt daarmee in het even sterke feit dat het 'echte' verleden er niet meer is of er geweest is. Dat is het mythologisch tijdperk tot op zekere hoogte eveneens, in die zin dat een volgorde der gebeurtenissen daarin onafwendbaar blijft: Odysseus heeft zijn moeder overleefd en Theseus de Minotaurus die hij immers doodde maar het lijkt er heel sterk op dat het weefsel van verhalen niet dens genoeg is om helemaal uit te kunnen maken in welke volgorde de Helleense helden dan hun daden pleegden. Bepaalde mythen hebben betrekking op historische gebeurtenissen en zo gaat de joodse mythe van de zondeval uiteraard vooraf aan de geboorte van Jezus Christus, gesteld dat dit laatste een historisch feit zou zijn, maar verder lijken alle 'feiten' waarover de bewuste verhalen handelen, veroordeeld om tot in de eeuwigheid te blijven zweven.
Dat er een essentieel verschil is tussen het 'niet zijn' en het 'niet meer zijn', lijkt aannemelijk maar anderzijds maken sommigen zich sterk dat, als de dood het definitieve einde van het leven is, het er ten langen leste helemaal niet toe doet of men echt bestaan heeft van zodra men er niet meer is en als men dat aanneemt, is in dat opzicht inderdaad elk verschil zoek tussen 'niet zijn' en 'niet meer zijn' van zodra abstractie wordt gemaakt van wie zich het verleden nog wél kunnen herinneren. Voor degenen die het zich niét kunnen herinneren, om wat voor reden ook, zijn er alleen verhalen en of die ook waar gebeurd zijn of dus waar zijn, kan door hen niet worden uitgemaakt. Spreken over zijn herinneringen met betrekking tot feiten is iets anders dan het zich herinneren van verhalen en wat dat kan betekenen met betrekking tot het mythologisch tijdperk, is niet zo heel direct te zien en zeker niet voor wie over de bewuste verhalen slechts heel gedeeltelijk hebben gehoord. De specifieke welwillendheid van wie over het mythologisch tijdperk spreken, impliceert een zekere bereidheid om aan te nemen dat er uiteindelijk geen vaste grens bestaat die de fictie scheidt van de realiteit; met andere woorden beamen wie de mythologie genegen zijn, de waarheidswaarde van zekere geschiedenissen waarvan iedereen weet dat zij niet plaatsvonden in 'onze' tijd. De zaak is heel wat ingewikkelder dan in deze schamele zinnen voorgesteld maar het gaat er om aan te tonen of tenminste aan te geven dat er goede redenen bestaan om ook aan mythen een werkelijkheidswaarde toe te kennen, zoals trouwens aan vele belangrijke zaken die zich bevinden in gebieden die geen uitstaans hebben met de tijd zonder meer en dikwijls ook niet met de ruimte.
De wereld waarin de mythen bestaan, is pas incompatibel met de 'onze' op voorwaarde dat wij weten wat wij zeggen als wij over 'onze' wereld spreken want het daaraan inherente thuisgevoel is vals en dat beseft men meestal pas waar ons de in “Ein Deutsches Requiem” van Johannes Brahms opgenomen verzen uit de Heilig Schrift te binnen schieten: “Wir haben hier keine bleibende Statt”, met andere woorden waar men geconfronteerd wordt met de eindigheid van het leven, met de dood. En het is uitgerekend die meestal zo keurig verdrongen onzekerheid en onwetendheid die zo belangrijk is in het licht van het alsnog opperen van een mogelijkheid om van de ene wereld naar de andere te reizen of, om tot de kern van de zaak te komen, om zichzelf ervan te overtuigen - en hier wordt uiteraard Orpheus geviseerd - dat er misschien een mogelijkheid bestaat om wie als dood geboekstaafd staan, alsnog te gaan terughalen in de Hades.
Zoals het mythologische tijdperk er een is dat zich bevindt tussen zijn en niet-zijn en dat er in geslaagd is om alvast het statuut van niet-zijn van zich af te schudden, zo ook moet er een gebied zijn dat zich bevindt tussen het leven en de dood, een gebied waar een wereld die niet langer bestaat, wedijvert met een wereld die nooit heeft bestaan, maar het zijn beide werelden waarvan wordt aangenomen dat ze bestaan hebben. De twijfel en de onzekerheid die hier opdoemen zijn uiteraard heel kostbaar in de ogen van Orpheus die immers met zijn wanhoop vecht en die het onmenselijke dragen moet terwijl wij willen aannemen dat hij een mens was, of is.
03-12-2025
Orpheus en Eurydicè (3)
Orpheus en Eurydicè (3)
Resonantie is een natuurverschijnsel waarvan reeds gewag gemaakt wordt in de Veda's; zij spreken over de trilling als de essentie van alle leven en als één ding trilt, dan trillen daarmee alle dingen mee; wat het ene voelt, maakt vibraties die zich voortplanten zoals ook zaden doen, en die in de omgeving alles aansteken, zoals ook ziekten doen. Het geheim van de resonantie is dat van de verbondenheid tussen al wat is, het is de communicatie die een oneindig aantal vormen heeft waarvan mensen er slechts enkele kennen, evenwel zonder ze helemaal te beheersen.
Vandaag lacht men met de zogenaamde toverformules uit de middeleeuwen en uit nog vroegere tijden; de woorden, muzikaal van klank en vorm, welke niet zozeer een betekenis herbergen maar vooreerst een gevoel en, veel meer nog dan dat, een waarheid. En waarheden bezweren; als zij uitgesproken worden, treedt een verandering in de orde van de dingen in en wel met dwingende kracht, zoals dat het geval is in de rechtspraak.
Wanneer een zaak in de openbaarheid wordt gebracht, spreekt een rechter zich daarover uit en niemand zal betwisten dat zijn woorden meer dan louter woorden zijn, dat zij meer zijn dan de namen en de betekenissen die zekere dingen begeleiden: de formule die een rechter uitspreekt met betrekking tot een zaak, gebiedt wat ogenschijnlijk puur natuurlijk is en wat alleen volgens de wetten van de natuur lijkt te verlopen, om te gehoorzamen en zij doet dat alleen omdat zij berust op waarheid. Ja, de formule die door de rechter uitgesproken wordt, dwingt de natuur zich aan haar te onderwerpen en zij slaat wie zopas nog op vrije voeten was, in de boeien op het ogenblik zelf dat zij weerklinkt.
Want de woorden van de rechter zijn niet zomaar woorden, zij zijn geladen met betekenis, en niet alleen geladen met betekenis maar tevens met gebeurtenis in de betekenis van geboortenis, geboorte: zij bevelen het ontstaan van zekere dingen die er voordien niet waren omdat zij verborgen bleven zoals de waarheid nog verborgen was, bijvoorbeeld door de werkzaamheden van de leugen, maar die door het proces van wording van de waarheid, de gebeurtenis waarbij de waarheid in deze wereld wordt geboren, ontsluierd worden, van de sluier van de leugen worden ontdaan en nu verschijnen in het volle licht dat aan de rede toegeschreven wordt maar dat van veel hoger komen kan, zodat een formule, uitgesproken door een rechter, meer kracht kan hebben dan wij, stervelingen, ooit voor mogelijk zouden houden.
De formules waarvan sprake worden gekend door de muzen die ze influisteren aan wie zij tot een veel zwaarder werk dan de meesten onder ons aankunnen, hebben veroordeeld. Want het instrumentschap van de muzen is een labeur dat het heetste hartebloed verbrandt, dat dichters kaal vreet tot op het bot en dat hen geen uur van rust gunt in de honderdduizend nachten van het leven als alle anderen in vrede slapen. Ware oorlogen voltrekken zich wanneer uit Plato's vormenwereld zich de gestalten een weg trachten te banen naar het tranendal dat anders zonder remmen gewis afglijdt naar de bonte hel.
Alleen jubel was tot nog toe aan het instrument van de Rhodopische bard ontsprongen en het woord jubel verwijst naar Jubal, een afstammeling van Kaïn en “de voorvader van alle muzikanten die de lier en de fluit bespelen”1, zoals het Boek der Wording leert.
De lier is een raam met daarop strak gespannen en gestemde snaren die men met de vingers kan doen trillen en die op een klankkast staan welke de geluiden versterkt en hoorbaar maakt. Orpheus was niet de eerste en de enige die de lier bespeelde: volgens het boek Samuel beval Koning Saul een man te zoeken die de lier bespelen kon om uit hem de boze geesten te verdrijven en zo kwam David naar hem toe en hij werd zijn wapendrager: “(...) David nam de harp, en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest week van hem.”2
Dat de snaren op de lier strak gespannen en gestemd staan betekent dat er aan de beide uiteinden aan getrokken wordt door krachten die in onderling exact tegengestelde richtingen werken. De opgewekte spanning wordt gedragen door het raamwerk en is eveneens aanwezig in de snaren; zij verraadt zich bij het aanslaan van een snaar omdat die dan haar spanning omzet in een trilling, welke een ontlading is, die zich voortplant in een wijdere omgeving waarvan ook onze trommelvliezen deel uitmaken, waardoor wij die trilling registreren als geluid. Ook wezens ofwel dingen die het wrede lot delen om oren te moeten missen, worden gered van een algehele doofheid doordat ook zij middels hun stoffelijk omhulsel de trilling ondergaan welke zich voortplant door de lucht of door het water, door de grond of ongeacht welk ander midden. Alles in de omgeving wordt door de trilling aangedaan, gaat meetrillen en ondergaat de spanning uitgezonden door de bard middels zijn lier - een spanning die haar eerste oorsprong bij de muzen vindt, voor wiens muziek zij hun uitgelezen dichters een heel bijzonder oor hebben aangenaaid in het begin der tijden, toen het lot bezegeld werd van de geringste van de stervelingen.
Op die wijze wordt de inhoud van de hemel of althans een deel daarvan, naar de wereld van de levenden overgeplant en naar dat model heeft Orpheus gewerkt om wat de wereld van de levenden beweegt, over te hevelen naar het rijk der doden dat immers zijn Eurydice in zijn greep hield nadat zij door de adder was gebeten in de hiel terwijl zij op de tonen van de lier van haar uitverkoren gemaal, zong en danste in de lente van het leven.
De snaar welke Orpheus aansloeg, moest de juiste zijn, want zij moest de gevoelige snaar van niet alleen de levenden maar ook die van de doden kunnen raken en wat trillen gaat wanneer zich vibraties voortplanten doorheen de ruimte en de tijd, zijn niet alleen de trommelvliezen, de huid en de haren van de levenden, de takken en de bladeren der bomen, het lover en het gras, de bloemen, het wateroppervlak, de aarde en de wolken: meetrillen doet ook de essentie van al wie 'ik' kunnen zeggen, een essentie die zich in onze ruggengraat bevindt welke de spanning draagt tussen de twee polen die het leven in zich vatten en die het kloppen van het hart besturen, het ritme van de ademhaling en de wakkerheid van de gedachten. De ziel van een levend wezen zit binnenin het merg verborgen dat door de schelpen van de wervels wordt omgeven en beschermd, het gebeente dat een thuis biedt aan de ziel, dat tot niets anders van nut is en dat daarom wordt begraven van zodra de ziel wijkt uit het lijf en zijn verblijft moet verderzetten in een ander rijk waar eigenlijk geen levende naar binnen gaan kan. Edoch, precies omdat de ziel kan overgaan van deze aarde naar de Hades, moet er wel een weg daarheen zijn en dus ook een mogelijkheid voor trillingen om tot op die zo goed verborgen plek te komen.
Het snarenspel van de geoefende bard is niet alleen een zaak van fysische spanningen, trillingen of geluiden want deze zijn op hun beurt slechts de instrumenten van de muziek, de taal der muzen, die middels deze golven die de stof beroeren, op hun beurt ook het onstoffelijke in beweging zetten en het aldus van de verstarring van de dood bevrijden. De trillingen zijn de dragers van de ziel, datgene waarmee de ziel zich kenbaar maakt aan al het haar omringende dat het tot medeleven en op die manier ook tot leven wekt.
1Genesis 4:17-21: “Kaïn en zijn vrouw kregen een zoon en noemden hem Henoch. Daarna bouwde Kaïn een stad en noemde die naar zijn zoon. Henoch had een zoon genaamd Irad, de vader van Mehujaël, en Mehujaël had een zoon genaamd Metusaël, de vader van Lamech. Lamech had twee vrouwen, Ada en Zilla. Ada bracht Jabal ter wereld, de voorvader van hen die vee houden en in tenten wonen. Zijn broer was Jubal, de voorvader van alle muzikanten die de lier en de fluit bespelen.”
21 Samuel 16:14-22: “En de Geest des HEEREN week van Saul; en een boze geest van den HEERE verschrikte hem. Toen zeiden Sauls knechten tot hem: Zie toch, een boze geest Gods verschrikt u. Onze heer zegge toch tot uw knechten, die voor uw aangezicht staan, dat zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en het zal geschieden, als de boze geest Gods op u is, dat hij met zijn hand spele, dat het beter met u worde. Toen zeide Saul tot zijn knechten: Ziet mij toch naar een man uit, die wel spelen kan, en brengt hem tot mij. Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien een zoon van Isaï, den Bethlehemiet, die spelen kan en hij is een dapper held, en een krijgsman, en verstandig in zaken, en een schoon man, en de HEERE is met hem. Saul nu zond boden tot Isaï, en zeide: Zend uw zoon David tot mij, die bij de schapen is. Toen nam Isaï een ezel met brood, en een lederen zak met wijn, en een geitenbokje; en hij zond ze door de hand van zijn zoon David aan Saul. Alzo kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager. Daarna zond Saul tot Isaï, om te zeggen: Laat toch David voor mijn aangezicht staan, want hij heeft genade in mijn ogen gevonden. En het geschiedde, als de geest Gods over Saul was, zo nam David de harp, en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest week van hem.”
Orpheus en Eurydicè (2)
Orpheus en Eurydicè (2)
Niemand voelt de pijn die zijn hart doet breken als was het een ei, de inhoud loopt eruit, in de dooier is wat het begin van leven worden moest, alsnog te ontwaren. Een koppel vogels die hun nest zien roven, de eieren worden kapot gepikt, de kinderen opgevreten, zij vliegen buiten zichzelf in het rond met veel lawaai en gevleugelden van alle soorten voelen met hen mee en schreeuwen het uit, de hele omtrek wordt gealarmeerd, zij vliegen kriskras zenuwachtig schichtig door het gebinte van de bomen die getuigen zijn maar die niet spreken kunnen, nochtans doen zij hun takken waaien als wilden zij de ongelukkigen een helpende hand toesteken. Edoch, tegen de grote zwarte rovers valt weinig te beginnen, het kwaad is al geschied terwijl zij net nog plannen maakten voor de toekomst die nu dicht gaat zoals de poorten van een burcht, de ophaalbruggen werden al gehesen.
Vermannen deed hij zich, Orpheus, nadat hij overvloedig had geweend bij het dode lichaam van zijn gade, zo schoon nog zoals zij daar lag, het gelaat in een vredige plooi, de handen uitgestrekt nog om in het geliefde gras de geurende bloemen te plukken, een glanzende kever kroop niets vermoedend over haar zo jong gelaat.
Orpheus, als een halfgod richtte hij zich op, zijn rijzige gestalte was een pekzwart silhouet tegen het vuurrood van de avond want zovele uren waren reeds verstreken sinds het noodlot hen getroffen had, het wordt gezegd dat dan de tijd gaat stilstaan, jaren lijken niet langer meer te duren dan minuten, er is een stilte waarin niet meer wordt geteld, geen klokken luiden en geen stemmen zijn er nog die zich verheffen, alles zwijgt en het blijft zwijgen, in de gesloten monden werden alle tongen stenen.
Hoorde hij daar haar adem wederkeren? Of was het de verre wind die zuchtte? Hij speelde door haar haren gelijk toen zij nog ronddanste en jubelde onder de zon. De aarde koelde af, in het rimpelende water van een vijver zwom een kikker weg, insecten vormden zwermen maar hun gegons was zachter nu, het leek of zij het hele gebeuren in zich op hadden opgenomen en hun vlucht had iets meer traagte dan anders, wie het gewoon waren om hier 's avonds te vertoeven konden het heel duidelijk zien.
Orpheus wierp nog een laatste blik naar zijn geliefde, dan nam hij het lichaam dat al stijf werd, op en bracht het weg, hij deed niet wat alle mensen met hun doden doen en hij dacht anders: een vreemd scenario kreeg gestalte in zijn hoofd, hij nam zijn lier en slenterde zo door de nacht, biddend bij zijn muzen om hun wijze raad en dan, gelijk een ster aan 't firmament weerklonk één snaar, zij opende een elegie die zich ontvouwde zoals zwarte bloemen doen als zij, gewekt door de klaarte van een volle maan, tot leven komen.
Wat daarna gebeurde is niet langer voor woorden vatbaar, zeker is dat het gezang dat opsteeg uit de keel van de getroffen god, de oren van alle wezens op deze aarde naar de plek van het ontzaglijk onheil toe deed draaien; nooit luisterden de vinken en de raven, de vlinders, de everzwijnen, de herten en de konijnen met meer aandacht naar de verten want dit had geen van hen ooit gehoord en niemand, niets op aarde zou dit gezang na die noodlottige dagen ooit nog bespeuren. Het was zoals het sissen van het gas uit een vulkaan die open is gebarsten en die vuur de hemel in wil jagen, die alle wolken wil verbranden, schaaldieren, otters en ook vissen doet stranden en rood rijzen de gestalten van de goddelijke zuchten op tegen pekzwarte luchten.
02-12-2025
Orpheus en Eurydicè (1)
Orpheus en Eurydicè (1)
De onbezorgdheid en de vrijheid, het teugelloze van de jeugd die het landschap, de hele aarde en de wereld betovert met de lente van het leven, de bloesems en de duizend kleurige geuren die de hemelen zalven tot hoog in het blauwste.
Zo gaat het verhaal van start tussen dansende nimfen en muzikale faunen in bossen vol zwammen, maretakken, bessen en frambozen. Maar de adder. De adder onder het gras. De adder, altijd weer de adder.
Een adder verleidde de eerste vrouw om van de appel te eten van de boom van de kennis en zij gaf ook haar man ervan te eten en de hele mensheid werd erdoor vergiftigd. De adder maakte van het mensdom adderengebroed.
Zij trapte achteloos op een adder wijl zij zwierig door het hoge lover liep en zong en danste, tot jolijt van alle nimfen die haar met liederen omkringelend haar gestalte tooiden als met een levende kroon, een wolk van engelen.
De adder beet haar in de hiel, in de Achilleshiel, zij viel, de wielen van de zonnen in de lucht stopten met draaien, alle haaien haastten zich naar de diepste diepten van de oceaan, als wilden ze zeggen: wij hebben het niet gedaan!
Zij kwam ten val, in het hoge gras, zij riep nog de naam van haar geliefde, de echo van haar stem werd door de verste verten koud weerkaatst, Orpheus snelde toe, te laat, hij boog zich over zijn gade, legde haar bleke hoofd in zijn schoot en door de luchten sneed op haar beurt nu zijn stem: Euridicè! Euridicè! Mijn Euridicè!
Vruchteloos wachtte hij op een antwoord en hij besefte nu dat het van gene zijde niet langer tot bij hem kon komen. Hij boog het hoofd, kuste haar op de bleke lippen, koud, de ogen open, glazig, starend in het niets. Mijn Euridicè.
Maar zij was er niet meer.
Tallozen hebben over de dood gefilosofeerd maar de dag dat het leven hen confronteerde met de wegnemer ervan, verstomden zij en dat deden zij voor immer. Nevermore, aldus weerklinkt de roep van de grote wiskundige en kosmoloog, Edgar Allan Poe, in zijn verstikkende gedicht uit de bek van de pekzwarte raaf in The Raven. Nevermore, u hoort het goed en het is geen vergissing, geen zweem van twijfel over de waarheid van dat oordeel, van die kwalijke veroordeling. "Lord, help my poor soul", zo klonk het uit zijn stervende mond in 1849.
Euridicè stierf nog lang voor de tijd van Ovidius en voor die van Vergilius die beiden tijdgenoten waren van Jezus Christus. Zij gaf derhalve ongedoopt de geest en belandde aldus onder het gezag van Hades of, zoals de Romeinen het verwoordden, in het hol van Pluto.
Eens verdwaalde de grote dichter Dante, gekomen in het midden van zijn leven, in een duister woud en vond daar prompt een poort onder het opschrift: “Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!” Hij trad naar binnen, naar beneden, in het gezelschap van Vergilius, de dichter die zijn raadsman was omdat die ooit van Orpheus moet vernomen hebben, wellicht in een lucide droom, hoe men doorheen de hel kan waren zonder door haar vuur verteerd te worden.
Alleen Odysseus deed het hem voor, voor zover ik mij herinner, Odysseus in de Hades, ver van huis, zag daar plots zijn moeder en hij schrok omdat hij nu begrijpen moest dat zij niet langer tot de wereld van de levenden behoorde en dat hij haar bij zijn verhoopte thuiskomst na zijn zwerftochten, niet meer zou terugzien, nevermore.
Het moet allemaal door Orpheus' hoofd zijn gegaan toen hij met het hoofd van zijn geliefde in zijn schoot, de wanhoop alsnog wilde afwenden, vastberaden als hij was, en machtig want begiftigd door de goden met die bijzondere gave van de muzen die het mensen mogelijk maakt om het onmogelijke te zien, te horen en ook te betrachten. >
01-12-2025
Pas verschenen
Pas verschenen:
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 7: De rijkdom, het 'Dritte Reich' en Wilhelm Reich
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 7: De rijkdom, het 'Dritte Reich' en Wilhelm Reich
Het Sacrum Imperium Romanum Nationis Germanicae of het Heilig Roomse Rijk was in feite een multinational avant-la-lettre met onder zijn door kerk en staat gelegitimeerd gezag een aantal Westerse landen, geordend door het leenrecht, dat in wezen het privaatrecht is, het recht op bezit en op het vergoed worden van het uitlenen ervan, de basis van het bancair systeem, het kapitalisme. Het Heilig Roomse Rijk verenigde in de keizer de macht van kerk en staat, twee handen op één buik; het ontstond ongeveer duizend jaar geleden en hield stand tot 1806 toen Napoleon, die zichzelf tot keizer had gekroond, het met een veldslag beëindigde. Napoleons keizerrijk zou bijna tien jaar standhouden. Het Heilig Roomse Rijk werd in 1871 opgevolgd door een tweede rijk, het Duitse Rijk, een soort grondwettelijke monarchie, die sneuvelde toen Duitsland in 1918 de Eerste Wereldoorlog verloor. Duitsland werd een democratie, de zogenaamde Weimarrepubliek, die standhield tot het aantreden van Adolf Hitler die in 1933 het zogenaamde Derde Rijk stichtte: Nazi-Duitsland. En voor de derde keer op rij was de macht in handen van het kapitaal, nu met een leenrecht dat enigszins verkapt was.
Hitler vertegenwoordigde het kapitaal dat hem aan de macht hielp en dat hij ook verdedigde: de grootbezitters, de beleggers en de industriëlen, de 'werkgevers' (en als dat geen raak eufemisme is!) en die hebben arbeiders (lees: loonslaven) nodig om hun investeringen te laten renderen want alle rijkdom is uiteindelijk de vrucht van arbeid. Maar niemand zal een ander die hij van haar noch pluimen kent met zijn zweet rijk maken als hij daar niet toe gedwongen wordt en zo wordt arbeid afgedwongen met de dreiging van geweld, ontberingen, en... een gepaste moraal: de onontbeerlijke slavenmoraal.
Het is geen sinecure om een ganse bevolking een slavenmoraal door de strot te rammen maar wereldlijke heersers maken met dat opzet gretig gebruik van de religie en met name van het christendom zoals het geboetseerd werd door het Romeinse Rijk dat aan de grondslag lag van de drie hoger genoemde wereldrijken. Het inpassen van een slavenmoraal, of dus een ethiek van zelfbestraffing en zorg voor derden, in een kapitalistisch systeem met centraal daarin de daaraan tegengestelde 'deugd' van egoïsme en hebzucht, mag gerust een huzarenstukje heten maar het wordt alsnog verwezenlijkt middels wat men noemt een extreemrechtse politiek.
Die mikt er op om het volk zodanig te frustreren dat het tegen de eigen belangen in gaat handelen en dat is pas mogelijk door het institutionaliseren van een extreme vorm van hypocrisie die moet maken dat mensen belijdenissen gaan afleggen die in strijd zijn met wat zij echt geloven. George Orwell is er (in 1948) met zijn 1984 in geslaagd om die vierkant draaiende doch effectieve moraal onder woorden te brengen: men heeft iemand in zijn macht als men hem kan doen zeggen dat twee opgeteld bij twee gelijk is aan vijf, dat vrede oorlog is en oorlog vrede.
En gaat er nu geen belletje rinkelen want krijgen wij dan met zijn allen geen oren naar het devies dat momenteel de hele wereld overspoelt, het devies dat luidt dat, als wij vrede willen, wij ons moeten voorbereiden op de oorlog?
De Oostenrijkse psychiater Wilhelm Reich werd in zijn psycho-analytische praktijk geconfronteerd met aandoeningen die door zijn leermeester Sigmund Freud werden verklaard middels allerlei afwijkingen waarvan de oorzaak in de zieke zelf gesitueerd moesten worden maar Reich ontdekte het oneigenlijk karakter van die verklaringen. De mensen worden ziek omdat zij tegen de natuur in hun eigen seksualiteit onderdrukken en zij doen dat omdat het hen zo wordt opgelegd. Teneinde een moraal die deze perversies beoogt te realiseren, kracht bij te zetten, wordt gebruik gemaakt van de inductie van lustangst en schuldgevoelens en van zaken die te maken hebben met fatsoensnormen en verplichtingen die kant noch wal raken maar die wel angstvallig worden nageleefd - de macht weet immers de groepsdwang handig te benutten.
Wilhelm Reich ligt met de openbaringen in zijn geschriften mede aan de basis van de grote emancipatiebewegingen die bevrijdingsbewegingen zijn - de bevrijding van de mens van de medemens die hem overheerst. De overheersing van de ene mens door de andere wordt mogelijk gemaakt en versterkt door maatschappelijke systemen die overheersers delen en waar alleen zij baat bij hebben. De piraten vormen als het ware een bond waarin zij hun gemeenschappelijke belangen versterken door met elkaar de voor uitbuiting gehanteerde technieken te delen. Het gaat om samenzweringen, die men echter niet anders ziet te bestrijden dan door tegensamenzweringen en zo komt Marx op de proppen met zijn devies van “Arbeiders aller landen verenigt u!” De inspanningen van Wilhelm Reich zijn deze van een arts die weigert om de gezondheid van zijn patiënten en van het volk tout-court op te offeren aan het winstbejag van wie het in de tang houden. Reich wrikt zich los uit die tang en poogt aldus het volk mee los te wrikken. Begrijpelijkerwijze zien de conservatieven, die immers alleen met het behoud van de eigen voorrechten begaan zijn, in de geleerde een serieuze bedreiging van hun positie en van hun macht. Zij pogen hem eerst fysiek uit te schakelen samen met ontelbare anderen in nazi-Duitsland maar hij kan vluchten. Edoch, wanneer hij zich in de Verenigde Staten heeft gevestigd, moet hij vaststellen dat ook daar het kapitaal de grote dictator is.
Het is een uiteindelijk niet verwonderlijke maar toch vreemde zaak dat de machthebbers, die de hypocrisie installeerden bij het volk, een koekje van eigen deeg leken te vreten te krijgen wanneer zij, als wereldwijd bondgenootschap van kapitaalkrachtigen, hun instrument dat Adolf Hitler was, in een alliantie samen met Stalin moesten gaan bevechten in de Tweede Wereldoorlog. Hitler werd verslagen maar het systeem dat hij had gediend en dat hem had verraden, bleef overeind en was met de hele zaak zelfs goed gediend. De psychiater Wilhelm Reich werd door dat systeem in de thuishaven van het kapitalisme dat de V.S. wezenlijk zijn, tot psychopaat verklaard en uiteindelijk samen met zijn werk omgebracht in een cel, een lot dat hij vandaag deelt met bijvoorbeeld de Russische bevrijdingsstrijder en martelaar voor de mensheid, Aleksej Navalny. Ondank is des werelds loon.
(J.B., 1 december 2025)
29-11-2025
Verschijnt binnenkort:
Verschijnt binnenkort
Verschijnt binnenkort:
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 6: De weerstand tegen de seksuele emancipatie van jongeren
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 6: De weerstand tegen de seksuele emancipatie van jongeren1
Belangrijk voor een goed begrip van het engagement van Reich is het hoofdstuk over wat hij een der belangrijkste doelstellingen acht van de burgerlijke seksuele moraal, namelijk de beperking van de geestelijke bewegingsvrijheid middels de onderdrukking van de seksualiteit.2
Vooreerst merkt Reich op dat een moraal van seksuele onthouding, ofschoon men eraan gewend geraakt is, helemaal geen vanzelfsprekendheid is. Vergelijkend onderzoek toont aan dat in hoofdzaak jongeren uit arbeidersmiddens met meer nuchterheid aankijken tegen de seksualiteit en ook meer rebelleren tegen het gezag terwijl de geremde jeugd, meestal uit kleinburgerlijke middens, braaf en onderdanig is. Reich noemt de familie en de school de “onderdanenfabriek”.3 De onderdrukking van de seksuele spanning maakt meer geestelijke energie vrij maar zet een rem op de activiteiten, het verstand en het kritisch denken. Waar jongeren er niet in slagen om zich uit die versmachtende familiale sfeer te bevrijden, worden zij makkelijk gerekruteerd door nazistische bewegingen. Maar die emancipatie verloopt evenwel niet zonder slag of stoot.4 Terwijl de “onderdanenfabriek” (waarbij de kinderen wegens hun materiële afhankelijkheid wel verplicht zijn om de door hun ouders uitgedragen slavenmoraal te aanvaarden en waarin de kerk met de paus als oppervader een cruciale rol speelt) helemaal in dienst staat van de voorbereiding op (fabrieks)arbeid in een kapitalistische geïndustrialiseerde samenleving, draagt die samenleving helemaal geen zorg voor de families: zij worden alleen als kweekvijvers voor arbeidskrachten in stand gehouden en verder worden wie niet (meer) kunnen renderen, aan hun lot overgelaten.
Het hele plaatje wordt duidelijk waar de heiligenbeelden uit de tsarentijd in tsarengewaden staan of de tsaren afgebeeld worden met Jezusgezicht,5 wat in dienst staat van de manipulatie van de gevoelswereld, van in de vroegste kindertijd, voor een onvoorwaardelijke onderwerping. De kapitalistische maatschappij doet zich voor als een verlengstuk van het gezin om de rebellie tegen de uitbuiting in de kiem te smoren.6
Het volk wordt eronder gehouden door het angst aan te jagen voor de eigen seksualiteit, terwijl iemands seksualiteit iets vanzelfsprekends en natuurlijk is dat men terecht mag verdedigen tegen ongeacht wie ze aan een ander wil ontnemen.7 Zo is elke biecht weer een aanwakkering van de seksuele schuldgevoelens, oorzaak van vele (geestes)ziekten en de clerus wordt er niet voor gestraft doch beloond.8 En verder is een kapitalistisch systeem niet in staat om aan de ganse bevolking de materiële en derhalve de seksuele vrijheid te garanderen.9
Inmiddels heeft de geschiedenis aangetoond dat het ook anders kan en in het Westen zijn de bevrijdingsbewegingen na de oorlog in de zestiger jaren op gang gekomen, te beginnen met de emancipatie van de vrouw. Het heeft weliswaar een tijdje geduurd om te wennen aan de nieuwe normen en waarden maar een terugkeer naar de repressie van voordien is even onwenselijk als onmogelijk, precies zoals een terugkeer naar het racisme, het kolonialisme en de slavernij dat zijn. Toch blijkt het kapitalistisch systeem de meest vergezochte pogingen te ondernemen om zo'n regressie alsnog te verwerkelijken met het oog op het opnieuw institutionaliseren van haar almacht over de wereld en daartoe zoekt zij in de eerste plaats haar toevlucht tot een verrechtsing die zij middels gigantische fortuinen en via de nu sterk ontwikkelde en gecentraliseerde macht van de massamedia in de politiek naar binnen heeft geloodst. Met een nieuwe wereldoorlog tot gevolg.
2De titel van het bewuste (vijfde) hoofdstuk luidt: “Der Sinn der Unterdrückung des Geschlechtslebens der Jugendlichen im Kapitalismus.” waaruit het citaat (o.c., pag. 99): “Die Einschränkung der geistigen Bewegungsfreiheit und Kritik durch sexuelle ünterdrückung ist einer der wichtigsten Zwecke der bürgerlichen Sexualordnung.”
5W. Reich, o.c., pag. 103: “Wenn wir aber im Moskauer antireligiösen Museum Heiligenbilder aus der Zarenzeit ausgestellt sehen, auf denen entweder Jesus im Zarengewand oder der Zar mit einem Jesuskopf abgebildet ist, so verstehen wir leicht den ganzen Zusammenhang: Gott und Jesus sind ins Überirdische entrückte Darstellungsbilder des Kaisers und der Obrigkeit für den Erwachsenen und des Vaters für das Kind und den Jugendlichen.”
7“(...) daß ihre Sexualität etwas ganz Selbstverständliches und Natürliches ist, wofür sie mit vollem Recht eintreten und kämpfen müssen gegen jeden, der sie darin unterdrückt.” (W. Reich, o.c., pag. 106).
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 5: Slavernij en emancipatie
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 5: Slavernij en emancipatie
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich in het Duitsland van Adolf Hitler, in de Verenigde Staten, in het toenmalige verleden én opnieuw in onze tijd? Vandaag is het bijna onvoorstelbaar (maar helaas opnieuw heel goed voorstelbaar) om zich in te leven in de tijd van toen en in de ware toedracht van de hele zaak en de titel van een geschrift van Myron R. Sharaf, Fury on Earth. A Biography of Wilhelm Reich, liegt er niet om.1 Toen Hitler aan de macht kwam, had Reich net Der Sexuelle Kampf der Jugend gepubliceerd, een geschrift voor jongeren, over de politieke kant van de jongerenseksualiteit, waarin hij zijn pleidooi voor waarheid inzake seksuele voorlichting gestand doet. Het boek (is te raadplegen op het internet en) bevat zeven hoofdstukken, achtereenvolgens handelend over de voortplanting (met een bespreking van het geslachtsapparaat en de bevruchting, zwangerschap en geboorte, vruchtafdrijving en voorbehoedsmiddelen), seksuele opwinding en bevrediging (rijping, jeugdige masturbatie, geslachtsdaad plus afwijkingen en geslachtsziekten en autoregulatie van het geslachtsleven door (zelf)bevrediging, onthouding en prestatievermogen), homoseksualiteit, problematische jeugdvriendschappen, bedoeling van de seksuele repressie bij de jeugd in het kapitalisme, sociale revolutie als voorwaarde voor seksuele bevrijding en politisering van de seksuele kwestie bij jongeren.2
De huidige geëmancipeerde westerse wereld is vergeten waar hij vandaan komt maar de waarheid is eenvoudig en helder: Reich is een psychiater die zich engageert voor de arbeidersjeugd die inzake de seksualiteit doelbewust dom gehouden wordt door de politieke uitbuitersklasse ten bate van de slavernij. Zijn geschriften daarover worden door de bezittende klasse gelaakt en Reich wordt kennelijk met alle succes als een seksmaniak afgeschilderd voor de ogen van een hypocriete want 'bij den bok gezette' massa, en de reden waarom mag nu duidelijk zijn: de fabrieksbazen, de politici en de clerus - kortom: het parasiterende segment van de bevolking - vrezen dat als de jeugd met de onthullingen van Reich kennismaakt, haar greep op het arbeidsvolk zal verslappen en dat het proletariaat geen oren meer zal hebben naar de leugens van hun eeuwige overheersers.
Bij uitstek Hitler vertegenwoordigde het kapitaal (het gouden kalf, de wereld van de banken en de grootbezitters, de werkgevers) en Reich doorzag het hele toneel - over Hitler schrijft hij: “Alleen objectief gezien is Hitler een volksverlakker, omdat hij de heerschappij van het grootkapitaal steunt. Subjectief gezien is hij een oprecht overtuigd fanaticus van het Duitse imperialisme, wiens objectief gerechtvaardigde mateloze successen hem de uitbraak bespaard hebben van zijn krankzinnigheid.”3
Uiteraard is Reich op de vlucht gegaan, eerst naar Wenen, dan naar de Skandinavische gebieden, tenslotte naar de Verenigde Staten... waar hij eveneens vervolgd werd. Immers, imperialisme en uitbuiting zijn niet het monopolie van alleen maar communistische despoten...
(Wordt vervolgd)
(J.B., 28 november 2025)
1Myron R. Sharaf schrijft: “In 1932, he [W. Reich] was involved with several publications dealing with sex-political issues for the average working person. The first, which Reich himself wrote, was entitled DerSexuelle Kampf der Jugend (The Sexual Struggle of Youth). Aimed at a youthful audience, the pamphlet described simply and clearly the sexual issues of adolescents, relating these to the political struggle. At Reich's suggestion, Annie Reich [de toenmalige echtgenote van Reich] wrote a pamphlet on sex education for mothers, Wenn Dein Kind Dich Fragt (When Your Child Asks You). Again at Reich's suggestion, and with his collaboration, several teachers composed a small booklet for children entitled Das Kreidedreiech (The Chalk Triangle).” (Cf.: Myron R. Sharaf, Fury on Earth. A Biography of Wilhelm Reich, St. Martin's Press/Marek New York 1983, pp. 186v. Het geschrift is te raadplegen op het internet met de volgende link: https://monoskop.org/images/0/0e/Sharaf_Myron_Fury_on_Earth_A_Biography_of_Wilhelm_Reich.pdf )
3 W. Reich, Vorrede in: Die Massenpsychologie des Faschismus, Berlin 1933, pag. 7. De oorspronkelijke tekst luidt: “Hitler ist nur objektiv ein Volksbetrüger, indem er die Herrschaft des Grosskapitals verschärft; subjektiv ist er ein ehrlich überzeugter Fanatiker des deutschen Imperialismus, dem ein objektiv begründeter Riesenerfolg den Ausbruch der Geisteskrankheit erspart hat, die er in sich trägt.” (Cf.: https://archive.org/details/Reich_1933_Massenpsychologie_k/page/n9/mode/2up )
Vliegend goed verlicht u 't best!
Vliegend goed verlicht u 't best!
“We moeten de werklust aanwakkeren want er moeten meer mensen aan de slag, werkzoekenden en langdurige zieken, vijfzenzestigplussers ook, ja dat is de boodschap: de werklust moet worden aangemoedigd!”
De regering is de schaamteloosheid voorbij, zo vertelde mij onlangs Omsk Van Togenbirger en hij wees naar het grote scherm in het zaaltje vol van ouden van dagen, waar sinds jaren hetzelfde refrein weerklinkt: steun aan de oorlog, nog eens 300 miljard euro voor tanks en raketten, Trump heeft het gezegd, ooit handelde hij in vastgoed, vandaag verhandelt hij in vliegend goed. Vliegend goed verlicht u 't best, zo zegt Van Togenbirger, alluderend op de Cola-reclames uit de tijd: wij worden allemaal lichter, al voelen wij het minder goed dan toen wij nog betaalden met echte munten.
Waarom werken wij? Het wordt ons onophoudelijk ingehamerd, in de gazet, op radio en Tv en op het internet: wij werken om de bommen te betalen, de bommen waarmee onze kinderen doden en op hun beurt gedood worden, het is immers grote schoonmaak in de wereld: Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen! Ja, wij moeten ze aanwakkeren, de werklust!
(J.B., 28 november 2025)
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 4: Wie is gestoord?
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 4: Wie is gestoord?
Het wordt niet langer verborgen, het politieke wereldtoneel pronkt er zelfs mee: de rijken beschermen de rijken en zij worden rijk door te stelen en te bedriegen, hun woorden zijn geen cent waard, wie er gehoor aan geven, doen het uit pure wanhoop of zijn niet meer bij hun verstand; aan de armen worden niet langer fooien uitgedeeld, zij zijn niet alleen overbodig maar bovendien tot last waar op de markt ontelbaren hengelen naar onbetaalde jobs en zo worden zij nu gelokt richting het front: de A4 op, amper zestien uur rijden, daar telt men nu ruim een miljoen lijken, men vraagt zich af waar ze nog kunnen begraven worden. Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen, de hyena met de hoge hoed en het kruis op de borst, het treurende ouderpaar in Vladslo, de uitgestrekte dodenakkers, de steden overvol van een zijn laatste pret belevende, bloedloze massa die aankijkt tegen de gigantische muur van de dag van morgen. Wie schieten over om met het lot van het mensdom medelijden te betonen? De kinderen hebben de job van hun leven bij defensie gevonden, als zij ooit terugkeren zal hun hart in een ondoordringbaar pantser zitten; van de ouders zijn er alleen nog die twee arduinen beelden, zij staan apart, het verdriet is te groot om het nog langer te delen. Hoe is het ooit zo ver kunnen komen? Is dit de poel van vuur of wacht ons nog een andere verrassing? Alle blikken wantrouwen elkaar, in geen tijd zijn wij allen in scherpschutters veranderd, geen zonnestralen meer, geen vogels doch kogels fluiten door loodzware luchten, het is bewolkt, de mensen kijken uit naar wat zon, naar smog met ozon, binnenblijven in gevangenissen met de deur in lockdown, de vensters geblindeerd en op de loer voor rovers en voor moordenaars. Fascisme, heet het. Men herinnert zich de SS (wat de afkorting is voor Schutzstaffel, dat beschermingsafdeling betekent, National Guard) die de mensen uit hun bed gingen langen in het midden van de nacht, iedereen is verdacht en het verraad woekert, er hangt een zwijgende Christus aan zijn kruis, tinnitus gonst door alle oren en de mensen braken, magen vol vergif, verkrampte darmen, hersenspinsels, waanzin op de plek waar net nog pret zat, het is een tumor maar niemand vertrouwt nog de klinieken, wij moeten alles wat ten dode opgeschreven is, uitzieken. Wilhelm Reich, Massenpsychologie des Faschismus. Zur Sexualökonomie der politischen Reaktion und zur proletarischen Sexualpolitik, Berlin 1933.
Fascisten trekken een kuisheidsgordel op rond de seksualiteit van de jeugd van het proletariaat, een IJzeren Gordijn, ook nadat het werd afgebroken, blijft men het weren, zoals de herten het IJzeren Gordijn blijven weren dat er niet meer is, omdat zij dat leerden van hun moeders en vaders die beducht waren voor de elektrische afrastering. De Eiserner Vorhang, een benaming gelanceerd door onze vredelievende koningin Elisabeth (die in 1937 poogde om de toen nakende oorlog in een pianoconcours te veranderen), kent zijn oorsprong in het Duitse theater waar het werd neergelaten bij brand om het overslaan van het vuur van het podium naar de zaal te bemoeilijken. Angst garandeert dat het IJzeren Gordijn, met de hulp van de kerk door fascisten opgetrokken rond de seksualiteit van de werkende jeugd, generaties lang standhoudt en dat het vuur van de rebellie niet zal overslaan van het kunstenpodium naar het volk, dat volgzaam blijft en onderdanig.
In zijn Woord Vooraf spreekt Wilhelm Reich over “de omvorming van de jeugd tot een leger”1, wat wij ook vandaag weer meemaken, en over “imperialistische plundering, brutaliteit, mystiek en spirituele onderwerping”2, over “de natuurlijke rechten van werkende en scheppende mensen die zwaar getroffen zijn door de economische uitbuiting door een handvol geldwolven”3 en over een “moorddadige sociale orde.”4 We zijn met de lectuur van dit boek amper enkele regels ver maar reeds oppert zich de oratorische vraag: ligt in deze woorden die alsnog de waarheid durfden te spreken niet het vuur van de rebellie van de jeugd die elders gekortwiekt wordt middels de politieke castratie van de seksualiteit? Zou dit niet de eigenlijke reden kunnen zijn waarom, zowel bij de nazi's als in de States, en zowel toen als vandaag, men er van hogerhand op gebrand is om van de psychiater Wilhelm Reich een psychopaat te maken? Zien wij niet hoe ook nu de neo-Nero al wie zich verzetten, links en woke, voor gestoord houdt en zonder ook maar een vorm van proces, voor de ogen van een laf zwijgende wereld neersabelt? Wie is gestoord: Panamarenko die vanuit zijn artistieke dromen wondermooie vliegtuigen ontwerpt die alleen dienen om naar te kijken ofwel de kopers (met van armen gestolen geld) van raketten die, toegegeven, wél kunnen vliegen, die een snelheid van mach 20 halen en zo onopgemerkt een kernbom in luttele seconden ongeacht waar op onze schone aarde kunnen droppen?
2“(…) imperialistische Raubpolitik, Brutalität, Mystik und geistige Unterjochung (...)”
3“(...) die natürlichen Rechte der arbeitenden und schaffenden, von der wirtschaftlichen Ausbeutung durch eine Handvoll Geldfürsten schwer betroffenen Menschen (...)”
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 3: De ontmaskering van kerk en staat
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? Aflevering 3: De ontmaskering van kerk en staat
De grondgedachte uit Wilhelm Reichs Die Massenpsychologie des Faschismus uit 1933 komt deels van Freud, die stelt dat de cultuur vereist dat het lustprincipe wijkt voor het realiteitsprincipe, wat sublimatie heet maar bij Reich heet dat niet sublimatie maar onderdrukking en ze gebeurt niet door de cultuur maar door een autoritair regime: het fascisme, het nazisme.
Dat regime onderdrukt de seksualiteit bij het proletariaat tijdens de revolterende jeugdfase om het aldus te associëren met angst, schuld en schaamte, waardoor kinderen gaan gehoorzamen aan het (eerst familiale en later politieke) gezag en dus onderdanig worden, zich onderwerpen.
Reich werd naast Freud ook duidelijk beïnvloed door Nietzsche (1844-1900) die sprak over een slavenmoraal bij de veroordeling van het christendom (1): christenen volgen een slavenmoraal, een moraal van dienstbaarheid, niet omdat ze daarvan overtuigd zijn maar omdat ze niet anders kunnen dan te gehoorzamen aan hun onderdrukkers en zij maken van de nood een deugd, zij liegen zichzelf voor dat dienstbaarheid goed is, niet omdat ze dat ook echt zouden geloven maar zij conformeren zich bij gebrek aan een alternatief.
Men zou kunnen zeggen dat Freud systeembestendigend of conservatief was en Reich revolutionair: Freud legde de schuld voor seksueel ongemak bij het slachtoffer ervan terwijl Reich de dader durfde aan te wijzen: de onderdrukker die de massa in toom houdt met slavendeugden en die daartoe ook de religie te baat neemt: dictatuur en kerk, twee handen op één buik, want vaak toont ons de geschiedenis hoe de Romeinse pausen samenzweren met de wereldlijke macht. In de persoon van de paus hebben de kerkelijke en de wereldlijke macht overigens een onmogelijke onderlinge verstrengeling verwezenlijkt - onmogelijk wegens de onverzoenbaarheid van de deugden van de wereldlijke heersers met die van hun onderdanen, wat uiteraard in niets anders kan uitmonden dan in de meest afzichtelijke hypocrisie.
(Wordt vervolgd) (J.B., 27 november 2025)
(1) Zie: F.W. Nietzsche, Jenseits von Gut und Böse (1886) en Zur Genealogie der Moral (1887).
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 2: Ontsporingen
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? Aflevering 2: Ontsporingen
Libricide, boekverbranding, censuur: in Brussel brandden de hoogovens acht dagen na elkaar in een poging om de Congohistorie uit te wissen; in New York werd alles wat men in handen kreeg van Wilhelm Reich vernietigd, incluis de auteur; de brandstapels in de kerk hebben eeuwenlang gewoed en waar men niet verbranden kon, verbood men de boeken, ze stonden dan op de beruchte 'index' en onder communistische regimes wordt het internet aan banden gelegd.
De angst voor Wilhelm Reich, auteur van onder meer Die Massenpsychologie des Faschismus (1933) was er uiteraard bij de fascisten in nazi-Duitsland: Reich moest naar de States vluchten maar ook daar kon zijn werk niet rekenen op een goede ontvangst, uiteraard vanwege het (verborgen) fascistisch karakter van het kapitalisme en de democratie zoals in die jaren ook belicht werd door auteurs zoals Edward L. Bernays (1) (1891-1995), Walter Lippmann (2) (1889-1974) en later ook Noam Chomsky en Edward S. Herman. (3)
Aanvankelijk aanhanger van de psychoanalyse van Freud, zocht Reich (met Die Funktion des Orgasmus uit 1927, Experimentelle Ergebnisse uit 1937 en Die Bione uit 1938) naar een biologische basis voor de problemen die met seksualiteit te maken hadden en waarvan hij de oorsprong (met Die Sexualität im Kulturkampf uit 1930 en Der Einbruch der Sexualmoral uit 1932) in de politieke context situeerde. Hij geloofde de oplossing te vinden met zijn orgontheorie (Die Entdeckung des Orgons uit 1940) en hij ging daarmee ook allerlei andere ziektebeelden, zoals kanker, verklaren en behandelen. Hij experimenteerde op gevaarlijke wijze met patiënten en medewerkers aan zijn onderzoek raakten radioactief besmet.
Reich had, zoals zovelen, de steen der wijzen gevonden en reed zich daar in vast, zoals talloze 'wonderdokters', denk maar aan de arts die enkele decennia geleden hier te lande geloofde duizend jaar te zullen worden dankzij vitamine C.
Het lijdt geen twijfel dat sceptici een punt hebben om mensen zoals Wilhelm Reich in het ongelijk te stellen en wie zich verder geen vragen stellen bij de geest en de grondslagen van wetenschappelijk onderzoekswerk, kunnen uiteraard geen begrip opbrengen voor het feit dat vernieuwingen enerzijds altijd vloeken met het bestaande en anderzijds risicovol zijn en soms de bal mis slaan en zo bijvoorbeeld klinkt de bespreking van Wilhelm Reich door Harald Merckelbach uit 1992: “Een ontspoorde Freudiaan. De pseudowetenschap van Wilhelm Reich” (4) weliswaar ontnuchterend maar die controversen begeleiden de hele ontwikkeling van de wetenschappen.
Evenmin lijdt het twijfel dat de theorie van Reich (die hij met anderen deelt) dat problemen inzake seksualiteit verwikkeld zijn met socio-politieke kwesties, wel hout te snijden; zeker is dat Reich de psychoanalyse de rug wilde toekeren en velen wijzen haar heden ook af als behorend tot het rijk van de fantasie. Als het wetenschappelijk onderzoek van Wilhelm Reich ontspoord is, dan is de politieke reactie daarop dat des te meer en alleen al dat feit lijkt te illustreren dat hij het met een deel van zijn stellingen wel degelijk bij het rechte eind had.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 27 november 2025)
Noten:
(1) Van Bernays is er onder meer het boek Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent ) uit 1928; Bernays was een neef van Sigmund Freud en de vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'. Over E. Bernays, zie de tien minuten durende video: A Brief History Of The Man Who Brainwashed America: Edward Bernays: https://www.youtube.com/watch?v=GdQ6HIzaSm4
(2)De beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the good society (https://monoskop.org/images/9/9f/Lippman_Walter_The_Good_Society.pdf ) uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion (https://monoskop.org/images/b/bf/Lippman_Walter_Public_Opinion.pdf ) uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden (https://www.youtube.com/watch?v=1Ouy8jCfncY&t=1s ) staat voor 'desinformation' (Tekst d.d. 2 april 2025; zie ook: J.B., Cryptofascisme, pp. 459v.)
!3)Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 1: Het verbergen van de waarheid
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? Aflevering 1: Het verbergen van de waarheid Een door de voorstanders van het internet vaak over het hoofd gezien nadeel ervan is het gemak waarmee dictators zich kunnen bedienen van de praktijk van de boekverbranding. Als mensen, en dan in het bijzonder historici, hun geschriften met getuigenissen van ware gebeurtenissen toevertrouwen aan de een of andere privaatinstelling in de Verenigde Staten, kan de beheerder van die zaken met een enkele toets op het klavier alles wissen met hetzelfde gemak waarmee een druk op de rode knop die de lancering van de atoombom bestuurt, alle leven van de planeet kan wissen. In vroegere tijden was dat onmogelijk en moesten boeken en documenten worden opgevraagd, opgeëist, samen gezocht en op brandstapels vernietigd waarbij er altijd wel exemplaren waren die de dans ontsprongen om zich dan later, naar het natuurlijke voorbeeld van het zaad, opnieuw te vermenigvuldigen. De geschiedenis staat bol van de broekverbrandingen en uit de (verborgen gehouden) vaderlandse geschiedenis schrijft naar aanleiding van de genocide in de Congo onder koning Leopold II van België de historicus Adam Hochschild: “[In Brussel] “brandden de ovens acht dagen na elkaar, zodat het grootste deel van de overheidsstukken van de Congo tot as en rook in de lucht boven Brussel werd veranderd.”(1) Leopold zei: “'Ze hebben niet het recht om te weten wat ik daar heb gedaan'”(2) De koning beval om ook de stukken in de Congo ter plekke te vernietigen. Dat gebeurde naar het zeggen van Kolonel Strauch “omwille van overwegingen van een hogere orde.”(3) In dit geval was de reden voor de boekverbranding duidelijk: de moord op 12 miljoen mensen. Maar minder duidelijk is de reden waarom met zoveel ijver het levenswerk van Wilhelm Reich er moest aan geloven. Want veel rook was eveneens van de partij in New York op 23 augustus 1956 toen zes ton boeken, tijdschriften en essays van de hand van Wilhelm Reich, die eerder op de vlucht was voor de nazi's, werden verbrand in de gemeentelijke afvalverbrandingsinstallatie Gansevoort op 25th Street.(4) Dat gebeurde nadat ze door de overheid in beslag waren genomen. Ook de door de geleerde ontwikkelde instrumenten werden vernietigd. Reich zelf werd gearresteerd en opgesloten, hij stierf in zijn cel op zestigjarige leeftijd aan een hartaanval. Ludo Noens wijdt het slothoofdstuk van zijn jongste boek aan de controversiële geleerde.(5) In dat hoofdstuk citeert Noens een lotgenoot van Reich, de dermatoloog Alan Cantwell, die gelooft dat aids gemaakt is door de mens als biowapen. De aidsepidemie startte namelijk nadat homoseksuele mannen het experimentele hepatitis B-vaccin kregen toegediend dat ontwikkeld werd in chimpansees en ook die historie moest de doofpot in. Cantwell klaagt aan dat wetenschap almaar 'donkerder' is geworden: zij zoekt massaal het leven om te brengen door chemische, biologische en nucleaire oorlogvoering. “Misschien wordt het tijd”, aldus Cantwell, “om een andere blik te werpen op Wilhelm Reichs ontdekkingen en zijn droom om met de inzet van orgon-energie de planeet te genezen.”(6) Zowel het leven als het werk van Wilhelm Reich zijn best intrigerend. Noens verhaalt hoe deze marxistisch geëngageerde adept van Freud, aangesproken door Bergsons 'élan vital' en auteur van “Massenpsychologie des Fascismus” (1933), de repressie van de seksualiteit beschouwde als oorzaak van neurosen. Hij geloofde in een biologische basis van de libido, de energie 'orgon', verwant aan het Indische 'prana', die hij met een speciaal daartoe gebouwde machine, die ons nu een beetje doet denken aan Panamarenko, uit de ether tapte om er mensen mee op te laden. Hij werkte een tijdlang samen met Albert Einstein aan een bijzonder experiment maar viel tenslotte in ongenade bij de conservatieven met de beschreven tragische gevolgen.(7)
(Wordt vervolgd) (J.B., 26 november 2025)
Voetnoten:
1 Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998), p. 294-295. Zie voor een samenvattend overzicht: https://blogimages.bloggen.be/tisallemaiet/attach/93208122348.pdf
2 Ib., p. 295.
3 Ib., p. 295. Voor de context, zie onze synthese van het werk van Adam Hochschild in “De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910”, waarvan hier een uittreksel met het geciteerde fragment: “Het grote vergeten”, aldus luidt de titel van het slothoofdstuk uit Adam Hochschilds boek over de Congo van Leopold II. Het Moskouse Museum van de Revolutie toont honderden foto's en schilderijen van revolutionairen maar niet één prent van de 20 miljoen Sovjetburgers die stierven in executiekelders, kunstmatige hongersnoden en de goelag. Inzake het uitwissen van het verleden wordt Stalin alleen nog overtroffen door Leopold II van België: “(...) in geen van de twintig grote toonzalen van het (Tervurense) museum (voor Afrikaanse kunst) is er de minste of geringste aanwijzing dat miljoenen Congolezen op onnatuurlijke wijze aan hun einde zijn gekomen. Er zijn nergens in Brussel aanwijzingen hiervoor”, aldus Adam Hochschild. En men zou hier andermaal kunnen aan toevoegen dat de Congocommissie het een eeuw na de aanvang van de gruwel in alle ernst heeft over haar hoop op een 'eervol slotakkoord'. “Een deel van de skyline van de stad wordt gedomineerd door de meest grandioze met Congowinsten gefinancierde extravagantie van allemaal, de reusachtige Jubelboog, overladen met heroïsche beeldhouwwerken; hij ziet eruit als een opgeblazen combinatie van de Arc de Triomphe en de Branderburger Poort, met gebogen vleugels eraan toegevoegd. De compacte stenen en betonnen massa van de boog doet denken aan Conrads beschrijving van de niet nader genoemde Europese hoofdstad in Heart of Darkness als 'de grafstad'. Maar van de miljoenen Afrikanen wier inspanningen voor dit alles hebben betaald en die als gevolg daarvan in een graf van ongemarkeerde aarde zijn terechtgekomen, ontbreekt ieder spoor.” Maar “Leopolds Congo is slechts één van die stiltes in de geschiedenis.” In Brussel “brandden de ovens acht dagen na elkaar, zodat het grootste deel van de overheidsstukken van de Congo tot as en rook in de lucht boven Brussel werd veranderd.” Leopold zei: “'Ze hebben niet het recht om te weten wat ik daar heb gedaan'?” De koning beval om ook de stukken in de Congo ter plekke te vernietigen. Dat gebeurde naar het zeggen van Kolonel Strauch “omwille van overwegingen van een hogere orde.” “Hetzelfde soort opzettelijke vergeten vond plaats in de gedachten van de mannen die gestalte gaven aan het regime. Het vergeten van je eigen deelname aan massamoord is niet iets passiefs; het is een actieve daad.”De daad van vergeten “is niet het moment waarop hij wordt uitgewist maar waarop de zaken op hun kop worden gezet, het merkwaardige omdraaien, waarbij degene die slachtoffers heeft gemaakt zichzelf geestelijk verandert in slachtoffer.” “In heel Afrika schreven de kolonialen de schoolboeken; gecombineerd met de wijd verspreide praktijk van het verbieden van boeken en van de perscensuur zorgde dit voor vergetelheid van het geschreven woord.” Tientallen jaren na Leopolds dood dachten de zwarten dat de koning gereïncarneerd was in Jean de Hemptinne, de Belgische aartsbisschop van Elisabethville: hij was “een schimmige figuur achter de schermen, die de politie bevel gaf het vuur te openen op stakende mijnwerkers (…) of een rechter opdroeg streng te zijn (voor een aangeklaagde gevangene).” “De belangrijkste erfenis uit het koloniale tijdperk die Europa Afrika naliet, was niet democratie (…) het was autoritair bewind en roof.” In 1959 kwamen in de Congo massabetogingen die bloedig onderdrukt werden door de Force Publique. “Koning Boudewijn van België kwam naar Leopoldville om de Congo, officieel en paternalistisch, zijn vrijheid te verlenen. Hij zei: 'Het is nu aan u, heren, te laten zien dat u ons vertrouwen waardig bent.'” Er volgde een boze reactie door Lumumba die een maand eerder democratisch tot premier verkozen was. Lumumba wilde niet alleen politieke maar ook economische onafhankelijkheid maar Belgische, Britse en Amerikaanse bedrijven met grote investeringen in de Congolese industrieën (koper, kobalt,diamanten, goud, tin, mangaan, zink...) vreesden voor hun gigantische winsten en zij negeerden Lumumba, die dan maar aansluiting zocht bij de Sovjet-Unie. “Minder dan twee maanden nadat hij was aangesteld als de eerste democratisch verkozen premier van de Congo gaf het subcomité voor geheime operaties van de Nationale Veiligheidsraad van de Verenigde Staten (…) toestemming voor een moordaanslag op Lumumba.” De baas van de CIA zei later dat de president het liever anders had aangepakt. “Alternatieven (…) werden overwogen, waaronder vergif (waarvan een voorraadje naar het hoofd van de CIA-post in Leopoldville werd gestuurd), een lange afstandsgeweer en huurmoordenaars.” Ze lieten de klus uiteindelijk klaren door Lumumba's politieke vijanden onder leiding van de toen jonge Mobutu, stafchef van het leger en oud gediende bij de Force Publique die de westerse belangen in de Congo zou behartigen. In januari 1961 werd Lumumba gearresteerd, mishandeld en in het geheim doodgeschoten in Elisabethville. “Uiteindelijk zou een CIA-agent door de stad rondrijden met het lichaam van Lumumba in zijn kofferbak, op zoek naar een plaats waar hij zich ervan kon ontdoen. (…) Net als miljoenen Congolezen voor hem eindigde hij gedumpt in een anoniem graf.” Het westen zette haar dictatuur voort in de persoon van Mobutu die in 1963 van president Kennedy een privévliegtuig cadeau kreeg bemand door leden van de Amerikaanse luchtmacht. “Aangemoedigd door de Verenigde Staten voerde Mobutu in 1965 een staatsgreep uit waardoor hij de dictator van het land werd.” Tot 1997. Van de V.S. alsook van Europese mogendheden ontving hij ruim een miljard dollar. In de media werd hij de gids en de messias genoemd. De presidenten Reagan en G. Bush ontvingen hem met eer. Zijn persoonlijk vermogen werd geschat op vier miljard dollar. Hij kreeg aandelen in elk westers bedrijf in de Congo en beschouwde het bezit van het land als het zijne. Adam Hochschild benadrukt twee wapenfeiten van de beweging ter hervorming van de Congo onder Morel, Casement en hun medestanders: de noodzaak om de waarheid vast te leggen en het vermogen tot verontwaardiging. Het hele verhaal gaat om mensenrechten als rechten waarop alle mensen van bij hun geboorte aanspraak kunnen maken. De slotzin van het boek luidt: “Ten tijde van de Congocontroverse honderd jaar geleden vormde het idee van volledige - politieke, sociale en economische - mensenrechten een ernstige bedreiging voor de gevestigde orde van de meeste landen op aarde. En dat is vandaag de dag nog steeds zo.”
Professor Pinksterblom Is de mens een dier zoals een ander of onderscheiden wij ons van de beesten en zo ja, hoe dan wel? Sinds de Oudheid wordt gezegd dat mensen redelijke wezens zijn: het is de rede die ons tot mens maakt, de mens is een redelijk dier, zo schreef reeds Aristoteles.(1) Klopt niet, zeggen weer anderen, die het gedrag van dieren bestuderen, want dieren handelen helemaal niet irrationeel: wat de mens van de dieren onderscheidt is de wetenschap. Dieren hebben immers geen wetenschap. Menselijk handelen is derhalve handelen volgens de inzichten van de wetenschap.(2) Weer fout, zo beweren zekere critici: over de allerbelangrijkste punten zijn wetenschapslui het immers oneens, er bestaan verschillende, elkaar tegensprekende 'wetenschappelijke' theorieën naast elkaar. Denk maar aan de evolutietheorie die de theorie van het Intelligent Design tegenspreekt. Of denk aan de demografische opvattingen inzake de kwestie van de overbevolking: de malthusiaanse catastrofe bleef uit door de onverwachte komst van de Industriële Revolutie.(3) En dan hebben we het nog niet gehad over pseudowetenschap zoals de rassentheorie.(4) En verder hebben wetenschappelijke theorieën sowieso een zeer beperkte houdbaarheid: ook als er consensus is over zekere zaken, zullen de wetenschappelijke inzichten van morgen die van vandaag tegenspreken, zodat men het eigenlijk niet zou mogen hebben over inzichten, men moest het hebben over gissingen; we kunnen het niet hebben over wetenschap, we moeten spreken over gissenschap, of over vergissenschap. Om het bij dit ene voorbeeld te houden, laat de jongste (artistiek-wetenschappelijke) publicatie van de Vlaamse auteur Ludo Noens zien hoe inzake astronomie de 'fantast' Edgar Allan Poe de wetenschappelijke waarheid dichter benaderde dan de hedendaagse kosmologen.(5) De kwestie of de mens een dier is zoals een ander, getuigt eigenlijk van een verregaande simplificatie. Elke diersoort, elke plant, elk levend wezentje onderscheidt zich van elk ander en op welke manier het dat doet, daarvan weet de diersoort mens het fijne nog lang niet, vraag het maar aan Erik Pinksterblom.(6) (J.B., 25 november 2025)
voetnoten:
1 Aristoteles, De amina.
2 Dat standpunt wordt aangehaald door Hannah Arendt, die schrijft: ““(…) Het specifieke onderscheid tussen mens en beest wordt nu (…) niet langer gevormd door de rede (…) maar door de wetenschap (…). Volgens deze opvatting gedraagt de mens zich irrationeel en dierlijk als hij weigert naar de wetenschappers te luisteren of niet op de hoogte is van hun laatste ontdekkingen.” (Cf.: Hannah Arendt, Over geweld, Olympus (Atlas Contact), 2021 (2004), pag. 86. (Oorspronkelijke titel: On violence, Harcourt 1969).
3 Malthus (An Essay on the Principle of Population, 1798) geloofde dat overbevolking nog tijdens zijn leven zou resulteren in hongersnood maar reeds was de Industriële Revolutie ingezet die zorgde voor massaproductie en voedsel voor iedereen.
4 Rationaliteit of redelijkheid alsook wetenschappelijkheid kunnen vloeken met menselijkheid omdat het verstand gebruikt kan worden in functie van het kwaad en om dit te actualiseren is bijvoorbeeld om diezelfde reden een moraalwetenschap die het goede wil baseren op de rede, onbetrouwbaar omdat daar de zaken op hun kop worden gezet, de waarheid immers is een waarde en niet andersom.
5 Vergelijk: https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2025/11/19/twijfels-over-uitdijend-heelal-misschien-hebben-we-een-verkeer/ en Ludo Noens, Als in een wazige spiegel. Twijfels bij een ontspoord wereldbeeld, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2025, pp. 134-135, verwijzend naar: https://web.seducoahuila.gob.mx/biblioweb/upload/eureka.pdf
6 De schepper van deze hoofdfiguur uit Erik of het klein insectenboek uit 1941 schreef heel wat over insecten, en dit onder het (fictieve? (*)) motto van Leonardo Da Vinci: "Wij zijn allen ballingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten." (Cf.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Erik_of_het_klein_insectenboek_(boek) ). (*) Cf.: https://www.dbnl.org/tekst/_lit004199401_01/_lit004199401_01_0007.php )
23-11-2025
Dag van de wetenschap
Dag van de wetenschap “Je kunt ze niets meer geven.” Het zijn de woorden van een overgrootmoeder die weliswaar anderszins vol lof over haar achterkleinkinderen spreekt. Enerzijds is zij wel blij dat er (vooralsnog) geen tekorten zijn vandaag, en zij weet waarom want haar kindertijd speelde zich in de oorlogsjaren af en toen zag zij haar eigen moeder gestaag veranderen in een geraamte dat zich het eten uit de mond spaarde voor de kleintjes. Anderzijds, als zij als antwoord krijgt: “Ik heb dat al”, kan je wie alles zeggen te bezitten, ook niet langer vergasten op de deugd van de erkentelijkheid. Was het immers niet grootmoeders bedoeling om tegelijk met het onooglijke cadeautje, geheel onopvallend, aan het zozeer beminde kind het grote geheim van de dankbaarheid mede te delen? “Ik heb dat al”, het klinkt zo koud, maar alsnog glimlacht het oudje haar kleinkind toe, haar moederhart neemt alle schuld op zich. Haar moederhart weet hebzucht te vergeven waar het een reactie op ontbering is maar het fabricaat van mensen die alle gelijkenis gaan vertonen met potten waarvan het deksel alleen wordt opgehesen om er nog wat bij te proppen, is geen blij makende ontwikkeling. Mensen van jaren hebben nog geleerd op school over de vleespotten van Egypte die het volk Israël een troost waren tijdens de slavernij aldaar en waar het na zijn bevrijding naar terug verlangde. De weliswaar vergeeflijke zonde van de gemakzucht, de oude wonde waarop de Engelse evenknie van Joost van den Vondel, John Milton, de vinger legt met zijn vaak geciteerde versregels over lastige vrijheid. Want het moederhart ontwaart geen geruststelling in het vranke antwoord van het kind - “Ik heb dat al” - doch slavernij, dienstbaarheid aan de pot waarop mensen gaan gelijken eenmaal zij gehersenspoeld genoeg zijn om te gaan geloven dat zij slechts een pot zijn. Die ontmenselijking wordt leep bereid door een kalf van goud dat doet verhongeren omdat - vraag het maar aan koning Midas - men goud niet eten kan maar de mammon is wel in staat om met dat goud alle levensmiddelen buiten ons bereik te houden en aldus de plek die aan de noden toekomt, uit de delen aan (tot voorrechten verworden) rechten. Als een kind honger heeft, geeft moeder het de borst maar weinig later moet men zoals de vloek van Genesis het wil, voor zijn dagelijks brood met slavenzweet betalen aan een kalf. Onze cultuur heeft het moederhart vervangen door een staat die aan wie verzadigd zijn, het recht toekent om het brood der hongerlijders op te kopen en te vervoederen aan de honden. In een wereld waarin die cultuur regeert, mist de dankzegging elke mogelijke betekenis en heeft men alleen oren naar het rinkelen van goud. Het is de wereld die geheel ontspoord is, samen met het wereldbeeld, zoals Ludo Noens het met zijn jongste boek verwoordt, verwijzend naar de illustere pionier van de nieuwste fysica, Erwin Schrödinger: “(…) Het wetenschappelijk beeld van de echte wereld rond mij is zeer ontoereikend. Het levert veel factuele informatie, legt al onze ervaringen vast in een wonderbaarlijk consistente orde, maar zwijgt over alles en iedereen dat ons werkelijk ter harte gaat, dat ons écht aanbelangt (…) Kortom, wij horen niet thuis in de wereld die de wetenschap voor ons construeert. Wij staan er niet in; wij staan er buiten.’”1 En dat is wat de onrust in het moederhart teweeg brengt, ook en vooral op deze 'dag van de wetenschap'. Immers, samen met de kinderhandjes zijn nu ook de kinderhoofdjes op potten gaan gelijken die men denkt te moeten vullen, en zo krijgt men vaker van wie men onderrichten wil, ten antwoord: “Ik weet dat al”, of erger nog: “Ik hoef het niet te weten want het staat op de harde schijf van mijn PC.” Harde schijven kennen inderdaad geen onrust. Maar dat maakt tevens dat alle rust hen vreemd is en ook alle vrede des harten. Als het kalf met de gouden pruik het zo beslist heeft, zien wij morgen onze door een scheefgetrokken wereldbeeld ontmenselijkte kinderen afreizen naar de hel: heel letterlijk, zoals het in de oude tijd verteld werd doch door niemand meer geloofd: de poel van vuur. (J.B., 23 november 2025)
20-11-2025
Slavernij en oorlog (staart)
Slavernij en oorlog (staart)
En daar zijn ze er al mee:
(HLN, 20 november 2025, 8u25)
Ja, het is makkelijker om zijn kinderen te laten afslachten dan te vechten voor hun leven...
(J.B., 18 november 2025)
18-11-2025
Slavernij en oorlog
Slavernij en oorlog
Slavernij is een vrucht van luiheid, het is immers heel wat makkelijker om zich neer te leggen bij de slavernij dan te vechten voor zijn vrijheid - dat is vrij vertaald wat John Miltons vaak geciteerde verzen zeggen: “(...) [people] love [easy] bondage more than [strenuous] liberty (...)”1 En dat is ook de reden waarom het maar moeilijk tot verzet tegen wantoestanden komt: gemakzucht staat actie in de weg, vooral als die niet dringend lijkt, en is ze dringend, dan grijpt men naar de meest vergezochte uitvluchten om het tegendeel te kunnen geloven teneinde niets te moeten ondernemen - inderdaad, de wet der traagheid. En dan nog dit punt: jammer genoeg gelooft men dat degenen aan wie men zich onderwerpt, in ruil daarvoor wel zorg zullen dragen voor hun leven. Edoch, beschouw de veeteler die zorg draagt voor zijn varkens: als ze vetgemest zijn, slacht hij ze en hij eet ze lustig op. Gewetensnood bestaat daar niet, het ontnemen van andermans leven staat helemaal in de schaduw van het eigen kortstondige genot. Driewerf helaas doch het is niet anders.
Onze kinderen krijgen dezer dagen brieven, brieven van onbekenden, jawel, brieven die niet ondertekend zijn. Alleen al de idee zou onze haren ten berde moeten doen rijzen maar er is meer: de brieven aan onze kinderen lijken van volwassenen te komen en ze zijn vertrouwelijk opgesteld, te beginnen met de aanspreking: “Beste jongere”. Waar komen ze dan vandaan? Zo vraagt u beleefd. Wel, ze komen uit onze hoofdstad maar nog steeds doen ze niet denken aan de openingszinnen van Hendrik Conscience zijn Loteling: “(...) Arme lieden! zy dachten niet aen de groote maetschappy, die daer verre in de steden krielt; haer niets vragende, meenden zy dat zy zich hunner nooit herinneren zou, en zy leefden met betrouwen voort in hunne schoone en zoete ellende. Maer op eens kwam men van de leemenhutjes den tol des bloeds afeischen. (...)”
Opeens kwam men van de leemenhutjes den tol des bloeds afeischen: neen daaraan denkt men niet, al klinken de brieven vervaarlijk vertrouwelijk. De afzender in de linker bovenhoek van de brief luidt: “Ministerie van Defensie” en wat daaronder staat, kan men niet bepaald respectvol noemen want het is een foute vertaling: “Kwartier Koningin Elisabeth.” Had men voor de vertaling van de brief, die kennelijk in het Frans werd opgesteld en die op vele duizenden exemplaren werd verspreid, een neerlandicus ingehuurd, dan had daar, als ik mij niet vergis, “Koningin Elisabethkwartier” gestaan, zoals in “Simón Bolívarlaan” of zoals in “Koning Leopold II-laan” Men schrijft toch ook niet: “Laan Simón Bolívar” of “Laan Leopold II”? En dan hadden de 'jongeren' uit het Nederlandstalige gedeelte van het land zich niet nog een keer beledigd hoeven te voelen. Edoch, dat is klein bier als men het vergelijkt met wat men daar verder nog te lezen krijgt.
“Gefeliciteerd! Volgend jaar word je achttien (...)”, aldus begint na de aanspreking de brief. De schrijver, wie hij ook is, weet dus heel goed dat hij zich tot een zeventienjarige richt en derhalve tot een kind. Hij kan zich in 't vervolg niet meer bedienen van de uitvlucht dat hij dacht met een volwassene te maken te hebben. En aangezien de brief afkomstig is van een ministerie, zal de schrijver ook wel op de hoogte zijn van wat er zoal leeft bij de jongeren van vandaag voor wie het instituut zich beweert in te zetten - “leeft”, of moet men zeggen “sterft”, want we moeten het hier hebben over een streek - Vlaanderen - met een van de hoogste zelfmoordcijfers in Europa.2
En dan vooral bij jongeren, wat overigens niet overal vermeld wordt. Ook wordt nauwelijks stilgestaan bij verkapte zelfmoord(pogingen), bijvoorbeeld door roekeloosheid in het verkeer of door druggebruik. Voorzichtigheid lijkt te gaan behoren tot de deugden uit een ver verleden en jongeren lijken die roekeloosheid ook ingelepeld te krijgen, getuige het gebrek aan aandacht voor verkeersveiligheid bij zwakke weggebruikers waartoe in de eerste plaats de kinderen gerekend moeten worden: zij kunnen (nog) niet autorijden maar zijn wel de grootste slachtoffers van het autoverkeer. Ook inzake alcohol is er in ons land een niet te vatten laksheid: die dodelijkste harddrug mag onder de vorm van bier en wijn verkocht worden aan 16- en 17-jarigen en vanaf 18 verkoopt men hier aan iedereen sterke drank.
De zelfmoord(poging)en bij jongeren zouden bovendien met stress te maken hebben, met onzekerheidsgevoelens over onze veiligheid en over onze toekomst, met het feit (en laten we nu voor een keer een kat een kat noemen) dat men op school de kinderen confronteert met de problemen die de volwassenen niet opgelost krijgen.
Of wat dacht u van het probleem van de landsverdediging? Want het ministerie van onderwijs wil niet alleen dat aan de kinderen verteld wordt dat er vandaag een oorlog dreigt en hoe onveilig zij zich wel moeten voelen (“Koop rap een radio op batterijen, een zaklamp en van die dingen”) maar het werkt samen met het ministerie van defensie - en nu komen we tot de inhoud van de kinderbrief - om er voor te zorgen dat zij (en dat zijn nota bene de kinderen) ons allen gaan verdedigen aan het front.
De brief doet dat meer bepaald door hen er met geld en met nog andere lokmiddelen toe te verleiden om zou gauw als wettelijk mogelijk is, dienst te nemen bij het leger! “Vrijwillig”, zo schrijven zij, alsof zij ook niet weten dat vooral voor de meest kwetsbare kinderen van vrije wil nog moeilijk sprake kan zijn waar meteen al gezwaaid wordt met een minimum nettoloon van 2000 euro, ja, u leest het goed, de briefschrijver zegt: “Je verdient minimaal 2000 euro netto per maand en bouwt pensioenrechten op. Daarnaast krijg je nog heel wat andere voordelen...” En stel u voor: een kind dat voor een zieke vader zorgt in een gezin dat nauwelijks rond kan komen: ja, de toekomst lonkt!
“De huidige internationale context”, zo noemt de briefschrijver de oorlog waarvan iedereen af weet en het is ook duidelijk wat wordt gevraagd, en straks geëist. In een school vissen zwemmen de kleintjes in het centrum met daarrond een beschermende vloot grote vissen; bij de mensen gaat het er kennelijk net andersom aan toe. En nu wordt het duidelijk waarom de briefschrijver en al wie hij representeert, zijn eigen naam verzwijgt: het is de schaamte die hoe dan ook de schande begeleidt van een gedrag waaraan zelfs de beesten zich niet bezondigen, dat maakt dat de kinderen niet mogen weten wie hen dergelijke lokbrieven stuurt.
Ja, Hendrik Conscience schreef het al in 1833, en laten we het nog een keer lezen: “(...) Arme lieden! zy dachten niet aen de groote maetschappy, die daer verre in de steden krielt; haer niets vragende, meenden zy dat zy zich hunner nooit herinneren zou, en zy leefden met betrouwen voort in hunne schoone en zoete ellende. Maer op eens kwam men van de leemenhutjes den tol des bloeds afeischen. (...)”3
Weten wij dan niet dat in het land van de zogenaamde vijand, de kinderen op dezelfde manier geronseld worden? En dat geen van hun ouders die bij hun verstand zijn, daarmee kunnen instemmen? Is het dan echt zo moeilijk om de collage van John Heartfield te verstaan4 of om met Käthe Kollwitz5 “Neen” te zeggen tegen deze waanzin? Moet men dan die enkele gekken die, vanuit de schuilkelders onder hun kastelen, met alle leven op aarde spelen, ongestoord hun gangetje laten gaan?
Ja, het is makkelijker om zijn kinderen te laten afslachten dan te vechten voor hun leven...
Samson Agonistes is een tragedie uit 1671 bedoeld als toevoeging bij Paradise Regained, geschreven na Paradise Lost - beidehandelend over de verleiding van Christus door de duivel in de woestijn. Samson was een Israëlisch rechter, een nazireeër of aan God gewijde, die de Filistijnen bestreed; een archetypische figuur, door sommigen beschouwd als een voorafschaduwing van Jezus.
"Over de productie van frontsoldaten" (de praxis):
Krieg und Leichen Een gesprek met Omsk Van Togenbirger (herhaling van de tekst van Hemelvaartsdag 2024)
Krieg und Leichen
Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
– Om met de deur in huis te vallen want de tijd dringt...
OVT: Jazeker, de tijd is bijna op... ga door!
– Wat moeten wij nu denken van de toestand in de wereld, de oorlog, de toekomst?
OVT: Dat vraagt iedereen zich af!
– Maar niemand beantwoordt die vraag.
OVT: Niemand durft het antwoord op die vraag te geven!
– En waarom niet dan? Is dat iets om voor te vrezen?
OVT: Zeer zeker!
– Is het antwoord dan zo beangstigend?
OVT: Niet het antwoord is beangstigend, iedereen kent het trouwens. Maar niemand durft het uit te spreken!
– Nu moet ik u wel vragen het antwoord uit te spreken...
OVT: Dat kunt u ook!
– Is dat dan zo?
OVT: Ongetwijfeld. Maar u doet het niet omdat u bang bent.
– Ik voel nochtans geen vrees.
OVT: Wat voelt u dan wel?
– Onwetendheid, denk ik.
OVT: Onwetendheid? Wel, dat is hetzelfde als vrees; het is verkapte angst.
– Hoezo?
OVT: U weet het niet omdat u het niet durft te denken, zoals men iets niet kan omdat men het niet durft te doen. Denken is een vorm van doen.
– Nu wordt het wel abstract...
OVT: Helemaal niet.
– Vertelt u ons dan alstublieft wat wij niet durven te denken.
OVT: Omdat u het vraagt!
– Bij voorbaat dank.
OVT: Hebt u gisteren naar het nieuws gekeken? Het VRT-nieuws?
– U bedoelt het interview met die meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
OVT: Inderdaad: een spreekbuis van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de NAVO, die op 4 april laatst leden die haar 75-jarig jubileum vierde.
– Ja?
OVT: En wat vertelde die meneer gisteren?
– Hij vroeg meer steun voor de verdediging van Oekraïne tegen de Russische aanvallen.
OVT: Steun?
– Ja, geld.
OVT: Kijk, dat klinkt al eerlijker. En was het een vraag om geld of was het een eis?
– Een aanbod, denk ik.
OVT: Een aanbod?
– Wel ja, in principe kan men dat weigeren... wij zijn toch vrije mensen?
OVT: Is dat zo? Zijn wij dan niet gebonden aan een verdrag?
– Jawel, maar...
OVT: Maar wat?
– Indien het een verplichting was, dan was het dwang en...
OVT: Waarom wilde die meneer dan geld?
– Voor onze eigen veiligheid!
OVT: Kijk, mijn beste, ik was hier net de krant aan het lezen, hier staat toevallig en artikeltje dat misschien wel toepasselijk is in deze kwestie. Doe mij een plezier en leest u het eens hardop voor!
– Dit hier?
OVT: Precies...
– “Een zestienjarige scholier kreeg donderdag na school klappen van enkele jongeren aan het station in Geraardsbergen, nadat hij had geweigerd om 100 euro te betalen aan een jeugdbende in ruil voor bescherming.”1
OVT: Begrijpt u het nu?
– Maar... u kunt toch niet de NAVO vergelijken met een jeugdbende!?
OVT: Kreeg de scholier een aanbod of was het een eis?
– Hij weigerde...
OVT: Maar hij had kunnen denken aan zijn eigen veiligheid!
– Maar de NAVO zal ons toch geen klappen verkopen!?
OVT: Kent u de tegenhanger van de NAVO?
– Bedoelt u het Warschaupact?
OVT: Het Warschaupact werd door Chroesjtsjov opgericht in 1955 als tegenhanger van de NAVO en het verenigt de communistische landen militair.2 Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 werd dat het jaar daarop vervangen door de CSTO, de Collective Security Treaty Organization of de Organisatie voor het Verdrag inzake Collectieve Veiligheid.3
– Inderdaad...
OVT: U ziet toch aan de naam alleen al dat het telkens gaat om organisaties die zich tegenover het eigen volk uitgeven als hun 'beschermers'?
– Ja...
OVT: De NAVO en de CSTO, de westerse en de oosterse beschermingsorganisatie, toch?
– Ja...
OVT: Maar voor het oosten is de NAVO geen beschermer doch een mogelijke aanvaller, niet?
– Inderdaad.
OVT: En voor het westen is de CSTO eveneens geen beschermer doch een mogelijke aanvaller?
– Zo is dat...
OVT: De NAVO vraagt geld aan de westerlingen om hen te beschermen tegen de CSTO, die op haar beurt geld vraagt aan de oosterlingen om hen te beschermen tegen de NAVO, zo is het toch?
– Dat lijkt mij inderdaad het geval te zijn, ja...
OVT: En wie worden daar nu armer en rijker van, mijn beste?
– Het lijkt mij dat de NAVO en de CSTO allebei rijker zullen worden.
OVT: Juist. En waar halen zij hun rijkdom?
– Bij de bevolking, zowel in het westen als in het oosten, zo lijkt het mij.
OVT: En denk nu eens goed na, mijn beste: zou het enig verschil uitmaken indien de NAVO nu eens het oosten zou beschermen en de CSTO het westen in plaats van andersom?
– Wat bedoelt u?
OVT: Precies wat ik zeg.
– Maar dat is toch onmogelijk!?
OVT: Ik geef het u als gedachtenexperiment...
– Dat is wel heel abstract...
OVT: Negatieve getallen zijn dat ook en irrationele nog veel meer maar zij werken, daar gaat het om. Wel?
– U bedoelt dus dat wij...
OVT: Wij moeten ermee ophouden om te denken dat hier het westen tegenover het oosten staat met elk hun eigen verzekeringskantoor: het zijn de verzekeraars die tegenover het volk staan, dat zij uitbuiten. Ik val in herhaling: de oorlog is geen strijd tussen naties onderling; het ziet er wel zo uit maar dat is louter oogverblinding.
– Wat is het dan wel?
De oorlog is een klassenstrijd. Het zijn andermaal de rijken die de armen uitbuiten. Dat zag de joodse kunstenaar John Heartfield, alias Helmut Herzfeld ook al toen hij nog voor de aanvang van de Tweede Wereldoorlog in 1934 een collage maakt onder de titel: “Krieg und Leichen - Die letzte Hoffnung der Reichen”4 Het kunstwerk is actueler dan ooit.
– Maar is dat niet wat kort door de bocht?
OVT: Wie vertegenwoordigt de meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
– De NAVO.
OVT: En wie heeft het voor het zeggen in de NAVO? Zijn het de landen zonder wapens of zijn het de kernmogendheden?
– Zonder twijfel de V.S.
OVT: En wie heeft de macht in de V.S.?
– Dat is de president, zo vermoed ik toch?
OVT: En hoe komt de president van de V.S. in de V.S. aan de macht?
– Op democratische wijze, tiens...
OVT: Door een meerderheid dus?
– Inderdaad, dat is democratie...
OVT: En hoe komt men aan die meerderheid?
– Via een goed programma...
OVT: Ja, stel dat nu eens. Maar dat moet dan ook kenbaar gemaakt worden, veronderstel ik?
– U bedoelt: propaganda?
OVT: Reclame, inderdaad: geld! We zijn er bijna, mijn beste! Waar haalt men het geld?
– Bij winstgevende zaken.
OVT: En welke zaken brengen met de geringste inspanningen maximale winst? Denk aan het krantenartikel dat u zopas heeft voorgelezen.
– Maar...
OVT: Jazeker, er zal werd ergens een front nodig zijn waar de raketten opgebruikt worden nadat ze werden aangeschaft door de bange burgers zowel in het oosten als in het westen. Presidenten worden in het zadel gehesen door wapenhandelaars en voor wat hoort wat, zodat zij dan ook moeten zorgen voor een front waar die wapens geconsumeerd worden, overigens samen met het bloed van wie de dupe daarvan zijn.
(J.B., Hemelvaartsdag 2024)
Dit artikel en meer werk van hedendaagse auteurs kunt u ongecensureerd lezen in
Edward L. Bernays, over the engineering of consent (1928)
“Zoals wij eerder stelden, wordt het boek van Chomsky en Herman1 voorafgegaan door onder meer Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent ) uit 1928 van Edward L. Bernays (1891-1995), vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspro-pagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'.
Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the good society uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton:
“But what more oft, in nationsgrown corrupt,/
And by their vices brought to servitude,/
Than to love bondage more than liberty -/
Bondage with ease than strenuous liberty.”
Zijn meest bekende werk heet Public opinion uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden staat voor 'desinformation'.”2
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent.
De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Neder-
lands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronke-
lijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass
Media, Pantheon Books, New York 1988.)
2Cf.: Jan Bauwens, Achter de coulissen, Artikels van 19 april tot 25 juli 2025, Serskamp 2025, pag. 178, voetnoot 280.