De dankbaarheidsoefening bij het slapengaan, of nog liever in je bed, is een mooie afsluiting van je bedtijdritueel; (zie: ‘Maak van je bed een leuke plek’. We raden deze oefening al langer aan bij wie de slaap niet zo makkelijk kan vatten, en huidig onderzoek kan dit alleen maar bevestigen.
Recent onderzoek naar de impact van dankbaarheid op ons welzijn toont de weldoende effecten van dankbaarheid (Prof R. A. Emmons).
Deelnemers aan een studie die dagelijks of wekelijks vijf dingen opschreven waarvoor ze dankbaar waren, voelden zich hoopvoller over de toekomst, waren gezonder en actiever dan de controle groep.
Ook psycholoog E. Tubbax beaamt dit. ‘Na twee tot drie maanden merk je dat je positievere emoties begint te ervaren. Je produceert meer oxytocine en dopamine (gelukshormonen). De hersengebieden die instaan voor verbinding worden actiever. Je immuunsysteem functioneert beter, wat zich uit in minder ziek zijn en je slaapt beter’.
‘Van nature richten we ons makkelijk op het negatieve’, legt Tubbax uit. ‘Dit gaf ons vanuit de ontwikkeling van de mens een overlevingsvoordeel. Een andere neiging van ons brein is dat wat je aandacht geeft, groeit’. Door regelmatig momenten van dankbaarheid te beoefenen kunnen we die focus bijsturen en een positievere kijk op het leven bevorderen.
‘Je zult nog altijd de grote gevaren in het leven zien, maar niet langer blijven hangen aan de kleine negatieve zaken. Je vaak dankbaar voelen stelt je in staat om een lastige situatie om te buigen naar een groeikans’.
Obstructieve slaapapneu en hypopneu zijn een gekende risicofactor voor cognitieve veroudering en de ziekte van Alzheimer. Dit wordt verklaard door de fragmentatie van de slaap en de vermindering van de hoeveelheid beschikbare zuurstof in het bloed en dus thv de hersenen.
Volgens bevolkingsonderzoek in Zwitserland (HypnoLaus 2011) zou obstructieve slaapapneu en hypopneu niet 5% tot 10% van de bevolking treffen, maar 50% van de mannen en 23% van de vrouwen!
Hoe dichter de dynamiek van de hersenfunctie van ouderen aanleunt bij die van hun jongere collega’s, hoe beter hun cognitieve vaardigheden lijken te zijn als ze verouderen en hoe lager het risico om ooit te evolueren naar de ziekte van Alzheimer.
Het verband tussen slaap en Alzheimer werkt in 2 richtingen: aanwezigheid van bèta-amyloïde en tau-eiwitclusters verstoort de slaap en een verstoorde slaap werkt de afzetting van deze schadelijke eiwitten in de hand (Gilles Vandewalle).
Een gezonde levenswijze met voldoende beweging, een vast tijdstip om naar bed te gaan en het mijden van cafeïne of andere stimulerende middelen in de vooravond zullen de slaap wellicht verbeteren. Tegelijkertijd oefent dit een positieve invloed uit op de dynamiek van de hersenfunctie, die zo dicht mogelijk aanleunt bij die van jongere individuen. Door een slechte slaapkwaliteit aan te pakken kunnen we dus ingrijpen om niet alleen cognitieve veroudering te vertragen maar ook de kans op de ziekte van Alzheimer.
Andere factoren zijn
de cognitieve reserve
onze emotionele toestand (depressieve symptomen of angststoornissen worden in verband gebracht met een verhoogd risico op cognitieve achteruitgang)
globale biologische slijtage tgv verhoogde fysiologische stress-respondsystemen
Een belangrijke functie van de slaap: de glymfatische functie. Het gaat om eliminatie tijdens de slaap, via de circulatie van hersenvocht, van toxische stoffen die zich tijdens de wakkere uren hebben opgehoogd in het hersenweefsel (als gevolg van de cellulaire activiteit die bij wakkere toestand hoort), ( Lulu Xie Science 2013). Het betreft o.a. lactaat, enolase, kooldioxide, maar ook bèta-amyloïde- en tau-eiwitten. Tijdens de slaap neemt de ruimte tussen de zenuwcellen toe, de cellen krimpen wat in, waardoor de evacuatiewegen wijder open komen te staan. Tijdens de slaap ontdoen de zenuwcellen zich van hun gifstoffen die via de lymfatische circulatie in de bloedbaan terecht komen.
Alzheimer-risico: de nachtelijke signalen.
Dossier cognitieve veroudering, Artsenkrant 26 januari 2024, nr 2769
Een beschermende factor tegen cognitieve veroudering is het opbouwen van een cognitieve reserve. Wat kun je daar zelf aan doen?
Een hoog opleidingsniveau
Een actieve levensstijl
Uitoefenen van een complex beroep
Culturele verrijkende vrijetijdsbesteding
Lichaamsbeweging
Een rijk sociaal netwerk
Meertaligheid, …
De overleving van Alzheimerpatiënten was gevoelig beter in de groep die wat lichaamsbeweging had, en nog beter bij wie veel bewoog (Nikolaas Scarmeas Comumbia University 2001).
Hoe komt het gunstig effect van cognitieve reserve tot stand? Door het ontwikkelen van flexibiliteit in het cognitief functioneren: als de gebruikelijke hersencircuits door normale of pathologische veroudering niet goed meer functioneren, kunnen alternatieve circuits worden ingeschakeld.
Beïnvloedende factoren:
Verhoogd risico bij depressie of angststoornis
Stress: belangrijk om activiteiten uit de oefenen die de persoon zelf kiest (bv. in woonzorgcentra)
Biologisch slijtage door hypertensie, diabetes, te hoge cholesterol, chronische ontsteking, hyperactiviteit van het sympathische zenuwstelsel. Vooral dit laatste en te hoge cholesterol geven het meeste risico op cognitieve veroudering. Vandaar de aanbeveling om niet te vette eten en voldoende te ontspannen.
bron:
Dossier cognitieve veroudering, Artsenkrant 26 januari 2024, nr 2769
Meestal wordt aangenomen dat het gezond is om een dutje te doen kort na de middag, je kunt je erna beter concentreren, toch? Maar niet alles is wat het lijkt.
Twee studies (universiteit van Californië en Harvard) suggereren dat dutjes zouden beschermen tegen cognitieve veroudering en de ziekte van Alzheimer. Andere studies (Alzheimer ’s & Dementia) stelden andersom dat de frequentie en de duur van de dutjes net voorspellend zijn voor de cognitieve achteruitgang. Ook andere onderzoeken (universiteit van Luik) wijzen erop dat herhaalde dutjes niet alleen gunstige effecten hebben: frequente slaapmomenten overdag zouden de cognitie van ouderen negatief beïnvloeden.
Dutjes overdag geven een verstoring van de kwetsbare interactie tussen de biologische klok en de opbouw van slaapdruk overdag (homeostase). Beide fasen geraken gefragmenteerd.
Frequente en langdurige dutjes (een half uur of meer) zouden dan eerder contraproductief zijn en een risicofactor vormen voor cognitieve achteruitgang.
Bij het ouder worden verandert het circadiaanse ritme:
Ouderen zijn geneigd ‘ochtendmensen’ te worden door het verschuiven van het ritme
Door de sleet op de biologische klok (nucleus suprachiasmaticus) wordt het wakkerhoudend signaal minder sterk
De melatonineproductie (natuurlijk slaaphormoon) daalt
Het contrast tussen dag en nacht vervaagt, waardoor het slaap-waakritme gefragmenteerd raakt
Mogelijk wijzen dutjes op een onaangepaste hersenfunctie, waardoor het cognitieve functioneren te lijden krijgt (Christina Schmidt). Zij besluit dat chronische dutjes een ongustig effect hebben op het geheugen dat instaat voor gegevens rond de persoonlijke beleving (episodisch geheugen).
Gebleken is dat ook het niveau van waakzaamheid hoger blijft over het verloop van 24 uur bij dutters. Bij het begin van de nacht blijft dit hoger, wat het inslapen kan bemoeilijken, maar ook in het tweede gedeelte van de nacht zijn er meer momenten van ontwaken. Dit is logisch omdat er overdag minder slaapdruk is opgebouwd bij wie dutjes doet. De reserve aan diepe slaap is dan ook sneller uitgeput.
Slaaptekort en een slechte slaapkwaliteit verhogen het risico op cognitieve achteruitgang en de ziekte van Alzheimer (Gilles Vandewalle 2022).
Besluit: als er echt nood is aan een dutje, dient dit absoluut te worden beperkt tot maximaal 20 minuten tot een half uur, alleen kort na de middag en zeker niet ’s avonds.
bron:
Dossier cognitieve veroudering, Artsenkrant 26 januari 2024, nr 2769
Meer Energie, nooit meer moe in 4 stappen, Bruno Ariens
De cognitief gedragsmatige aanpak (CGT) van slaapproblemen is een belangrijk onderdeel van de behandeling. Dit schrikt veel hulpverleners af omdat ze de indruk hebben dat dit alleen voor gespecialiseerde psychologen is weggelegd, maar niets is minder waar. Elke hulpverlener is in staat om de essentie van CGT aan zijn cliënt mee te geven.
Wat is belangrijk om uit te leggen?
Het is nodig om te weten dat het volstrekt normaal is om ’s nachts regelmatig wakker te worden. We slapen immers in slaapcycli waarbij diepe slaap wordt afgewisseld met lichte slaap. Iemand die goed slaapt wordt kort wakker, voelt bewust of onbewust dat alles veilig is, en valt snel terug in slaap. ’s Morgens weet hij of zij dat niet meer omdat er een ‘wissen het geheugen’ optreedt bij minder dan 5 minuten wakker liggen.
Na enkele weken slecht slapen treedt er een conditionering op waarbij het bed automatisch de betekenis krijgt van ‘de plaats waar ik wakker lig’. Om dit terug te draaien gebruiken we stimuluscontrole. Dit houdt in dat slechte slapers moeten opstaan als ze na ongeveer 20 minuten niet in slaap zijn, wat niet leuk is, en wat ze alleen zullen doen als we het begrip conditionering heel duidelijk uitleggen.
We staan ook stil bij welke negatieve automatische gedachten door het hoofd van onze slechte slapers gaan: ze veroorzaken evenveel last als het louter gebrek aan aantal uren slaap! Dus deze gedachten herkennen, de gedachtenspiraal onderbreken en kijken welke positieve gedachten we er tegenover kunnen plaatsen is een belangrijk onderdeel in de behandeling.
Wat kunnen we doen om beter te slapen?
Op een redelijk vast uur opstaan, overdag sporten, verminderen van stress overdag, geven meer kans op een diepere nachtrust.
Pas een goed bedtijdritueel toe. Stop een uur voor het slapengaan met alle elektronica (tv, pc, gsm, sociale media) en neem wat rustige beweging gedurende een kwartiertje. Vervolgens doe je iets mentaal ontspannend zoals wat lezen, een warm kussentje op je buik leggen of naar muziek luisteren. Dan is het moment gekomen om je klaar te maken voor de nacht. Als afsluiting kun je een relaxatieoefening doen net voor je in bed stapt.
Eens in bed geef je bewust aandacht aan de zachtheid van de lakens, het veilige, geborgen gevoel, de aangename warmte… Je geeft aandacht aan je ademhaling, hoe je lichaam wordt ondersteund door je matras en hoofdkussen. Je somt 10 kleine dingen op waarvoor je dankbaar kunt zijn. Je kunt een oefening doen om je gedachten af te leiden…
Op het moment dat je veel spanning voelt opkomen, als je wakkerder wordt, als je begint te woelen, dan sta je op. Je gaat naar een andere kamer om daar gedurende ongeveer een half uurtje iets ontspannend te doen, zoals lezen of naar muziek luisteren. Als je terug slaperig wordt, ga je naar bed en je geeft terug aandacht de positieve gevoelens en gedachten zoals hierboven beschreven. Dit blijf je doen tot je in slaap valt.
Bij een onderbroken slaap met lang wakker liggen voor je in slaap valt, passen we tenslotte slaaprestrictie toe. Je noteert in een slaapdagboek hoeveel uren je naar schatting hebt geslapen. Stel, je hebt in totaal ongeveer 5 uren geslapen en je wekker loopt af om 7 uur, dan tellen we 5 uren plus ½ uur extra terug, en ga je pas om 1u30 naar bed. Als dit goed gaat, vervroegen we het inslaapmoment met 15 minuten per week.
Wat voeding en drank betreft: best geen cafeïne houdende dranken na 14u, best geen alcohol voor het slapen en liefst ook geen zware maaltijd net voor het slapen gaan. Een lichte snack in de latere avond kan helpen voor wie niet met een lege maag naar bed kan.
Dit zijn een aantal belangrijke aanbevelingen in een notendop. Wie dit graag zelf in de praktijk toepast, raad ik aan om mijn boek ‘Meer energie, nooit meer moe in vier stappen’ te lezen, en vooral toe te passen.
‘De slaap is de spiegel van de dag.’ Daarom sta je bij voorkeur vroeg op, elke ochtend rond hetzelfde tijdstip. In het weekend of op vrije dagen kun je eventueel een uurtje langer slapen, maar overdrijf daar niet in. Als je altijd rond hetzelfde tijdstip opstaat, krijg je een goede regeling van je biologische klok. In je hoofd zit een kern die overdag een wakkerhoudsignaal uitzendt. In de ochtenduren is dit signaal nog zwak, wordt dan steeds sterker en draait ’s avonds op volle toeren. De alsmaar heviger wordende slaperigheid moet immers worden tegengewerkt. Tegen bedtijd klapt dit signaal in elkaar en voel je je plotseling slaperig worden. Dit is een goed moment om ook effectief te gaan slapen. Zeker als dit moment samenvalt met een dal in je alertheidsgevoel. Dat maakt je dan dubbel slaperig. Ook overdag beleven we immers fasen van ongeveer anderhalf uur met momenten van meer of minder alertheid. Vandaar de uitdrukking: ‘Stap in je slaaptrein als hij voor je staat.’ Als je het slapengaan uitstelt, is het waarschijnlijk dat je juist weer wakkerder wordt.
Ook is het weinig zinvol om lang uit te slapen of om te proberen een eventueel slaaptekort in de ochtend in te halen. De slaap is ’s morgens heel licht, met vooral veel droomslaap. Je zult er niet beter door uitgerust raken. Integendeel, te lang uitslapen geeft eerder een suf gevoel. Je bent dan ook ’s avonds niet slaperig genoeg om in slaap te vallen, zodat ook de volgende nacht niet zo best verloopt. En vooral: de fragiele werking van je biologische klok raakt van slag.
Probeer de dag rustig te beginnen, zonder meteen van het ene naar het andere te hollen. Dit noemen we een post-slaaproutine. Uiteraard kun je deze routine alleen toepassen als je op tijd bent opgestaan. Neem de tijd om helemaal wakker te worden zonder onmiddellijk je berichten of e-mails te controleren. Dit helpt voor de komende nacht. Ook een goed ontbijt is belangrijk om de dag met voldoende energie te beginnen. De uitdrukking ‘eet ’s morgens als een koning, ’s middags als een prins en ’s avonds als een bedelaar’ is nog altijd o zo waar.
Lichaamsbeweging overdag geeft meer kans op een diepere slaap. Om beter te slapen, is het belangrijk om sport in je dagprogramma te plannen. Dit laatste is letterlijk te nemen: als je met sporten wacht tot je eens een keertje zin hebt of tot de weersomstandigheden optimaal zijn, komt er meestal niets van terecht. Met de fiets naar het werk, tijdens de middagpauze fitnessen of een stevige wandeling maken, zijn prima voorbeelden. Wie op tijd klaar is met werken, kan daarna, aan het eind van de middag nog gaan sporten. Vlak voor bedtijd sporten is minder aan te raden. Als je twee uur voor het slapengaan intensief sport, blijft de adrenaline nog in je bloed circuleren wanneer je in bed ligt. Je zult dan moeilijker in slaap vallen en onrustiger slapen.
Een goed ritme is een basisvereiste om een slaapprobleem aan te pakken. Doe geen dutjes overdag om het slaaptekort in te halen, zeker niet rond 19.00 of 20.00 uur, als je bijvoorbeeld het journaal op televisie probeert te volgen. Dan kun je beter opstaan en even iets actiefs gaan doen. Het is ook geen goed idee om halverwege de ochtend te gaan slapen. Een kort dutje van maximaal een halfuur kort na de lunch kan geen kwaad. Als je langer slaapt, kom je in een diepere slaapfase terecht en dat verstoort je slaappatroon ’s nachts.
‘De nacht is de spiegel van de dag’ geldt ook voor stress. Veel spanning en stress overdag geven meer kans op een onrustige nacht. Het is dus belangrijk om overdag werk te maken van ‘stressmanagement’. Dit kan door regelmatig een korte ‘time-out’ te nemen. Ga gedurende enkele minuten goed rechtop zitten met de ogen gesloten en je voeten plat op de grond. Geef aandacht aan je adem via je buik die op en neer gaat en maak even contact met je lichaam. Dit stelt je in staat om alle beslommeringen los te laten en daarna met een open mind je werk te hervatten. Naast deze korte onderbrekingen is het ook belangrijk dat je tijd uittrekt voor je eetpauze en die te gebruiken om je te ontspannen. Ondanks al het werk dat soms op de plank ligt, is het belangrijk om jezelf niet voorbij te hollen. Naast deze pauzes, die eenvoudig en snel in te plannen zijn, kan het raadzaam zijn om je manier van werken onder de loep te nemen. Neem je niet te veel hooi op je vork, werk je op een efficiënte manier? Eventueel kan extra hulp aangewezen zijn.
bron: Meer energie. Nooit meer moe in 4 stappen. Bruno Ariens, Lannoo 2020.
Relaxatietherapie is belangrijk bij slaapproblemen.
28-08-2022
Het onderstaand schema maakt duidelijk waarom het belangrijk is om overdag te ontspannen voor wie kampt met slaapproblemen.
Als je onder stress komt te staan krijg je een stimulatie van de HPA as: dit is een kettingreactie vanuit de hersenen naar de bijnieren waarbij adrenaline en cortisone vrijkomt: de vecht- en vluchthormonen. (HPA wil zeggen hypothalamus - pituiry - adrenal = hersenkern - hypophyse - bijnier).
Daarnaast worden de orexine producerende zenuwcellen in de hersenen gestimuleerd, die op hun beurt verschillende hersenkernen aan het werk zetten om meerdere hormomen te produceren, die allemaal resulteren in hetzelfde effect: je ligt wakker in je bed. Er valt geen slaap te bespeuren.
Bij stimulatie van deze orexine neuronen wordt ook de HPA as (en omgekeerd) gestimuleerd, zodat er van slaap al helemaal geen sprake is.
Bij een hevige emotionele shock blijft orexine zelfs 2 weken verhoogd.
Een goed dag- en nachtritme, een hoge slaapdruk en een lage energievraag geven een onderdrukking van de orexine zenuwcellen. Vandaar het belang van een goed bedtijdritueel.
Gezien de hele opbouw van wakkerhoudende hormonen, is naast het volgen van de correctie slaapaanbevelingen, een goed relaxatieprogramma super belangrijk.
Bron: Hypocretin (orexin) regulation of sleep-to-wake transitions L de Lecea and R Huerta, Frontiers in Pharmacoloy, feb 2014, Vol 5, art 16.
Vanaf september kunnen zowel apothekers als artsen hun patiënten beter persoonlijk opvolgen op het vlak van benzodiazepinen (meest gebruikte vorm van slaapmedicatie). Alle apothekers kunnen aan dit project deelnemen. Het zorgt ook voor een multidisciplinaire samenwerking tussen artsen en apothekers.
De Belgen gebruiken benzodiazepinen momenteel op grote schaal. België is zelfs een van de landen met het hoogste gebruik: 10% van de Belgen neemt ze immers elke dag. Die gewoonte heeft uiteraard een enorme impact op onze volksgezondheid op het vlak van kosten. Daarnaast zien we ouderen die vallen, verkeersongevallen en verslavingen die leiden tot altijd maar hogere dosissen…
De federale overheid denkt al een tijdje na over de manier waarop we deze overconsumptie kunnen terugdringen. Er zal dan ook een programma worden opgestart om deze problematiek aan te pakken. Dat programma omvat een reeks oplossingen om de manier waarop patiënten informatie krijgen en het type informatie te verbeteren.
Bij het RIZIV worden sinds januari gesprekken gevoerd over dit dossier in het kader van het meerjarige gezondheidsbegrotingstraject 2022-2024. Het RIZIV werkt dan ook aan een ontwenningsplan voor benzodiazepinen als terugbetaalde magistrale bereiding. Dat bevestigt ook Nicolas Echement, woordvoerder van de Algemene Pharmaceutische Bond (APB):“Het gaat in eerste instantie om een project van twee jaar dat in september van start gaat. Na een jaar volgt een evaluatie. Alle apothekers kunnen hieraan deelnemen. Het project zorgt ook voor een multidisciplinaire samenwerking tussen artsen en apothekers.”
Het plan wordt momenteel besproken met de ziekenfondsen bij het RIZIV. Een van onze gesprekspartners verduidelijkt dat “nog niet alle modaliteiten zijn vastgesteld. Er komt een ontwenningsplan dat zal worden terugbetaald in magistrale bereidingen. Het zorgt voor een progressieve ontwenning van geneesmiddelen die hoofdzakelijk worden gebruikt bij slaapstoornissen bij ouderen. De leeftijdsgrens werd echter nog niet bepaald door de commissie. In deze fase kunnen we dus nog geen specifieke leeftijd meedelen aan de artsen en apothekers.”
Multidisciplinaire begeleiding
De bedoeling is een systeem in te voeren waarbij mensen onder begeleiding van hun huisarts en apotheker toegang krijgen tot een ontwenningsplan, zonder al te veel bijwerkingen. De arts zal dit type begeleiding voorschrijven, maar de apotheker kan uiteraard zijn patiënt aanmoedigen om dit met zijn arts te bespreken. Dat alles gebeurt binnen een multidisciplinaire context.
“De grote stap vooruit bij dit nieuwe project is dat het ontwenningsplan (geneesmiddel, bereiding…) vroeger ten laste was van de patiënt, terwijl met dit systeem alles door het RIZIV wordt geregeld. De sociale zekerheid betaalt dit hulpmiddel terug en de voorschrijvende arts heeft het ter beschikking om een ontwenningsplan op te starten voor een patiënt die er te veel van gebruikt”,verduidelijkt een andere betrokkene bij het dossier.
De apotheker en arts worden ook betaald. De apotheker via de honoraria die hij ontvangt voor het maken van de magistrale bereiding en de arts via zijn raadpleging. In deze fase van de gesprekken wordt er nog geen extra budget vrijgemaakt voor de actoren uit de gezondheidszorg.
Verschenen in Medi-Sfeer 22 juni 2022, auteur Vincent Lievin.
Een derde patienten is afhankelijk van slaapmiddelen.
23-06-2022
Een bevraging bij meer dan 800 patiënten leert het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) dat meer dan een derde van de patiënten die benzodiazepines en aanverwante geneesmiddelen tegen slapeloosheid gebruiken, tekenen van afhankelijkheid vertonen.
In de periode van februari tot mei 2020 bevroeg het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) meer dan achthonderd volwassen patiënten die niet in een ziekenhuis of een woon-zorgcentrum verbleven naar hun gebruik van benzodiazepines en aanverwante geneesmiddelen tegen slapeloosheid met als doel het verkeerd gebruik of misbruik van deze middelen in kaart te brengen. Het FAGG wilde zo op het niveau van subjectieve afhankelijkheid nagaan of patiënten alternatieven probeerden om hun slapeloosheid te behandelen.
Het onderzoek leverde vijf belangrijke resultaten op:
Er werd een hoge mate van verkeerd gebruik vastgesteld, met name wat betreft de gebruiksduur. De meeste patiënten gebruiken hun slaapmiddelen langer dan een jaar. Slechts een minderheid neemt de aanbevolen dosis.
Meer dan een derde van de patiënten vertoont psychologische tekenen van afhankelijkheid.
De meeste patiënten probeerden in het verleden hun behandeling te stoppen. Het is dan ook geen verrassing dat meer dan de helft van de patiënten het moeilijk of onmogelijk vindt om te stoppen.
De meerderheid van de patiënten probeerden naast benzodiazepines en aanverwante geneesmiddelen tegen slapeloosheid ook alternatieven zoals voedingssupplementen, homeopathie en kruidengeneesmiddelen.
Het vaakst vermelde slaapmiddel is zolpidem, gevolgd dor lormetazepam.
Het FAGG beseft dat de resultaten van de bevraging niet zomaar kunnen worden geëxtrapoleerd naar alle patiënten. Toch vindt het agentschap dat er enkele aandachtspunten kunnen uit worden gedistilleerd. Het kijkt daarbij vooral naar de manier waarop patiënten de geneesmiddelen gebruiken en zorgverstrekkers ze voorschrijven. Patiënten volgen de aanbevelingen over de behandelingsduur niet, maar ook zorgverstrekkers blijven ze voor een te lange tijd voorschrijven. Een fenomeen dat overigens ook in andere landen wordt vastgesteld. Het FAGG moedigt zorgverstrekkers aan om voor ze een slaapmiddel voorschreven de risico’s te bespreken met hun patiënt.
Bron Filip Ceulemans Huisarts Nu, Domus Medica, 23/06/2022.
Slaaptekort en burn-out verhogen het risico om een COVID-19 infectie door te maken. Dit lijkt logisch omdat we weten dat een goede nachtrust je weerstand tegen infecties versterkt.
Verschillende studies hebben al langer aangetoond dat slaaptekort voorafgaand aan contact met een virus, de kans om effectief ziek te worden duidelijk verhoogt. Voldoende slaap verhoogt immers je immuniteit en dus je weerstand tegen infecties.
Onlangs (maart 2021) werden de resultaten bekend gemaakt van een grote betrouwbare studie over het gevolg van slaaptekort of het effect van burn-out op het risico om COVID-19 te krijgen. Het onderzoek gebeurde bij 2884 hulpverleners die in nauw contact kwamen met COVID-19-patiënten. Ze waren werkzaam op de dienst spoedgevallen, intensieve zorg of inwendige ziekten. De resultaten waren tegelijk frappant en logisch.
Wie duidelijk slecht sliep (zie verder) in het jaar voorafgaand aan de blootstelling aan COVID-19, vertoonde een bijna TWEE MAAL groter risico om na contact ziek te worden in vergelijking met wie geen slaapproblemen had.
Wie voorafgaand aan de COVID-19 pandemie dagelijks burn-out klachten ondervond, vertoonde een bijna DRIE MAAL groter risico om na blootstelling ziek te worden. Daarboven op was ook het risico groter om ernstiger ziek te worden en langer ziek te blijven.
Een belangrijke bijkomende bevinding was dat elk uur extra slaap ’s nachts 12% minder kans gaf om ziek te worden na een blootstelling aan COVID-19.
Verdere bespreking
De ernst van voorafgaande slaapproblemen werd bepaald door drie vragen te stellen die in bevolkingsonderzoek vaak worden gebruikt. Wie met ‘ja’ antwoordt op de drie vragen wordt beschouwd als een slechte slaper:
Heb je moeilijkheden om in slaap te vallen bij het naar bed gaan?
Wordt je vaak in de vroege ochtend wakker, waarbij je niet meer terug kunt inslapen?
Neem je meer dan drie keer per week een slaappil?
Wie mindere klachten ondervond van burn-out (zelden tot wekelijks last, maar niet dagelijks) bleek een 1,3 tot 1,4 verhoogde kans te hebben om ziek te worden na blootstelling aan het coronavirus.
Op welke wijze burn-out het risico om ziek te worden verhoogt is volgens verschillende mechanismen te verklaren:
Stress verlaagt de weerstand tegen infecties.
Stress zorgt vaak voor ongezonde gewoontes zoals minder bewegen en grijpen naar ongezonde voeding (snoep, fastfood …).
Het kan zijn dat mensen die met een burn-out bleven werken ook méér patiënten zien met daardoor een verhoogd risico op besmetting. Maar zelfs na statistische correctie bleef de associatie tussen burn-out en meer ziek worden bestaan.
Burn-out leidt tot vermoeidheid waardoor de kans op fouten verhoogt betreft omgaan met beschermkledij en handhygiëne.
Besluit
Zorgen voor een goede slaaphygiëne is een must, niet alleen voor gezondheidswerkers, maar voor iedereen. Aanbevelingen zijn onder meer:
op vaste uren naar bed gaan
op vaste uren wakker worden
overdag niet teveel dutjes doen
tenminste 30 minuten rust nemen voordat je gaat slapen
zorgen voor een verduisterde slaapkamer zonder alle mogelijke elektronica en andere storende elementen
roken, alcohol en stimulerende middelen (zoals cafeïne) vermijden voor het slapengaan
relaxeren vlak voor het slapengaan.
Naast aandacht voor een goede slaap zijn gezonde voeding en voldoende beweging belangrijke tools om het stressniveau te verminderen.
De aanpak van piekergedachten is de vierde pijler om je draagkracht te verhogen, beter te slapen en minder stress te ervaren.
Bron: COVID-19 ilness in relation to sleep and burnout. Kim H., Hegde S, LaFiura C, et al. BMJ Nutrition, Prevention and Health. 2021.
De beste tijd om naar bed te gaan is als je flink slaperig wordt, dus niet als de klok zegt dat het bedtijd is. Het doel is om slaaptijd met slaperigheid te associëren.
Eenmaal in bed, probeer je je aandacht bewust te richten op positieve gevoelens en gedachten. Dat is belangrijk om een goede conditionering te ontwikkelen. Geef aandacht aan de zachtheid van de lakens, de aangename warmte van je bed, de veilige geborgenheid en aan de knusheid, kortom: het cocongevoel. Ervaar hoe je lichaam gedragen wordt door de matras, je hoofd en nek door het hoofdkussen… Voel hoe je buik rustig op en neer gaat, hoe aangenaam warm je lichaam aanvoelt, hoe deze warmte zich langzaam kan verspreiden naar je handen en voeten.
Ken je ook dat heerlijke gevoel ’s morgens bij het wakker worden en je weet dat je nog enkele minuten kunt blijven liggen? Dat kan je zo goed doen. Ga een keer na wat je dan precies voelt, en probeer dit gevoel ook ’s avonds in je bed op te roepen. Denk dan: ‘Dit kan ik gewoon blijven voelen zo lang ik wil!’
Als je piekergedachten voelt opkomen, probeer dan denkbeelden uit de autosuggestieoefening, die je voor het slapengaan hebt beluisterd, toe te passen op jezelf.
Doe de dankbaarheidsoefening. Som tien dingen op waar je die dag dankbaar voor kunt zijn en tel ze op je vingers. Dat kunnen kleine dingetjes zijn, zoals het voelen van warme zonnestralen op je gezicht, het horen van een vogel of een leuk gesprek, een lekkere maaltijd, je lichaam dat geen of weinig pijn ondervonden heeft, het feit dat je veilig bent thuis gekomen met de auto of fiets… Probeer deze dingen op te sommen (het vraagt wat oefening om er tien te noemen, maar blijf proberen) en eventueel kun je een hand op je hart leggen en bij elk ding ook echt dankbaarheid te voelen.
Je kunt ook de 5-4-3-2-1-oefening doen. Op het ritme van je ademhaling haal je je aandacht dan naar het hier en het nu. De oefening gaat als volgt:
Noem 5 dingen op die je ziet terwijl je in- en uitademt. ‘Ziet’ is misschien een wat misleidend woord, want je doet deze oefening het best met gesloten ogen. Je noemt dus dingen op waarvan je dus weet dat ze er zijn, zonder ze echt te zien.
Noem vervolgens 5 dingen op die je hoort terwijl je in- en uitademt.
Noem dan 5 dingen op die je voelt terwijl je in- en uitademt.
Daarna noem je 4 dingen op die je ‘ziet’, 4 die je hoort en 4 die je voelt, dit alles op het ritme van je adem.
Daarna noem je 3 dingen op die je ‘ziet’, 3 die je hoort, 3 die je voelt, ook op het ritme van je adem.
Daarna noem je 2 dingen op die je ‘ziet’, 2 die je hoort, 2 die je voelt.
Daarna noem je 1 ding op dat je ‘ziet’, 1 dat je hoort, 1 dat je voelt.
Eventueel herhaal je dit alles nog eens vanaf het begin.
Probeer vooral niet om zo snel mogelijk in slaap te vallen. Hoe intensiever je dit probeert, hoe moeilijker het lukt. De slaap is immers het gevolg van een steeds dieper wordende ontspanning, tot je hersenen plotseling de knop omdraaien en je in slaap valt.
Wie continu ’s nachts werkt en overdag slaapt, heeft een probleem bij het op pensioen gaan. Als je op dat moment verwacht dat je zomaar je ritme kunt omdraaien en overdag actief kunt zijn met een normale nachtrust kan dit wel eens tegenvallen.
Je dag- en nachtritme zit stevig ingebakken in je brein en laat zich niet zomaar omswitchen als een klok die je enkele uren verder zet.
De meeste mensen zullen zich het grootste deel van de nacht te wakker voelen om te slapen en de neiging hebben om overdag het slaaptekort in te halen. Het gevolg is een gevoel van moeheid en niet uitgeslapen zijn.
Dit probleem zich niet altijd vanzelf oplossen, toch niet bij een groot aantal van de omswitchers. In dit artikel beschrijf ik een wetenschappelijk gefundeerde aanpak om met dit probleem om te gaan.
Wie dit zelf heeft doorgemaakt en bijkomende suggesties heeft, nodig ik uit om op dit artikel te reageren en via mail zijn of haar ervaringen hierover te delen. Op die manier kan ik eventueel de suggesties aanpassen om de omschakeling naar een normaal dag- en nachtritme zo vlot mogelijk te laten verlopen. Alvast veel dank hiervoor.
De belangrijkste ‘tijdzetters’ die op je biologische klok inwerken zijn:
Ochtendlicht. Koop dus een speciale lamp voor lichttherapie en pas vlak na het opstaan gedurende een half uur 10.000 lux toe.
Ontbijt. Het nemen van een ontbijt is een signaal aan je lichaam dat de dag is begonnen.
Beweging. Na het ontbijt en lichttherapie ga je naar buiten om te sporten of rustig bewegen. Kies iets dat je leuk vindt zodat je dit een hele tijd kunt volhouden.
Melatonine. Overweeg om bij het slapengaan een vorm van melatonine te nemen.
Teveel licht voor het slapen vermijden. Vermijd computer- en andere schermen tijdens de latere avond evenals te intens licht binnenshuis.
Volg de algemene raadgevingen voor een betere nachtrust zoals ze terug te vinden zijn in dit blog.
Pas een schema toe om je klok geleidelijk te resetten.
Ga om te beginnen slapen rond 4 uur, blijf uitslapen, en kijk op welk uur je spontaan wakker wordt. Na het opstaan volg je het ochtendritueel zoals hierboven beschreven.
Vervroeg het uur om te gaan slapen én het ontwaakmoment (met de wekker dan) elk week met 15 tot 30 minuten, afhankelijk van hoe het verloopt. Soms kun je per half uur vervroegen, maar als je merkt dat je overdag te moe bent of dat je niet makkelijk inslaapt, vervroeg je beter per 15 minuten.
Als je op een normaal ontwaakuur bent beland, kun je dit behouden en het uur om te gaan slapen verder vervroegen met 15 minuten per week tot je op een comfortabel uur bent aangekomen. Dit wil zeggen dat je een goede nacht hebt gehad en overdag fit bent. Sommige mensen komen met een zestal uren slaap toe, andere hebben 8 uren nodig om overdag goed te functioneren.
Neem eventueel een middagdutje van een half uur (powernap) of wie ’s nachts niet genoeg uren slaapt, kan overwegen om 1 cyclus (1,5 uur) overdag te slapen, indien je al gewend was om overdag veel te slapen. Het is dan beter om de langere slaap van overdag te herleiden naar 1,5 uur, om dit dan later af te bouwen als de nachtrust toeneemt.
Er zijn veel verschillende oorzaken van slecht slapen. Als patiënten bij mij op het spreekuur komen, controleer ik eerst of er geen dringende en behandelbare oorzaken zijn, bijvoorbeeld een te snel werkende schildklier. Dit kan gemakkelijk met een bloedonderzoek worden getest.
Wat vaak voorkomt, is slaapapneu: je snurkt luidruchtig, de luchtpijp klapt tijdens de slaap regelmatig toe en de adem stopt gedurende een tiental seconden. Gelukkig word je snel half wakker en kun je opnieuw ademen. Dit herhaalt zich om de paar minuten. Je merkt hier zelf niets van, maar je staat ’s morgens doodmoe op. Dat is heel logisch, want door het voortdurend stoppen van de adem is je slaap zo versnipperd dat je niet aan diepe slaap toekomt. Als iemand bij me op consult komt met een uitgesproken vermoeidheid vanaf het opstaan, is het belangrijk om aan een eventuele partner te vragen of de persoon in kwestie luid snurkt en regelmatig stopt met ademen. Als dat zo is, is dat een reden om zo snel mogelijk een slaaponderzoek te ondergaan zodat een behandeling kan worden gestart. Naast een abnormale vermoeidheid overdag met risico op ongevallen, zorgt slaapapneu immers ook voor een sterk verhoogd risico op diabetes, hoge bloeddruk, hersenbloedingen en hartproblemen.
Andere ernstige problemen die best snel kunnen worden uitgesloten, zijn een beginnende psychose (wanen en hallucinaties), abnormale gedragingen tijdens de slaap, zoals slaapwandelen of heftige bewegingen tijdens de droomslaap en narcolepsie. Deze laatste aandoening gaat onder andere gepaard met onbedwingbare slaapaanvallen: je valt dan van het ene moment op het andere in slaap, zonder dat je er iets tegen kunt doen.
Als ik deze eerste dringende groep van oorzaken heb doorlopen, bekijk ik de tweede groep oorzaken. Hierbij is allereerst het uitsluiten van een depressie heel belangrijk. Mensen met een depressie worden vaak te vroeg wakker. Ze hebben ook last van inslaapstoornissen, veelvuldig wakker worden, (angst)dromen en slaperigheid overdag. De vermoeidheid verbetert meestal in de loop van de dag. Depressies komen frequent voor en zijn niet altijd even duidelijk zichtbaar, noch voor de persoon zelf, noch voor de arts. Als je dan een behandeling voor beter slapen start zonder de depressie aan te pakken, merk je dat die niet het verwachte resultaat geeft. Dat is ook logisch, want de onderliggende oorzaak wordt immers niet behandeld.
Een ander veelvoorkomend probleem zijn de zogenoemde ‘rusteloze benen’ (restless legs). Dit zorgt voor een belangrijke verstoring van de slaap. Ik krijg af en toe mensen in de praktijk die slecht slapen en met slaapmedicatie worden behandeld, terwijl ze blijken te lijden aan rusteloze benen. Bij deze aandoening heeft slaapmedicatie geen enkele zin.
De diagnose van rusteloze benen wordt gesteld als je voldoet aan de volgende vier criteria:
Je ervaart een vervelend tintelend, jeukend, licht pijnlijk of branderig gevoel in je benen, dat je dwingt om ze te bewegen.
Als je ze beweegt, verminderen de klachten tijdelijk.
Deze klachten ervaar je bijna uitsluitend ’s avonds of ’s nachts.
Ze treden op in rust, dus als je zit of ligt.
Als behandeling kan, naast het volgen van een goede slaaphygiëne met wat rustige beweging, kleine hoeveelheden ijzersupplementen worden uitgeprobeerd. Als deze geen verbetering geven, worden dopamineagonisten voorgeschreven.
Andere oorzaken van slecht slapen zijn lichamelijke aandoeningen zoals zuurbranden (reflux), pijn door artrose of reuma, hart- en vaatlijden, chronisch longlijden, opvliegers tijdens de menopauze of prostaatlijden bij mannen. Wat soms over het hoofd wordt gezien, zijn bijwerkingen van medicaties die de slaap kunnen verstoren. Een bekend voorbeeld hiervan zijn cortisonpillen (bv. medrol).
Problemen met het dag-nachtritme komen ook regelmatig voor, denk maar aan ploegendienst en jetlag of een vervroegde of vertraagde slaapfase. Bij een vervroegde slaapfase is het slaapritme zo verschoven dat je veel te vroeg wakker bent en ’s avonds niet wakker kunt blijven. Mensen met een vertraagde slaapfase worden dan weer veel te laat slaperig en kunnen ’s morgens niet uit bed komen. Beide worden met lichttherapie behandeld.
De belangrijkste oorzaken van slecht slapen zijn psychosociale problemen zoals rouw, relatieconflicten, stress, piekeren over gezondheidsproblemen bij jezelf of bij een familielid enzovoort. Soms zijn heel kleine zaken de oorzaak van piekergedrag. Ik denk hierbij aan een jonge vrouw; bij haar begon het slecht slapen na een terugreis van de Verenigde Staten. Ze had een jetlag waardoor het inslapen niet zo goed lukte. Na enkele dagen begon ze zich hierover zorgen te maken, waardoor ze nog slechter kon inslapen. Je zou kunnen zeggen dat deze bezorgdheid een trigger was die het slecht slapen in stand hield. Voorbeelden van dergelijke krachtige triggers kunnen gezondheidszorgen zijn of een de zorgen over een verhuizing. Werk gerelateerde stress scoort ook hoog; denk bijvoorbeeld aan van baan veranderen, in een nieuwe functie starten of problemen met collega’s.
Vaak vormen meerdere factoren samen de uitlokkende trigger. Door te liggen piekeren over deze zorgen kun je je niet ontspannen en val je moeilijker in slaap. Soms zijn de oorspronkelijke problemen intussen opgelost, maar is door conditionering (gewoontevorming) de slaapklacht een eigen leven gaan leiden. Hoe langer het probleem van slapeloosheid bestaat, hoe groter het risico dat conditionering de oorzaak wordt van het slaapprobleem.
Ik ga in dit artikel enkele belangrijke mechanismen uitleggen, die op het eerste zicht wat verwarrend zijn, maar toch heel gemakkelijk begrijpelijk én toepasbaar zijn. Inzicht van deze mechanismen maakt je duidelijk waarom het niet zo'n goed idee is om 's nachts te rijden.
Aan de éne kant heb je het slaapbevorderend systeem: de slaapdruk.
Dit is de druk die je voelt om te slapen. ’s Morgens is die minimaal, en in de loop van de dag wordt die progressief groter en is ’s avonds het hoogst. Hoe groter de slaapdruk, hoe meer diepe slaap zal optreden, dus hoe beter je slaapt en ook hoe sneller je zal inslapen. Daarom wordt in de behandeling van slaapproblemen regelmatig aangeraden om langer wakker te blijven, om op die manier de slaapdruk te verhogen. Vandaar ook de aanbeveling om een eventueel dutje te beperken tot een half uurtje kort na de middag. Best niet langer dutten en zeker niet ‘s avonds. De reden hiervan is dat als je langer slaapt, dit een stuk van de slaapdruk weg neemt, waardoor je later minder makkelijk inslaapt en minder diep slaapt. Vanaf het moment dat je begint te slapen verlaagt de slaapdruk in snel tempo, zoals blijkt uit onderstaande figuur. Verhoging van de slaapdruk weerspiegelt zich in de hersenen door een verhoogd adenosinegehalte.
Bron Huisarts Nu
Aan de andere kant heb je het waakbevorderend systeem: het circadiaans signaal.
Dit wordt actief vanaf het ontwaken en werkt de stelselmatig opgebouwde slaapdruk tegen (gele pijltjes in onderstaande figuur). Dit signaal vertrekt vanuit een kern in ons hoofd dat het dag- en nachtritme dirigeert, net zoals een klok. Deze klok heeft een constant 24-uur ritme, of toch ongeveer, daarom ook circadiaans ritme genoemd (circa dies: ongeveer een dag). De opgebouwde slaapdruk wordt in de figuur 'Homeostatic Sleep Drive' genoemd.
De mate van alertheid is dus afhankelijk van de intensiteit van het wakkerhoudend signaal. Dit bepaalt de slaapneiging. Slaapneiging is niet hetzelfde als slaapdruk. Slaapneiging uit zich in een daling van de alertheid, wat niet wil zeggen dat men meteen kan inslapen. In de voormiddag is de slaapneiging bij de meeste mensen het laagst. In de vroege namiddag beleven we meestal een dipje in alertheid. Dit komt door een tijdelijk verminderd circadiaals signaal met dus een verhoogde slaapneiging. ’s Avonds voelen we ons terug meer allert. De slaapneiging is het grootst in het midden van de nacht, naar 5 uur toe. Zie onderstaande figuur.
Bron Huisarts Nu
Een derde belangrijke speler is de productie van het natuurlijke slaaphormoon melatonine.
Vanaf het moment dat het donker wordt en je gaat slapen krijgt een kliertje in je hoofd het signaal om melatonine vrij te stellen in het bloed. Melatonine bereikt een piek in het midden van de nacht (rond 2 - 4 uur). Het belangrijkste effect van melatonine is slaperigheid veroorzaken.
Nu komen we tot de conclusie.
Als je ’s avonds laat of zeker midden in de nacht met de auto rijdt, verkeer je in je ‘biologische nacht’. Hierdoor lopen autobestuurders 30% meer kans om bij een ongeval betrokken te raken.
Drie factoren spelen hierbij een rol en daar helpt geen geen open raampje of luide muziek tegen. Als je onvoldoende hebt geslapen is de slaapdruk nog hoog. Daarbij verhoogt ’s nachts de slaapneiging wegens een sterk verminderd wakkerhoudend signaal. De slaapneiging is midden in de nacht het hoogst. Dit gecombinnerd met een verhoogde melatonineproductie maakt een gevaarlijke cocktail, die tot ongevallen leidt.
Het enige wat helpt om slaperigheid achter het stuur tegen te gaan is een kort dutje gecombineerd met een kop koffie.
Bron: Artsenkrant nr 2619, 21-2-2020. Huisartsnu januari – februari 2020. Medscape.
Als je je moe en futloos voelt, is het belangrijk om je slaappatroon onder de loep te nemen. Goed en voldoende slapen is namelijk dé basisvereiste om uitgeslapen wakker te worden en je overdag fit te voelen. Zonder voldoende slaap lukt dat niet. Dat klinkt erg logisch, maar in de praktijk hebben heel veel mensen moeite om vlot in te slapen, door te slapen of voldoende te slapen.
Gelukkig kun je hier zelf heel veel aan doen. Vanzelf gaat het echter niet: een gezond slaappatroon vraagt wat doorzettingsvermogen. Maar de beloning voor je geleverde inspanningen is groot: je krijgt weer een verkwikkende nachtrust en dat is een eerste stap naar een fit en energierijk leven.
Hieronder zie je de balans tussen draagkracht en draaglast. Goed slapen versterkt je draagkracht, maar met alleen maar goed slapen red je het niet. Je energiebalans zal beter in evenwicht zijn als je voldoende aandacht hebt voor beter slapen, meer bewegen, gezond eten en minder piekeren.
Alles is immers met elkaar verbonden. Een goede nachtrust geeft je meer energie om te sporten, en sporten heeft een bewezen effect op een betere slaap. Veel mensen liggen in bed te piekeren en kunnen daardoor de slaap niet vatten. Door het piekeren aan te pakken, ga je dus ook beter inslapen. Slechte slapers hebben meer behoefte aan junkfood. Ze lopen dus een groter risico om een ongezond voedingspatroon te ontwikkelen en zullen dus meer kans hebben op gewichtstoename en zelfs overgewicht (obesitas). Door goed te slapen, ga je makkelijker voor gezonde voeding kiezen en heb je meer karakter om een snoepreep te laten liggen.
Als je je energiepeil wil opkrikken, kies dan voor gezonde voeding, meer beweging, pak je piekergedrag aan en maak werk van een betere slaap.
Draaglast
Draagkracht
Wat kost je energie?
Wat put je uit?
Welke stressvolle omstandigheden herken je?
Wat geeft je energie?
Wat voedt je?
Hoe ga je om met stressvolle levensomstandigheden?
Negatieve jeugdervaringen
Positieve jeugdervaringen
Erfelijkheid
Negatief zelfbeeld
Niet-adequate coping
Piekeren, stress, angst
Slaapgebrek
Conflicten
Verlieservaringen
Ingrijpende levensgebeurtenissen
Ziekte
Positief zelfbeeld
Adequate coping
Beweging, sport
Goede nachtrust
Gezonde voeding
Goede gezondheid
Te veel werk en/of verplichtingen
Geen hobby’s
Evenwicht werk/ontspanning
Hobby’s
Isolement, gebrek aan sociale contacten en betekenisvolle relaties
Goede sociale contacten en betekenisvolle relaties
Armoede
Weinig kansen om te studeren
Goed inkomen
Veel kansen om te studeren
Figuur 1.1 Het balansmodel van Bakker (bron: Bakker, Bakker, Van Dijke & Terpstra, 1998. O&O in perspectief. Utrecht: NIZW).
Als je niet goed kunt inslapen is Mindfulness een goed hulpmiddel om makkelijker in slaap te vallen. Je kan hierover natuurlijk ook een cursus volgen, verschillende organisaties bieden goede opleidingen aan. Maar in onderstaand artikel heb ik de basis van Mindfulness weergegeven, zoals ik het in de praktijk uitleg tijdens de behandeling van slaapproblemen. Je kan dit gerust zelf proberen toe te passen. Verwacht geen instant resultaat vanaf de eerste avond, gun jezelf wat tijd om te oefenen. Na enige tijd ga je dit makkelijker kunnen toepassen.
Als je in je bed ligt, beschouw dan jezelf een beetje als een wetenschapper en observeer wat er gebeurt. Merk op als er gedachten opkomen, denk ‘oh ja, gedachten’ en laat ze voorbijdrijven als een wolk(je) aan de hemel en geef aandacht aan je ademhaling. Volg hoe je adem in en uit je stroomt, hoe je buik op en neer gaat. Je adem is een ankerpunt waarnaar je elke keer kunt terugkeren. Je hoeft je adem niet te veranderen. Gewoon merken hoe ze nu is. • Zie de gedachte • Laat ze toe • Ze mag er zijn En keer terug naar je ademhaling.
Dit is helemaal wat anders dan vechten tegen gedachten, vechten geeft meer onrust, toelaten geeft rust.
Merk op of er ook emoties voelbaar zijn, bijvoorbeeld irritatie, zoals ‘ik ben weer te veel aan het denken’ of frustratie omdat het niet goed loopt. En bekijk het met mildheid zoals een moeder naar haar kind kijkt. • Zie de frustratie • Laat ze toe • Ze mag er zijn En ga terug naar je ademhaling.
Onderzoek jezelf met een zekere nieuwsgierigheid en voel of er nog andere emoties aanwezig zijn en glimlach als je nog iets opmerkt. Onderzoek of de emotie nog aanwezig is, of ze minder is, hetzelfde of toegenomen. Observeer wat er gebeurt zonder erop in te gaan. Als er interpretaties opduiken herken dan ook deze interpretaties, laat ze toe, ze mogen er zijn.
Zo kun je ook je lichaam overlopen en onderzoeken wat je in je lichaam voelt, gewoon zoals het is of als reactie op gedachten of emoties. Zijn er hartkloppingen? Ergens spierpijn of spierspanning? • Opnieuw zien • Toelaten • Laten zijn En terugkeren naar je adem.
Observeer bij jezelf of er nog iets merkbaar is, of er iets verandert of gewoon hetzelfde blijft, en ook dat zie je, laat je toe, laat je zijn, om dan terug aandacht te geven aan je ademhaling.
Laat je animeren door de animatie! Glimlach naar wat er allemaal in je hoofd of in je lichaam gebeurt. En bekijk het opnieuw met de interesse van een wetenschapper, dat creëert een zekere afstand en rust.
Slaaptekort verhoogt het risico op overgewicht. Dat weten we al langer, en er zijn meerdere verklaringen voor: onder andere door een verstoring van het evenwicht tussen de hormonen die het verzadigingsgevoel en de eetlust regelen. Wie later gaat slapen heeft natuurlijk ook meer tijd om van alles op te knabbelen. Lekker in de zetel wegzakken voor tv met een zak chips of een beker ijsroom bijvoorbeeld.
Nu blijkt uit onderzoek dat een te korte nacht inderdaad de eetlust en specifiek de zin in junkfood stimuleert. 14 gezonde vrijwilligers werden in groepen onderverdeeld, een groep met normale slaap en een groep met een te korte nacht van 4,5 uur slaap. Op het einde van elke sessie werden twee maaltijden geserveerd waarvan de proefpersonen naar believen mochten eten. Tussen de maaltijden hadden ze toegang tot lekkere hapjes zoals chips, roomijs, fruit en yoghurt. De proefpersonen die 's nachts maar enkele uren mochten slapen, voelden zich veel hongeriger en konden niet neen zeggen tegen koekjes, snoep, chips en taartjes, ook als ze ervoor veel hadden gegeten.
De onderzoekers maten de hoeveelheid van bepaalde stoffen in het bloed (endocannabinoïden) die de snoeplust, het plezier en de voldoening van het eten stimuleren. (deze endocannabinoïde stoffen zijn cannabisachtige stoffen die het lichaam zelf aanmaakt) Bij de proefpersonen met slaaptekort werden sterkere schommelingen van de stoffen gemeten en die personen hadden ook meer honger.
De onderzoekster Rachel Leproult, doctor in de biomedische wetenschappen van de ULB en medewerkster aan de universiteit van Chicago, besluit: een langer durend slaaptekort zou leiden tot een gewichtstoename. Dat belongingsmechanisme zou dus ten dele kunnen verklaren waarom slaaptekort vaak gepaard gaat met een hoger risico op overgewicht.
Bron: artsenkrant 18/3/2016 nr 2442, Luc Ruidant Te korte nacht stimuleert eetlust en zin in junkfood Sleep, maart 2016, doi:10.5665/sleep.5546 Sleep Restriction Enhances the Daily Rhythm of Circulating Levels of Endocannabinoid 2-Arachidonoylglycerol.
De eerste druk van 'Slaap zacht, slaapgids voor baby en kind' is uitverkocht en dus niet meer verkrijgbaar via de boekhandel. Gelukkig heb ikzelf nog voldoende voorraad om geïnteresseerden verder te helpen. Je kan een besteling doen via de email knop op dit blog. Het boekje wordt dan opgestuurd via de post.
De prijs van een boekje bedraagt 25,00 euro, verzendingskosten inbegrepen. Best stuur je een email naar bruno.ariensadtelenet.be met vermelding van naam, adres en telefoonnummer.
Als je in bed gaat liggen, probeer je aandacht te richten op positieve gevoelens, dat is belangrijk om een goede conditionering te ontwikkelen. Geniet van de zachtheid van de lakens, de aangename warmte van je bed, de veilige geborgenheid… Voel hoe je buik rustig op en neer gaat, hoe aangenaam warm je lichaam aanvoelt, hoe deze warmte zich langzaam kan verspreiden naar je handen en voeten. Als je piekergedachten voelt opkomen denk dan aan fragmentjes van de autosuggestieoefening die je voor het slapengaan hebt gedaan.
Probeer vooral niet om ze snel mogelijk in slaap te vallen. Hoe harder je dit probeert hoe moeilijker het lukt. De slaap is immers het gevolg van een alsmaar dieper wordende ontspanning, tot je hersenen plots de schakelaar omdraaien en je in slaap valt.
Als je bemerkt dat je blijft wakker liggen of dat je spanning opbouwt, sta dan op, ga naar een andere kamer en hou je met iets saais bezig gedurende een half uurtje, tot je terug ontspannen bent. Meestal sta je best na ongeveer twintig minuten op, maar dat is een schatting, want we raden aan om de wekker om te draaien.
Hiermee passen we stimuluscontrole toe. Wie meer dan drie weken slecht slaapt associeert het bed onbewust met de plaats waar ik wakker lig of mij gespannen voel. Door bewust aandacht te geven aan positieve gevoelens, en net te vermijden om wakker te blijven liggen of je gespannen te voelen werken we aan een nieuwe conditionering. Door op te staan vermijd je de associatie van je bed met wakker liggen. Je gaat dus naar de living bijvoorbeeld en leest wat in een magazine of krant. Je kunt ook een erg rustig werkje doen, foto’s sorteren of om het even. Tv-kijken wordt niet echt aangeraden, soms is het programma toch boeiend en niet saai genoeg, of blijf je langer kijken dan een half uur. Daarnaast is het niet zo ideaal om naar een felle lichtbron te kijken, om niet te interfereren met de melatonineproductie. Dit is het natuurlijk slaaphormoon en wordt door ons lichaam geproduceerd als we gaan slapen en onze oogleden sluiten. Licht houdt de productie ervan tegen.
Na en half uurtje ga je dus terug naar bed en richt je je aandacht opnieuw op comfort, warme geborgenheid, enz. Raak je niet in slaap, sta dan gewoon terug op. Dit blijf je herhalen tot je slaapt.
Slechte slapers maken meestal de tegenwerping dat ze niet alsmaar willen opstaan, maar willen slapen. Daarom is het erg belangrijk om te weten waarom je dit doet: we werken aan een nieuwe conditionering. Als je dit twee tot drie weken volhoudt kun je de vruchten plukken van je inzet. Daarnaast is het veel interessanter om te werken aan een nieuwe conditionering in plaats van toch maar uren te liggen woelen, en op die manier de oude conditionering eerder te versterken . Tijd verliezen doe je ook niet, want anders sliep je toch ook niet.
Het is natuurlijk niet leuk om erg vaak na mekaar te moeten opstaan. Je hebt misschien de neiging om te beginnen mopperen op jezelf, het slaapsysteem, en de hele wereld die wel slaapt. Of je zou ervan kunnen gefrustreerd raken en de slaapkamer met slaande deuren verlaten. Best niet doen, want zo creëer je natuurlijk extra spanning. Probeer om het positief te bekijken, zeg tegen jezelf, ‘yes, weeral een stapje dichter bij een nieuwe conditionering’. Beloon jezelf eventueel voor elke keer als je opstaat, spreek met jezelf af welk geschenk of reisje je verdient na bijvoorbeeld in totaal twintig keer te zijn opgestaan. Als je dan uit bed moet, denk dan dat je elke keer een stapje dichter bij je beloning bent.
Slaapseks of sekssomnia blijft voor de meesten een onbekend begrip, dus wat uitleg is zeker op zijn plaats. Vooral omdat het voor heel wat misverstanden zorgt.
Slaapseks is een variant van slaapwandelen. Net zoals bij slaapwandelen blijf je hangen tussen diepe slaap en wakker worden. Je bent dus nog in slaap, maar toch in staat om automatische handelingen te verrichten. Meestal is dat wat rondwandelen, praten in je slaap, soms de koelkast plunderen, tot zelfs pianospelen. Bij slaapseks vertoon je seksuele uitspraken of gedragingen. Belangrijk om te weten is dat dit niet optreedt tijdens de droomslaap. Het heeft dus niets te maken met erotische dromen.
Heel wat seksuele gedragingen kunnen voorkomen: masturbatie, penetratie via de vagina of aars, orale seks, zowel bij mannen als bij vrouwen. Meestal wordt hier over gezwegen, maar soms uit sekssomnia zich als seksuele agressie of verkrachting. In dat geval kan het tot een rechtszaak komen, waarbij het niet evident is om te bewijzen dat je van niets wist. Daarnaast kan het uiteraard aanleiding geven tot ernstige familiale en sociale problemen.
Omdat het een stoornis is die optreedt tijdens het afronden van een diepe slaapfase komt seksomnia voor tijdens het eerste derde van de nacht, en vooral bij wie zelf of in de familie een voorgeschiedenis heeft van slaapwandelen, verward wakker worden of nachtangst.
Mogelijke uitlokkende factoren zijn: stress, slaaptekort, gebruik van alcohol en bepaalde geneesmiddelen: SSRI antidepressiva of geneesmiddelen die de neurostransmitter dopamine nabootsen of verhogen.
Naast seksomnia bestaat nog een andere afwijking: catathrenie. Wie hier aan lijdt maakt tijdens de diepe slaap kreunende geluiden bij het uitademen, onderbroken door keelgeluiden. Het heeft evenmin iets met dromen te maken en net zoals bij sekssomnia herinnert de persoon er zich 's morgens niets meer van. Je kunt je gemakkelijk voorstellen dat dit aanleiding geeft tot vragen of irritaties bij de partner of wat bredere omgeving.
De diagnose van sekssomnia is niet zo makkelijk: een zorgvuldige ondervraging met aandacht voor de persoonlijke en familiale voorgeschiedenis is belangrijk en nagaan van evenuele risicofactoren. Een slaaponderzoek kan nuttig zijn, maar geeft in dit geval niet altijd duidelijke informatie, als tijdens het onderzoek geen afwijking optreedt sluit dat natuurlijk niets uit.
In de behandeling is goede informatie de eerste stap. Als je dit fenomeen niet kent roept dit veel vragen en frustatie op bij de partner. Verder vermijd je best alcohol, zorg je voor voldoende slaap en neem je best een ontspannend bedtijdritueel in acht met goede slaaphygiëne en gezonde levensstijl. Daarnaast kunnen slaappiddelen (benzodiazpines of melatonine) worden overwogen, maar de werkzaamheid daarvan is niet goed wetenschappelijk bewezen.
Bron: Pierre Stenier, De slaap in al zijn facetten: seksueel gekleurde parasomnia. Artsenkrant 8 juni 2012. nr 2247.
elektronische media De aanbeveling om voor het slapengaan een rustig bedtijdritueel in acht te nemen is algemeen aanvaard. Het gebruik van allerlei elektronische media zoals computer, tv, mp3-speler, gsm of videospelletjes wordt dan ook afgeraden. Onderzoekers van het EASI-Sleep Project hebben dit onderzocht bij een groep van ongeveer 2000 Vlaamse jongeren met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar. Dé doelgroep dus.
Nagekeken werd wie meer dan 40 minuten voor het slapengaan met één van de media bezig was en welke invloed dit had op de bedtijd, hoelang het duurde eer ze in slaap vielen, het gevoel 's morgens uitgerust te zijn, hun slaperigheid overdag en de ervaren slaapduur.
Alle onderzochte media, met uitzondering van de televisie hadden een negatieve invloed op minstens één van deze parameters. De diepste impact kwam van de gsm, die alle criteria verstoorde: later gaan slapen, het duurde langer eer de slaap kwam, de jongere voelde zich minder uitgerust, slaperigheid overdag nam toe en de indruk bestond dat ze niet lang genoeg geslapen hadden.
Ook de computer had een vergelijkbare weerslag.
De mp3-speler was minder schadelijk: hij leidde tot uitstel van bedtijd en verlengde de duur tot in slaapvallen.
Videospelletjes werkten alleen ongunstig in op de bedtijd, totaal verrassend hadden ze een gunstige invloed op de slaperigheid overdag en de ervaren slaapduur. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat we hier te maken hebben met een groep van kortslapers, die sowiezo minder slaap nodig hebben.
Het mechanisme van de slaapverstoring steunt op 3 pijlers: vaak blijf je te lang bezig met de activiteit, je bent niet ontspannen genoeg om snel in slaap te vallen, en de hoge lichtintensiteit zou de aanmaak van het natuurlijk slaaphormoon melatonine remmen. Dit verklaart dan ook meteen waarom televisie minder schadelijk is. Het scherm wordt immers van op grotere afstand bekeken. Daarnaast is tv-kijken een veel passievere activiteit dan werken op je pc bijvoorbeeld.
Invloed van zacht licht Een interessante topic is de invloed van zacht licht op de slaap, bijvoorbeeld wanneer een straatlantaarn door het venster van de slaapkamer schijnt. Dit werd door het onderzoeksteam nagebootst in een slaaplabo, en daaruit bleek dat de slaaparchitectuur niet werd verstoord. De deelnemers gaven wel een gevoel van slechtere slaapkwaliteit aan en voelden zich 's morgens meer slaperig en gespannen dan de groep die in volledige duisternis sliep.
Lawaai 's nachts Lawaai 's nachts heeft wel invloed op de slaaparchitectuur, de tijd van inslapen is langer, het aantal keren dat je 's nachts wakker wordt neemt toe, de hoeveel diepe slaap neemt af en je dan ook meer lichte slaap. Meer info over de invloed van nachtlawaai op de slaap: klik hier.
De onderzoekers voerden een opname uit van het wegverkeer in het Brusselse Gewest en pasten dit toe op slapende vrijwilligers. De opname was een natuurlijke weergave van het nachtelijke verkeerslawaai, maar pieken boven de 55 dB werden weggefilterd om te vermijden dat de proefpersonen zouden ontwaken.
Wat bleek? De proefpersonen hadden de indruk dat de inslaapperiode langer duurde, de slaapkwaliteit lager was en het uitgeruste gevoel minder duidelijk aanwezig was. De auteurs gaven wel aan dat geen statistische significantie werd bereikt. Er werd wel significatie bereikt betreft kwade gevoelens en vermoeidheid 's morgens. Het slaaponderzoek toonde een trend naar afname van de diepe slaap, maar verder onderzoek is hier nog noodzakelijk.
Bron: De Huisarts nr 1028 13/10/2011. Dr. MIchèle Langendries
Zoals je kon lezen in het vorige artikel wordt aanbevolen om voor het slapengaan geen intensieve sportactiviteiten te verrichten. Op de vraag hoelang voor het slapen en hoe intensief dit betekent was nog geen duidelijk antwoord voorhanden.
Een onderzoeksteam van de VUB heeft dit verder uitgediept. Uit hun onderzoek bleek dat een half uur flink sporten twee uur voor het slapengaan al een verstoorde nachtrust gaf.
Negen gezonde proefpersonen met een gemiddelde leeftijd van 23 jaar fietsten zich gedurende een half uur in het zweet twee uur voor bedtijd. Hun slaap werd geregistreerd, en hoewel hun slaappatroon niet verstoord was zag men tijdens de slaap een toegenomen variatie van de hartslag. Dit wijst op een overwicht van het 'vecht en vlucht' zenuwstelsel, dat adrenaline vrijzet en verantwoordelijk is voor een lichtere slaap.
Bron: De Huisarts, Slaaprovers aan het werk. Dr. Michèle Langendries.
De slaap is de spiegel van de dag betekent in de eerste plaats dat je meer kans hebt op een diepe slaap als je een actieve dag hebt gehad: op tijd opstaan, voldoende lichaamsbeweging overdag en uitbollen naar het slaapmoment toe.
Sporten overdag is dus aan te raden, maar niet vlak voor het slapengaan. Je lichaam zit dan nog vol adrenaline en de meeste zullen niet alleen moeilijker in slaap raken, maar ook onrustiger slapen. Rustige lichaamsbeweging is juist wel aan te raden. Wie geen tijd heeft om te sporten en een zittend beroep uitoefent, zou moeten overwegen om met de fiets naar het werk te gaan of om de middagpauze te gebruiken om te joggen, fitness, of noem maar op.
Dit spiegelbeeld geldt niet alleen op gebied van lichaamsbeweging, maar ook voor spanning en stress overdag. Wie de ganse dag voortdurend gespannen of gestresst rondloopt zal dit ook in zijn of haar slaap ervaren. Veel stress overdag geeft meer onbewuste onrust 's nachts. Vaak ben je moe genoeg om vlot in slaap te vallen, maar als de eerste slaap voorbij is komt die onbewuste spanning terug aan de oppervlakte en wordt je gemakkelijker wakker, slaap je onrustiger en duurt het ook langer voor je terug in slaap valt na nachtelijk ontwaken.
Management van stress overdag is dus ook belangrijk om van een ongestoorde diepe slaap te genieten. Neem regelmatig een korte time-out, al is het maar één of enkele minuten: kort bewust worden van je ademhaling, goed ontspannen gaan zitten, of een glas water gaan drinken. Wie overspoeld wordt door stress kan baat hebben om dit in de juiste banen te leiden. Zelf goed plannen, en bepalen welke taken prioritair zijn en welke kunnen wachten of andere zaken delegeren is erg belangrijk.
Het omgaan met stress is niet altijd makkelijk en het kan nuttig zijn om met een stresscoach of een psycholoog een aantal sessies af te spreken. Ze kunnen je helpen om terug greep te krijgen op alles wat rond en vooral in je hoofd vliegt.
Alsmaar meer komen online coachingprogramma's in de picture. Je hoeft je niet te verplaatsen en je krijgt een intensieve opvolging en feedback van achter je pc. Op de website van Mijn Kwartier (online zelfhulp tegen spanning, angst en depressie) vind je een voorbeeld van een erg praktisch ontwikkeld programma. De drijvende kracht hierachter is Dr. Paul Koeck, hij is al jaren een autoriteit op dit gebied. Ik adviseer om eens een kijkje te gaan nemen en de gratis zelftest te doorlopen, op een minimum van tijd krijg je een idee in welke mate je gespannen, angstig of depressief bent.
Wie 's nachts veel pijn heeft slaapt minder goed, dat is algemeen gekend. Goede pijncontrole is dus erg belangrijk. Daarnaast geeft chronische pijn nog via andere mechanismen verstoring van de slaap, daar gaan we zo meteen op terugkomen. Minder bekend is dat slecht slapen een verergering geeft van pijnklachten. Werken aan een goede slaap is dus een belangrijk aspect van de aanpak van chronische pijn.
We onderscheiden vier mechanismen in de interactie tussen slaap en pijn.
1. Slecht slapen verergert de pijn. Bij een onderzoek in een slaaplabo is gebleken dat wanneer men gezonde persoenen enkele nachten na mekaar alleen van hun diepe slaap berooft, ze fibromyalgie-achtige pijnklachten ontwikkelen. Deze klachten verdwenen wanneer de normale slaap werd hersteld. Bekend is ook dat algemene vermindering van de slaap de pijndrempel verlaagt en dat een tekort aan droom (REM)slaap het onderdrukken van pijn door het lichaam vermindert. Dus besluit Prof. Gabriëls van het UZ Leuven dat we mogen verwachten dat wanneer je mensen met een verstoord slaappatroon beter kunt laten slapen, je een eventuele pijncomponent bij een chronische aandoening gunstig kunt beïnvloeden.
2. Vermijdgedrag pijn doet slechter slapen. Vaak wordt pijn chronisch als die 3 tot 4 maanden en zeker een half jaar tot een jaar aanhoudt. Mensen gaan dan vaak een typisch pijngedrag ontwikkelen. Ze gaan bijvoorbeeld fysieke activiteit alsmaar meer vermijden, ze komen in het algemeen minder buiten en hebben de neiging om overdag regelmatig te rusten of te slapen, al was het maar even van de pijn verlost te zijn. Hierdoor zijn ze tegen de avond minder moe en slapen ze minder goed omdat ze minder diepe slaap ontwikkelen. Minder diepe slaap geeft meer pijnklachten en de cirkel is rond.
3.Bijkomende aandoeningen. Vaak lijden chronische pijnpatiënten ook aan andere aandoeningen die op hun beurt de slaap verstoren, denk aan depressieve klachten, angststoornissen of overmatig alcoholgebruik.
4. Pijnmedicatie. Morfineproducten kunnen een vermindering van de diepe en/of droom slaap geven, ze kunnen het ademhalingscentrum 's nachts onderdrukken waardoor het zuurstofgehalte in het bloed en thv de hersenen vermindert met overdag moeheid, geheugen- en concentratieproblemen. Tenslotte kunnen ze een eventueel bestaande slaapapneu verergeren. Als we moeten kiezen tussen het gunstig effect van krachtige pijnonderdrukking of het eventueel ongunstig effect op de slaap, slaat de balans natuurlijk door in het voordeel van pijncontrole.
Bron: Pijn en slaapstoornissen, herstel van een correct slaap-waakritme. Patient Care p 22-26, april 2011, W.Colson.
De dag is de spiegel van de nacht: op tijd opstaan, een actieve dag beleven en een rustig bedtijdritueel voor het slapen gaan vormen een belangrijke basis voor een goede nachtrust.
Om de dag fit te beginnen is het ook aan te raden om tamelijk vroeg in de ochtend al buiten te komen. De hond uitlaten, naar de bakker gaan of de krant gaan halen, je kiest het zelf maar uit. Blootsteling aan daglicht 's morgens kan meehelpen om je beter te voelen. Dat heeft te maken met onze melatoninehuishouding.
Melatonine is het natuurlijk slaaphormoon, dit wordt geproduceerd door een kern in de hersenen (de hypofyse). Vanaf het moment dat het donker wordt, komt de productie van dit hormoon op gang en worden we slaperig. Ouderen produceren minder melatonine, wat het hen iets moeilijker maakt om in slaap te vallen.
Lastiger is het feit dat de melatonineproductie 's morgens moeilijker stopt bij ouderen. Melatonine wordt vanuit dezelfde basisstof (tryptofaan) aangemaakt als serotonine, een hormoon om je goed te voelen. Wat opgebruikt is voor de melatonineproductie is niet meer beschikbaar voor serotonine, zodat de hoeveelheid van dit hormoon lager blijft. Hierdoor voel je je minder goed in je vel, wat neerslachtiger.
Goed nieuws is dat blootstelling aan daglicht (minstens 10.000 lux) de melatonineproductie stopzet. Vandaar het advies voor een frisse ochtendwandeling.
Bron: Pijn en slaapstoornissen, herstel van een correct slaap-waakritme. Patient Care, april 2011, W.Colson.
Een fopspeen heeft vooral positieve en heel weinig negatieve gevolgen maar dient best afgebouwd te worden voor de ontwikkeling van de definitieve tanden gebeurt. Laten we zeggen tussen 2 ½ en ten laatste op 4-5 jaar. Op die manier krijgt je kind geen gebitsproblemen door het gebruik van een fopspeen. Neem het vooral niet te vroeg weg. Want een fopspeen biedt immers heel wat hulp (troost) om zelfstandig in slaap te leren vallen, iets wat enorm belangrijk is om een goede slaper te worden.
Het afscheid nemen gebeurt geleidelijk en met gezond verstand. Dus overdag progressief afbouwen en stoppen, alleen nog maar voor het in slaap vallen aanbieden en uit het mondje nemen als het kind in slaap is gevallen.
Eens de kleuter begrijpt dat het goed is om zijn fopspeentje weg te laten om later mooie tandjes te kunnen krijgen, kun je ermee beginnen. Geef voldoende uitleg , zeg dat hij of zij al een grote jongen of meisje is, en beloon als het goed gaat. Spreek eventueel een duidelijk moment af zoals de Sint, Kerstmis en dergelijke. Of leg het fopspeentje per ongeluk verloren, meestal is na enkele nachten het probleem opgelost. Ik zou er vooral niet te vroeg mee beginnen."
Nog weetjes over fopspenen:
Er bestaan verschillende vormen, waarbij de dentalvorm (schuin aflopend) minder tandproblemen zou geven dan de kersvormige (ronde top), maar algemeen wordt aangenomen dat gebitsproblemen eerder te wijten zijn aan de zuigbeweging zelf en niet aan de speen.
Bij het zuigen op een fopspeen worden de lippen en mondspieren geoefend, wat een voordeel kan zijn bij het leren praten. Baby's met een speen in de mond zijn verplicht om door de neus te ademen, wat beter is voor de ontwikkeling van het gelaat dan een open mond ademhaling.
Onderzoek laat eenduidig een lager risico op wiegedood zien bij kinderen aan wie een speen wordt toegestopt. Over het mechanisme achter dit effect bestaan slechts hypothesen. Mogelijk bemoeilijkt de aanwezigheid van de speen het omrollen naar buikligging. Daarnaast stabiliseert de speen de tong en voorkomt op die manier het toeklappen van de luchtweg. Misschien werkt de speen geruststellend en gaan zuigelingen daardoor minder bewegen in hun slaap. Ook wordt verondersteld dat speengebruik misschien reflux beperkt. Ten slotte geeft onderzoek aanwijzingen dat het gebruik van een speen de auditieve wekdrempel zou verlagen.
De Noordpool en Zuidpool zijn de laatste tijd in trek als studieobject voor het bioritme. Op deze uiteinden van onze aardbol zijn de tegenstellingen tussen winter en zomer immers extreem. Zes maanden duisternis worden opgevolgd door een even lange periode van permanent zonlicht.
Dr. Nathalie Pattyn onderzocht de invloed van deze extreme omstandigheden op het slaappatroon op de Zuidpool. Haar eerste bevinding tot nu is een sterke verstoring van de vrijstelling van het natuurlijk slaaphormoon 'melatonine' tijdens de periode van continu zonlicht. Normaal krijgen we een piek op het moment dat we moeten inslapen, maar bij de testpersonen kwam die piek op het moment dat ze moesten opstaan en terug aan de slag gingen. Dat heeft dus een volledige ontregeling van hun bioritme tot gevolg. Intussen lopen de onderzoeken nog verder.
Philips heeft een leuk experiment opgezet op de Noordpool, met name in Longyearbyen (Svalbard). Dit is een van de weinige stadjes waar de inwoners vier maanden lang in volstrekte duisternis leven, een uitstekende locatie om hun Wake-up Light te testen. Deze wekker-lamp begint een half uur voor het opstaan heel geleidelijk een zacht licht te verspreiden, dat alsmaar helderder wordt naarmate het ingestelde uur nadert. Je kunt daarbij kiezen uit verschillende natuurgeluiden die vlak voor het ontwaken beginnen afspelen, en die toenemen van nauwelijks hoorbaar tot het gewenste geluidsniveau.
Het team gaat uit van de vaststelling dat naarmate de nachtelijke duisternis overgaat in ochtendgloren, onze biologische klok actieve hormonen begint te produceren die ons helpen alert wakker te worden, klaar om een nieuwe dag aan te vatten. Dat zou verklaren dat het daarom zoveel makkelijker is om op te staan met daglicht dan met een wekker.
186 vrijwilligers stonden gedurende 2 maanden op met de Philips Wake-up Light. De vraagstelling was of je het Wake-up Light je kon helpen om op een meer natuurlijke manier wakker te worden, zodat je je uitgeruster voelt bij het ontwaken.
Op 20 oktober 2010 werden de Philips Wake-up Lights tijdens een bijeenkomst in Longyearbyen aan de vrijwilligers uitgedeeld. Ze probeerden de lampen thuis uit tot eind december 2010. Om een nauwkeurig resultaat te bekomen, kregen ze de raad de Philips Wake-up Light elke ochtend op hetzelfde tijdstip in te stellen.
Na een proefperiode van zes weken met de Philips Wake-up Light tijdens de poolwinter, gaf 87% van de inwoners van Longyearbyen (Svalbard) te kennen dat ze frisser en fitter wakker worden, klaar om de dag aan te vatten. Vóór de test vond driekwart (72%) van de inwoners het moeilijk om in de winter uit bed te komen. De Philips Wake-up Light verbeterde het ochtendritueel van de inwoners van Longyearbyen aanzienlijk op een aantal vlakken, zoals het gemak waarmee ze opstaan, hun energiepeil en hun humeur.
Ik heb de lamp zelf ook uitgetest, en ik moet toegeven dat het een bijzonder leuke manier is om wakker te worden. Het geluid van vogeltjes in een bos met de roep van de koekoek of het getinkel van een koebel, dat eerst heel zacht klinkt en langzaam luider wordt, is toch veel leuker dat het plots opspringen van je wekkerradio. Neem daarbij het alsmaar helderder wordende licht, en je kijkt er naar uit om op die manier wakker te worden. Philips mag met een gerust hart op de doos de niet tevreden-geld terug garantie vermelden: weinig mensen zullen afstand willen doen van hun Wake-up Light.
Bron: Artsenkrant nr2139 15-2-2011. Jean-Marie Segers Philips, Wake Up the Town: Resultaten van een experiment aan de Noordpool – januari 2011.
Kinderen met obstructieve slaapapneu hebben hogere bloeddruk 's nachts
04-02-2011
Obstructieve slaapapneu bij kinderen gaat gepaard met een geringere (natuurlijke) daling van de bloeddruk 's nachts en met het optreden van pieken van bloeddrukstijging 's nachts.
Obstructieve slaapapneu (stoppen met ademen tijdens de slaap door het toeklappen van de luchtweg) is vrij frequent bij kinderen. Ongeveer 3% van de kinderen vertoont voor de puberteit tekenen en symptomen van obstructieve slaapapneu. Recentelijk werd obstructieve slaapapneu in verband gebracht met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Bij kinderen die snurken maar 's nachts geen zuurstofdaling in het bloed vertonen en ook geen afwijkingen van de slaaparchitectuur, spreken we van primair snurken. Dit komt heel vaak voor (10 tot 12% van de schoolgaande kinderen).
Bij kinderen verdwijnt de obstructieve slaapapneu vaak na het verwijderen van de obstructie (meestal te grote keel- of neusamandelen). Obstructieve slaapapneu bij volwassenen veroorzaakt hart- en vaataandoeningen. Dat heeft te maken met het intermitterend zuurstoftekort en een stijging van de circulerende stresshormonen. Bij kinderen worden weinig studies uitgevoerd. In een reeks casussen worden wel belangrijke complicaties beschreven thv de long-hartcirculatie. Ze zijn het gevolg van een ernstige obstructie van de ademhaling tijdens de slaap bij kinderen.
Prof. Silke Weber van de NKO-afdeling van de School voor Geneeskunde van Botucatu (Sao Paulo, Brazilië) heeft de 24 uursbloeddruk gemeten bij kinderen met obstructieve slaapapneu, voor en na chirurgische wegname van de amandelen. De studie werd uitgevoerd bij 26 kinderen van acht tot twaalf jaar met ademhalingsstoornissen tijdens de slaap. Alle kinderen vertoonden te grote neus- en keelamandelen en werden verwezen voor een wegname ervan. Bij alle kinderen werd een standaardslaaponderzoek uitgevoerd, gevolgd door een 24 uursmeting van de bloeddruk thuis. Het onderzoek werd zes maanden na de operatie herhaald.
De kinderen werden in twee groepen ingedeeld. De groep met obstructieve slaapapneu telde 14 kinderen. De tweede groep telde twaalf kinderen met primair snurken (zonder ademstilstand).
De kinderen uit de groep met obstructieve slaapapneu hadden een gemiddelde bloeddruk van 93 mmHg (overdag) en 85 mmHg ('s nachts). Bij tien kinderen (70%) daalde de bloeddruk 's nachts niet meer en vier kinderen vertoonden pieken van te hoge bloeddruk 's nachts. De kinderen met primair snurken hadden een bloeddruk van 90 mmHg (overdag) en 77 mmHg ('s nachts). Slechts twee kinderen (16,7%) vertoonden geen daling van de bloeddruk 's nachts.
Bij achttien kinderen werd een ambulante 24 uursbloeddrukmonitoring uitgevoerd, zes maanden na de wegname van keel- en neusamandelen. Alle kinderen op één na vertoonden weer een natuurlijke daling van de bloeddruk.
"In onze studie hebben we aangetoond dat kinderen met een obstructieve slaapapneu een hogere bloeddruk en minder variabiliteit van de bloeddruk tijdens de slaap vertonen dan kinderen met primair snurken. Ook hebben we aangetoond dat de meeste kinderen na behandeling van de obstructieve ademhalingsstoornis tijdens de slaap weer een natuurlijke daling van de bloeddruk 's nachts vertonen."
"Die resultaten weerspiegelen vroege stadia van bloeddrukontregeling bij kinderen met obstructieve slaapapneu. Bij volwassenen gaat een verlies van de nachtelijke daling van de bloeddruk gepaard met eindorgaanaantasting en een hoger risico van hart- en vaataandoeningen."
"We hebben een ontregeling van de bloeddruk aangetoond bij kinderen met een obstructieve slaapapneu, die zich tijdens de slaap manifesteert en vaak niet wordt opgemerkt. Het wordt almaar duidelijker dat kinderen met symptomen van luchtwegobstructie tijdens de slaap een risico lopen van hart- en vaataandoeningen. NKO-artsen en kinderartsen moeten zich dan ook bewust zijn van dit behandelbaar probleem."
Artsenkrant Nr. 2115 - 29.10.2010. Dr. Jacek Sierakowski. Naar de presentatie van Prof. Silke Weber: Nocturnal blood pressure dipping in children with obstructive breathing disorders, before and after adenotonsillectomy. Abstract 2395.
We hebben in het vorige artikeleen aantal eerder ingrijpende behandelingen voor slaapapneu onder de loep genomen. Natuurlijk is het noodzakelijk om eerst een aantal eenvoudigere maatregelen te nemen voor je de stap zet naar een meer doorgedreven behandeling.
De eerste stap is altijd vermagering bij overgewicht. Wie teveel weegt heeft ook teveel vetophoping in de hals, wat de luchtpijp meer toedrukt. Dus afvallen is de boodschap. Daarnaast is het belangrijk om alles te vermijden wat spierverslapping van de halsspieren bevordert: alcohol tijdens de laatste uren voor het slapengaan of slaapmedicatie en/of kalmeerpillen. Ook voldoende lichaamsbeweging wordt aangeraden.
Nu komt de situatie makkelijk in de praktijk voor dat iemand een milde tot matige vorm van slaapapneu heeft, daar overdag de gevolgen van ondervindt, niet in aanmerking komt voor CPAP, geen overgewicht heeft, niet drinkt, geen slaap- of kalmeringsmiddelen neemt en voldoende sport. Wat dan?
Een mogelijkheid is een op maat gemaakte mondprothese, zie vorig artikel, maar er bestaan leukere alternatieven: het oefenen van de halsspieren, zodat ze minder platvallen tijdens de slaap en dus minder de luchtweg afsluiten. Hoe kun je de halsspieren oefenen? Door een blaasinstrument te leren bespelen. In de British Medical Journal verscheen in 2006 een studie over het effect van didgeridoo spelen op slaapapneu.
25 volwassen kregen gedurende 4 maanden les in didgeridoo, en oefenden dagelijks gedurende minstens 20 minuten. Zij leden allen aan een matige vorm van slaapapneu (15 tot 30 adempauzes per uur), snurkten en waren overdag abnormaal moe. Zij veroorzaken bij hun partners een verstoorde slaap. Deze groep werd vergeleken met een controlegroep van 25 vergelijkbare volwassen, die op een wachtlijst stonden om op hun beurt te kunnen les volgen.
Resultaten: de slaperigheid overdag en het aantal adempauzes tijdens de slaap verbeterden significant. Leuk voor de partners was de bevinding dat ook hun slaap minder verstoord werd. Alles bij mekaar werd een matig tot groot effect aangetoond door het didgeridoo spelen. De conclusie van studie luidt dat regelmatig beoefenen van didgeridoo een effectieve en goed geaccepteerde behandeling kan zijn voor mensen met matige slaapapneu.
Bron: BMJ 2006; 332 : 266 doi: 10.1136/bmj.38705.470590.55 Didgeridoo playing as alternative treatment for obstructive sleep apnoea syndrome: randomised controlled trial
Meer dan 300.000 Belgen hebben last van slaapapneu (zie snurken van nabij bekeken). Vanaf 5 adempauzes per uur die tenminste 10 seconden duren wordt de diagnose van slaapapneu gesteld. We spreken van milde slaapapneu als de adem tussen de 5 en 15 keren stopt, tussen de 15 en 30 keren van een matige vorm en van ernstig slaapapneu als de adem meer dan 30 keren per uur stopt.
De meerderheid van de patiënten met een ernstige vorm van slaapapneu wordt behandeld met een beademingsmasker (CPAP) dat voorkomt dat de luchtweg tijdens de slaap toeklapt. Tussen haakjes, de ziekteverzekering betaalt de behandeling met cpap terug vanaf 20 adempauzes per uur en als de persoon meer dan 30 keren per uur kort wakker wordt.
Voor een op twee patiënten werkt CPAP echter niet of onvoldoende. Voor hen is een mandibulair repositie apparaten (MRA) vaak een goede oplossing. De mondprothese wordt vastgeklikt op de tanden en zorgt ervoor dat de onderkaak naar voor wordt geschoven. Hierdoor komt er meer 'ademruimte' vrij. Het UZA behandelt jaarlijks zo'n 200 patiënten met deze tandheelkundig ondersteunde therapie.
Nadat de diagnose van slaapapneu is gesteld, voert het UZA een volledig slaaponderzoek uit en wordt via vooronderzoeken met een tijdelijke prothese nagegaan of een MRA dan wel een andere techniek de beste kans op slagen biedt. Om een slaapendoscopie uit te voeren wordt de patiënt kort in een roes gebracht. De NKO-arts gaat met een endoscopische camera via de neus naar de luchtwegen om het effect van de prothese na te gaan. Zo wordt al snel duidelijk of een MRA-behandeling succesvol kan zijn. Bij zeven op de tien patiënten die met een MRA worden behandeld, wordt nadien een duidelijke verbetering vastgesteld.
De behandeling heeft evenwel pas kans op slagen als NKO-artsen, tandartsen, orthodontisten en kaakchirurgen nauw samenwerken. Prof. Dr. Marc Braem (adjunct-diensthoofd tandheelkunde, UZA) en Dr. Olivier Vanderveken (Staflid NKO, UZA): "Het is duidelijk dat er een grote behoefte bestaat aan een multidisciplinaire samenwerking bij deze specifieke behandeling. Daarom hebben we zorgvuldig het 'UZA Klinisch Pad MRA' uitgewerkt, zodat de patiënt altijd door een team van speciallisten wordt behandeld."
Moeilijk te behandelen vormen van slaapapneu kunnen ook behandeld worden door een implanteerbare zenuwstimulator. Deze verhindert dat de tong de luchtweg afsluit tijdens de slaap, zie hieronder voor de meest recente gegevens. Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van een implantaat in de tongbasismet verankering in de kin.
Zenuwstimulatie voor slaapapneu verder ontwikkeld
In het UZA wordt de tweede fase opgestart van de ‘Upper Airway Stimulation’ (UAS) voor de behandeling van resistente gevallen van obstructief slaapapneu. De resultaten van deze weinig belastende ingreep blijken uitstekend te zijn.
De UAS bestaat uit een implanteerbare neurostimulator, een druksensor en een zenuwelektrode. De druksensor wordt tussen twee ribben geplaatst, en is gevoelig voor de ademhalingsinspanning. Bij het begin van elke inademing wordt een signaal doorgeseind naar de zenuwstimulator die de tongzenuw prikkelt en dus de tongspieren samentrekt, wat de bovenste luchtweg opnieuw vrijmaakt. Patiënten kunnen de behandeling via een handbediend programma zelf in- en uitschakelen. De implantatie is weinig belastend en zal in de toekomst slechts één tot twee overnachtingen vereisen.
In de NKO-dienst van het UZA, onder leiding van Prof. Paul Van de Heyning, werden tot op heden reeds 13 patiënten met deze nieuwe methode behandeld. Wereldwijd ligt het aantal behandelde patiënten op 40. Tijdens de eerste fase van de studie werden de criteria verfijnd waaraan de patiënten moeten voldoen om optimaal baat te hebben bij deze stimulatietechniek. Nu wordt een tweede fase van de studie opgestart, waarbij de succesratio van de therapie verder zal geëvalueerd worden bij 120 patiënten, zowel in de Verenigde Staten als in Europa. Het UZA werd door de Amerikaanse firma Inspire Medical Systems voor de studie uitgekozen omwille van zijn grote expertise inzake slaapapneu. Verwacht wordt dat meer dan 80% van de patiënten die aan deze studie deelnemen, succesvol zullen worden behandeld. (Bron: Artsenkrant Nr. 2126 - 14.12.2010, J-M. S.)
Bron: De Huisarts AdM, UZA-Mondprothese verhoogt slaagkansen slaapapneubehandeling 27 mei 2010.
Slaaponderzoek (Polysomnografie) thuis is niet toegestaan door de ziekteverzekering. Tot grote onvrede van verscheidene ziekenhuizen die een systeem voor thuisbewaking hadden uitgedokterd. In de Journal of Sleep Research publiceerde dokter Bruyneel (UMC Sint-Pieter, Brussel)een artikel over de goede kwaliteit van thuisregistraties. Het systeem kost bovendien veel minder dan een meting in het ziekenhuis.
Een slaaponderzoek wordt door het Riziv terugbetaald in twee omstandigheden. De eerste geldt voor een polysomnografie uitgevoerd onder de continue bewaking van een gespecialiseerd technicus. De tweede dekt het 'ambulante' polysomnografie. Ambulant betekent hier een slaaponderzoek zonder bewaking, met een draagbaar meettoestel maar wel op een plaats waar de arts op elk moment beschikbaar is zoals een ziekenhuis. "Door de enorme toename van de vraag naar slaaponderzoeken de voorbije jaren, zette een aantal centra, waaronder ook het onze, een systeem van thuisregistratie op poten", vertelt de Brusselse pneumoloog en verantwoordelijke voor het slaaplab van het UMC Sint-Pieter. "Zo'n onderzoek houdt immers geen risico in voor de patiënt. Dankzij de thuisregistratie konden we de soms lange wachtlijsten voor een polysomnografie in het ziekenhuis omzeilen en zo sneller ingrijpen. Het onderzoek thuis is bovendien comfortabeler voor de patiënt. Voor de terugbetaling gebruikten we de ambulante code. Het Riziv kreeg weet van die thuisregistraties en in 2006 riep algemeen directeur Ri De Ridder de slaapcentra tot de orde. De ambulante code is immers voorbehouden voor de terugbetaling van onderzoeken zonder bewaking, maar uitgevoerd in een instelling waar de arts op elk moment beschikbaar is, dus in het ziekenhuis, een polikliniek of een privé-praktijk. Gedaan dus met de thuisregistraties. We voeren nu dus enkel nog slaaponderzoek uit in het ziekenhuis, wat duurder uitvalt voor het Riziv, want er komen dan hospitalisatiekosten bij. Enkele centra blijven thuisonderzoeken doen, maar dan zonder terugbetaling. Het gaat om uitzonderingen."
Dokter Bruyneel maakte een vergelijkende studie (1) tussen polysomnografie thuis en in het ziekenhuis. "We konden aantonen dat het thuisonderzoek kwaliteitsvolle registraties oplevert, en dat tegen een aanzienlijk lagere prijs. De slaapkwaliteit van de patiënten is ook beter thuis, wat zeker een pluspunt is voor de interpretatie van de resultaten. Het Riziv zou de terugbetalingsvoorwaarden voor polysomnografie dus misschien moeten herzien."
Een zicht krijgen op het aantal slaaponderzoeken thuis is niet makkelijk, want heel wat centra gebruikten te goeder trouw de ambulante code voor zulke thuisonderzoeken. Diezelfde code geldt overigens ook voor onderzoeken buiten het slaapcentrum.
Feit is wel dat een polysomnografie geen gevaar inhoudt voor de patiënt, benadrukt Bruyneel. "Als er iets gebeurt bij de patiënt thuis – denk maar aan een hartinfarct bijvoorbeeld – dan moest dat gewoon gebeuren op dat moment. Er is geen enkele nevenwerking met het onderzoek gelinkt. Het gaat louter om een meting, waarvoor je eigenlijk niet in het ziekenhuis aanwezig hoeft te zijn."
"Onze studie heeft aangetoond dat de patiënten beter en langer slapen thuis. In het ziekenhuis mislukte 1,5% van de onderzoeken, tegenover 4,7% thuis. Gezien de studiepopulatie van 66 patiënten is dat verschil niet significant. Je hoeft bovendien gaan ziekenhuisovernachting te factureren en je kan een mislukte registratie thuis gemakkelijk overdoen. Tweederde van de patiënten verkiest bovendien thuis het onderzoek te ondergaan. Ze hoeven zich niet te verplaatsen en blijven in hun vertrouwde omgeving, waar een technicus uitleg komt geven over het toestel, het komt aanschakelen en de volgende ochtend weer uitschakelen. In het ziekenhuis moeten de patiënten vaak tot 9 of 10 uur 's ochtends blijven. Waardoor ze dus pas later kunnen gaan werken of een dag vrij moeten nemen. Thuis komt de technicus langs in functie van de tijdsbesteding van de patiënt. Nooit vragen de thuispatiënten een attest voor hun werkgever. Het systeem levert dus ook socio-economisch winst op. Sommige patiënten geven er wel de voorkeur aan om het onderzoek in het ziekenhuis te ondergaan, wegens de stress die ermee gepaard kan gaan. Ze hebben altijd de keuze. Wij behalen met ons systeem van thuisregistratie alleszins minder mislukte onderzoeken dan wat blijkt uit de internationale literatuur."
Recent Canadees onderzoek (2) toonde eveneens het nut aan van thuisregistratie. Je kan immers onmiddellijk van start gaan met een CPAP-behandeling thuis. Dat blijkt even doeltreffend als wanneer de diagnose en de behandeling in het ziekenhuis werden gerealiseerd.
Met de resultaten van zijn onderzoek wil Bruyneel het slaaponderzoek thuis bij het Riziv verdedigen. Een onderzoek uitvoeren tegen een lagere prijs en met een gelijkwaardige kwaliteit: daar moet het Riziv wel oor naar hebben. Want een polysomnografie kost toch 217,99 euro, zonder de overnachting in het ziekenhuis.
1. Bruyneel, M et al, Sleep efficiency during sleep studies: results of a prospective study comparing home-based and in-hospital polysomnography, Journal of Sleep Research, 2010.
2. Skomro, RP et al, Outcomes of home-based diagnosis and treatment of obstructive sleep apnea, Chest, 2010 Aug, 138(2):245-6.
Bron: Artsenkrant 2115 29/10/10, Vincent Claes/V.Ca.
Je bent van harte welkom op de boekenbeurs op 1 november om 15 uur in de rode zaal. Dan geef ik een korte praktische lezing over de aanpak van slaapmoeilijkheden bij kinderen.
Je kind komt alsmaar uit bed of je moet er bij blijven tot het in slaap valt. Dit probleem komt erg vaak voor en geeft dikwijls aanleiding tot het oplopen van de emoties in het ganse gezin. Aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk wordt uitgelegd hoe je hierop kunt reageren en hoe je op korte tijd terug een goede slaper maakt van je kind.
De aanpak bestaat uit het tezamen toepassen van een aantal belangrijke basisprincipes:
een goed bedtijdritueel met extra aandacht voor het kind
Graag wil ik een vraag over het stoppen met slaapmedicatie voorleggen en proberen om daar een afdoend antwoord op te geven.
Ik neem dagelijks slaappillen. Van moetens hoor want ik raak niet in slaap. Niet na dagen, niet na weken zelfs niet na maanden. Als ik niets neem slaap ik niet! Daardoor ben je een wrak. Ze zeggen mij dat het beter is om een slaappil te nemen dan wakker te liggen. Dus neem ik iedere avond een pil. Kan U mij advies geven?
Het belangrijkste aspect om te stoppen met slaapmedicatie is motivatie. Veel mensen hebben het gevoel dat ze zonder slaappil niet kunnen slapen en dat één pilletje of een half tabletje geen bijwerkingen heeft. Nog belangrijk is het zwart/wit denken: als ik een pil neem slaap ik prima en als ik er geen neem slaap ik niet. Alles of niets dus. Dit blijkt niet uit slaaponderzoek. Wie een slaappil neemt wordt ook regelmatig wakker en slaapt minder goed dan hij of zij zich herinnert. Na enkele weken is door gewenning de effectieve slaapwinst eerder beperkt. Waarom denken mensen dat ze toch de ganse nacht doorslapen? Omdat benzodiazepines, de meest gebruikte groep van slaappillen op het geheugen werken (zie ook het artikel over slaapmedicatie). Je bent gewoon vergeten dat je 's nachts meerdere keren naar de klok hebt gekeken of hebt liggen woelen.
De belangrijkste motivatie om te stoppen zijn de bijwerkingen van slaappillen: - minder diepe slaap die nodig is voor lichamelijk herstel en voor je geheugen. - verstoring van de droomslaap die erg belangrijk is voor emotionele verwerking en ook voor je geheugen. - je hebt dus onder slaappillen een meer oppervlakkige slaap. - geheugenproblemen. - spierverslapping met valrisico en een verhoogde kans op heupfracturen. - concentratieproblemen overdag met verhoogd risico op verkeer- of werkongevallen.
Niet plots stoppen. Plots stoppen is geen goed idee, je krijgt er ontwenningsverschijnselen van met onder meer tijdelijk slechter slapen, wat dan het idee versterkt dat je die slaappil echt nodig hebt. Je moet dus heel geleidelijk afbouwen, zie ook het artikel over 'stoppen met slaapmedicatie'.
Wapen en train je. Afbouwen en stoppen met slaappillen is niet zo gemakkelijk en kun je vergelijken met oorlog voeren: een soldaat stuur je toch ook niet ongetraind en ongewapend naar het front. Terwijl je afbouwt, of beter zelfs ervoor train je alle belangrijke adviezen ivm slaaphygiëne, je vindt ze terug op dit blog of in mijn boekje 'Uitgeslapen wakker worden'. Je oefent ook de autosuggestieoefeningen die op de cd staan, want dit is je wapen om je piekergedachten af te leiden en om je te kunnen ontspannen. Eventueel vraag je hulp bij een cognitieve gedragstherapeut of volg je een groepscursus aan een van de universitaire ziekenhuizen. Er is veel hulp ter beschikking, maar je moet de stap zetten om er beroep op te doen en de motivatie om door te zetten.
Ik wil nog niet gaan slapen’, 'ik heb dorst’, 'ik ben bang’. Klinkt dat je bekend in de oren? Het overkomt jouw kind of kleinkind niet alleen. Slaapproblemen komen erg vaak voor bij kinderen: ongeveer een kind op de drie krijgt er vroeg of laat mee te kampen.
Als je kind slecht slaapt is het erg belangrijk dat jijzelf het initiatief neemt om daar verandering in te brengen. De meeste slaapproblemen kunnen immers met wat doorzettingsvermogen op een redelijk eenvoudige manier opgelost worden.
Volgens de meeste bronnen hebben meer dan 25% van alle kinderen vroeg of laat te kampen met een slaapprobleem. Meestal is de slaapstoornis maar van tijdelijk aard en geen reden om je zorgen te maken. Maar als er regelmatig en gedurende een langere periode klachten optreden, dan is er meer aan de hand. We spreken van een slaapprobleem als het afwijkende slaapgedrag minstens 3 keer per week voorkomt.
Dat we echt iets moeten doen aan de slaapproblemen van kinderen blijkt uit een waaier van studies. Te weinig slapen kan allerlei nadelige gevolgen hebben. Kinderen die te slapen kunnen overdag vermoeidheidsklachten hebben, ze kunnen zich minder goed concentreren en hun geheugenfunctie vermindert. Ook kan een slaaptekort leiden tot meer prikkelbaarheid, slechtere schoolresultaten en minder goed ontwikkelde sociale vaardigheden.
Onvoldoende slapen tijdens je kinderjaren blijkt een belangrijke voorspellende factor te zijn voor emotionele en gedragsproblemen tijdens de jongvolwassen leeftijd.
Tenslotte is te weinig slaap een oorzaak van overgewicht, met alle gevolgen van dien.
Een kind dat slecht slaapt, kan bovendien slaapproblemen bij de ouders veroorzaken. Het kost ouders ’s avonds meestal veel tijd en energie om hun kind in slaap te krijgen en ’s nachts moeten ze er ook nog regelmatig uit als het kind wakker wordt. Als je daarna dan zelf niet vlot weer in slaap valt, krijg je ook als ouder al gauw last van slaaptekort en vermoeidheid overdag.
Uit gesprekken met ouders ervaar ik de nood om een duidelijk antwoord te krijgen op de vraag hoe ze hun kind beter kunnen leren slapen. Net zoals het zelfhulpboek Uitgeslapen wakker worden een erg praktisch stappenplan aanbiedt voor volwassenen met slaapproblemen, geeft dit boek een duidelijke leidraad voor de aanpak bij kinderen.
Je kunt jonge kinderen opnieuw leren goed te slapen door een goede voorbereiding op de slaap in te lassen en een consequente houding aan te nemen vanaf het moment dat je je kind naar bed brengt. Ook bij oudere kinderen is deze aanpak belangrijk, maar zij kunnen daarnaast geholpen worden met autosuggestieoefeningen om spanning, piekeren of angst aan te pakken. Achteraan in dit boekje vind je een cd met heerlijk ontspannende oefeningen die je kind naar dromenland leiden.
Vele labs en onderzoekers proberen de voordelen van een siësta aan te tonen.Een dutje kan de aandacht aanscherpen, maar ook het geheugen verbeteren. Daarnaast varen het hart en het gevoel voor humor er wel bij. Maar zijn er geen nevenwerkingen? Zoals bij elke behandeling moet je niet zomaar iets bij iemand aanbevelen... Een stand van zaken.
Goed voor je gezondheid. Een siësta, een moment van welzijn, een ogenblik van geluk. Ook voor de gezondheid is een siësta goed, op voorwaarde dat ze niet langer dan 45 minuten (“een koninklijke siësta”) duurt. De siësta (Xiu-Xu) is in China zelfs in de grondwet opgenomen en laat werknemers toe volledig legaal op een bankje uit te rusten. Een Griekse studie uit 2007 heeft enkele voordelen in kaart gebracht. Bij 37% van diegenen die dagelijks een siësta inlassen en bij 12% die regelmatig een dutje doen, stijgt de arbeidsproductiviteit, is er minder stress, en daalt het overlijden door hartinfarct. Een siësta compenseert een eventueel slaaptekort, een vroeg ontwaken (nachtwerk, ploegenarbeid) en behandelt bepaalde vormen van slaapstoornissen bij kinderen (bedwateren, nachtmerries, slaapwandelen). Al deze vormen zorgen ervoor dat de slaap ’s nachts minder diep is.
Goed voor je geheugen en concentratie. Een siësta is goed voor het intellect en werkt als preventie tegen een hartinfarkt. Tot die conclusie kwam professor in de psychologie Matthew Walker (Universiteit van Berkely, VS), toen hij tijdens een recent congres in San Diego (VS) de resultaten van zijn studies presenteerde. Als specialist kwam hij niet alleen de herstellende effecten van de siësta bevestigen maar ook de toename van de geheugencapaciteit en dit door het leegmaken van het kortetermijngeheugen. Het EEG toont aan dat deze opfrissing van de geheugencapaciteit tijdens een specifieke fase van de lichte rust gebeurt, tussen de fase van de diepe slaap en de REM-slaap, met andere woorden: de siësta.Omdat beelden nu eenmaal meer zeggen dan woorden, vergelijkt professor Walker dit proces met een mailbox (in dit geval de hippocampus), als voorlopig opslagruimte, verzadigd door de input van alle informatie, waarvan sommige enkel op lange termijn dienen te worden bewaard in de hersenschors. De siësta zou de mailbox leegmaken, die daarna terug klaar is om aan de slag te gaan. Andere tests, uitgevoerd door professor Sara Mednick (Universiteit van San Diego, VS) toonden aan dat de inname van cafeïne, een populair middel om het middagdipje meester te kunnen, wel de lichamelijke capaciteiten om bepaalde taken uit te voeren kan herstellen, maar niet een verbetering van het geheugen.
Recuperatie na inspanning. Tot voor kort had men geen onderzoek gedaan naar de siësta als recuperatie na een fysieke inspanning. De doelstelling van een Australische studie, die dit jaar in maart werd gepubliceerd, was om de kwaliteit van die siësta naar waarde te schatten en het belang ervan voor atleten in kaart te brengen. Opzet: ’s morgens vier uithoudingssessies, met een siësta op het einde van de voormiddag (één of twee uren na de inspanning), onder slaaponderzoek. De siësta die het laatst begon, rond 11.30 uur, toonde een langere periode van trage golven in vergelijking met een siësta die van start ging om 10.30 uur, ongeacht het tijdstip waarop de inspanningen waren gestopt. De gegevens tonen aan dat de siësta de energie kan herstellen maar de timing is belangrijk: het einde van de voormiddag is het meest optimale tijdstip. In het algemeen is een siësta tot 15.30 uur, gelinkt met een fysiologische daling van de lichaamstemperatuur het meest nuttig.
Keerzijde van de medaille. Zoals elke behandeling heeft ook de siësta haar tegen-indicaties. Amerikaanse vorsers hebben een verband aangetoond tussen onvoldoende slaap ’s nachts en een stijging van het risico van suikerziekte bij volwassenen, maar ook tussen suikerziekte en de gewoonte om siësta’s te nemen, verhoudingsgewijze met de duur van de nachtelijke slaap. Het risico verhoogt voor de nachten die niet langer dan 5 tot 6 uren duren en voor de siësta’s langer dan een uur. Beide fenomenen zijn cumulatief. Dus weinig slapen ’s nachts en te veel overdag kunnen bij elkaar worden opgeteld, ongeacht de BMI. Vooraleer een siësta in te schakelen om een tekort aan nachtelijke slaap te compenseren is het dus aangewezen om te proberen de nachtelijke slaap te verlengen. Siësta’s hebben trouwens een nadelig antislaapeffect voor mensen die last hebben van slapeloosheid.Deze informatie is ook van belang met betrekking tot het risico van overlijden, en niet alleen bij mensen met diabetes, maar in het bijzonder na de leeftijd van 70 jaar. Diabetes mag dan wel om de hoek loeren bij kleine slapers, ouderen hebben vooral last van te veel slaap. Deze vaststelling komt uit een meta-analyse die in mei verscheen, met de inclusie van alle gepubliceerde observaties uit de periode 1966 en 2009, goed voor een totaal van 16 studies waaraan 1,5 miljoen personen deelnamen. De samengestelde gegevens toonden aan dat te kleine slapers of te grote slapers een verhoogd risico van overlijden hebben, rekening houdende met een ideale slaapduur tussen de zeven en acht uren. Een siësta is enkel een cardiovasculaire beschermingsfactor op voorwaarde dat de cumul van het aantal uren slaap niet meer dan negen tot tien uren slaap per 24 uren bedraagt.
PS: De term “siësta” komt uit het Latijn “sexta hora”, het zesde uur, dat bij de Romeinen overeenkwam met de middag. Salvator Dali zou een fervent voorstander zijn geweest van een “flash siësta”, een siësta die minder dan vijf minuten duurde. Hij nestelde zich in een zetel en dommelde in met een lepel in de hand. Toen hij effectief in slaap viel, ontspanden zijn spieren zich en werd hij wakker door het geluid van de lepel die op de grond viel.
Bronnen: De Huisarts, 19 augustus 2010 Nr. 975, Dr. Chantal Maton Xu Q. et al. Day napping and short night sleeping are associated with higher risk of diabetes in older adults. Diabetes Care. 2010 Jan; 33(1): 78-83. Cappuccio F.P. et al. Sleep duration and all-cause mortality: a systematic review and meta-analysis of prospective studies. Sleep. 2010 May 1; 33(5): 585-92.
Laurent Brondel (universiteit van Bourgogne en Centre européen des Sciences du Goût in Dijon, Frankrijk)(1) en collega's voerden hun onderzoek uit bij 12 mannen (gemiddeld 22 jaar, gemiddelde BMI 22,3). Tijdens de eerste nacht van elke sessie van 48 uur mochten de testpersonen ofwel acht uur slapen (van middernacht tot 8u), ofwel vier uur (van 2 tot 6u). Daarna konden ze zelf bepalen wat ze wilden eten (toast met boter en ham voor het ontbijt, buffet als lunch en vrij menu 's avonds). De lichaamsbeweging werd gemeten aan de hand van een actimeter. Het hongergevoel, de smaak van elk voedingsmiddel, de zin om bepaalde dingen te eten en het gevoel van slaperigheid werden eveneens geëvalueerd.
De resultaten tonen aan dat, vergeleken met de groep die acht uur sliep, de testpersonen 559 ± 617 kcal (zo'n 22%) energie meer opnamen de dag na het slaaptekort. Ze hadden ook meer honger voor het ontbijt en het avondeten. De onderzoekers vonden geen wijziging in de trek in welbepaalde voedingswaren. De lichaamsbeweging was groter na het slaaptekort dan na een nacht met acht uur slaap, ook al was het gevoel van slaperigheid meer uitgesproken.
Volgens de auteurs verhoogt slaaptekort bij gezonde mannen het hongergevoel en in mindere mate het energieverbruik gekoppeld aan lichaamsbeweging. "Als deze experimentele resultaten worden bevestigd door metingen op lange termijn, kan slaaptekort worden gezien als een bevorderende factor voor obesitas", argumenteren ze.
Meer gegevens over de invloed van slaapapneu op leptine en ghreline: klik hier.
Jetlag is een vervelend neveneffect van verre reizen, de ene persoon ondervindt nauwelijks last maar de andere functioneert amper gedurende de eerste dagen. Volgens schattingen lijdt ongeveer twee derde van de reizigers hieraan. Jetlag is het gevolg van een ontregeling, beter gezegd een niet gelijk lopen van de innerlijke klok met de tijdsindruk op de nieuwe bestemming. Het gevolg is moeheid, je functioneert overdag minder goed, je darmen liggen in de knoop, en daarboven op heb je een verstoorde slaap.
Vanaf een tijdverschil van 4 uur raakt onze biologische klok enkele dagen tot weken van streek. Volgens studies van het Amerikaanse ruimteagentschap bedraagt de recuperatietijd één dag per uur tijdverschil.
Met dit artikel zetten we de belangrijkste aanbevelingen nog eens op een rijtje. Meestal wordt aangenomen dat de aanpassing makkelijker is als je naar het westen reist, maar uit onderzoek blijkt dat je lichaamsritme evengoed verstoord is of je naar het westen of het oosten reist.
1. Indien mogelijk kun je enkele dagen tot een week voor de reis het ritme thuis al wat opschuiven in de richting van het dag-nachtritme op de bestemming. Reis je naar het oosten, sta dan elke dag een uur vroeger op, reis je naar het westen is dat een uur later.
2. Als het nacht is op de reisbestemming, probeer dan tijdens de vliegreis zo goed mogelijk te slapen of dutjes te doen. Sluit lawaai buiten door gebruik van oordopjes en draag een oogmasker. Hoe minder licht in je ogen valt hoe beter je inwendige klok afgesteld raakt op het nieuwe uur.
3.Volgens onderzoek (bij muizen) zou honger een goede remedie zijn tegen jetlag. Een ontregelde biologische klok heeft na een korte maar fikse vastenperiode onmiddellijk weer het juiste dag-nachtritme ritme te pakken. Honger en voedsel zijn een veel sterkere regulator van onze ingebakken biologische klok dan de door zonneschijn aangedreven dag-nachtcyclus, zo blijkt uit recent onderzoek in het tijdschrift Science. Volgens Amerikaanse onderzoekers van het Medical Center in Boston (VS) ligt hierin een sleutel om jetlag beter de baas te kunnen of de problemen die nachtwerkers ondervinden aan te pakken. Drink geen cafeïnehoudende dranken (koffie, zwarte thee, cola) tijdens de vliegreis ze houden je wakker als je wil slapen. Ook alcohol is te vermijden omdat de aanpassingsperiode zou kunnen verlengen.
4. Melatonine gedurende de eerste dagen bij het slapengaan kan helpen, hoewel grote overzichtstudies mekaar tegenspreken of dit wel efficiënt is. Vermits het een onschuldige medicatie is kan het geen kwaad om melatonine uit te proberen. Klassieke slaapmedicatie gedurende de eerste dagen kan helpen, maar het is niet bewezen dat ze de aanpassing naar de nieuwe tijdzone verbeteren, daarnaast hebben ze ook bijwerkingen, zodat ze niet worden aangeraden.
5. Helder licht gedurende enkele uren tijdens de nieuwe ochtendtijd na aankomst kan je helpen om aan de nieuwe tijdszone aan te passen. Ook een vaste of moblile lichtbox kan helpen. Als je naar het oosten vliegt: een half uur extra licht in de ochtend, als naar het westen vliegt, een half uur in de avond. Zonlicht overdag of zeker in de voormiddag helpt om sneller aan te passen
6. 's Morgens enkele koppen koffie gedurende de eerste 5 dagen helpen je om wakker te worden. Blijf echter niet de ganse dag koffie drinken wat cafeïne blijft lang nawerken en maakt het je moeilijk om dan op het gewenste uur in slaap te vallen. Wie gevoelig is aan cafeïne drinkt best na 14 uur geen koffie meer.
7. Probeer overdag zo snel mogelijk aan te passen aan de nieuwe tijdzone. Zet je polshorloge al gelijk met de nieuwe tijd vanaf het moment dat je op het vliegtuig stapt. Beweeg overdag, neem deel aan sociale activiteiten. Indien je korter dan 4 dagen in een andere tijdszone verblijft kan het beter zijn om je thuisritme zoveel mogelijk te behouden
8. Voor korte reizen: plan vergaderingen en dergelijke best in de morgen na een vlucht naar het westen en ‘s avonds na een vlucht naar het oosten. In de VS bijvoorbeeld is het 6 uur vroeger, als je daar een vergadering hebt om 10u 's morgens komt dat met jouw gevoel overeen met 16 uur in de namiddag. Dat is best doenbaar, maar een avondvergadering om 20 u voelt aan als 2 uur 's nachts, niet jouw meest lucide moment. In China moet je 8 uur bijtellen, dus een vergadering om 20 uur 's avonds valt dan volgens jouw gevoel om 12u 's middags. Vergader je in China om 10 uur 's morgens, komt dat overeen met 2 uur 's nachts.
Uit een Britse studie, die werd gepubliceerd in de BMJ, blijkt dat een groot deel van de baby’s die overleden aan wiegendood (of sudden infant death syndrome, SIDS) op het moment van overlijden samen met een ander kind of een volwassene het bed deelden.
Vaak ging het om een benarde situatie, zoals in gezelschap met een volwassene die recent drugs of alcohol had gebruikt. Peter Fleming, (University of Bristol, UK) en collega’s wijzen erop dat het aantal gevallen van wiegendood in het Verenigd Koninkrijk opvallend is afgenomen sedert de vroege jaren ’90, maar dat specifieke adviezen over de gevaren van samen-slapen nodig zijn om de sterfte verder terug te dringen. Hun bevindingen zijn gebaseerd op een studie die ze voerden in een zuidwestelijke regio van Engeland, met een bevolking van 4,9 miljoen personen en 184.000 geboortes over een termijn van 4 jaar. De studie focuste op 82 kinderen die overleden aan wiegendood, 87 die ad random werden geselecteerd uit de populatie en 82 met gekende risicofactoren voor wiegendood die echter niet overleden. Uit de resultaten blijkt dat 54% van de overleden kinderen op het moment van het overlijden samen sliep met iemand anders (versus 20% in de controlegroep). In 31% van de gevallen hadden de ouders recent alcohol of drugs gebruikt, versus 3% in de controlegroep. Samen slapen op de sofa kwam meer voor bij SIDS-kinderen dan bij andere baby’s (17% versus 1%). Het gebruik van een hoofdkussen, roken bij de moeder, preterme geboorte en zwakke gezondheid kwamen eveneens vaker voor in de groep van SIDS-kinderen.
Regelmatig wordt de vraag gesteld naar meer informatie over Trazolan (trazodone), in dit artrikel kun je de bijsluiter terugvinden. Het eerste gedeelte betreft de patiëntenbijsluiter, in het tweede gedeelte komt extra informatie uit de volledige medische bijsluiter aan bod.
Trazodone is een kalmerend antidepressivum en wordt vaak gebruikt bij de aanpak van chronische slapeloosheid, ook bij niet depressieve patiënten. Nochtans is de behandeling van slapeloosheid geen officiële indicatie voor het voorschrijven van trazodone. Degelijke studies in dit verband ontbreken immers. Daarom is het aangeraden deze geneesmiddelen voor te behouden voor de gevallen van slapeloosheid geassocieerd met depressie. Bij oudere mensen is voorzichtigheid geboden, zie verder onder de rubriek bijwerkingen.
Voor een overzicht van de andere slaapmiddelen, klik hier.
Bijsluiter Trazolan, Trazodone 100 mg, bron Pharma.be
1. Wat is Trazodone en waarvoor wordt het gebruikt 2. Wat moet u weten voordat u Trazodone inneemt 3. Hoe wordt Trazodone ingenomen 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u Trazodone 6. Aanvullende informatie
1. Wat is Trazodone en waarvoor wordt het gebruikt? Trazodone bevat trazodonhydrochloride, een stof die behoort tot de groep der antidepressiva. Trazodone is aangewezen bij depressies van verschillende oorsprong die een geneeskundige behandeling vereisen.
2. Wat moet u weten voordat u Trazodone inneemt? Neem Trazodone niet in - Indien u eerder een overgevoeligheid (allergie) voor trazodon of voor één van de andere bestanddelen van de de medicatie heeft vertoond. Wees extra voorzichtig met Trazodone - als u een slecht functionerende lever of nieren heeft - als u een lage bloeddruk heeft - als u hartritmestoornissen heeft - als u hevige urinaire retentie heeft (belangrijke urine-opstapeling) - als u aan glaucoom lijdt - als u een prostaathypertrofie heeft gehad (verhoging van het prostaatvolume) - als u een aanhoudende erectie heeft. In dit geval moet u de behandeling stopzetten en uw arts raadplegen - als u gelijktijdig Sint-Janskruid inneemt, want bijwerkingen kunnen dan vaker optreden - bij de toediening van trazodon aan adolescenten (> 12 jaar). Dit dient nauwlettend opgevolgd te worden.
Patiënten jonger dan 18 jaar hebben een verhoogd risico op zelfmoordpogingen, zelfmoordgedachten en vijandigheid (voornamelijk agressie, oppositioneel gedrag en woede) als zij behandeld worden met geneesmiddelen uit deze therapeutische klasse. Dit risico kan met trazodon niet uitgesloten zijn. Ondanks dit alles kan uw arts aan patiënten jonger dan 18 jaar Trazodone voorschrijven omdat dit in het belang van de patiënt is. Als uw arts Trazodone heeft voorgeschreven aan een patiënt die jonger is dan 18 en u wilt dit bespreken, dan wordt u verzocht contact op te nemen met uw arts. Indien bij patiënten jonger dan 18 jaar één van de hiervoor genoemde symptomen zich ontwikkelt of verslechtert bij inname van Trazodone, dan wordt u verzocht uw arts hierover te informeren. Lange-termijn-veiligheidsgegevens van Trazodone over groei, ontwikkeling en cognitieve en gedragsontwikkeling ontbreken in deze leeftijdsgroep.
Als u reeds andere geneesmiddelen gebruikt; gelieve ook de rubriek ‘Gebruik met andere geneesmiddelen’ te lezen. Raadpleeg uw arts indien één van de bovenstaande waarschuwingen voor u van toepassing is of dat in het verleden is geweest. Raadpleeg uw arts vóór elke wijziging van de behandeling die uwerd voorgeschreven. Gebruik met andere geneesmiddelen Men dient steeds zijn arts te informeren over het gebruik van andere geneesmiddelen die werkzaam zijn ter hoogte van het centrale zenuwstelsel zoals opiaten (sterke pijnstillers), barbituraten (slaapmiddelen), neuroleptica (geneesmiddelen bij mentale ziekten), selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s) (geneesmiddelen tegen mentale ziekten), benzodiazepines (slaapmiddelen), Sint-Janskruid, bloeddrukverlagende middelen, warfarine (bloedverdunner), digoxine (geneesmiddel gebruikt bij hartfalen) of fenytoïne (geneesmiddel tegen epilepsie). Waarschuw uw arts als u één van de volgende geneesmiddelen inneemt, omdat een dosisverlaging van Trazodone of toezicht nodig kunnen zijn: ketoconazol (geneesmiddel tegen schimmels), ritonavir en indinavir (antiviraal middel / protease-inhibitor). Omgekeerd kan een dosisverhoging van Trazodone nodig zijn als u carbamazepine inneemt (in geval van epilepsie). Vertel uw arts of apotheker in als u andere geneesmiddelen gebruikt of kort geleden heeft gebruikt. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschrift kunt krijgen.
Gebruik van Trazodone met voedsel en drank: Het gebruik van alcohol tijdens een behandeling met Trazodone wordt afgeraden.
Zwangerschap en Borstvoeding: Raadpleeg uw geneesheer alvorens Trazodone te gebruiken. Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel inneemt. Hoewel tot op heden geen teratogene risico's werden gemeld met Trazodone, dient het gebruik ervan tijdens de zwangerschap te worden afgeraden. Het gebruik wordt eveneens afgeraden tijdens de borstvoedingsperiode.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines: Voorzichtigheid wordt aangeraden bij het besturen van een voertuig en het gebruik van machines, vanwege de slaperigheid die kan optreden bij sommige personen. Dit risico wordt verhoogd door het gelijktijdig gebruik van alcohol.
Belangrijke informatie over enkele bestanddelen van Trazodone: Trazodone bevat lactose. Indien uw arts u eerder verteld heeft dat u bepaalde suikers niet kunt verdragen, raadpleeg dan uw arts voordat u dit geneesmiddel inneemt.
3. Hoe wordt Trazodone ingenomen? Volg bij het innemen van Trazodone nauwgezet het advies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw arts of apotheker. De dosis zal bepaald worden door de arts en aangepast worden in functie van elke patiënt. Het antidepressief effect treedt pas op na 2 tot 3 weken behandeling terwijl het kalmerend effect al merkbaar wordt na enkele dagen. Trazodone is niet aangewezen bij kinderen onder de 12 jaar. Uw arts zal u vertellen hoe lang u Trazodone moet gebruiken. De behandeling niet vroegtijdig stopzetten en niet zonder de toelating van uw geneesheer.
Wat u moet doen als u meer van Trazodone heeft ingenomen dan u zou mogen? Een vrijwillige of toevallige overdosering veroorzaakt in het algemeen volgende symptomen : bewusteloosheid, convulsies, blijvende erectie, ademnood, hartritmestoornissen, duizeligheid, slaperigheid, braken. Zoals bij elke overdosering, dient men rekening te houden met de mogelijkheid dat ook andere producten gelijktijdig werden ingenomen. Wanneer u te veel van Trazodone heeft ingenomen, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts, apotheker of het Antigifcentrum (070/245.245).
Wat u moet doen wanneer u bent vergeten Trazodone in te nemen? Indien u een dosis vergeten bent, neem dan de volgende dosis op het voorziene uur. Neem geen dubbele dosis van TRAZOLAN om een vergeten dosis in te halen.
Als u stopt met het innemen van Trazodone. Ontwenningsverschijnselen kunnen uitzonderlijk optreden bij het stopzetten van de behandeling. Vastgestelde ontwenningsverschijnselen zijn: vermoeidheid, misselijkheid, braken, diarree, anorexia, buikpijn, hoofdpijn, rillingen, hartkloppingen, spierpijn. De symptomen zijn in het algemeen zwak van intensiteit, verschijnen spontaan, onmiddellijk na vermindering of stopzetten van de behandeling en verdwijnen na 3 tot 4 dagen. Om deze symptomen te vermijden moet de behandeling geleidelijk aan afgebouwd worden.
4. Mogelijke bijwerkingen: Zoals alle geneesmiddelen kan Trazodone bijwerkingen veroorzaken, hoewel niet iedereen deze krijgt.
Hartaandoeningen: Tachycardie (te snel hartritme), palpitaties (hartkloppingen), aritmie (onregelmatig ritme) (voornamelijk bij patiënten met een reeds bestaande hartziekten).
Anticholinergische effecten zijn zeldzaam en bestaan voornamelijk uit droogte van de mond.
Maagdarmstelselaandoeningen: misselijkheid en braken, in zeldzame gevallen droge mond, gewichtswijzigingen (gewichtsverlies of gewichtstoename), darmstoornissen of buikklachten, verstopping, buikloop, smaakstoornissen, eetlustvermindering, verhoogde speekselvloed.
Lever- en galaandoeningen: in zeldzame gevallen tekens van levertoxiciteit.
Bloedvataandoeningen: hoge of lage bloeddruk, flauwvallen.
Oogaandoeningen: gezichtsstoornissen, jeuk in de ogen.
Voortplantingsstelsel: enkele gevallen van erg lang aanhoudende erectie werden vastgesteld.
Huid- en onderhuidaandoeningen: allergische reacties, roodheid.
Ademhalingsstelsel: neusverstopping.
Wanneer een van de bijwerkingen ernstig wordt of als er bij u een bijwerking optreedt die niet in deze bijsluiter is vermeld, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
5. Hoe bewaart u Trazodone? Buiten het bereik en het zicht van kinderen houden. Bewaren op kamertemperatuur (15°-25°C) in de oorspronkelijke verpakking. Gebruik Trazodone niet meer na de vervaldatum die staat vermeld op de buitenverpakking na ‘EXP’.
6. Aanvullende informatie Wat bevat Trazodone tabletten? Het werkzame bestanddeel van Trazodone is trazodonhydrochloride : elke tablet bevat 100 mg trazodonhydrochloride. - De andere bestanddelen zijn: lactose, calciumwaterstoffosfaat, maïszetmeel, polyvidon, natriumzetmeelglycolaat, microkristallijne cellulose, magnesiumstearaat, Opadry 0Y-29020, Opadry 0Y-S-29019.
Deze bijsluiter is voor het laatst herzien in: Augustus 2007
De aanvangsdosis bedraagt 100 mg per dag en wordt om de 3 tot 4 dagen met 50 mg verhoogd tot een optimaal therapeutisch effect wordt bereikt. Deze dosis mag opgevoerd worden tot 400 mg per dag bij ambulante patiënten en wordt dan over 2-3 innamen verdeeld. Bij gehospitaliseerde patiënten en in geval van zeer ernstige depressie kan uitzonderlijk de dosis op 600 mg per dag gebracht worden. Om de behandeling stop te zetten, is het aangeraden de dosis geleidelijk aan te verminderen. Bij oudere patiënten of patiënten met een gestoorde nier- of leverfunctie, zal men bij voorkeur met een halve dosering beginnen.
Het geneesmiddel is niet aangewezen bij kinderen onder 12 jaar. Bij het begin van de behandeling is bijzonder toezicht noodzakelijk bij patiënten met zelfmoordneigingen. Daarom zal men steeds aanraden bij de start van de behandeling een kleine verpakking voor te schrijven. Bij patiënten met een gestoorde nier- of leverfunctie dienen de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen in acht te worden genomen. Gevallen van hypotensie werden gemeld. Hierop dient speciaal gelet, vooral bij het begin van de behandeling. Gevallen van aritmie werden beschreven, voornamelijk bij patiënten met een onderliggende hartaandoening. Voorzichtigheid is in dit geval geboden. Gevallen van priapisme werden gemeld. Het is noodzakelijk de behandeling stop te zetten zodra dit verschijnsel optreedt.
Hoewel trazodon geen anticholinergische effecten heeft, wordt voorzichtigheid aangeraden in geval van voorafgaande prostatische hypertrofie, van hevige urineretentie en van glaucoom. Trazodon kan de INR (International normalized ratio betreffende de PT) wijzigen bij patiënten behandeld met warfarine. Stijging van de serumwaarden van digoxine en fenytoïne werden eveneens gemeld (zie rubriek “Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie”). Bij gelijktijdige toediening van Sint-Janskruid, kunnen bijwerkingen vaker voorkomen. Toediening van trazodon aan adolescenten (> 12 jaar) dient nauwlettend opgevolgd te worden.
In pediatrische klinische studies met SSRI/SNRI (andere klassen van antidepressiva), werden suïcidaal gedrag (zelfmoordpogingen en zelfmoordgedachten) en vijandelijkheid (hoofdzakelijk agressie, onaangepast gedrag en woede-uitbarstingen) vaker waargenomen onder kinderen en adolescenten die behandeld werden met SSRI/SNRI in vergelijking tot degenen die behandeld werden met placebo. Dit risico kan met trazodon niet uitgesloten worden. Indien, op grond van een klinische noodzaak, desalniettemin een besluit om te behandelen wordt genomen, moet de patiënt zorgvuldig worden gecontroleerd op de manifestatie van suïcidale symptomen. Er zijn geen veiligheidsgegevens op lange termijn beschikbaar betreffende de groei, de rijping, en de cognitieve en gedragsontwikkeling bij kinderen en adolescenten.
Lactose: Patiënten met zeldzame, erfelijke problemen van galactose-intolerantie, Lapp-lactase- deficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet innemen.
De gelijktijdige toediening van antihypertensiva met trazodon kan een vermindering van de dosering van het antihypertensivum vereisen. In geval van gelijktijdige inname van Sint-Janskruid of andere antidepressiva zoals selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s), bestaat de kans op een serotoninesyndroom.
Ontwenningsverschijnselen kunnen uitzonderlijk optreden bij het stopzetten van de behandeling hoewel de beschikbare preklinische en klinische gegevens niet aantonen dat trazodon afhankelijkheid veroorzaakt. Deze vastgestelde ontwenningsverschijnselen zijn: vermoeidheid, misselijkheid, braken, diarree, anorexia, buikpijn, hoofdpijn, tremor, palpitaties, spierpijn. De symptomen zijn in het algemeen zwak van intensiteit, verschijnen spontaan, onmiddellijk na vermindering of stopzetten van de behandeling en verdwijnen na 3 tot 4 dagen. Om deze symptomen te vermijden moet de behandeling geleidelijk aan afgebouwd worden.
Overdosering: Een vrijwillige of toevallige overdosering veroorzaakt in het algemeen volgende symptomen: bewusteloosheid, convulsies, priapisme, ademnood, hartritmestoornissen, duizeligheid, slaperigheid, braken.Er is geen specifiek antidotum bekend voor trazodon. Rekening houdend met de mogelijkheid van overdosering in combinatie met andere geneesmiddelen, zal de patiënt gehospitaliseerd worden in een gespecialiseerd centrum. Een symptomatische behandeling zal ingesteld worden, bestaande uit een snelle evacuatie van de maaginhoud of inname van geactiveerde kool, onder bewaking van de vitale functies.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
Farmacodynamische eigenschappen
Trazodon is een antidepressivum met sederende werking en met een chemische structuur en farmacologisch profiel die verschillen van deze van tricyclische en tetracyclische antidepressiva. Trazodon is een triazolopyridinederivaat.
Werkingsmechanisme Het mechanisme van de antidepressieve werking van trazodon bij de mens is nog niet volledig opgehelderd. Het farmacologische profiel van trazodon verschilt duidelijk van dat van de tricyclische antidepressiva of van de M.A.O-remmers. Trazodon versterkt de aminedepletie geïnduceerd door reserpine of tetrabenazine en remt de mono-aminergische werking in de testen welke bij de screening van antidepressiva gebruikelijk zijn. Naargelang de dosis en de proefopstelling bezit trazodon een anti-serotonine of een serotonine-mimetische werking; deze laatste is waarschijnlijk gebonden aan een selectieve inhibitie van de 5-H.T.-heropname.
Farmacokinetische eigenschappen
Trazodon wordt snel en volledig geresorbeerd in de gastro-intestinale tractus : na orale toediening wordt bij de mens de plasmapiek bereikt na 1,30 u (nuchter) tot 2,30 u (na de maaltijd). De uitscheiding verloopt in twee tijden: een eerste snelle fase met een halflevenwaarde van 1 u gevolgd door een tragere fase met een halflevenwaarde van gemiddeld 8 u. Trazodon wordt verdeeld over gans het organisme met hogere concentraties in lever, ruggenmerg en hersenen, meer bepaald in hippocampus, thalamus en hypofyse. Trazodon wordt volledig uitgescheiden, onder de vorm van metabolieten, voor 70 % via de urine en voor 30 % via de faeces. Het onveranderde product vertegenwoordigt 62 % van de plasmapiek terwijl er in de urine slechts sporen van onveranderd trazodon worden gevonden. Trazodon is voor 89 tot 95 % eiwitgebonden. In vergelijking met een éénmalige toediening wijzigt herhaalde toediening de kinetiek niet; er is geen accumulatie.
In-vitro-studies in humane levermicrosomen tonen aan dat trazodon hoofdzakelijk gemetaboliseerd wordt door het cytochroom P4503A4 (CYP3A4).
Mensen die te veel alcohol drinken, gaan er na verloop van tijd chronisch belabberd bijlopen. Dat komt onder andere omdat ze hun dagnachtritme verstoren, zoals met een dierexperiment duidelijk is aangetoond.
foto: seniorennet
Alcohol verstoort de centrale biologische klok, die zich bevindt in een kern in de hersenen. Deze klok zorgt ervoor dat allerlei processen in het lichaam gesynchroniseerd blijven op de afwisseling van dag en nacht. Stoornissen van de biologische klok worden onder andere in verband gebracht met een verhoogd risico van hart- en vaatziekten, kanker en depressie.
Wat alcohol precies met de klok doet, werd onderzocht bij hamsters. Ook bij deze dieren wordt de activiteit door licht en donker geregeld, met dien verstande dat ze vooral ’s nachts actief zijn. De studiepopulatie bestond uit drie groepen, waarvan er één zuiver water dronk, een tweede water met 10% alcohol, en de derde een oplossing van 20% alcohol. De dieren dronken naar believen. Oorspronkelijk leefden ze volgens een regelmatig ritme met 14 uur licht en 10 uur duisternis per etmaal.
Tegen het einde van de donkere periode, ongeveer drie uur voor de dieren zouden gaan slapen, staken de onderzoekers een zacht licht aan, dat vergelijkbaar was met het ochtendgloren. Als je zoiets in normale omstandigheden met een hamster doet, dan gaat hij op het gewone ogenblik slapen, maar wordt vroeger wakker. De lichtstimulatie verplaatst de biologische klok naar voren.
De resultaten wezen uit dat hamsters die alcohol dronken, moeilijker op de zachte lichtstimulatie reageerden dan de andere dieren. Ze werden veel minder vroeger wakker. Toen de dieren na twee tot drie dagen geen alcohol meer kregen, reageerden ze andermaal afwijkend: onder invloed van lichtstimulatie begonnen ze dit keer vroeger te ontwaken dan de controledieren. De stoornis bleef nog drie dagen bestaan.
Toegepast op de mens betekent dit volgens de auteurs dat mensen die drinken niet meer adequaat reageren op daglicht, zodat hun biologische ritme verstoord raakt. Het gevolg hiervan kan zijn deze personen actief zijn als anderen slapen, en omgekeerd. Gedacht wordt dat blootstelling aan helder licht ’s morgens kan helpen om resynchronisatie te bewerkstelligen. Ook na stoppen van de alcoholconsumptie blijven de stoornissen van het dagnachtritme aanhouden, wat een factor kan zijn bij de moeilijkheden die men ondervindt om een alcoholstop vol te houden.
Bron: De Huisarts 15/10/09 nr 938, Dr. Michèle Langendries ScienceDaily (How alcohol blunts ability of hamsters to rise and shine, Am J Physiol Regul Integr Comp Physiol. 2009 Sep;297(3):R729-37).
Gemiddeld 17 procent van de patiënten klaagt bij de huisarts over slaapproblemen, bij de apotheker is dat zelfs 22 procent. Dat blijkt uit een enquête bij 150 apothekers en 150 huisartsen die Valdispert, producent van voedingssupplementen voor een natuurlijke rust, liet uitvoeren door onderzoeksbureau iVOX.
Nota: Dit groot aantal mensen met slaapproblemen is dus wat apothekers en huisartsen opmerken. Het werkelijke aantal zal nog een stukje hoger liggen, want niet iedereen kaart zijn slaapprobleem aan als hij of zij bij zijn huisarts langs gaat.
Je kunt je de vraag stellen wat men verstaat onder slaapproblemen, is dat een nachtje minder goed slapen of de ene nacht na de andere geen oog toedoen? Recent onderzoek uit de VS toont aan dat we de klacht slapeloosheid niet moeten onderschatten. Meer dan 400.000 mensen werden ondervraagd. Ze kregen de vraag hoe ze hun slaap beoordelen van de laatste voorbije 30 dagen. 11% rapporteerde 30 slechten nachten op rij, bijna 17% kreeg tussen 14 - 29 nachten onvoldoende slaap en 41% sliep tussen de 1 en 13 dagen slecht. Slechts 31% sliep elke nacht goed.
Psychologische factoren zoals stress, angst en depressie zijn volgens zowat alle ondervraagde huisartsen en apothekers de belangrijkste oorzaken van de slaapproblemen. In mindere mate spelen factoren als ploegenwerk, medicatie, slaapapneu, lawaai op straat en snurkende partner een rol, zegt Valdispert over het onderzoek, dat begeleid werd door huisarts en slaapcoach Bruno Ariens en slaapspecialist en dokter Albert Lachman.
De enquête geeft volgens de mededeling aan dat de patiënt doorgaans een 'snelle' oplossing wil voor zijn slaapprobemen, terwijl de arts voor een voorzichtige aanpak kiest. Verder is het geven van advies belangrijk voor apothekers, wordt valeriaan als het meest efficiënte natuurlijke middel beschouwd door de ondervraagden en vermijden vooral vrouwelijke huisartsen klassieke slaapmiddelen. De helft van de apothekers is tegen het voorschrijven van klassieke middelen.
Huisartsen en apothekers krijgen ook veel klachten over kinderen met slaapproblemen. Het is belangrijk om deze klacht ernstig te nemen en goed op te vangen. Gewoon afwachten is geen goed idee omdat deze problemen anders jaren kunnen aanslepen. Ouders groeien mee in het slaappatroon van hun kindje en wachten dikwijls te lang om hulp te zoeken. De eerste aanpak is gedragsmatig en kan het probleem meestal op redelijk korte termijn oplossen.
16 Procent van de oudere patiënten is in staat te stoppen met klassieke slaapmedicijnen na advies van de arts. Dat is een erg bemoedigend cijfer. Er over spreken en ouderen motiveren om er mee af te bouwen en te stoppen loont dus de moeite.
Ariens schreef op vraag van Valdispert de patiëntenbrochure 'Gids voor een rustige nacht'. Ze bevat een vragenlijst en een slaapdagboek voor patiënten. Daarmee kan hun arts sneller tot een adequate behandeling komen. De brochure ligt bij de apotheker en de huisarts en is beschikbaar op www.valdispert.be.
Bron: De Standaard online, Belga, woensdag 10 maart 2010.
Vrouwen hebben in het algemeen meer slaapproblemen dan mannen. Dit verschil uit zich op verschillende leeftijden. Jonge vrouwen hebben soms last van een gespannen gevoel voor de maandstonden, premenstruele tensie genoemd, wat slaapverstorend werkt. Als ze later zwanger raken verstoort de zwangerschap dan weer de slaap. Op latere leeftijd hebben ze dan makkelijk last van nachtelijke opvliegers.
Naast deze hormonale invloed liggen vrouwen meestal langer wakker in bed. Zij kunnen minder makkelijk de knop omdraaien en zien de film van de gebeurtenissen van de laatste dag of uren nog voor hun ogen afspelen. zie ook: 'De slaap bij vrouwen'.Daarnaast komen depressieve of angstklachten meer voor bij vrouwen, en dat werkt ook slaapverstorend.
Maar nu komt het goede nieuws. Recent onderzoek toonde aan dat oudere vrouwen beter slapen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Maar dat is niet de indruk die ze hebben.
Op oudere leeftijd gaan mensen wel eens over hun slaap klagen. Ouderen hebben kortere nachten en neigen tot fragmentatie van hun slaap: wat ze ’s nachts niet geslapen hebben, halen ze overdag in.
Een recente Nederlandse studie in het tijdschrift Sleep toont aan dat oudere vrouwen het op alle objectieve slaapparameters beter doen dan hun mannelijke leeftijdsgenoten: ze slapen iedere nacht een kwartier (16 minuten) langer en hebben een minder fragmentarische slaap. Bovendien hebben ze een 1,2% hogere slaapefficiëntie - dat is het quotiënt van de totale slaaptijd en de tijd die men in bed doorbrengt om dat totaal te halen. Dit werd vastgesteld in een populatie van bijna duizend personen tussen de 59 en 79 jaar. Toen deze mensen werden ondervraagd, bleken de vrouwen echter hun slaapkwaliteit te onderschatten, terwijl de mannen aan het omgekeerde euvel leden. Vrouwen dachten dat ze 13 minuten minder lang sliepen dan mannen en dat hun slaapefficiëntie lager was. Maar globaal hadden de vrouwen een juister beeld van hun slaap dan de mannen, want ze hadden kleinere verschillen tussen wat werd gemeten en wat ze zelf dachten. Wat je zelf ervaart is uiteraard niet ondergeschikt aan wat wordt gemeten: de manier waarop een persoon zijn slaap waarneemt, is bepalend voor de levenskwaliteit.
De auteurs van de studie denken trouwens dat het verschil in beoordeling tussen mannen en vrouwen te wijten is aan het feit dat mannen minder slaap nodig hebben. Eenzelfde hoeveelheid slaap kan volstaan voor een man, maar niet voor een vrouw.
Hierbij nog een kleine kanttekening: het verschil in de metingen wordt gedeeltelijk verklaard door het gebruik van slaapmiddelen en alcohol. De vrouwen gebruikten meer slaapmiddelen terwijl de mannen tweemaal zoveel alcohol dronken.
Bron: DE HUISARTS 29 oktober 2009 Nr. 940 25 Dr. Michèle Langendries. Medical News Today (Elderly women sleep better than they think – studie gepubliceerd onder de referentie Sleep 2009; 32(10): 1367-1375).
We zitten in België opgezadeld met een verkeerd begrip over de juiste plaats van slaapmiddelen. Veel mensen willen snel en gemakkelijk van hun slaapprobleem afgeholpen worden en vragen slaapmedicatie aan hun huisarts. Ook deze voelt mee met de wanhoop van zijn patiënt en komt tegemoet aan diens wens.
foto: DS online
Er is wel een plaats voor klassieke slaapmedicatie, maar die is erg beperkt: alleen bij recent ontstane slapeloosheid, als ze zeer ernstig is (je slaapt bijna niet) en tenslotte bij het ervaren van een erg hoge psychische druk overdag.
Volgens de internationale richtlijnen wordt het gebruik best beperkt tot 1 à 2 weken. Dit is niet zo uit de lucht gegrepen, want ook op de bijsluiters van slaapmedicatie staat vermeld: niet langer te gebruiken dan 4 weken, afbouwperiode inbegrepen. In alle andere gevallen dan de hierboven beschreven situatie is de aanpak vooral gedragsmatig, namelijk het naleven van juist slaapadvies.
De actie van de overheid 'Slaappil is geen dagelijks brood' is belangrijk om de bevolking bewust te maken over het gebruik van slaappillen. We nemen er met zijn allen immers teveel: 730.000 slaap- en kalmeringspillen per dagin België alleen.
Veel mensen zeggen 'ik slaap er toch goed van, en baat het niet, het schaadt ook niet, waarom zou ik er mee stoppen?' Dit lijkt te kloppen, maar in werkelijkheid is dat toch niet zo. Wie slaappillen neemt 'slaapt' wel, maar deze slaap is lichter dan een natuurlijke slaap, je hebt minder diepe slaap en ook minder droomslaap onder slaapmedicatie. Je bent dus wel weg van de wereld, maar de kwaliteit (diepte) van je slaap is slechter. Het is juist deze diepe slaap en droomslaap die nodig is om goed uitgerust te zijn.
Slaapmedicatie, en dan bedoelen we benzodiazepines, geven ook altijd spierverslapping 's nachts. Veel gebruikers hebben de indruk dat ze toch stevig op hun benen staan als ze een keer uit bed moeten om te plassen, des te beter natuurlijk, maar ongemerkt hebben ze toch iets minder controle over hun spieren. Hierdoor vergroot de kans om 's nachts te vallen, met als mogelijk gevolg een heupfractuur en alle ellende vandien. Recent onderzoek wijst uit dat de kans om 's nachts te vallen 50% hoger is bij wie slaap- of kalmeermiddelen neemt.
Naast een minder diepe slaap en een hoger risico om te vallen hebben benzo's ook invloed op je brein. Je staat dikwijls met een minder frisse kop op en je geheugen functioneert niet zoals je zou willen. Ja maar, hoor ik zeggen, ik neem maar een kortwerkend middel, en 's morgens is dit volledig uitgewerkt. Leuk, maar dan verlies je twee adders onder het gras uit het oog. Om te beginnen worden veel mensen 's nachts wakker, en dan slikken ze midden in de nacht of zelfs tegen de ochtend nog een halve of hele slaappil. En die is natuurlijk nog niet uitgewerkt als je dan uit de veren moet. Het resultaat zien we onder andere in het verkeer door het hoger risico op verkeersongevallen.
Ten tweede is een slaap zonder slaappillen erg belangrijk voor een goed functionerend geheugen. Om dit laatste te begrijpen leg ik kort uit hoe ons geheugen werkt. Overdag doen we allerlei indrukken op, leren we nieuwe dingen, en dit wordt allemaal voorlopig opgeslagen in een structuur diep in de hersenen: de hippocampus. 's Nachts wordt deze informatie naar de hersenschors overgedragen, waar ze verankerd en geassocieerd wordt met vroegere herinneringen. Deze overdracht gebeurt vooral tijdens de diepe slaapfasen en tijdens de droomslaap. Juist die slaapfasen worden onderdrukt door benzodiazepines, en dit mechanisme kan een verklaring vormen waarom je geheugen minder goed functioneert onder slaapmedicatie, zelfs al heb je overdag geen last van sufheid.
Een laatste motivatie om te stoppen met slaapmiddelen is het feit dat ze na twee tot vier weken in feite niet meer echt werken. Door het ontstaan van gewenning is er maar erg weinig toegevoegd effect in vergelijking met een neppil. Dat klopt niet zeggen fervente slaappilgebruikers, als ik toevallig een pilletje vergeet in te nemen slaap ik niet, dus ik heb ze nodig. Dat lijkt wel zo, maar het niet slapen zonder slaapmedicatie is in dat geval een ontwenningsverschijnsel. Je slaapt in het begin inderdaad slechter als je plots stopt. Het stoppen moet dus altijd geleidelijk gebeuren, liefst in combinatie met goede niet-medicamenteuze maatregelen. Stoppen met slaapmiddelen is een beetje zoals oorlog voeren: je stuurt een soldaat toch niet ongeoefend en zonder wapens naar het slagveld. Wie goed geoefend is in de niet-medicamenteuze aanpakvan slapeloosheid zal meer kans hebben om zijn slaapmiddelenverslaving te overwinnen.
Bron Medscape. Psychotropic Medications Associated With Falls in Elderly Patients. Laurie Barclay, MD 12/04/2009, Archives of Internal Medicine 23/11/09. Psyche & Brein nr 7 2007 De grote slaapupdate p 46-54. Jackson M. Hypnotic hangovers and driving risk. Breathe 2009; 5: 248-251 Ariens B. Uitgeslapen wakker worden. Standaard Uitgeverij. 2008.
Meer risico op hart- en vaatziekten bij te weinig slaap?
31-12-2009
Het wordt alsmaar duidelijker dat een te korte slaaptijd een mogelijke risicofactor is voor hart- en vaatziekten. Als mogelijke oorzaak worden drie hypothesen naar voor geschoven. Via een effect op de suikerhuishouding waardoor het risico op diabetes type 2 stijgt. Via activatie van de stresssystemen met vrijstelling van adrenaline en bloeddrukverhoging. En tenslotte via een toestand van verhoogde ontsteking thv de bloedvaten. Zie ook: 'slaap is goed voor je hart'.
In talloze studies werd een verband aangetoond tussen een kortere slaaptijd, slaapklachten en een hogere kans op hart- en vaataandoeningen, zo melden onderzoekers van het slaaplabo van Charleroi, een afdeling van de ULB (Université Libre de Bruxelles). Het juiste mechanisme waardoor slaapgebrek het risico verhoogt is nog niet helemaal duidelijk, maar ze zijn wel een aantal logische hypothesen.
1. In meerdere studies werd aangetoond dat slaaptekort gepaard kan gaan met afwijkingen van de suikerhuishouding in je lichaam. Vooral een tekort aan diepe slaap (slaapfase 3 en 4) gaf een negatief effect op de suikerstofwisseling. Dat kan het risico verhogen op type 2-diabetes (ouderdomssuikerziekte) en op die manier de kans op hart- en vaataandoeningen.
2. Als mensen niet lang genoeg of niet diep genoeg slapen worden de stresssystemen geactiveerd. Tijdens stress krijg je een activatie van het 'vecht- en vluchtzenuwstelsel', het sympatische zenuwstelsel genoemd, met vrijstelling van adrenaline in het bloed. Ook wanneer de slaap van gezonde proefpersonen wordt beperkt kunnen verhogingen van adrenaline in het bloed worden gemeten. Deze verhoogde adrenalineconcentratie en de daarmee samenhangende bloeddrukverhoging bleven hoog gedurende de eerste dagen na de slaapbeperking, zelfs al sliepen ze terug normaal. Slaapbeperking stimuleert dus het sympatische zenuwstelsel waardoor adrenaline vrijkomt in het bloed. Verder is bewezen dat een hoge activiteit van de stresssystemen op termijn verkalking van de kransslagaders in de hand werkt.
3. De derde hypothese stelt dat een te korte slaap bijdraagt tot een lichte ontstekingstoestand in de bloedvaten, die op langere termijn aanleiding kan geven tot hart- en vaataandoeningen. Onderzoekers van de ULB. Ze onderzochten jonge gezonde niet-rokende mannen. Deze pechvogels moesten drie nachten na mekaar na 4 uur slaap al uit de veren. Via bloednames werd nagekeken of er tekens van ontsteking waren terug te vinden. Bij controlepersonen werden geen wijzingen gevonden, maar bij wie maar 4 uren slaap had genoten werd een verhoging van bepaalde witte bloedcellen vastgesteld. Deze neutrofielen kunnen de binnenwand van de kransslagaders beschadigen, wat de ontwikkeling van hart- en vaataandoeningen in de hand zou werken.
Niet alleen neutrofielen maar ook vrije radicalen kunnen de vaatwand beschadigen, zo blijkt uit onderzoek van de ULB in Charleroi. Zie 'we hebben meer slaap nodig'.
Deze resultaten bewijzen des te meer het belang van een goede slaap en dat slapen geen tijdverlies is. Daarenboven beklemtonen ze de noodzaak van een goede slaap bij patiënten met hart- en vaatziekten om het risico op verergering van hun problemen mee te voorkomen.
Een andere studie bevestigt deze verhoging van het risico op hartaandoeningen door Ct-scans te nemen van de kransslagaders bij 500 personen. Wie gedurende 5 jaar te kort sliep vertoonde meer verkalkingen, dus vernauwingen van de kransslagaders. Zie: 'het belang van een goede nachtrust'.
Bron: Medi-Sfeer 10 december nr 343 p 41-44. Tasali E.,Leproult R.,Ehrmann D., and Van Cauter E. Slow-wave sleep and the risk of type 2 diabetes in humans. Proc Nat Acad Sci USA 2008:105:1044-9. Meerlo P, Sgoifo A, Suchecki D. Restricted and disrupted sleep: effects on autonomic function, neuroendocrine stress systems and stress responsivity. Sleep Med Rev 2008 Jun;12(3):197-210.
Niet iedereen met rusteloze benen beseft dat hij of zij lijdt aan het rusteloze benen syndroom, ook RBS of restless legs syndrome (RLS) genoemd. Als je dus rusteloze benen ervaart, blijf er dan even bij stilstaan en controleer of je inderdaad geen RLS hebt. RLS gaat gepaard met een onaangenaam gevoel in de benen dat je bijna dwingt om je benen te bewegen, het treedt typisch 's avonds op in rust en verbetert met bewegen. Het verstoort de slaap in die mate dat je er overdag vermoeid bijloopt en dat het risico op hart- en vaatlijden zelfs verdubbelt. Doe er dus iets aan, en je zult je niet alleen beter uitgerust, maar ook gezonder voelen.
We hebben al enkele artikeltjesgewijd aan RLS en de aanpak ervan, maar nu zou ik graag kort ingaan op het uiteindelijke mechanisme van wat er fout loopt.
Hoewel de klachten zich laten voelen in de benen, is op die plaats niets mis, de oorzaak zit namelijk in het zenuwstelsel, en meer bepaald ter hoogte van de hersenen zelf. RLS heeft te maken met ijzertekort thv van bepaalde kernen in je hersenen. Moest je je bloed laten nakijken kan dit een normaal ijzergehalte aantonen, dat is natuurlijk prima, maar zegt helemaal niets over hoe de toestand in je hoofd is. Het gaat namelijk om een deficiënt ijzertransport thv zenuwcellen (neuronen) die het signaal van de boodschapperstof (neurotransmitter) dopamine moeten ontvangen. Dopamine wordt vooral geproduceerd thv van de substantia nigra, een bepaalde kern (in de basale ganglia) in je hersenen, en oefent zijn invloed uit thv een andere gedeelte van die basale ganglia: het striatum.
Het probleem is dan ook niet echt een tekort aan dopamine, maar een tekort aan goedwerkende ontvangstmodules (receptoren) van dopamine thv de zenuwcel die het signaal ontvangt in het striatum. Normaal heb je een evenwicht tussen twee groepen dopaminereceptoren: D1 en D2 receptoren. Bij RLS zijn net die D2 receptoren onvoldoende aanwezig. Volledigheidshalve moet ik er bij vertellen (met het risico om teveel in detail te gaan) dat de groep D1 receptoren D1 en D5 omvat en de groep D2 receptoren D2, D3 en D4. Er zijn er dus meer dan twee.
In de behandeling is naast een aantal hygiënische maatregelenhet innemen van ijzer de eerste stap. Lukt dit niet, dan worden middelen die de werking van dopamine nabootsen (dopamine-agonisten) voorgeschreven, en met name diegene die op de D2 receptoren vasthechten. De enige D2 dopamine-agonist die in ons land erkend is en terugbetaald wordt voor de werking van RLS is pramipexol (Sifrol). Sifrol bindt zowel op de D2, D3 als op de D4 receptoren.
We hebben gesproken over de substantia nigra, een kern die dopamine produceert. Bij de ziekte van Parkinson (als ik even mag uitwijden) gaan de zenuwcellen in de substantia nigra stuk, ze produceren geen dopamine meer en het stiatum ontvang deze neurotranmitter niet voldoende. Daardoor gaan de bewegingsmogelijkheden voor een groot deel verloren.
Bron: Tempo Medical, update in neurology, nr 315, augustus/september 2009, Prof R. Poirrier, slaaplabo in het CHU te Luik.
Slaapverlamming treedt meestal op net bij het in slaap vallen. Je hebt het gevoel van nog wakker te zijn, maar je kunt je niet bewegen, je spieren zijn verlamd. Dit geeft je een enorm gevoel van angst terwijl je vruchteloos probeert om wakker te worden.
Mensen met slaapverlamming ondervinden dikwijls ook een vorm van extreem levendige droombeelden die soms nauwelijks van de werkelijkheid zijn te onderscheiden. Tijdens de droom ziet, hoort en voelt men van alles, dikwijls met een beangstigend en bedreigend karakter. Deze hallucinaties duren meestal slechts enkele minuten en zelden langer dan tien minuten. Ze treden niet alleen 's nachts op, maar ook wanneer men overdag in slaap valt. Deze droombeelden worden hypnagoge hallucinaties genoemd.
Vaak gerapporteerde uitlokkende factoren zijn moeheid, angst, belangrijke veranderingen in de dagelijkse routine ( vakantie, verhuis, verandering van werk). Belangrijke oorzaken zijn verder stress en slaapproblemen.
Het mechanisme van slaapverlamming bestaat in het onmiddellijk starten met droom (REM)slaap bij het in slaap vallen. Droomslaap gaat immers gepaard met verlamming van de spieren. Gelukkig maar, het zou wat zijn moesten we onze dromen beginnen uitvoeren.
Slaapverlamming gaat dikwijls gepaard met narcolepsie, een aandoening waarbij je te pas en te onpas in slaap valt. Nochtans zijn er veel mensen die last hebben van slaapverlamming zonder dat ze tekens hebben van narcolepsie. Het komt soms voor in families, maar er is geen goede verklaring waarom iemand er last van heeft. Gelukkig kan het geen kwaad, alhoewel het wel erg eng is als je niet weet wat je overkomt. Wie lijdt aan de hypnagoge hallucinaties kan soms het gevoel hebben dat er iemand in de kamer is, of zelfs op zijn borst zit en het gevoel krijgen om te stikken.
Wat kan eraan gedaan worden? Weten hoe het ontstaat en dat je altijd wakker wordt kan een deel van de angst wegnemen. Probeer om rustig te ademen en een kleine beweging maken zoals het bewegen van je oogleden, je tenen of je vingers kan helpen om wakker te worden. Spreek eventueel met je partner af om je te wekken als hij of zij bemerkt dat je in problemen bent.
Probeer een goede slaaphygiëne te volgen door voldoende en op regelmatige tijdstippen te slapen, stress te verminderen, overdag voldoende beweging te nemen en een ontspannend bedtijdritueel te volgen. Vermijd om laat te eten, alcoholgebruik in de loop van de avond, cafeïnehoudende dranken te nuttigen na 14 uur of veel te roken niet voor het slapengaan. Lig best niet op je rug, want dan zou de kans op slaapverlamming een stuk groter zijn.
Bij wie er erg vaak last van heeft kan medicatie worden gebruikt.
Slaapmedicatie kan terugvloei van maagzuur (reflux) naar de slokdarm verergeren. Laat reflux tijdens de slaap nu net een oorzaak zijn van een belangrijke verstoring van de slaap. Dan moet iemand die slecht slaapt door reflux hiervoor worden behandeld en geen slaapmedicatie krijgen. (bron foto: Mandarin consulting)
Studies tonen aan dat slaapmiddelen de zuurtegraad in de slokdarm significant verhogen in vergelijking met placebo. Tijdens een wat verdoofde slaap ga je minder gemakkelijk reageren om het opstijgende zuur in de slokdarm weg te slikken. Tijdens de slaap slik je immers bijna niet, je slikt vooral tijdens natuurlijke korte slaaponderbrekingen, en deze worden verminderd door slaappillen.
Slaapgebonden reflux kunnen we best niet onderschatten. Het veroorzaakt niet alleen hogere graden van ontsteking thv de slokdarm met belangrijke gevolgen. Maar daarnaast is het geassocieerd met een slechtere slaapkwaliteit, meer wakker worden tijdens de slaap, met moeheid overdag en verminderde werkproductiviteit.
Een studie bij 750 volwassenen toonde een verbeterde slaapkwaliteit, minder verloren werkuren en een verhoogde productiviteit als ze werken behandeld voor reflux met zuurremmers.
Slaapgebonden reflux veroorzaakt dus slaapproblemen, maar patiënten realiseren zich dit niet altijd. Als ze dan hulp vragen voor hun slaapprobleem en ze krijgen slaappillen voorgeschreven in plaats van een behandeling voor reflux (zuurremmers) wordt hun reflux erger en dus ook de verstoring van hun slaap. Om deze vicieuze cirkel te vermijden dienen we dus slaapgebonden reflux te herkennen als mogelijke oorzaak van slapeloosheid en de reflux behandelen in plaats van slaapmedicatie voor te schrijven.
Bron: Susan M. Harding, MD. Sleep-Related Gastroesophageal Reflux: Evidence Is Mounting … Clinical gastro-enterology en hepatology. 25 May 2009.
Eén op de vijf Europeanen is volgens een nieuw onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) 's nachts regelmatig aan lawaai blootgesteld en kan daar ziek van worden. Ze lopen risico op slapeloosheid, hoge bloeddruk en hartinfarcten en zelfs een vroege dood, zo meldt De Standaard.
Het regionaal kantoor van de WHO voor Europa beveelt daarom richtlijnen aan voor de nachtelijke geluidshinder. De nieuwe grenswaarde is een jaarlijks gemiddeld nachtelijk geluidsniveau van maximaal 40 decibel (dB) - wat overeenstemt met het geluidsniveau van een rustige straat in een woonzone.
Wie bij het slapen aan een hogere geluidshinder wordt blootgesteld, kan aan slaapstoornissen of slapeloosheid lijden, berichtte het WHO-kantoor donderdag in Bonn.
Een langdurige geluidshinder boven de 55 decibel, wat ongeveer overeenstemt met het geluidsniveau van een drukke straat, kan een oorzaak voor hoge bloeddruk en hartinfarcten zijn. 'Een op de vijf burgers van de Europese regio's krijgt regelmatig te kampen met een dergelijk geluidsniveau.'
Volgens het nieuwe onderzoek kan lawaai niet alleen gehoorschade veroorzaken, maar ook belangrijke gezondheidsproblemen teweegbrengen.'Ook als mensen slapen, reageren hun gehoor, hun hersenen en hun lichaam verder op geluiden.' Dit wordt duidelijk bevestigd en uitgelegd door psychologe Elke De Valck van de VUB.
De huidige geluidsniveaus in onze woonomgeving veroorzaken vooral hinder en slaapverstoring. Daarnaast kan blootstelling aan geluid leiden tot een verminderd prestatievermogen. Blootstelling aan geluid kan via lichamelijke stressreacties leiden tot een verhoogde bloeddruk en daarmee tot hart- en vaatziekten. Lichamelijke stressreacties manifesteren zich meestal pas na jarenlange blootstelling aan (zeer) hoge geluidsniveaus in woon- of werkomgeving.
Voor andere gezondheidseffecten van geluid, zoals aantasting van het hormoon- en immuunsysteem, psychische stoornissen en een verlaagd geboortegewicht, is de wetenschappelijke bewijslast nog onvoldoende (Van Kamp et al., 2004). De omvangrijkste bron van geluid in de woonomgeving is wegverkeer.
Meer informatie over de manier waarop nachtlawaai inwerpt op ons lichaam is te lezen in het artikel 'Nachtlawaai'.
Voor informatie over de invloed van windturbines op de slaap, klik hier.
'Vanaf wanneer kunnen we spreken van een slaapprobleem of van slapeloosheid' is een vaak terugkerende vraag. Je hebt natuurlijk nog geen slaapprobleem als je een nachtje slechter hebt geslapen, ook niet na twee nachtjes, maar vanaf wanneer dan wel?
We spreken pas over slapeloosheid als er klachten zijn over een verstoorde slaap, waarbij je overdag minder goed functioneert, dus last hebt van moeheid, slaperigheid, prikkelbaar zijn, zich minder kunnen concenteren.
Bij slapeloosheid slaap je onvoldoende uren of je slaap is van onvoldoende kwaliteit om ’s morgens uitgeslapen wakker te worden. Het kan gaan om moeilijk in slaap te vallen, ’s nachts dikwijls wakker worden en dan slecht in slaap raken of ’s morgens te vroeg wakker worden. Anderen kunnen overdag voortdurend nood hebben aan dutjes zonder zich uitgerust te voelen. We spreken van een slaapprobleem als je daar minstens driemaal per week last van hebt.
Een belangrijk punt is het onderscheid tussen acute, dwz kortdurende slapeloosheid en chronische of langdurende slapeloosheid. Kortdurende slapeloosheid is minder dan 3 weken aanwezig, en langdurende meer dan 3 weken. Het onderscheid is belangrijk voor de behandeling. Als er een nood aan medicatie moest zijn, wordt dit voorbehouden voor bepaalde situaties bij acute slapeloosheid en niet bij langdurende slapeloosheid. Voorbijgaande slapeloosheid daarentegen gaat meestal vanzelf voorbij en duurt niet langer dan 7 dagen.
Onlangs kwam een man van 52 jaar op raadpleging, en op het einde vraagt hij, dokter kunt u me iets voorschrijven om beter te slapen, ik slaap al jaren slecht, en nu is het erger. Ik antwoord dat een slaappil niet zo’n goede oplossing is, maar dat er wel andere mogelijkheden zijn indien nodig. Na iets doorvragen blijkt dat hij goed inslaapt, ’s nachts weinig problemen heeft, maar vooral te vroeg wakker is. Overdag is hij perfect in orde, hij is niet moe of slaperig, en hij is heel actief.
Dit is een voorbeeld van ‘vermeende slapeloosheid’ dus geen echte slapeloosheid: deze man had klachten over de slaap, maar functioneerde overdag prima.
Moest een slaap-waakonderzoek gebeuren, dan blijkt dat hij een verkeerde indruk heeft over zijn slaap, en in werkelijkheid beter slaapt dan hij denkt. De nodige uitleg was voor hem voldoende.
Wie een behandeling ondergaat voor kanker heeft veel kans om daar bijwerkingen van te ondervinden. Haarverlies, diarree, bloedarmoede, een te laag aantal witte bloedlichaampjes, misselijkheid en een branderig gevoel in de mond zijn de meest gekende bijwerkingen. Klachten die ook vaak voorkomen, maar niet altijd goed herkend worden zijn vermoeidheid en slaapproblemen.
De oorzaak van moeheid bij kanker is door meerdere factoren bepaald, waaronder depressie, pijn, bloedarmoede, infecties, bijwerkingen van medicatie en ook slaapverstoring. In een studie (1) werd bij 200 vrouwen die chemotherapie kregen voor borstkanker het verband onderzocht tussen verstoring van de slaap en kankergebonden moeheid. Uit deze studie bleek dat 93% van de vrouwen moeheid ondervonden en meer dan 77% hadden last van slaapverstoring. Moeilijk inslapen werd het meest gerapporteerd.
Ook bij mensen met longkanker die chemotherapie kregen ging een studie (2) na wat de invloed van slaapverstoring was op hun levenskwaliteit. Wie slechter sliep functioneerde mentaal en lichamelijk duidelijk minder goed. Het besluit van de onderzoekers was een oproep om voldoende aandacht te schenken aan slaapverstoring tijdens de behandeling van kanker.
Een kleinere studie (3) bij kinderen met leukemie en chemotherapie suggereerde ook een verstoring van de levenskwaliteit van hun ouders, veroorzaakt door de pijnklachten, slaapverstoring en moeheid. Ook deze onderzoekers benadrukten het belang van niet alleen een goede pijncontrole maar ook van de juiste hulp voor moeheid en slaapklachten.
Door deze slaapverstoring goed aan te pakken (toepassen van stimulus controle, slaap restrictie, relaxatie therapie en een goede slaaphygiëne) was de slaapkwaliteit significant hoger en de vermoeidheid beduidend beter. (4) J Clin Oncol.
Via welke mechanismen kan kanker de slaap verstoren? (5) 1. Wegens angst en depressie, deze zijn nauw verbonden met slaapproblemen en komen natuurlijk vaak voor bij het stellen van de diagnose van kanker, tijdens de behandeling of ziekenhuisopname.
2. Kanker zelf kan de slaap verstoren, bijvoorbeeld door overproductie van bepaalde hormonen (steroiden) of tumorinvasie van weefsels. Maag-darmproblemen zoals diarree, onvrijwillig stoelgangverlies, verstopping, misselijkheid of klachten van de urinewegen zoals onvrijwillig urineverlies, irritaties of niet kunnen plassen kunnen de slaap ook erg verstoren. Ook pijn, koorts, hoesten, kortademigheid, jeuk, zweetopstoten en moeheid hebben een erg slaapverstorend effect.
3. Gebruikte medicaties kunnen slaapverstorend werken, zoals cortisone, sterke antibraakmiddelen (neuroleptica), middelen om te luchtwegen open te zetten, chemotherapie, en nog een waslijst van andere medicaties.
4. Opnames in een ziekenhuis zijn op zich al niet bevorderlijk voor een goede slaap, denk maar aan de behandelingsschema's, ziekenhuisroutines of eventuele kamergenoten. Zeker als je een operatie moet ondergaan geeft dit natuurlijk nog een bijkomende slaapverstoring wegens pijn, moeilijk kunnen bewegen, regelmatige controles door het personeel en extra gebruik van pijnverdovers.
Aanbevelingen: (5) Veel mensen met slaapproblemen maken te weinig werk van een goede slaaphygiëne, bijvoorbeeld ze roken of ze drinken alcohol of koffie tot vlak voor het slapengaan. Daarom is een goede slaaphygiëne een absolute must. Daarnaast zijn algemene maatregelen om het comfort te verbeteren ook belangrijk.
Verzorg de huid om jeuk te vermijden, massages op pijnlijke plaatsen, gebruik van kussens en dekens om drukpunten op te vangen en voldoende warm toedekken. Niet teveel drinken tijdens de laatste uren voor het slapengaan of gebruik van een condoomkatheder bij incontinentie. Zorg voor een goede darmwerking met eventueel middelen om de stoelgang te verzachten, vezels of laxativa. Voorzie eventueel een snack met veel proteïnes een 2 tal uren voor het slapengaan. Gebruik losse zachte slaapkledij.
Indien nodig kan slaapmedicatie worden gebruikt, maar dan gedurende een beperkte periode (1 tot 2 weken) en aan de minimaal noodzakelijke dosis. Langer gebruik van slaapmedicatie geeft immers een vermindering van de slaapkwaliteit, bijwerkingen en gewenning.
(1) The relationship between sleep disturbance and cancer-related fatigue in breast cancer patients receiving chemotherapy. Heather A. Lankes (2) Sleep disturbances and quality of life in lung cancer patients undergoing chemotherapy. Lung Cancer, Volume 62, Issue 3, Pages 391-400 M. Chen, C. (3) Pain, sleep disturbance, and fatigue in children with leukemia and their parents: a pilot study. Gedaly-Duff V. et al. Oncol Nurs Forum 006;33(3):641-6. (4) J Clin Oncol 26: 2008 (May 20 suppl; abstr 9580) A. M. Berger et al. (5) National Cancer Institute
'Terug naar school' lees je te pas en te onpas en tot grote frustatie van onze kinderen op allerhande plaatsen als de vakantie amper half bezig is. Toch is het nuttig om tegen het einde van de vakantie je kinderen terug wat vroeger naar bed te sturen zodat ze op tijd wennen aan een normaal ritme. Als ze tijdens de vakantie te laat gaan slapen zijn ze niet in staat om op een vroeger tijdstip in slaap te vallen als ze terug naar school gaan. Vergelijk dit best met een jetlag die ze moeten overwinnen.
Bij onderzoek in scholen blijken veel leerlingen moeilijkheden te hebben om zich wakker te houden door te laat gaan slapen. Het resultaat zijn kinderen die in slaap vallen in de klas, die voortdurend moe zijn of die zich moeilijk kunnen concentreren. 'Door gemakzucht van ouders liggen veel kinderen te laat in hun bed', leggen leerkrachten uit tijdens een interview aan 'De Standaard'.
'Gisterenmiddag is er in mijn klas in alle drukte een kindje in slaap gevallen.' Juf Ann - Ann De Clercq - is lerares in het eerste leerjaar. De meeste leraressen in de leraarskamer van basisschool Wonderwijzer in Meerbeke hebben wel een of twee kinderen in de klas zitten die bijna voortdurend moe zijn omdat ze te weinig slapen. 'En dat is elk jaar zo', klinkt het.
Hoewel het eigenlijk hun eindtermen ver overschrijdt, proberen de meeste leraressen de kinderen met slaapproblemen toch te begeleiden. 'Voor één leerling wissel ik met de ouders een gedragskaart uit', zegt juf Ann. 'Overdag vul ik in wat er gebeurt en hoe het kind zich gedraagt. De ouders doen 's avonds hetzelfde. 's Morgens moet ik het kind een standje geven als het niet op tijd in bed lag. Alleen van mij heeft hij nog schrik. Wat zijn ouders hem zeggen, raakt hem niet meer.'
Het is lang niet het enige verhaal dat we tijdens de speeltijd in de leraarskamer te horen krijgen. Leen Treutems vertelt hoe ze ouders op een oudercontact aansprak over het feit dat hun dochter altijd vermoeid in de klas zat. 'Ze wilde nooit gaan slapen, zeiden haar ouders. En dus bleef ze wakker', zegt de juf van het vierde leerjaar. 'Ze vroegen of ik 's avonds bij bedtijd niet even kon bellen om haar te zeggen dat ze haar bed in moest. Als zij het deden, had het geen effect meer.'
Juf Ann knikt, ze herkent het verhaal. Ze wijt het probleem aan nonchalance.
'Tegenwoordig zijn het de kinderen die bepalen om hoe laat ze moeten gaan slapen. Ik verwonder me er altijd over welke tv-programma's de kinderen nog allemaal gezien hebben. In de week kijken ze bijna allemaal naar Thuis of Familie. Kinderen van het eerste leerjaar zouden op het uur dat die programma's uitgezonden worden al lang in hun bed moeten liggen.'
De nonchalance gaat verder dan het uur waarop de kinderen hun bed in moeten. 'Heel veel ouders bouwen geen regelmaat in. En dat is voor een kind heel belangrijk om de slaap te vatten. Dat begint als de kinderen heel klein zijn. Het is een opvoedingsstijl. En je moet consequent zijn, maar steeds meer ouders lijken daar niet in te slagen.'
Het valt hen op dat de kinderen vooral maandag moe zijn. 'Ouders laten kinderen in het weekend vaak nog veel later op dan in de week. Ze denken dat hij of zij dat wel zal bijslapen voor het maandag is, maar ze vergeten dat het weekend maar twee dagen duurt. Dus echt veel tijd om bij te slapen is er niet. En verloren slaap die kan je niet inhalen.'
De gevolgen in de klas zijn nochtans niet te onderschatten volgens Juf Ann. 'Ze zijn passief, kunnen zich moeilijk concentreren en ze zitten constant te geeuwen. Hun punten gaan soms ook drastisch achteruit.'
Martine heeft twee zoontjes, eentje is elf, het andere is negen. Ze is leesmoeder in het schooltje en probeert zo veel mogelijk aandacht te besteden aan bedtijd bij haar kinderen. 'In de week kruipen ze rond negen uur hun bed. Alleen als de voetbaltraining uitloopt, mogen ze ook wat later hun bed in.'
Martine waakt heel streng over die avondroutine. 'Als ze een boek willen lezen in bed, moeten ze er een kwartiertje vroeger inkruipen. Om negen uur gaat het licht onverbiddelijk uit. Als ze te laat in bed liggen, moeten ze de avond nadien net zoveel tijd vroeger hun bed in. Elke minuut telt.'
Ondanks haar strenge houding is Martine in het weekend een pak lakser. 'Dan hebben ze geen uur. Het kan het wel eens laat worden. We gaan op zaterdagavond vaak bij vrienden op bezoek en dan nemen we de kinderen gewoon mee. Dus middernacht is geen uitzondering.'
Directeur Beatrice Meulders heeft het probleem de laatste jaren flink zien stijgen. 'De school kan niet waken over het uur waarop kinderen gaan slapen. We werken op school al rond gezonde voeding en sporten. We kunnen niet alles op ons nemen', zegt ze.
Bron: De Standaard. vrijdag 27 maart 2009, Valerie Droeven.
Wie tijdens de week minder dan zes uur per nacht slaapt, loopt bijna vijf keer meer risico op het ontwikkelen van glucose-intolerantie dan langere slapers.
Kan de slaapduur het risico op glucose-intolerantie voorspellen? Lisa Rafalson en haar team van de universiteit van Buffalo (New York) volgden zes jaar lang 1.455 deelnemers op van de Western New York Study. Bij 91 van hen evolueerde de nuchtere suikerwaarde van minder dan 100 mg/dl bij aanvang van de studie in 1996-2001 naar 100-125 mg/dl tijdens de follow-up in 2003-2004.
De onderzoekers deelden die patiënten en 273 controlepersonen in volgens hun slaapduur tijdens de week: kortslapers (minder dan zes uur), langslapers (meer dan acht uur) en matige slapers (tussen zes en acht uur). Na correctie voor verscheidene variabelen stelden ze een significante toename vast van het risico op glucose-intolerantie bij de kortslapers vergeleken met de matige slapers. Ten opzichte van die laatste groep vertoonden de langslapers geen link met een verstoorde nuchtere bloedsuikerwaarde.
"We hebben geen weet van een genetische aanleg voor slaapstoornissen die onze resultaten kan verklaren", preciseerde Lisa Rafalson op de 49ste bijeenkomst van de American Heart Association over epidemiologie en preventie van cardiovasculaire aandoeningen (van 11 tot 14 maart 2009 in Florida). "Waarschijnlijker is dat een wisselwerking van hormonen met het zenuwstelsel een rol speelt in de associatie slaapstoornis/glucose-intolerantie."
In een andere studie die in Florida werd voorgesteld, ontdekten onderzoekers een link tussen slaapduur en risico op hoge bloeddruk bij vrouwen. Door het aantal uren slaap te vergelijken bij 3.027 personen van middelbare leeftijd (43,5% mannen en 56,5% vrouwen), stelden ze vast dat vrouwen die weinig slapen (minder dan zes uur) een significant groter risico lopen op hypertensie dan zij die tussen zes en acht uur per nacht slapen. Voor mannen geldt dit verband niet. Het effect van de slaap was overigens duidelijker bij vrouwen voor de menopauze dan bij dames die al in de menopauze zaten. Bijkomend onderzoek moet deze bevindingen bevestigen.
Een derde studie voorgesteld op het congres betrof 967 leerlingen (9-14 jaar) en toont aan dat de slaapkwaliteit samenhangt met het risico op obesitas bij kinderen. De onderzoekers maten en wogen de leerlingen en verzamelden informatie over hun slaapkwaliteit (vaak, soms, nooit slaapproblemen). Uit de resultaten blijkt dat 22% kampte met overgewicht en dat 10,3% obees was. 36% had vaak slaapproblemen en vergeleken met zij die er nooit of soms mee te maken hadden, liepen de slechtste slapers 62% extra risico op obesitas. Ook hier is verder onderzoek vereist.
Bron: Artsenkrant, Nr. 1987 - 24.03.2009, Martine Versonne
Wat is bij kinderen van acht maanden met slaapproblemen na twee jaar het effect van gedragstherapie in vergelijking met standaardzorg op de psychische gezondheid van moeder en kind ?
De aanwezigheid van slaapproblemen bij kinderen bedraagt ongeveer 45% in het eerste levensjaar en daalt tot ongeveer 15% op de leeftijd van twee jaar.
Depressie en angst bij de moeder zijn nauw verbonden met slaapproblemen bij jonge kinderen. Een eerste publicatie van de ‘Infant Sleep Study’ bij kinderen van acht maanden met slaapproblemen toonde aan dat gedragstherapie slaapproblemen bij het kind en depressieve symptomen bij de moeder op korte termijn (na tien en twaalf maanden) verbetert (1). Of deze resultaten behouden blijven op lange termijn (na twee jaar) wordt in deze publicatie verder onderzocht. Daarnaast willen de auteurs nagaan wat het effect is op de moeder-kindrelatie en op de mentale gezondheid van het kind.
739 kinderen van vier maanden oud, werden opgevolgd door een Maternal and Child Health (MCH) verpleegkundige in zes regio’s van Melbourne, waarvan 328 kinderen van zeven maanden oud met een slaapprobleem gerapporteerd door de moeder.
De onderzoeksopzet bestond uit gecontroleerd onderzoek naar het effect van gedragsinterventie (n=174) versus standaardzorg (n=154), uitgevoerd door een MCH-verpleegkundige. De gedragsinterventie bestond uit: ‘graduated extinction’(steeds langer wachten om te reageren op het huilende kind) of ‘adult fading’(steeds minder lang bij het kind blijven vooraleer het inslaapt). De standaardzorg wil zeggen gewone opvolging, zonder specifieke opleiding van de MCH-verpleegkundige.
Een vragenlijst werd door de moeder ingevuld op tien en twaalf maanden en op twee jaar.
Na twee jaar was er significant minder depressie bij moeders in de interventie- versus de controlegroep en vermeldden 46 op 55 moeders een positief effect van de interventie op de moeder-kind relatie.
Besluit van de auteurs De gedragsinterventie door getrainde verpleegkundigen bij ouders met kinderen met slaapproblemen op de leeftijd van acht maanden, resulteerde in een blijvend positief effect op depressie bij de moeder. Op lange termijn kon men geen ongewenste effecten aantonen op de opvoedingsstijl van de ouders of op de mentale gezondheid van het kind. Deze interventie toonde aan dat het mogelijk is om binnen een goed functionerende eerstelijnsgezondheidszorg aan iedereen effectieve secundaire preventie te bieden.
Andere studies In twee overzichtsartikels rapporteerde 94% van de artikels (49/52) over gedragsinterventies voor slaapproblemen (vooral psycho-educatie en graduele extinctie) bij kinderen van 0 tot 5 jaar een klinisch significante verbetering van het slaapprobleem (4,5). Bij gemiddeld 82% van de kinderen verbeterde het slaapprobleem na drie tot zes maanden. Er zijn weinig gegevens over resultaten na meer dan één jaar opvolging. Dezelfde literatuurstudies besloten dat de aanpak van het slaapprobleem positieve effecten had op het algemeen welbevinden van de ouders: minder symptomen van depressie, efficiëntere ouderschapsstijl, verbeterde huwelijkssatisfactie en verminderde ouderlijke stress.
Voor de praktijk De literatuur en de praktijk leren ons dat een gedragsaanpak voor slaapproblemen bij jonge kinderen zeer efficiënt is en de secundaire gevolgen zoals het algemeen welbevinden bij de ouders, kan beperken. Het zou zinvol zijn dat eerstelijnsgezondheidswerkers op de hoogte zijn van deze gedragsaanpak en dit na de nodige vorming toepassen binnen hun praktijk.
(1) Hiscock H, Bayer J, Gold L, et al. Improving infant sleep and maternal mental health: a cluster randomised trial. Arch Dis Child 2007;92:952-8.
(2) International Classification of Sleep Disorders. Second Edition, Westchester IL: American Academy of Sleep Medicine, 2005.
(3) Cox JL, Holden JM, Sagovsky R. Detection of post natal depression: development of a 10-item Edingburg Postnatal Depression Scale. Br J Psychiatry 1987;150:782-86.
(4) Mindell JA, Kuhn B,Lewin DS, et al. Behavioral treatment of bedtime problems and night wakings in infants and young children. An American Academy of Sleep Medicine Review. Sleep 2006;29:1263-75.
(5) Morgenthaler TI, Owens J, Alessi C, et al. Practice parameters for behavioral treatment of bedtime problems an night wakings in infants and young children. An American Academy of Sleep Medicine Report. Sleep 2006;29:1277-80.
Van Hoecke E. Het effect van een slaapinterventie bij baby's met slaapproblemen. Minerva, Juni 2009; vol 8, nr 5, 68-69.
Te weinig slaap is nefast voor een kind, zegt wetenschapster Karen Spruyt.
'Slapen doen we als we dood zijn, wordt vaak gezegd. In onze maatschappij tellen alleen de uren dat je wakker bent. Je slaaptijd is net zo belangrijk als je waaktijd, want zonder goede slaap functioneer je niet optimaal.' Professor Karen Spruyt is slaapexperte, ze doctoreerde aan de VUB over slaapproblemen bij kinderen. In haar boek Slaapproblemen bij kinderen biedt ze ouders en hulpverleners tips en achtergrondinformatie over kinderen en hun slaapgedrag. Ondertussen woont ze in de Verenigde Staten en doet ze onderzoek naar slaapproblemen bij kinderen en obesitas bij Amerikaanse jongeren. 'Daar is de situatie nog wat erger dan hier, iedereen leeft er 24 uur per dag, zeven dagen op zeven. We vermoeden dat er een link is tussen een verstoorde slaap en zwaarlijvigheid bij kinderen. We onderzoeken hoe dat precies in elkaar zit.'
Spruyt komt in haar onderzoek veel kinderen tegen die te weinig slapen. Sommigen hebben daardoor een chronisch slaapstoornis opgebouwd. 'We weten nog niet of kinderen die te weinig slapen later minder intelligent zullen zijn. Er is nog te weinig onderzoek gedaan naar de impact op langere termijn van structureel slaaptekort bij kinderen. Het is wel duidelijk dat te weinig slaap nefast is voor een kind. Ze dommelen overdag vaker in. Hun ouders klagen vaker over hun slechte humeur en moeilijke gedrag. Op school kunnen ze zich moeilijk concentreren. Een schoolgaand kind leeft op de piek van zijn alertheid en dat hangt vast met een optimale slaap. Hij doet kennis op. Hij leert, ontwikkelt en groeit. Dat proces gaat ook voort als het slaapt. Tijdens de non-remslaap scheidt ons lichaam ook groeihormoon af. Dat hormoon zorgt ervoor dat onze weefsels herstellen. Slapen is, bijvoorbeeld, belangrijk voor het geheugen. Om dat proces optimaal te laten verlopen, moeten kinderen lang genoeg keren rem-slaap en non-remslaap afwisselen. En dus lang genoeg slapen.'
'Slaap is een venster op de hersenontwikkeling', zegt Karen Spruyt. 'Slaappatronen van kinderen veranderen op belangrijke momenten in hun ontwikkeling. Kinderen van drie, zes en negen maand beleven sleutelmomenten in hun ontwikkeling en we zien dat er op die leeftijden ook veranderingen in hun slaappatronen optreden.'
Slaaphygiëne moet goed verzorgd worden, zegt Spruyt. 'Bedtijd is vaak een heikel punt. Kinderen hebben allerlei trucjes om bedtijd uit te stellen. Sommige ouders treden er niet kordaat genoeg tegen op.'
Een duidelijke structuur inbouwen's avonds is essentieel. 'Dat vaste patroon begint al overdag', zegt Spruyt. 'Kinderen hebben geen tijdsbesef. Dus de ouders bepalen hun dagindeling. Zo weten ze, bijvoorbeeld, perfect dat ze na het avondmaal nog even mogen spelen en dan hun bedje in moeten.' Bij kinderen met slaapproblemen moet Spruyt vaak hele opvoedingspatronen veranderen. 'Ik moet ouders grenzen leren stellen. Dat gebeurt met therapie. Een beetje zoals dat bij opvoedingsprogramma's op televisie gaat.'
En die grenzen moeten niet alleen tijdens de week gelden. 'Veel kinderen gaan later slapen in het weekend. Het slaaptekort dat ze in het weekend oplopen, krijgen ze niet meer opgehaald. Als dat structureel gebeurt, kan er een slaapstoornis ontstaan.'
'Een kindje slaapt best gewoon in zijn eigen bedje. De slaapomgeving moet rustig zijn', zegt Spruyt. Een kind moet leren wat bedtijd is. Dat lukt, volgens Spruyt, met behulp van een slaapritueel. 'Een muziekje, bijvoorbeeld, wat hij associeert met bedtijd. Het kind moet er wel rustig van wordt. Wat dat is, hangt af van kind tot kind.' (vdr)
Bron: De Standaard vrijdag 27 maart 2009, Valerie Droeven.
Zorg voor een goede routine, dit wil zeggen een regelmaat in het voeding geven en je baby laten slapen. Als je een duidelijk zicht hebt op wat je gaat doen geeft dit rust en vertrouwen, dat niet alleen erg belangrijk is voor jezelf, maar nog meer voor je baby.
De routine begint met voeding geven, in het begin fles- of borstvoeding, en later vaste voeding. Na de voeding is het tijd voor actie: jong baby’s vermaken zich door te frazelen of naar hun speeltjes te kijken en te grijpen. Naarmate je kindje ouder wordt zal het alsmaar meer met zijn omgeving gaan doen. Zorg ervoor dat je de activiteiten aanpast aan de leeftijd en ook aan de aard van je kind. Een overvloed aan activiteiten en prikkels is vaak de oorzaak van slaapproblemen bij je baby.
Na het voeden en spelen komt er een rustmoment: je baby gaat slapen. Slapen is noodzakelijk voor de ontwikkeling van je baby, en bovendien zorgen dutjes overdag ervoor dat hij ’s nachts beter doorslaapt. Een kindje dat overdag niet voldoende slaapt is ’s avonds overprikkeld en te moe om ’s nachts goed te slapen. Terwijl je baby slaapt heb je tijd voor jezelf, een moment om voor jezelf te zorgen of om wat bij te rusten.
Als je baby wakker wordt, herbegint de cyclus van voeding – actie – slapen - en tijd voor jezelf.
Een klassiek schema voor een jonge baby bestaat uit een drie-uur routine met vijf voedingen: om ongeveer 7.00, 10.00, 13.00, 16.00, en om19.00 uur, met om 22.00 of 23.00 uur nog een laatste nachtvoeding, ook droomvoeding genoemd. Tussen drie en vier maanden evolueren baby’s van een drie-uur routine naar een vier-uur routine. Ze krijgen dan vier voedingen: om ongeveer 7.00, 11.00, 15.00 en om19.00 uur, met tenslotte een droomvoeding om 23.00 uur.
Rond zeven tot acht maanden kun je deze droomvoeding afbouwen en stoppen.
Bron: Hogg T. en Blau M., De babyfluisteraar lost alle problemen op. De Boekerij bv, Amsterdam. 2006.
Uit een onderzoek van Sihem Sassi, arbeidsgeneesheer bij Attentia, blijkt dat maar liefst 4 op de 10 nachtwerkers kampt met slaapproblemen, zo meldt De Standaard in Jobat.
De slaapstoornissen die ze het vaakst opmerkte in haar onderzoek waren een tekort aan slaap, slecht slapen en moeilijk inslapen. “Overdag slaap je nooit zoveel als ’s nachts, maar altijd minder, gemiddeld zo’n twee uur. Wie verschillende nachten na elkaar werkt, bouwt dus een slaapschuld op die hij nog maar moeilijk kan inhalen. Met vermoeidheid tot gevolg. Zeker wie vijf dagen na elkaar ’s nachts moet opdraven, heeft aan het weekend niet genoeg om te recupereren. Een systeem van enkele dagen nachtwerk en evenveel of meer dagen rust is veel beter”, legt dokter Sassi uit.
Spijsverteringsproblemen zoals constipatie, diarree en maagzweren zijn dan weer het gevolg van slechte voeding - wie ’s nachts werkt, eet vaak ongezond - en van het negeren van ons natuurlijke spijsverteringsritme. Wie ’s nachts eet, doet dat immers op een moment dat het lichaam dat eigenlijk niet verwacht.
De meeste gezondheidsproblemen waar nachtwerkers mee kampen, zijn het gevolg van een verstoord bioritme, iets waar ook ons cardiovasculair systeem onder lijdt met hoge bloeddruk en hartproblemen tot gevolg. Eerdere studies bewezen al dat wie ’s nachts of in ploegen werkt veertig procent meer kans loopt op een cardiovasculaire aandoening. Onlangs heeft het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek nacht- en ploegenarbeid zelfs ingedeeld bij de groep ‘substanties’ die waarschijnlijk kankerverwekkend zijn. Dat deed het instituut als gevolg van een onderzoek naar borstkankerbij airhostessen.
“Nachtwerk is niet de oorzaak van die kanker, maar het brengt het hele proces wel in een stroomversnelling. Als ons natuurlijk ritme verstoord is, zijn we minder beschermd tegen vreemde cellen”, zegt dokter Sassi volgens wie ook de psychosociale gevolgen van nachtwerk niet mogen worden onderschat: vermoeidheid, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, depressie ... “En vrouwen die ’s nachts werken, kampen ook met meer menstruatiepijn, verminderde vruchtbaarheid en een verhoogde kans op miskramen en vroeggeboortes.” Ook de kans op een arbeidsongeval ligt ’s nachts hoger: statistieken daaromtrent vertonen een klassieke piek rond de wissel van de nacht- naar de ochtendploeg.
Ondanks al die gevaren zitten nacht- en ploegenwerk nog steeds in de lift. Een evolutie waarin niet alleen de werkgevers - omwille van fiscale tegemoetkomingen van de overheid - vragende partij zijn, maar ook de werknemers zelf. Voor hen is nachtwerk, omwille van de premies, niet alleen financieel interessant, soms ‘verlicht’ het ook de gezinssituatie. Wie ’s nachts werkt, kan overdag immers een handje toesteken in het huishouden.
De meeste werknemers zijn zich volgens dokter Sassi ook helemaal niet bewust van de gevaren die nachtwerk inhoudt. “Het is pas als ik vragen stel dat ze zich realiseren dat ze heel wat symptomen vertonen.”
Toch zijn sommige mensen beter bestand tegen een nachtritme dan anderen. Maar ook nachtraven stapelen na een tijdje de vermoeidheid op. En omdat omschakelen naar een dagjob binnen hetzelfde bedrijf vaak heel moeilijk is, geven heel wat nachtwerkers er na tien of vijftien jaar de brui aan. “Hoe ouder je wordt, hoe minder je nachtwerk verteert. Enkel zij die na verloop van jaren min of meer gewend raken aan het ritme blijven over; het is een vorm van natuurlijke selectie”, zegt dokter Sassi. “De meest gevoeligen gaan eruit, de sterksten werken verder.”
Als kinderen onvoldoende slapen kan dit aanleiding geven tot ADHD-achtige gedragsproblemen, zo suggereert recent Fins onderzoek. ADHD is de afkorting van Attention Deficit en Hyperactivity Disorder, vroeger hyperkinetisch gedrag genoemd. Kinderen van 7 of 8 jaar, die minder dan 7.7 uren sliepen, hadden significant meer kans om hyperactief te zijn of aandachtsproblemen te hebben.
Er bestaat al een massa literatuur die het verband beschrijft tussen slaapmoeilijkheden en gedragsproblemen. Deze studie toont aan dat korte slaap rechtstreeks gelinkt is met gedragsproblemen, zo legt Dr. Paavonen uit.
Om de rol van de slaapduur vast te stellen werden 280 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 8 jaar onderzocht. Hun ouders vulden een schaal in voor telkens 26 items, de kinderen kregen een bewegingsmetertje rond de pols om te volgen hoelang ze effectief sliepen en er werden dagboeken bijgehouden betreft het tijdstip om te gaan slapen en opstaan en tenslotte werden dagelijkse problemen die de slaap kunnen verstoren zoals ziekte genoteerd. Om ADHD-achtig gedrag te kunnen evalueren werd een ADHD Rating Scale gebruikt.
Eigenaardig genoeg, of net niet, was er een belangrijk verschil tussen de slaapduur zoals de ouders hem inschatten en de werkelijk gemeten slaapduur. Dat komt natuurlijk omdat sommige ouders niet weten hoelang hun kind echt slaapt.
De onderzoekers merkten bij het analyseren van de gegevens dat kinderen met slaapmoeilijkheden hoger scoorden op alle ADHD klachten, inbegrepen hyperactiviteit/impulsiviteit en aandachtstekort.
Dit suggereert dat te korte slaap een onafhankelijke risicofactor is voor gedragsproblemen bij kinderen. Het handhaven van een goed slaapschema is blijkbaar erg belangrijk in de preventie van gedragsproblemen.
Natuurlijk is te korte slaap verschillend van het ene kind ten opzichte van het andere, kortslapers hebben nu eenmaal minder slaap nodig, maar bij kinderen met gedragsproblemen is het erg belangrijk om te kijken wat meer slaap hieraan doet.
Een vroegere Europese studie toonde aan dat het verlengen van de slaap met een half uur kinderen significant beter liet scoren bij denkvaardigheidstesten. Extra motiverend is het feit dat deze verbetering tot stand kwam op minder dan een week na de slaapverlenging.
Volgens bevolkingonderzoek neemt niet minder dat 1 tot 7 procent van de volwassenen slaapmedicatie. Verder blijken chauffeurs die slaapmiddelen nemen oververtegenwoordigd te zijn bij autoaccidenten.
Als je slaapmedicatie neemt heb je een groter risico om te crashen met je auto en wat erg belangrijk is, dit verhoogd risico is gemeten bij normale doseringen, dus niet bij misbruik van slaapmiddelen. Slaappillen blijven dus de dag na inname nog belangrijke na-effecten hebben. Dit werd niet alleen aangetoond in een onderzoekscentrum met rijsimulatoren, maar ook uit onderzoek van verkeersaccidenten. Hieruit bleek dat een groot deel van de bestuurders die een ongeval veroorzaakten chronische gebruikers waren van slaapmedicatie.
De verschillende soorten slaapmedicatie lijken een ander effect te geven naar gelang de werkingsduur, hoeveelheid en tijdstip van inname. Een halflang- of langwerkend benzodiazepine zoals loramet of lexotan laat één op vier chauffeurs nog slechter presteren dan wanneer ze 0,5 promille alcohol in hun bloed hebben.
Een korter werkend niet-benzodiazepine product zoals zolpidem, dat toch veiliger wordt geacht, gaf 4 uur na een nachtelijke inname nog significant slechtere rijprestaties. Zopiclone (Imovane) gaf een verviervoudiging van het risico op een ongeval, wat vergelijkbaar is met grote hoeveelheden alcohol. Zaleplon (Sonata) bleek minder invloed te hebben op iemands rijprestaties.
Een belangrijke opmerking is dat deze studies zijn uitgevoerd met jonge gezonde vrijwilligers, dus voor wat het effect bij ouderen is kunnen we enkel ons hart vasthouden. Zij zijn immers niet alleen gevoeliger voor de effecten en bijwerkingen van slaapmedicatie, maar zij nemen meestal nog andere medicamenten die het effect van slaapmedicatie kunnen versterken.
Dr. M. Jackson waarschuwt dan ook voor het effect van slaapmedicatie op de rijveiligheid: een heet hangijzer voor gebruikers en voorschrijvers. Wees voorzichtig met slaappillen, gebruik ze zo kort mogelijk, en vraag advies aan je arts.
Er bestaan veel misverstanden over slaap. Dat blijkt uit een onlinepeiling, georganiseerd door de Belgian Association for Sleep Research and Sleep Medicine (BASS) naar aanleiding van de Internationale Dag van de Slaap op 21 maart.
Ongeveer 61 procent van de deelnemers denkt dat ze acht uur slaap nodig heeft om overdag goed te functioneren. Bij mensen die minstens één keer per week slaapmedicatie nemen, ligt dat percentage nog hoger.
Veel Belgen geloven dat als je langer in je bed blijft liggen, je de oplossing voor je slaapprobleem hebt gevonden. Maar langer in je bed liggen, in een poging om toch meer te slapen, gaat vooral leiden tot meer woelen en frustratie in bed. Op lange termijn kan dit een verstoring van het slaappatroon met zich teweegbrengen. Uitgebreide studies tonen namelijk aan dat je een minder lange nacht niet volledig moet inhalen.
Uit de enquête blijkt ook dat zeven op de tien zeventig-plussers denkt dat ze acht uur slaap nodig heeft. Volgens experts zou dat een "onrealistische verwachting kunnen zijn die bij veel mensen tot onnodige zorgen kan leiden". Een verandering in je slaapduur en -kwaliteit is een aspect van het normale verouderingsproces. Daardoor zal je ook wat minder lang slapen slapen en neemt de hoeveelheid diepe slaap af.
Veel deelnemers denken ook dat ze harder moeten proberen in slaap te vallen, als ze daar moeite mee hebben. Uit internationale studies blijkt echter dat je pas naar bed moet gaan als je echt slaperig bent. Vroeger naar bed gaan, heeft geen zin voor wie geen vlotte slaper is.
De peiling vond plaats bij 910 Belgen, onder wie 39 procent mannen en 61 procent vrouwen. Ook de verschillende leeftijdscategorieën waren ruim vertegenwoordigd in de enquête.
Welke conclusies trekken auteurs van een belangrijk overzichtsartikel in Pharmacotherapy (1) over de verschillende soorten slaapmedicatie? Om tot gefundeerde aanbevelingen te komen zochten ze in een reusachtige medische database, MEDLINE genoemd, naar studies, verschenen tussen 1996 en 2006 over de behandeling van slapeloosheid en verkregen ze verder informatie vanuit recente professionele meetings.
Een groot aantal studies hebben aangetoond dat de aanpak zonder slaapmiddelen doeltreffend is in de aanpak van slapeloosheid. Als er toch naar slaapmedicatie wordt gegrepen is dat onder strikte voorwaarden en beperkt in de tijd, namelijk bij recente slapeloosheid, dus korter dan 3 weken aanwezig, als ze zeer ernstig is en bij hoge psychische nood. De behandeling wordt best gestopt na 1 tot 2 weken.
Benzodiazepines zoals lorazepam (Loramet bvb) zijn eerste keuze in de korte termijnbehandeling van acute slapeloosheid. Ze verbeteren de snelheid van inslapen en het doorslapen. Er is echter geen bewijs of ze blijven werken bij langdurig gebruik. Ook de officiële bijsluiter vermeldt dat ze enkel voor korte periodes mogen worden voorgeschreven, dat wil zeggen enkele dagen tot 2 weken en maximum 4 weken, inclusief de ontwenningsperiode. ‘Een langdurig ononderbroken gebruik is niet aangewezen’ staat letterlijk in de bijsluiter (2). De aanbeveling om na 2 weken te stoppen is dus helemaal niet uit de lucht gegrepen.
Welk bijwerkingen worden beschreven? Benzodiazepines verstoren de slaaparchitectuur, ze geven minder diepe slaap en REM slaap (nodig voor lichamelijk en geestelijk herstel). Ze kunnen sufheid overdag geven, ze verminderen de intellectuele prestaties en het geheugen. Bij stoppen geven ze ontwenningsverschijnselen en herval van slapeloosheid, met soms tijdelijk slechter slapen dan ervoor. Verder bestaat een verhoogd risico op vallen bij bejaarden.
Wat het meest voorkomt is ochtendsufheid, duizeligheid en hoofdpijn. Sufheid overdag komt vooral voor bij gebruik van langwerkende producten.
Mijn conclusie: hoewel benzo's bewezen hebben dat ze werken, moeten we ons er bewust van zijn dat ze gepaard kunnen gaan met een hele reeks bijwerkingen. Zeker op oudere leeftijd kunnen deze bijwerkingen meer tot uiting komen omdat je nieren en of lever de producten minder snel uit je lichaam verwijderen. Over de werkzaamheid bij langdurig gebruik bestaat geen bewijs.
Zolpidem (stilnoct bvb) is een van de drie zogenoemde Z-slaapmiddelen en is uit die groep het meest gebruikte. De andere twee zijn zaleplon (sontata bvb) en zopiclone (imovane bvb) Zolpidem werkt snel en kort, de halfwaardetijd bedraagt 2,5 tot 3 uur, het versnelt het inslapen en verhoogt de totale slaaptijd. Nochtans bewijst slaaponderzoek dat het aantal keren dat je 's nachts wakker wordt niet verschilt van placebo.
Hoewel studies mekaar tegenspreken, heeft een grote multicenter studie aangetoond dat het plots stoppen met zolpidem net zoals de benzo's aanleiding kan geven tot ontwenningsverschijnselen en terug slechter slapen.
Om gewenning en onafhankelijkheid bij langer gebruik te voorkomen kan een intermittente inname worden uitgeprobeerd. Je neemt dan vijf dagen na mekaar zolpidem en vervolgens twee nachten niets (of een placebo).
Zolpidem poogt meer selectief op slaap te werken en zou minder bijwerkingen moeten geven dan de klassieke benzo’s. Nochtans is het lijstje mogelijke bijwerkingen lang: hoofdpijn, ochtendsufheid, moeheid en duizeligheid komen het meest voor. Verder wordt in mindere mate beschreven: sufheid overdag, gebrek aan werkzaamheid, verwardheid, desoriëntatie, dwanggedachten, delirium en zelfs psychose.
Sommige mensen durven 's nachts een tweede tablet innemen als ze niet goed kunnen slapen. Dit is niet zo'n goed idee, omdat twee tabletten zolpidem de ademhaling onderdrukken en bij mensen met slaapapneu het zuurstofgehalte in het bloed doet dalen. Indien maximaal 1 tablet wordt genomen, lijkt er geen negatief effect op het functioneren overdag en is de kans op afhankelijkheid, gewenning of slechter slapen na het stoppen eveneens minimaal. Nochtans vermeldt zelfs de bijsluiter dat een ’zeker’ verlies van efficiëntie kan ontstaan na herhaaldelijk gebruik gedurende enkele weken. Het gebruik kan leiden tot een lichamelijke en psychische afhankelijkheid, waarna een plotse stopzetting gepaard gaat met ontwenningsverschijnselen, zo lezen we verder.
Zaleplon (bvb Sonata) werkt net als zolpidem selectiever op slaap dan de klassieke benzo’s. Het werkt erg kort, na 1 uur is de helft van dit product reeds uit het lichaam verwijderd, zodat het vooral nuttig is bij inslaapproblemen.
Zaleplon geeft minder verstoring van het geheugen en de spierwerking dan zolpidem. Hoofdpijn wordt het meest gemeld als bijwerking, andere neveneffecten komen maar voor bij een klein percentage van patiënten, en als ze ontstaan zijn ze ook sneller verdwenen dan bij zolpidem.
Eszopiclone wordt als laatste Z-product besproken, het is een variant (S-isomeer) van zopiclone, beter gekend als Imovane. Ook dit product werkt selectiever op slaap dan de benzodiazepines, maar in minder mate dan zolpidem en zaleplon. De eliminatie-halveringtijd bedraagt 5 uur.
Uit studies blijkt eszopiclone niet alleen het inslapen te verbeteren, maar evengoed het doorslapen als de totale slaaptijd. Het zou minder na-effecten geven de dag erna.
Typisch voor dit product is de kans op een onaangename smaak in de mond, dit komt namelijk voor bij 34% van de gebruikers. Verder kan ook hoofdpijn of duizeligheid optreden. Bij langer gebruik werd minder gewenning vastgesteld en minder ontwenningsverschijnselen na het stoppen. Dit blijkt echter niet uit de bijsluiter, die evengoed als de voorgaande producten waarschuwt voor gewenning en ontwenningsverschijnselen.
Zijn deze Z-slaapmiddelen zoveel beter dan de klassieke benzo's? Even kijken wat de officiële aanbevelen hierover besluiten.
Het Brits Nationaal Instituut voor Gezondheid (2) concludeert dat er onvoldoende bewijs is om onderscheid te maken tussen de benzo's en Z-slaapmiddelen, betreft efficiëntie, bijwerkingen of risico op afhankelijkheid. De Z-slaapmiddelen dienen met dezelfde voorzichtigheid te worden genomen als de benzo's. Ook de Nederlandse standaard biedt de keuze aan tussen de 2 groepen.
Het besluit in de Belgische Folia (3) van oktober 2002 luidt: er zijn geen argumenten dat de z-slaapmiddelen doeltreffender zijn dan de benzo's. Bovendien is hun bijwerkingprofiel vergelijkbaar, met inbegrip van tolerantie en afhankelijkheid.
Trazodone (bvb Trazolan) is een antidepressivum met kalmerende werking, en wordt almaar meer voorgeschreven voor de behandeling van chronische slapeloosheid, ondanks dat het niet goedgekeurd is door de FDA als slaapmiddel. Factoren die hierin een rol spelen zijn onder andere het idee dat er minder bijwerkingen zouden zijn, de lage kost en het feit dat je het kunt blijven doornemen.
Echt stevig bewijs via degelijke studies dat de werking van trazodone ondersteunt, ontbreekt echter. De belangrijkste bevindingen zijn een verbeterde slaapkwaliteit gedurende de eerste 2 weken en een vermindering van het 's nachts wakker worden. Er werd geen verbetering gezien van het inslapen of van de totale slaaptijd.
De belangrijkste bijwerkingen zijn hoofdpijn en slaperigheid overdag. Ook duizeligheid, droge mond, misselijkheid en/of overgeven, moeilijke stoelgang, lage bloeddruk en zichtproblemen worden beschreven. Zelden treden meer ernstige bijwerkingen op zoals hartritme- of hartdoorbloedingsstoornissen.
Vooral bij ouderen of bij mensen met reeds bestaande hartklachten moet hier voldoende aandacht aan worden besteed.
(1) Therapeutic Options for Sleep-Maintenance and Sleep-Onset Insomnia Anna K. Morin, Pharm.D. et all Pharmacotherapy 2007;27(1): 89-110 (2) Compendium 2008. (3) www.prodigy.nhs.uk/insomnia (4) www.bcfi.be Folia, oktober 2002.
We weten dat slaapgebrek psychische en lichamelijke gevolgen heeft, maar nu blijkt uit recent onderzoek dat aanslepende slaapproblemen ook een duidelijk verhoogd risico betekenen voor zelfdodinggedrag. En dit is vastgesteld ook bij afwezigheid van psychische aandoeningen.
Dr. M. Wojnar (Universiteit Michigan) volgde bijna 6000 personen gedurende een jaar en wie kampte met slaapproblemen bleek drie keer meer kans op een zelfdodingpoging te hebben dan wie geen slaapklachten ondervond!
Zowel het moeilijk inslapen, het slecht kunnen doorslapen als 's morgens te vroeg wakker worden was geassocieerd met zelfdodinggedachten, -plannen en - pogingen.
Deze bevindingen werden onlangs voorgesteld op het World Psychiatric Association International Congress on Treatments in Psychiatry, in Florence, Italië.
Aandacht aan het probleem zelfdoding in superbelangrijk, het is immers de belangrijkste doodsoorzaak van vroegtijdig overlijden, namelijk ongeveer 30.000 personen per jaar in de VS overlijden door zelfdoding. En bijna 400.000 bezoeken aan de spoedgevallen in de VS zijn te wijten aan niet fatale pogingen.
Het juiste mechanisme waardoor slaapproblemen zelfdodinggedrag beïnvloeden begrijpen we nog niet duidelijk, legt Dr. Wojnar uit. maar we gaan ervan uit dat slaaptekort een negatieve invloed heeft op iemands denken, wat zijn beoordelingsvermogen en het controleren van impulsieve gedachten vermindert.
Combineer dit met toegenomen vermoeidheid en een gevoel van hopeloosheid en je krijgt een gevaarlijke mix die leidt tot zelfdodinggedachten en - gedrag. Daarnaast is het mogelijk dat een slechte slaapkwaliteit je eigen serotonineproductie verstoort, wat aanleiding kan geven tot psychische problemen en zelfmoord.
De negatieve invloed van aanslepend slaaptekort op de gezondheid wordt steeds duidelijker. In het kader van een Europees project bestuderen onderzoekers van het CHU Vésale in Charleroi de invloed van slaaptekort op de waakzaamheid en op de markers van risicofactoren voor hart- en vaataandoeningen.
Het Europees project Sleep Restriction (Marie Curie) wordt gecoördineerd door de universiteit van Helsinki en geeft ons een beter inzicht in de slaapmechanismen. Zes verschillende partners namen er aan deel, waaronder het laboratorium voor experimentele geneeskunde van de ULB in het CHU van Charleroi (Hôpital Vésale, Montigny-le-Tilleul). De bedoeling was om moleculaire, fysiologische, gedragsmatige en sociologische elementen aan te tonen als gevolg van slaaptekort, waaronder ook bv. zwaarlijvigheid, hart- en vaatziektenof suikerziekte.
Er werden gecontroleerde studies uitgevoerd met gezonde vrijwilligers die gedurende een tiental dagen minder lang sliepen. "Bij een bepaalde proef sliepen vrijwilligers drie basisnachten gedurende acht uur, nadien vijf nachten gedurende vijf uur, gevolgd door drie nachten recuperatie. Waarom vijf nachten? Om enigszins een normale werkweek na te bootsen, waarin we de neiging hebben om het aantal uren slaap te beperken, om die dan te recupereren tijdens het weekend."
Het onderzoek wees op een stijging van de oxidatieve stress tijdens de vijf nachten van vijf uur slaap. Merkwaardiger is dat er na één of twee nachten basisslaap geen onmiddellijke recuperatie optrad. Na de eerste recuperatienacht was er zelfs bij het ontwaken een hogere oxidatieve stress. Oxidatieve stress wil zeggen dat er een overdaad aan vrije radicalen in het lichaam aanwezig is en wordt aanzien als de oorzaak van vrijwel alle chronische ziekten en het normale verouderingsproces. Vrije radicalen zijn zuurstofverbindingen die ontstaat als bijproduct van het omzetten van zuurstof tot energie in ons lichaam en kunnen onze eigen lichaamcellen beschadigen.
Waarom was er zelfs bij het ontwaken een hogere oxidatieve stress? "Omdat er wellicht een ophoping is van stress die ook na de eerste recuperatienacht aanhoudt. Zo zien we bijvoorbeeld dat tijdens de recupslaap het hartritme in alle slaapstadia hoog blijft. Er is blijkbaar een ophoping van stress die na één nacht nog steeds gedeeltelijk aanwezig is. De hypothese is dat we in het dagelijkse leven slaap tekortkomen en dat we die nooit volledig kunnen recupereren. Verdere studies moeten dit nog bevestigen."
Het weekend alleen kan het slaaptekort van de week niet goedmaken. Zou een middagdutje geen oplossing zijn? "In een bepaalde studie konden vrijwilligers na de middag een half uur slapen. We merkten dat dit middagdutje niet alleen een positieve invloed had op de waakzaamheid in de namiddag, maar dat hierdoor ook de ontstekingsreactie na de recuperatienacht beperkt werd. Die positieve invloed wordt verklaard door het feit dat de mensen heel moe zijn en dus onmiddellijk in een diepe slaap vallen. Tijdens de recuperatienacht zou de slaap immers iets minder diep zijn. Dat zou één van de factoren zijn die een rol spelen, maar de gegevens worden nog verder onderzocht."
Hoe wordt diepe slaap in de hand gewerkt? "Mensen met veel lichaamsbeweging slapen dieper. Remmend hierbij zijn stimulerende middelen, sigaretten, koffie, minder lichaamsbeweging en hogere leeftijd. Om dieper te kunnen slapen, is meer lichaamsbeweging ten stelligste aanbevolen."
Myriam Kerkhofs en haar medewerkers onderzochten de waakzaamheid overdag en kwamen tot de conclusie dat vooral de eenvoudige dagtaken het meest onder het slaaptekort te lijden hebben. "Wanneer mensen niet zeer aandachtig moeten zijn, raken ze vrij makkelijk verstrooid. Voor complexere handelingen is de motivatie groter en wordt er ook een grotere inspanning geleverd."
Volgens verschillende studies verloren we in 50 jaar tijd één uur slaap. Dat heeft ongetwijfeld gevolgen op het dagelijkse leven, en de laatste tijd komt er nog meer druk op de ketel: door de economische crisis zou meer dan een kwart van de Amerikanen slecht slapen. Dat blijkt uit een studie bij 1.000 volwassenen, die wijst op een stijging van het aantal mensen met slaapstoornissen met 13% sinds 2001. Het aantal Amerikanen dat elke nacht minder dan zes uur slaapt, steeg van van 13 tot 20%, terwijl 10% minder langer dan acht uur slapen.
Dat slaaptekort wordt soms in verband gebracht met overgewicht en stoornissen in de stofwisseling. Dat was echter niet het onderwerp van de Belgische studie. "De strijd tegen zwaarlijvigheid is vrij complex, maar we merken wel dat de slaapduur in de VS vermindert terwijl tegelijkertijd zwaarlijvigheid toeneemt. En wat doen we als we niet slapen? We eten, kijken naar televisie, en maken kans op nog meer stress. Dat kan allemaal een rol spelen. Mensen denken dat ze ongestraft hun slaaptijd kunnen inkorten: we wonen ver ons werk, staan vroeg op om files te vermijden, komen laat terug thuis…"
"In elk geval moeten we klachten over slaapstoornissen en slaperigheid in het oog houden en mensen de raad geven het nodige aantal uren slaap in acht te nemen. Dat verschilt wel sterk van persoon tot persoon. Tekenen van slaapstoornissen, onweerstaanbare slaapdrang, snurken,… verdienen zeker de nodige aandacht en verder onderzoek."
Bron: Artsenkrant, Nr. 1985 - 17.03.2009, We hebben meer slaap nodig, Martine Versonne.
Moeilijk behandelbare gevallen van slaapapneu kan men nu ook behandelen met een implanteerbare zenuwstimulator die tijdens de slaap verhindert dat de tong de keelholte afsluit. De nieuwe behandeling werd voor het eerst toegepast in het multidisciplinair slaapcentrum van het UZA.
Bij obstructief slaapapneu wordt de keelholte tijdens het slapen regelmatig geheel of gedeeltelijk door de tongbasis afgesloten. Dat leidt tot zuurstoftekort, luidruchtig snurken, verstoord slaappatroon, slaperigheid overdag met kans op autoongevallen, en op lange termijn tot levensbedreigende hart- en vaataandoeningen. In België treft deze aandoening niet minder dan 4% van de volwassen mannen en 2% van de vrouwelijke bevolking.
Er werden voor slaapapneu reeds heel wat behandelingen beschreven en toegepast. Naast de klassieke hygiënische maatregelen – afslanken en vermijden van alcohol- bestaat de standaardbehandeling momenteel uit een beademingsmasker of CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) waarmee de patiënt elke nacht dient te slapen. Een andere methode is het gebruik van een specifieke en op maat vervaardigde mondprothese, het zogenaamde MAD (Mandibular Advancement Device).
"Bij 70% van de patiënten zijn deze behandelingen doeltreffend. Voor de overige patiënten, die de CPAP of MAD niet verdragen of hiermee onvoldoende resultaten bereiken, moeten we dus andere oplossingen zoeken", zegt NKO-arts Prof. Paul Van de Heyning.
Na enkele jaren dierexperimenteel onderzoek werd nu een nieuwe methode ontwikkeld, het Inspire II-systeem, op basis van ritmische stimulatie van de tongzenuw. Dit toestel bestaat uit een implanteerbare neurostimulator, een druksensor en een zenuwelektrode. De druksensor wordt tussen de ribben geplaatst en moet op het einde van de uitademing een signaal doorgeven naar de stimulator, die zoals voor een pacemaker, onder het sleutelbeen wordt ingeplant. Vandaar loopt een elektrode, eveneens onder de huid, naar de tongzenuw. Bij elke stimulatie worden de tongspieren geprikkeld met verhoging van de spierspanning als gevolg. Zo wordt bij iedere ademhaling voorkomen dat een afsluiting van de luchtweg optreedt.
De ingreep zelf is weinig belastend voor de patiënt en vergt hooguit twee overnachtingen in het ziekenhuis. Nadien kan in het slaaplab de stimulatie fijn worden afgesteld op maat van de patiënt.
"Het is zeker niet de bedoeling om in de toekomst alle patiënten met slaapapneu met deze methode te behandelen. Deze ingreep richt zich tot een welbepaalde groep patiënten, die met de klassieke methoden niet geholpen worden. Ze ondergaan een strenge selectie en moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals o.a. een apneu-index hoger dan 30 en een BMI van hoogstens 32. Het gaat dus om moeilijk te behandelen gevallen, die aan bepaalde voorwaarden beantwoorden", benadrukt Van de Heyning.
De behandeling wordt momenteel uitgevoerd in het slaapcentrum van het UZA, onder leiding van Prof. Paul Van de Heyning (NKO) en Prof. Wilfried De Backer (pneumologie).
Bron: Artsenkrant Nr. 1983 - 10.03.2009, Jean-Marie Segers.
Dit weekeinde spelen we opnieuw met de tijd. In de nacht van zaterdag 28 op zondag 29 maart draaien we de klok een uur vooruit en gaat de zomertijd opnieuw in.
In de nasleep van de oliecrisis van 1973 voerde Frankrijk de zomertijd in 1976 in om energie te sparen. De Britse eilanden kenden de zomertijd al van daarvoor en de Benelux volgde in 1977. De Europese en Belgische regelgeving leggen de zomer- en de wintertijd op, met als laatste wapenfeit een Koninklijk Besluit van 19 december 2001.
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne verwoordde in zijn verslag aan koning Albert II de kern van de verplichting volmondig als: "krachtens deze richtlijn wordt er verduidelijkt dat de periode van de zomertijd, namelijk de periode van het jaar waarin het uur vooruitgezet wordt met zestig minuten ten opzichte van het uur van de rest van het jaar, vanaf het jaar 2002 en voor een onbepaalde periode, zal beginnen op de laatste zondag van de maand maart, om 1 uur 's morgens, wereldtijd (2 uur, plaatselijke tijd) en zal eindigen op de laatste zondag van de maand oktober, om 1 uur 's morgens, wereldtijd (3 uur, plaatselijke tijd)". Zo stond letterlijk in het Staatsblad van 28 december 2001.
Anders gezegd: zondagmorgen 29 maart om 02.00 uur draaien we de klok een uur vooruit, zodat het eensklaps 03.00 uur wordt. Slimmerds verrichten deze operatie uiteraard voor het slapengaan en niet midden in de nacht.
Voor wie telkens twijfelt of men bij het ingaan van zomer-of wintertijd de klok voor- of achteruit moet zetten, is er een makkelijk ezelsbruggetje: in het VOORjaar gaat de klok een uur VOORuit.
Dankzij de zomertijd kunnen we 's avonds langer van het daglicht profiteren en zou er minder elektrisch licht nodig zijn.
De Belgische Vereniging tegen de Zomertijd (BVZT) is al jaren tegen de ingreep, met als argument dat die schadelijk zou zijn voor de gezondheid. De organisatie gewaagt van een "schending van de mensenrechten". Onder aanhaling van rapporten en publicaties met een verschillende graad van wetenschappelijkheid, ziet de BVZT een relatie tussen enerzijds slaperigheid, overconsumptie van slaap- en kalmeringsmiddelen (met alle gevolgen vandien voor de ziekteverzekering), verkeersonveiligheid en anderzijds de zomertijd. Die is ook de oorzaak van een verhoging van luchtverontreiniging en fotochemische polluenten.
Nog andere tegenargumenten: Door de toenemende omschakeling naar spaarlampen wordt minder energie opsgeslokt dan door de gewone lampen op het ogenblik dat de zomertijd werd ingevoerd. Ouders van baby's klagen over dag- en nachtritmestoornissen bij hun oogappels bij het jongleren met de tijd. Tegenstanders zeggen ook dat luchtverversingssystemen meer moeten werken door de zomertijd.
Tips om zo goed mogelijk aan te passen: - Ga op tijd naar bed gedurende de week voor de verandering naar zomertijd. - Laat je kind op vrijdag, zaterdag en zondag een half uur vroeger naar bed gaan. - Wek je kind vrijdag en zaterdag een half uur vroeger, op zondag een uurtje. - Maak de slaapkamer extra donker.
Neem slapeloosheid ernstig en behandel het vroegtijdig. Dat is de kernboodschap van slaapspecialisten Dr. Neubauer en Dr. Morin. Hoe vroeger je slapeloosheid behandelt, hoe beter.
Drie vierde van mensen met slaapproblemen heeft er na één jaar nog last van heeft en de helft slaapt na drie jaar nog slecht. Slecht slapen betert dus meestal niet vanzelf, maar heeft de neiging om te blijven duren. Wie vanzelf of met hulp van medicatie terug beter slaapt bleek trouwens een grote kans op herval te hebben. Deze laatste bevinding onderlijnt nogmaals het belang van het aanleren van goede slaapgewoonten, los van het feit of je medicatie neemt of niet.
Dr Morin (Quebec) volgde gedurende 3 jaar 388 volwassenen met slapeloosheid, de gemiddelde leeftijd was 49 jaar. Slapeloosheid was gedefinieerd als minimum 3 nachten per week klachten ondervinden over de slaap gedurende ten minste 1 maand, met gevolgen overdag zoals concentratieproblemen of moeheid.
Mensen met slaapproblemen hebben overdag wel last van concentratieproblemen en moeheid maar voelen zich daarom overdag niet abnormaal slaperig. Blijkbaar verschillen zij van personen die geen last hebben van slapeloosheid, in die zin dat wat hun slaapprobleem veroorzaakt hen ook overdag beïnvloedt en hen wakker houdt. Onderscheid tussen moeheid en slaperigheid, klik hier.
Het team van Dr. Morin volgde de 388 deelnemers jaarlijks op en onderzocht wie nog last had van zijn slaapprobleem. Daaruit bleek dat 74% nog last had na 1 jaar en 46% na een periode van 3 jaar. 54% herstelde van zijn slapeloosheid, maar 27% herviel.
Dr. Morin bevestigt dat aanslepende slapeloosheid het risico verhoogt op depressie, angststoornissen en op middelenmisbruik. Hij benadrukt dat slapeloosheid erg hardnekkig kan zijn en dat als een behandeling lukt op korte termijn, een goede opvolging erg belangrijk is om herval te vermijden.
Voor een kortdurende of situatiegebonden slapeloosheid is niet altijd een behandeling noodzakelijk. Maar als iemand klaagt van slaapproblemen 's nachts met gevolgen overdag, mag deze klacht niet licht worden opgevat. We moeten ze behandelen of we zien deze mensen na 2 of 3 jaar terug met nog steeds dezelfde klachten benadrukt Dr.Moris.
Bron: Medscape, Insomnia Lasts for Years Unless Treated, Janis Kelly, March 11, 2009. Arch Intern Med. 2009;169:447-453.
Het belang van een goede nachtrust is dubbel bevestigd, zo meldt De Huisarts. Zeker als de winter ons belaagt met zijn achterban van hinderlijke virussen, hebben we er alle baat bij iedere nacht voldoende lang in dromenland te blijven. Maar een goede slaap is ook het hele jaar door belangrijk voor het behoud van een gezond lichaam. Dat hebben twee studies zopas aangetoond.
De eerste studie (1) onderzocht of een gebrekkige slaap gecorreleerd is met een slechte weerstand tegen infecties. Dat zou kunnen inhouden dat slechte slapers vatbaarder zijn voor verkoudheden, maar zoiets was nog nooit aangetoond. Uit de resultaten bleek dat personen die minder sliepen, een hogere kans hadden om verkouden te worden. Voor meer details zie: 'Minder ziek door goed te slapen'.
De boodschap is duidelijk: niet afdingen op slaapbehoefte als koning Virus heerst. En zich fris voelen is geen excuus om uit bed te blijven.
Een paar weken eerder had een andere studie erop gewezen dat een slaaptekort mogelijk op langere termijn een ernstige weerslag kan hebben op het lichaam (2). Bij een vijfhonderdtal personen tussen 35 en 47 jaar werd vastgesteld dat een korte slaapduur na vijf jaar aanleiding geeft tot een verhoogde vorming van kalkplaten in de kransslagaders. Dergelijke vaststellingen doen, is tegenwoordig een koud kunstje met scanner voor hartbloedvaten.
De slaapduur werd gemeten met een apparaat dat de polsbewegingen registreert. Eén uur slaap meer deed de kans op kalkafzettingen met 33% dalen.
Jammer is dat mensen met een korte slaapduur hier niet in meerdere groepen werden onderverdeeld naargelang ze al dan niet aan hun slaapbehoefte voldeden. Veel mensen slapen weinig omdat ze te laat naar bed gaan en er de volgende morgen willens nillens uit moeten. Anderen zullen maar een paar uur slapen, zelfs als ze vroeg naar bed gaan en ad libitum kunnen pitten. Als ook deze laatste categorie een verhoogd risico heeft, dan is dat echt een strop?
Bron: De Huisarts, 5 maart 2009 Nr. 911 21, Dr.michèle Langendries Referenties: 1. Medical News Today. De studie is verschenen onder de referentie: Arch Int Med. 2009:169(1):62-67. 2. JAMA 2008;300(24):2859-66.
In het januarinummer van 'American Family Physician', het huisartsenblad in Amerika, werd de niet medicamenteuze aanpak van slapeloosheid onder de loep genomen. De besluiten bevestigen punt voor punt de Belgisch richtlijn, zodat ik ze graag met u overloop.
Studies tonen aan dat de niet-medicamenteuze behandeling van slapeloosheid betrouwbare en blijvende verbeteringen teweeg brengt in het slaappatroon, zonder nood aan slaappillen. In vergelijking met slaapmedicatie bewees cognitieve gedragstherapie even goed te zijn, maar met behoud van zijn gunstig effect gedurende 12 tot 24 maanden later, wat niet zo was bij slaapmedicatie. Cognitieve gedragstherapie gaf in vergelijking met slaappillen een grotere tevredenheid bij patiënten en een groter aantal normale slapers.
Het doel van cognitieve gedragstherapie is om te weten te komen welke verkeerde ideeën een slapeloze heeft over slaap en om deze te verbeteren. Verder wordt gebruik gemaakt van een goede slaaphygiëne, stimuluscontrole, slaaprestrictie, paradoxale aanpak en relaxatietherapie.
Wat zijn de belangrijkste aanbevelingen op het gebied van slaaphygiëne? - Vermijden van cafeïne en nicotine, vooral later in de dag. - Geen grote sportinspanningen tot 4 uur voor het slapengaan. Beweging overdag is wel belangrijk om goed te slapen. - Geen zware maaltijden voor het slapengaan. - Vermijden van dutjes overdag. - Op regelmatige uren gaan slapen en 's morgens opstaan. - Zorgen voor een comfortabele temperatuur in de slaapkamer. - De slaapkamer zo donker als mogelijk houden. - Een moment van ontspanning houden voor het slapen, een terugkerende slaapritueel, met gebruik van relaxatietechnieken. - Gebruik van oordopjes bij lawaai. - Blootstelling aan daglicht 's morgens gedurende minstens 30 minuten.
Stimuluscontrole leert de patiënt om het bed en de slaapkamer terug te associëren met slaap en seks, in plaats van met wakkerhoudende activiteiten. Zie ook: 'Het bed als uitnodiging tot slaap.'
Slaaprestrictie probeert de tijd die je wakker bent in bed zo kort mogelijk te houden, om de slaapefficiëntie te verhogen. Zie ook: 'hoe werkt slaaprestrictie.'
Paradoxale technieken raden de patiënt aan om wakker te blijven, om op die wijze de angst om niet in slaap te kunnen vallen weg te nemen.
Relaxatietechnieken proberen om het te hoge spanningsniveau waardoor iemand niet in slaap raakt te verminderen. - Autogene training: voorstellen van een warmte en zwaartegevoel in het lichaam, voorstellen van een rustige omgeving. - Visuele of auditieve biofeedback: training om specifieke functies te leren controleren. - Hypnose. - Autosuggestie: maakt gebruik van visualisatietechnieken. Zie ook: 'Hoe werkt autosuggestie?' - Meditatie, buikademhaling. - Ademhalingstechnieken. - Progressieve spierrelaxatie: alle spieren een voor een opspannen en ontspannen. - Repetitief focussen een woord, geluid, gebed, zin of spieractiviteit.
Wat zijn de besluiten uit het artikel? - Cognitieve gedragstherapie is eerste keus behandeling bij langdurige slapeloosheid. - Cognitieve gedragstherapie is in vergelijking met slaapmedicatie even efficiënt, maar de resultaten blijven langer aanhouden. - Bij acute slapeloosheid kan medicatie worden gebruikt als een snel effect nodig is. - In de behandeling van langdurige slapeloosheid zijn stimuluscontrole en slaaprestrictie efficiënt.
Bron: Medscape, 22/1/2009, L. Barclay, Nonpharmacologic Treatment of Chronic Insomnia Reviewed. Am. Fam. Physician 2009;79: 125-130.
Om het effect van lawaai tijdens je slaap te begrijpen is het nodig om even de de slaaparchitectuur onder ogen te nemen. Tijdens onze slaap evolueren we voortdurend van lichte naar diepe slaap (slaapfase 3 en 4) en omgekeerd. Wie te weinig heeft geslapen zal de volgende nachten relatief meer diepe slaap doormaken om dit tekort te compenseren.
Nachtelijke geluiden halen je telkens uit je diepe slaap naar een lichter stadium zonder dat je ervan wakker wordt. Maar daar zit juist het venijn: je hebt de indruk dat je 'aangepast' bent aan het geluid van windturbines of overvliegende vliegtuigen en dat je goed hebt doorgeslapen. Je bent je dus niet bewust van de voordurende verstoring van je diepe slaap.
Wat zijn hiervan de gevolgen?
Verstoring van het geheugen en leervermogen. Meer info, klik hier. Vermindering van de pijndrempel overdag. Verscheidene aandoeningen zoals fibromyalgie zijn trouwens geassocieerd met een verstoorde slaap. Verstoring van de productie van groeihormoon, dit wordt voornamelijk vrijgesteld tijdens de diepe slaap en is naast het aanzetten tot groeien erg belangrijk voor het herstel van weefsels. Het risico op het ontwikkelen van suikerziekte is hoger bij gebrek aan diepe slaap. Het vecht- en vluchtzenuwstelsel is actiever, wat onder andere een verhoogde druk in je bloedvaten geeft. Slaapproblemen komen erg vaak voor bij mensen met slepende ontstekingsziekten zoals rheuma of astma en kan hun aandoening verergeren.
Het is dus duidelijk (en bewezen) dat een verstoring van diepe slaap aanleiding geeft tot een overvloed aan klachten en aandoeningen.
Bron: Pathophysiology and Slow Wave Sleep. David N. Neubauer, MD, Medscape, February 12, 2009.
Vorig jaar werden in België 270 miljoen slaap- en kalmeermiddelen verkocht. Dat blijkt uit cijfers van de Belgische geneesmiddelenindustrie, in Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg, zo meldt De Standaard online.
Volgens Pharma.be werden tussen december 2007 en november 2008 in ons land 270 miljoen dosissen slaap- en kalmeermiddel genomen, ofwel 735.000 per dag. Dat betekent dat 7 procent van de Belgen slaapmedicatie gebruikt. Deze hoge aantallen maken van ons land samen met Frankrijk en Italië de koploper in Europa.
Federaal minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) gaf aan 'bijzonder ongerust te zijn over dit hoge verbruik'. Zij heeft twee professoren de opdracht gegeven om te onderzoeken waarom de Belgen zulke pillenslikkers zijn.
In de loop van het voorjaar start een campagne die misbruik moet inperken.
Het gebruik van slaap- en kalmeer middelen neemt dus erorm toe. De vorige gegevens van enkele jaren geleden spraken nog over 500.000 slaap- en kalmeermiddelen per dag in België alleen! Van een toename gesproken. We moeten wel voorzichtig zijn om deze getallen om te zetten naar 7 procent van de Belgen per dag, omdat er flink wat mensen tussen zitten die met één pil niet toekomen. Geloof het of niet, maar ik heb iemand in behandeling gehad die 56 (zesenvijftig) tot zelfs 1 keer 64 tabletten zolpidemtabletten PER DAG nam.
Hier moet dus dringend werk van worden gemaakt, zoals minister Onkelinx terecht vaststelt. Dit hoge gebruik wordt in de hand gewerkt door de houding van veel gezondheidswerkers die eerder positief staan tov nieuwere slaapmiddelen en onvoldoende op de hoogte zijn van van alternatieve niet-medicamenteuze behandelingen. Het voorschrijven van slaapmiddelen versterkt daar bovenop afhankelijk en passief hulpzoekend gedrag, wat later aanleiding geeft tot vraag naar nieuwe voorschriften. Nochtans weten we dat het effect van slaapmedicatie eerder gering is, erg beperkt in de tijd en vooral aanleiding geeft aan een waaier van bijwerkingen.
Ook wie lijdt aan slaapproblemen doet zijn of haar duit in het zakje bij het voorschrijven van slaapmedicatie: meestal wil je snel af van je klachten zonder er veel moeite voor te hoeven doen. Dan is zo'n pilletje een gemakkelijke 'oplossing'.
Volgens de NICE richtlijnen in Engeland (National Institute for Health and Clinical Excellence) is er onvoldoende bewijs om de nieuwere Z- slaapmiddelen (zolpidem, zopiclone, en zaleplon) te verkiezen boven kortwerkende benzodiazepines. Dit is in tegenspraak met de algemene opvatting onder artsen en patiënten dat deze Z-slaapmiddelen veel onschuldiger zouden zijn dan klassieke slaappillen.
Onderzoek in Engeland bij artsen toonde aan dat ze ervan overtuigd waren dat Z-slaapmiddelen efficiënter waren dan klassieke benzodiazepines op het gebied van uitgerust wakker worden, het functioneren overdag en totale slaaptijd. Ze werden veiliger beschouwd betreft tolerantie, verslaving, slaperigheid overdag, verkeersongevallen en gebruik bij oudere mensen. Nochtans steunt dit geloof in de betere efficiëntie en veiligheid niet op voldoende bewijs of ondersteuning vanuit de NICE richtlijnen.
Zijn deze bevindingen een reden om massaal terug te grijpen naar de vroegere benzo's? De waarheid zal wel ergens tussen de twee uitersten liggen. Wat vast staat is dat het idee fout is dat je maar iets erg licht inneemt met zolpidem. Dit moet je beschouwen als een echte slaappil en niet zomaar als een onschuldig inslapertje.
Verder onderzoek is lopende om te bepalen hoe gezondheidswerkers op een vlotte manier de niet-medicamenteuze behandeling van slaapproblemen kunnen toepassen en wat het resultaat daarvan is.
Bron: De Standaard online, 18/2/09. Effectiveness and cost-effectiveness of an educational intervention for practice teams to deliver problem focused therapy for insomnia: rationale and design of a pilot cluster randomised trial, Siriwardena AN et Al. 26 januari 2009. General practitioners' preferences for managing insomnia and opportunities for reducing hypnotic prescribing, Siriwardena AN, 2009. GPs' attitudes to benzodiazepine and 'Z-drug' prescribing: a barrier to implementation of evidence and guidance on hypnotics. Siriwardena AN, Br J Gen Pract 2006, 56(533):964-967.
Alsmaar meer patiënten, vooral vrouwen boven de 45 jaar,maken gebruik van benzodiazepinen als slaapmiddel. Huisartsen geloven vaak te weinig dat deze patiënten hun langdurig gebruik zelf kunnen afbouwen. In deze studie, een praktijkproject in het kader van een thesis, kregen 65 patiënten die een benzodiazepine of ander middel als slaapmiddel namen, een stopbrief toegestuurd. In combinatie met een geleidelijke dosisafbouw door de huisarts bleek deze minimale interventiestrategie wel effectief en stopte of verminderde bijna de helft van de patiënten hun gebruik.
Slaapmiddelen worden veel voorgeschreven, vooral als symptomatische behandeling van slapeloosheid en angststoornissen. Er zijn arts- en patiëntgebonden factoren, maar ook externe factoren die de instandhouding van langdurig benzodiazepinengebruik beïnvloeden. Omdat stoppen met benzodiazepinen doorgaans moeilijk is, lijkt het voorkomen van chronisch gebruik een eerste vereiste. Als men hierin niet slaagt en de patiënt toch een chronische gebruiker is geworden, kan de huisarts de patiënt proberen te doen stoppen via een minimale interventiestrategie. In de literatuur werd aangetoond dat er efficiënte methoden bestaan om succesvol de inname van benzodiazepinen te verminderen of te stoppen. Verschillende studies onderzochten een minimale interventiestrategie, al of niet gevolgd door een afgesproken dosisvermindering.
De interventiestrategie waarbij een stopbrief wordt gestuurd naar de patiënten, is een bruikbaar middel voor een brede groep van chronische benzodiazepinengebruikers in de huisartsenpraktijk en kan als een eerste stap in een stappenplan voor de afbouw van langdurig benzodiazepinengebruik worden gebruikt. Deze brief die de patiënt via de huisarts krijgt, bevat praktische aanwijzingen en een informatiefolder waarin wordt beschreven waarom het gebruik ervan getemperd moet worden, alsook tips voor een goede slaap. Ongeveer één op de vijf patiënten slaagt erin om zo te stoppen. In sommige studies werd zelfs een succespercentage tot 30% genoteerd.
In de huisartspraktijk viel het op dat er nog heel wat patiënten waren die al lange tijd een benzodiazepine namen, vaak zonder koppeling naar het medisch dossier wat indicatie, duur van inname en voorlichting over deze medicatie betreft. Hieruit ontstond het idee om na te gaan hoe we deze patiënten door middel van een kleine interventie konden sensibiliseren om hen te doen afzien van hun benzodiazepine. Specifiek wilden wij weten wat het effect is van een minimale interventie via het versturen van een stopbrief, al dan niet gevolgd door een gereguleerde dosisvermindering door de huisarts, bij patiënten die benzodiazepinen als hypnoticum nemen.
De stopbrief bevat praktische aanwijzingen, zegt waarom het gebruik van benzodiazepinen getemperd moet worden en geeft tips voor een goede slaap.
Hoe waren de reacties op de stopbrief? Drie maanden na het versturen van de stopbrief stopten 11 patiënten zelfstandig hun benzodiazepinengebruiken reduceerden er 10 hun gebruik. Vijfentwintig patiënten hadden nog geen actie ondernomen en 19 patiënten weigerden participatie.
Twee maanden later hadden 4 van de 10 patiënten hun gebruik zelfstandig gereduceerd na ontvangst van de stopbrief. Zij kwamen niet meer op consultatie omdat ze vonden dat ze al voldoende afgebouwd hadden. Uiteindelijk waren er nog 4 patiënten die volledig stopten door gereguleerde dosisreductie bij de huisarts. Eén patiënt herviel echter na 3 weken. Onder de 25 patiënten die nog geen actie ondernomen hadden, waren er 17 die hun gebruik reduceerden na een bezoek aan de huisarts, maar geen van hen slaagde erin volledig stoppen.
Niet alle patiënten reageerden initieel even goed op de brief. Twee patiënten reageerden verontwaardigd: zij wilden geen onderdeel zijn van een wetenschappelijk onderzoek en vroegen zich bovendien af waarom de huisarts deze middelen voorschrijft als deze zo slecht zijn als gesuggereerd. Beide patiënten werden uitgenodigd voor een gesprek in de consultatie: de opzet van het onderzoek werd nogmaals geschetst en de bezorgdheid rond langdurig benzodiazepinengebruik, het kortstondig effect ervan, de afhankelijkheid en de nevenwerkingen die eruit kunnen voortvloeien, werden benadrukt. Dezeinformatie hadden zij ook moeten krijgen bij het opstarten van hun slaapmiddel. Zij maakten nadien deel uit van de groep die hun gebruik volledig stopte. Dit gaf dan ook een grote voldoening om verder te gaan.
Welke waren de redenen voor weigering: van de 19 patiënten die niet wilden deelnemen, waren er 9 die in het verleden al eens geprobeerd hadden hun benzodiazepinengebruik te staken, maar zonder succes. Zeven gebruikers voelden zich goed bij hun slaapmiddel en wilden dit niet achterwege laten. Twee patiënten wilden graag stoppen, maar vonden het moment niet geschikt. Eén patiënt wilde de afbouw uitstellen omwille van familiale redenen.
Besluit: De stopbriefinterventie is een eenvoudig en bruikbaar middel gebleken. Het versturen van de stopbrief op zich leidde tot een directe stopzetting bij 14 patiënten en tot een dosisreductie met 52% bij 10 patiënten. In totaal werd bij 38 van de 65 geselecteerde patiënten na 6 maanden een verandering teweeggebracht in hun benzodiazepinengebruik. Dit is een succespercentage van 58,5%.
Drie patiënten die gestopt waren, hadden gedurende de eerste twee weken last van ontwenningsverschijnselen. Een van hen herviel op de helftvan de aanvangsdosis. Bij de andere twee patiënten verdwenen deze ontwenningsverschijnselen na twee weken, en ze zijn nog steeds gestopt.
Huisartsen nemen tot nu toe weinig initiatief om patiënten die benzodiazepinen gebruiken, hiervan te doen afzien. Vaak is dat omdat (verkeerd) gedacht wordt dat patiënten daar niet toe in staat zijn. Dit onderzoek toont ook aan dat veel patiënten met slechts een kleine interventie in staat zijn hun gebruik te reduceren. Een beperkte kennis van de patiënt over de medicatie, een gebrekkige dossiernotitie, het opstartbeleid en de follow-up, en een onvoldoende gekende afbouwmethodiek door de arts spelen hierin een belangrijke rol. Informeren en anticiperen op langdurig gebruik is dan ook de belangrijkste taak die voor de huisarts is weggelegd.
Canadese onderzoekers identificeerden een nieuwe risicofactor voor obstructieve slaapapnoe(snurken met adempauzes) bij mannen met een normaal lichaamsgewicht: te veel zitten. Deze belangrijke bevinding verscheen in Artsenkrant op 3/2/2009.
Als mensen veel lichaamsbeweging hebben, beletten de kuitspiersamentrekkingen dat er veel vocht wordt opgestapeld in de benen. Bij mensen met een zittend leven is er wel meer kans tot vochtopstapeling.
Stefania Redolfi (Toronto Rehabilitation Institute) en haar team toonden vroeger al aan dat het verplaatsen van vocht vanuit de benen bij gezonde niet-obese mannen resulteerde in een grotere nekomtrek, een vernauwing van de luchtpijp en meer neiging tot toeklappen van de luchtweg. Recent testten ze hun hypothese opnieuw uit bij 23 niet-obese mannen met een vermoedelijke slaapapnoe.
Ze stelden vast dat hoe meer tijd de mannen overdag al zittend doorbrengen, hoe groter het volume vocht is dat zich tijdens de nacht verplaatst van hun benen naar het bovenlichaam. En hoe groter het volume dat wordt verplaatst, hoe groter het risico voor obstructieve slaapapnoe.
De auteurs besluiten dat een zittend leven een risicofactor is voor slaapapnoe, en dit niet alleen omwille van het verhoogde risico voor obesitas, maar ook door de opstapeling van vocht in de benen.
Bron: Artsenkrant 1974, 3/2/09. American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine 2009;179:241-46
Goed slapen is belangrijk om je draagkracht te verhogen, zo ben je beter gewapend tegen de dagelijkse stress en tegen infecties. Wie slecht geslapen heeft voor hij een verkoudheidsvirus opdoet zal er gemakkelijker ziek van worden. In welke mate goed slapen een betere weerstand biedt, werd onderzocht door Dr. S. Cohen, afdeling psychologie van de universiteit in Pittsburgh, Pennsylvania.
153 gezonde mannen en vrouwen tussen de 21 en 54 jaar namen deel aan het onderzoek.
Zij noteerden nauwgezet gedurende 14 dagen hoelang en hoe goed ze sliepen (slaaptijd in functie van totale tijd in bed). Achteraf werd dan een gemiddelde score berekend. Vervolgens werden deze proefpersonen in afzondering gehouden, besmet met een flinke dosis verkoudheidsvirus en opgevolgd wie ziek werd.
De deelnemers die voor de besmetting minder dan 7 uur sliepen werden niet minder dan 3 keer meer verkouden dan wie 8 uur of meer sliep. Daar bovenop werden deelnemers die een slechte slaapefficiëntie hadden (veel wakker liggen) meer dan 5 keer zo makkelijk ziek dan wie efficiënt sliep.
Deze bevindingen konden niet worden verklaard door woonplaats, seizoen, BMI, sociaal-economische status, psychologische verschillen of gezondheidsgewoonten zoals roken, sport of alcoholgebruik.
De auteur besluit dan ook dat een kortere of een niet efficiënte slaap gedurende de weken voor de besmetting met een verkoudheidsvirus duidelijk geassocieerd is met minder weerstand ten opzichte van de ziekte.
Geluid tijdens de slaap zorgt ervoor dat het geheugencentrum in de hersenen, de hippocampus, overdag minder goed op gang komt.
Daarom hebben mensen met een slaapkamer bij een snelweg, spoorbaan of vliegveld meer moeite met het onthouden van oude informatie en het aanleren van nieuwe dingen. Zelfs als ze gewoon door dat lawaai heen slapen. (invloed windturbines: klik hier).
Dat zegt de Nederlandse neurowetenschapper Ysbrand van der Werf. Uit zijn onderzoek, gepubliceerd in het vakblad Nature Neuroscience, blijkt dat niet alleen slaaponthouding slecht is voor geheugen en leervermogen, wat uit eerdere experimenten al bekend was. Ook een lichte verstoring van de diepe slaap zonder dat iemand wakker wordt, heeft dat effect.
Van der Werf kwam dit proces op het spoor doordat hij tijdens de diepe slaap van zijn proefpersonen geluiden afspeelde. MRI-beelden lieten vervolgens zien dat de hippocampus van ongestoorde slapers overdag actiever was dan die van slapers naast wier bed met regelmaat piepjes hadden geklonken.
De proefpersonen moesten in een serie van honderd beelden er vijftig herkennen die ze eerder hadden gezien. De ongestoorde slapers deden dat veel beter.
Aansluitend hierop wil ik graag de reactie op dit onderzoek van psychologe Elke De Valck in 'De Standaard' meegeven.
Wie de nacht doorbrengt in een lawaaierige omgeving en bijvoorbeeld gestoord wordt door het gezoem van een autosnelweg of het geraas van een voorbijrijdende trein, heeft daar zelfs zonder wakker te worden last van. Als we in een zogenaamde 'diepe slaap'-fase zitten, zijn er langzame hersengolven actief. Die leggen de belangrijke informatie vast in het geheugen en wissen de nutteloze info. Maar als onze hersenen externe prikkels krijgen, kunnen de hersengolven dat niet doen en dat kan leiden tot geheugenverlies.
'De resultaten verbazen me helemaal niet', zegt Elke De Valck, docente aan de Vrije Universiteit Brussel en verbonden aan de Belgische Associatie van Slaaponderzoekers (Bass). 'Slapen is geen alles-of-nietsverhaal. Een voortdurend piepje of het geruis van een autosnelweg zijn prikkels die proberen om je aandacht te trekken. Je hersenen proberen die uit te schakelen om je nachtrust niet te verstoren, maar door dat bufferen zijn ze wel actief. Dat betekent dat je uit je diepste slaap wordt gesleurd en dat kan een negatieve invloed hebben op je geheugen.'
Vooral het onderdeel in onze hersenen waarmee we 'motorische activiteiten' leren, heeft te lijden onder de onrustige slaap. 'Wie bijvoorbeeld wil leren skiën, kan daar problemen mee hebben als zijn of haar nachten lawaaierig zijn', legt De Valck uit. 'Niet dat we zelf beseffen dat de nacht onrustig was, en daar schuilt het gevaar. We moeten nu onderzoeken of het ook echt schadelijk is. Want dat je gewend raakt aan lawaai, dat is heel subjectief. Wie naast een snelweg of spoorlijn woont, moet daarom nog niet panikeren. Maar we kunnen niet uitsluiten dat ze effecten ondervinden.'
Nachtwerk gooit je 24-uursritme zo grondig in de war, dat je dit best kunt vermijden, alleen is dit in onze maatschappij erg moeilijk. Heel wat jobs zijn immers te nemen of te laten met shiftwerk. Als je dan toch nachtshiften moet draaien, volg dan de aanbevelingen zo goed mogelijk op en maak werk om je slaap te beschermen.
In Denemarken krijgen verpleegsters met borstkanker een schadevergoeding mits ze 15 jaar nachtarbeid hebben gedraaid. De Nederlandse vakbond FNV vraagt haar leden die nachtwerk deden en borstkanker ontwikkelden zich te melden.
Al zo'n tien Deense verpleegsters werden bedeeld met vergoedingen uiteenlopend van 13.000 tot 134.000 euro, afhankelijk van leeftijd, erfelijke aanleg en gebruik van alcohol, tabak en medicijnen. In Denemarken wordt borstkanker in verband met nachtwerk als 'mogelijke beroepsziekte' gezien.
Al langer is uit onderzoek bekend dat vrouwen die veelvuldig nachtdiensten draaien mogelijk meer kans (zo'n anderhalf keer meer) op de ziekte hebben. Dat zou te maken hebben met een verstoorde productie van het hormoon melatonine (slaaphormoon) in het lichaam. Vooral de gezondheidszorg is een sector waar vaak 's nachts gewerkt wordt.
In Denemarken meldden zich in totaal ongeveer 40 vrouwen. Ook leden van het Nederlandse FNV kunnen eventueel aanspraak maken op een vergoeding als ze minsten tien jaar nachtwerk hebben verricht.
Het FNV-bureau beroepsziekten zegt dat er eveneens moet worden gekeken of er in Nederland richtlijnen moeten komen voor de planning van nachtdiensten. Werknemers zouden de diensten misschien niet te veel jaren achter elkaar moeten doen. Ook is het volgens hen de vraag of bepaald nachtwerk overdag kan worden gedaan.
Intussen reageren deskundigen verdeeld. Sommigen vinden de oproep "voorbarig". "Het verhoogde risico treedt pas op bij mensen die 20 tot 30 jaar achtereen nachtarbeid hebben verricht", zegt Prof. Monique Frings-Dresen in de Nederlandse krant Trouw. Als hoogleraar arbeidsgezondheidskunde beoordeelde zij de studies op wetenschappelijkheid.
En dat is niet alles, zegt ze. In de studies werd nachtwerk verschillend en onduidelijk gedefinieerd. Er was slecht geregisteerd hoeveel uur de vrouwen nachtwerk hadden geleverd. Dat bemoeilijkt conclusies ook nog eens.
Het is nu wachten op een rapport van het kankeronderzoekcentrum van de wereldgezondheidsorganisatie (IARC). Dat zal in de zomer verschijnen en schept mogelijk meer duidelijkheid.
Slaapapneu leidt tot langdurige werkonbekwaamheid, zo meldt de Artsenkrant.
Volgens een studie uit Noorwegen zijn de door de patiënt zelf aangegeven symptomen van obstructieve slaapapneu een onafhankelijke risicofactor van langdurige werkonbekwaamheid en van permanente beroepsinvaliditeit.
Hoe verhogen symptomen van obstructieve slaapapneu (OSAS) het risico op langdurige werkonbekwaamheid en op permanente beroepsinvaliditeit?
Een groep Noorse onderzoekers heeft deze vraag onderzocht en getracht hierop een antwoord te vinden. Borge Sivertsen (Universiteit van Bergen, Noorwegen) et al. hebben hiervoor gebruik gemaakt van een historische cohorte. Ze verzamelden informatie over de dagen van werkverlet wegens ziekte en over beroepsinvaliditeit, evenals over medische gegevens van de Hordaland Health Study, in het westen van Noorwegen voor de periode 1997-99.
Zowat 7028 personen tussen 40 en 45 jaar hebben een vragenlijst ingevuld waarop ze hun eigen symptomen van OSAS optekenden (snurken, ademhalingsstilstand en slaperigheid overdag), hun BMI, hun gezondheidstoestand en andere factoren die hiermee verband kunnen houden. De resultaten, samen met het aantal dagen werkonbekwaamheid van acht weken of langer en met de permanente beroepsinvaliditeit, kwamen uit de database van de Noorse nationale dienst voor ziekteverzekering.
Van de ondervraagden die aan de studie deelnamen leedt 6,3% aan OSAS. Na uitsluiting van diegenen die reeds bij het begin van de studie werkonbekwaam waren, bleken de OSAS-symptomen een significante voorspellende factor te zijn van langdurige werkonbekwaamheid en van permanente beroepsinvaliditeit. Die personen vertoonden immers bijna twee maal meer (1,7) risico op landurige werkonbekwaamheid, en twee maal (2,4) meer kans om op een zeker ogenblik beroepsinvalide verklaard te worden. Die resultaten bleven significant na aanpassing voor alle potentiële covariabele factoren. Onder de drie symptomen die werden vermeld, bleek de slaperigheid overdag het belangrijkste te zijn, gevolgd door ademhalingsstilstand en snurken.
Volgens de auteurs zijn de door de patiënt zelf aangegeven symptomen van obstructieve slaapapneu een onafhankelijke risicofactor van langdurige werkonbekwaamheid en van permanente beroepsinvaliditeit. Deze resultaten moeten echter nog door andere studies bevestigd worden die dan de symptomen van het apnoesyndroom objectief moeten vaststellen. De conclusies van de studie worden gepubliceerd in de laatste aflevering van de European Respiratory Journal.
In mijn vorig artikelheb ik vermeld dat je door slaapmedicatie te gebruiken het risico loopt om sneller depressief te worden. Dr. Krypke (Professor of Psychiatry at the University of California, San Diego) heeft erg veel onderzoek gedaan over de risico's van slaapmiddelen en onderhoudt een website om het gebruik van slaapmedicatie te ontmoedigen. In de hieronder volgende studie keek hij na in welke mate depressie voorkwam bij mensen die slaappillen namen, in vergelijking met een placebo (neppil).
Prof Krypke verzamelde gegevens (verkregen via de Food and Drug Administration uit de VS) van 5535 patiënten die slaappillen gebruikten, vergeleken met 2318 personen die een placebo innamen: 2% van de slaappilgebruikers leden aan depressieve klachten en slechts 0.9% van de placebogroep. Het risico lijkt dus verdubbeld door het gebruik van slaapmedicatie. Deze bevinding suggereert dat wie risico loopt op een depressie best geen slaappil neemt, maar wel een antidepressieve therapie volgt met cognitieve gedragstherapie en/of antidepressiva.
We hebben gezien dat slapeloosheid het risico verhoogt op depressie. Let wel dat het er geen oorzaak van is, maar wel een belangrijk teken aan de wand, evenmin als buikpijn een maagzweer veroorzaakt, maar er wel een teken van kan zijn. Een langlopend onderzoek over slapeloosheid,depressie en angst kon niet aantonen dat slapeloosheid een voorspellende factor was voor het krijgen van een depressie 10 jaar later, maar het gebruik van slaapmiddelen wel. Dit doet natuurlijk de interessante vraag rijzen of het inderdaad niet de slapeloosheid zelf is maar wel het geassocieerde gebruik van slaapmiddelen, dat het risico op een toekomstige depressie verhoogt.
Dit zijn nog geen vaststaande feiten, maar de ideeën van Prof. Krypke zetten toch wel aan tot denken. Verder onderzoek op dit vlak is zeker nog nodig om na te gaan wat juist depressie veroorzaakt: slapeloosheid zelf of het gebruik van slaapmedicatie. Wat ik hieruit onthoud is dat slapeloosheid echt moet worden behandeld en vooral zonder slaapmedicatie. Aanpak slapeloosheid: klik hier.
Nog een belangrijk discussiepunt: veel patiënten denken dat ze minder depressief zullen zijn door een betere slaap dankzij slaapmedicatie. Nu blijkt dat het beperkt onthouden van slaap net antidepressief werkt, terwijl wie slaapmedicatie nam een minder verkwikkende slaap genoot. Het is trouwens erg onzeker of de beperkte toename van de slaap door slaappillen de depressieve klachten kan verbeteren.
Bronnen: Kripke DF. Greater incidence of depression with hypnotic use than with placebo. BMC Psychiatry. 2007;7:42 Wirz-Justice, A. van den Hoofdakker, RH. Sleep deprivation in depression: what do we know, where do we go? Biol Psychiatry. 1999.
Wat is het verband tussen slaapgebrek en depressie? Slapeloosheid kan immers zowel een risicofactor zijn voor depressie als het gevolg ervan. Bevolkingsonderzoek toont aan dat maar liefst 70% van mensen met een psychiatrisch probleem ook klagen van slapeloosheid. Als andersom mensen met slaapproblemen ondervraagd werden, bleek bijna de helft te lijden aan psychiatrische klachten, terwijl dit bij goede slapers maar 1 op 6 was!
Slapeloosheid is niet alleen een risicofactor om een depressie te ontwikkelen, maar het heeft ook een voorspellende waarde. Een studie heeft aangetoond dat meer dan 40% van de patiënten al klachten had over de slaap voor hun stemmingsstoornis tot uiting kwam. Een andere studie kon aantonen dat een onopgeloste slapeloosheid het risico verdrievoudigt om binnen het jaar een psychische stoornis te krijgen! Het hoeft niet te verbazen dat het doorbehandelen van slaapproblemen erg belangrijk is om het ontstaan van depressies te verminderen. Behandel ze dan wel op een goede manier, best zonder slaapmedicatie want studies doen vermoeden dan net het gebruik van slaapmiddelen bijdraagt tot een hoger risico op depressie. In mijn volgend artikel kom ik terug op deze toch spectaculaire bevinding.
Dat zowel slapeloosheid als depressie moet worden behandeld blijkt uit de vaststelling dat wie van beide last heeft duidelijk aan levenskwaliteit inboet, zowel op het vlak van lichamelijk gezondheid als van emotioneel en geestelijk welbevinden. Daarnaast is slapeloosheid ook een risicofactor voor zelfdoding bij depressieve mensen. Slaaponderzoek toont een veranderd en onderbroken slaappatroon bij wie met zelfdodinggedachten rondloopt. Erg belangrijk is de rol van serotonine, dit was vaak verlaagd bij patiënten met een poging tot of een geslaagde zelfdoding. Serotonine speelt daarbij een belangrijke rol bij het begin en onderhouden van diepe slaap en remslaap.
In de behandeling van depressie is slapeloosheid een van de meest hardnekkige klachten om te verbeteren en indien niet behandeld, kan dit een snel herval in de hand werken. Bij wie herviel in een depressie bleek in de helft van de gevallen nog aan slapeloosheid te lijden. Aangehouden behandeling van de geassocieerde slaapproblemen kan dus helpen om een herval van depressie te voorkomen.
In de behandeling van depressie met slapeloosheid kan medicatie een snelle verbetering geven op voorwaarde dan dit wordt gecombineerd met meer geleidelijke lange termijn oplossing door gedragstherapie en de juiste slaaphygiëne. Als behandeling wordt dan meestal een combinatie gemaakt van antidepressiva en benzo- of nonbenzodiazepines. Langdurige slapeloosheid wordt uitsluitend niet-medicameteus behandeld, namelijk met een goede slaaphygiëne, stimuluscontrole, relaxatie of autosuggestietechnieken en cognitieve gedragstherapie. In een studie bij depressieve patiënten met slapeloosheid gaf trazodone een significant verhoogde totale slaapduur, een betere slaapefficiëntie, meer diepere slaap (stadium 3 en 4) en minder wakker worden. Er werden ook slechts minimale bijwerkingen vastgesteld.
Bron: Medscape 15/10/2008, Exploring the Relationship Between Insomnia and Depression W. Vaughn McCall, MD, MS. Kripke DF. Greater incidence of depression with hypnotic use than with placebo. BMC Psychiatry. 2007;7:42 Singareddy RK, Balon R. Sleep and suicide in psychiatric patients. Ann Clin Psychiatry. 2001;13:93-101
Wie niet goed heeft geslapen voelt dat de dag erna, dat is best vervelend maar niet ernstig. Naast deze directe gevolgen heb je ook een weerslag op je algemene gezondheid, te weinig slaap geeft immers een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, op overgewicht en diabetes. Je psychisch functioneren lijdt er ook onder, er is een duidelijk verband met depressie beschreven. En last but not least, vergeten we vooral niet de gevolgen op het gebied van veiligheid: denk maar aan de scheepsramp van de Herald of Free Interprise en de Exxon Valdez of aan de talrijke verkeersongevallen, veroorzaakt door slaapgebrek.
Nu wordt ook een verband tussen slaap en bescherming tegen kanker beschreven, zoals blijkt uit het volgende artikel uit de Artsenkrant.
Volgens een Amerikaanse studie verlaagt regelmatige lichaamsbeweging bij vrouwen het risico op kanker, maar enkel als ze ook goed slapen! Slaaptekort zou immers de weldaden van lichaamsbeweging neutraliseren.
Het juiste mechanisme is niet gekend, maar wetenschappers denken dat lichaamsbeweging een belangrijke invloed heeft op verschillende factoren zoals hormoonspiegels, immunologische weerstand en lichaamsgewicht. "We hebben dan ook het verband onderzocht tussen lichaamsbeweging en het ontstaan van kanker."
Het team van James McClain (National Cancer Institute, VS) stelde zijn resultaten voor op de 7de internationale conferentie 'Frontiers in Cancer Prevention Research' van de American Association for Cancer Research op 17 november. De studie mat het energieverbruik van lichaamsbeweging, de slaapduur en de algemene incidentie van kanker, evenals die van borst- en dikdarmkanker bij 5.968 vrouwen boven de 18 jaar bij wie nog geen kanker gediagnosticeerd was. Ze vulden in 1998 een vragenlijst in, en werden gedurende ongeveer tien jaar opgevolgd.
De resultaten wijzen op een duidelijk verband tussen slaap en lichaamsbeweging. Van de 5.968 deelneemsters kregen er 604 kanker, van wie 186 borstkanker. De meest actieve vrouwen liepen significant minder risico op alle soorten kankers en op borstkanker in het bijzonder. Vrouwen onder de 65 jaar die bijzonder actief waren, en minder dan 7 uur per nacht sliepen, liepen meer kans op het ontstaan van kanker, waardoor de beschermende invloed van lichaamsbeweging op dit risico in deze groep sterk gedaald was.
"Volgens onze gegevens verstoort de slaapduur bij vrouwen van jonge en middelmatige leeftijd het verband tussen lichaamsbeweging en risico op kanker van eender welke aard. Een volgende stap moet deze gegevens nog bevestigen en het onderliggende mechanisme van dit verschijnsel verder onderzoeken", concludeert James McClain.
Recentelijk hebben twee gezaghebbende Nederlandse verenigingen voor kinder- en jeugdgezondheidszorg een nieuwe richtlijn voor de preventie van wiegendood uitgebracht. Aan de basis van dit initiatief ligt de vaststelling dat bepaalde risicofactoren weer in frequentie toenemen, waarschijnlijk door een verminderde aandacht voor de problematiek van wiegendood.
Men denkt dat wiegendood wordt veroorzaakt door een combinatie van een eigen gevoeligheid bij het kind en externe factoren. Onderzoek wijst op een stoornis van de hersenstamkernen die een levensbelangrijke rol spelen bij de controle van de ademhaling, waardoor de wekreactie in gebreke zou blijven.
Preventieve maatregelen: zie het artikel: Wiegedood.
Laat je baby regelmatig op zijn buik spelen. De belangrijkste risicofactor voor wiegendood blijft slapen in buikligging. Ouders leggen hun kinderen tegenwoordig in de overgrote meerderheid van de gevallen op de rug te slapen. Maar vanaf de leeftijd van ongeveer drie maanden kan een zuigeling zichzelf vanuit rug- naar buikligging omdraaien. Het risico van wiegendood is het hoogst bij kinderen die voor het eerst op de buik slapen, ook wel ‘onervaren buikslapers’ genoemd. Opvallend is dat bij wiegendood van een onervaren buikslaper, het kind zeer vaak met het gezicht naar beneden wordt aangetroffen. Mogelijk is het beschermingsmechanisme om het hoofd opzij te draaien onvoldoende ontwikkeld bij onervaren buikslapers. In de herziene richtlijn wordt daarom aangeraden om baby’s regel matig onder toezicht op hun buik te laten spelen. Zie ook wiegedood en buiklig.
Op de rug slapen geeft geen vervorming van de schedel. Sommigen vrezen dat hoofdzakelijk op de rug slapen bij het kind een vervorming van de schedel teweegbrengt. Dit kan verklaren waarom men vroeger zijligging niet afraadde tot de leeftijd van twee weken. Omdat ouders de zijligging mogelijk langer handhaven, waardoor omrollen naar buikligging steeds vaker kan vóórkomen, wordt de zijligging nu vanaf het begin afgeraden. De vrees voor vervorming van de schedel bij het slapen in rugligging is onterecht. Het risico bestaat slechts als er andere factoren aanwezig zijn, zoals een voorkeurshouding van het hoofd bij verzorging en een vertraagde motorische ontwikkeling. In de nieuwe richtlijn wordt daarom aanbevolen om tijdens verzorging het hoofd van het kind afwisselend naar links en naar rechts te leggen.
Passief roken bevordert het vóórkomen van wiegendood, met een duidelijke dosisresponsrelatie. Het effect is groter tijdens de zwangerschap dan vlak na de geboorte. Nicotine belemmert onder andere de expressie en de functie van bepaalde hartreceptoren die het hartritme versnellen. Daardoor ontstaat een verminderde respons op zuurstoftekort met als gevolg een verminderde hersendoorbloeding en een verhoogde kans op hartstilstand.
Nieuw is de vaststelling dat bij de ouders in bed slapen een verhoogd risico van wiegendood veroorzaakt. Vooral als de ouders onder een dekbed slapen en/of twee losse matrassen hebben waartussen het kind klem kan komen te zitten, is de kans op verstikking groter. Ook wanneer de ouders minder wekbaar zijn door vermoeidheid, medicatie of alcoholgebruik, is er een groter risico van wiegendood. De kans neemt af met leeftijd, tot de leeftijd van vier à vijf maanden; ze is hoger bij premature kinderen. Aanbevolen wordt om het kind tot de leeftijd van vier maanden niet bij de ouders te laten slapen. Deze termijn wordt verlengd tot zes maanden als de ouders roken en/of het kind prematuur is.
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat zowat 20% van de gevallen van wiegendood plaatsvindt in de setting van een dagverblijf. Zelfs na een gerichte voorlichting, waardoor het vóórkomen van de hierboven beschreven risicofactoren niet meer verschilt van die in de thuissituatie, blijft de incidentie in dagverblijven ruim tweemaal hoger. Mogelijk veroorzaakt de onbekende omgeving meer stress bij zuigelingen, maar verder onderzoek moet dit bevestigen
Een kind in het bed van zijn ouders laten slapen is geen goed idee, maar in dezelfde kamer als zijn ouders is het veiliger dan waar ook. Europees onderzoek vindt een significant verschil in het risico van wiegendood tussen zuigelingen die op de kamer van hun ouders slapen en zuigelingen die dat niet doen. Het positieve effect is meer uitgesproken bij jonge zuigelingen. De kamer delen met andere kinderen blijkt geen bescherming te bieden. Aanbevolen wordt om tot de leeftijd van zes maanden het kinderbedje op de slaapkamer van de ouders te plaatsen.
Het kinderbedje kan maximaal beveiligd worden. Men raadt bijvoorbeeld aan het kind neer te leggen met zijn voeten tegen het voeteneinde van het bed. Het bed moet strak worden opgemaakt zodat het kind niet te veel beweegt. Ook overdag slaapt de zuigeling niet in een groot bed. Hoofdkussens en de aanwezigheid van grote knuffels moeten vermeden worden. Ten slotte moet men ervoor zorgen dat het kind niet in slaap valt buiten zijn bed terwijl het alleen is: jonge kinderen slapen niet in een box en worden ook niet alleen gelaten als ze in hun box aan het spelen zijn.
Lager risico bij gebruik van een speen. Op het ogenblik dat het kind in zijn bedje wordt gelegd, kan het best een speen meekrijgen. Onderzoek laat eenduidig een lager risico van wiegendood zien bij kinderen aan wie een speen wordt toegestopt. Over het mechanisme achter dit effect bestaan slechts hypothesen. Mogelijk bemoeilijkt de aanwezigheid van de speen het omrollen naar buikligging. Daarnaast stabiliseert de speen de tong en voorkomt op die manier de obstructie van de luchtweg. Misschien werkt de speen geruststellend en gaan zuigelingen daardoor minder bewegen in hun slaap. Ook wordt verondersteld dat speengebruik misschien gastrooesofagale reflux beperkt. Ten slotte geeft onderzoek aanwijzingen dat het gebruik van een speen de auditieve wekdrempel zou verlagen. Omdat speengebruik mogelijk nadelig is voor de borstvoeding, wordt aanbevolen een speen bij kinderen met borstvoeding pas aan te bieden als de borstvoeding op gang gekomen is.
Een verder positief effect kan worden verwacht van borstvoeding. Retrospectief onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die aan wiegendood overleden, minder vaak borstvoeding kregen. In 2007 nog werd een meta-analyse uitgevoerd van alle studies die sinds 1993 de correlatie tussen wiegendood en borstvoeding hebben onderzocht. Onderzoek toont aan dat kinderen met borstvoeding een lagere wekdrempel hebben. Het effect van borstvoeding zou onder andere toe te schrijven zijn aan de samenstelling van de vetten in de moedermelk, die de rijping van de hersenen bevordert.
Niet oninteressant is dat het overzicht van de nieuwe richtlijn in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde terloops wijst op een conceptueel verschil tussen wiegendood en wat in de Angelsaksische literatuur wordt aangeduid als Sudden Infant Dead Syndrome (SIDS). Wiegendood wordt gedefinieerd als de plotselinge, onverwachte dood van een kind onder de twee jaar, bij wie geen lichamelijke afwijking wordt vastgesteld die het overlijden kan verklaren. Van SIDS spreekt men als het postmortaal onderzoek, inclusief een volledige autopsie, nog steeds geen verklaring biedt. SIDS is dus een subcategorie van wiegendood.
We komen ook te weten waarom buikligging moet vermeden worden: in buikligging is de intrinsieke wekdrempel hoger. De prikkel om een wekreactie tot stand te brengen moet tot 1,5 maal sterker zijn bij een kind in buikligging dan bij een kind in rugligging. De reden is dus niet dat een kind in buikligging een hoger risico heeft om op zijn neus te gaan liggen, wat men misschien intuïtief zou verwachten.
Bron: De Huisarts 4/12/08, nr 900, Dr. M. Langdries Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152(24): 1370-1374 Canadian Paedriatric Society (www.cps.ca): Recommendations for the use of pacifiers.
Een kwartiertje pitten. Dat kan een slaperige bestuurder voor onheil behoeden. Slaperigheid en vermoeidheid zouden een factor zijn in tot een vijfde van de ongevallen.meldt De Standaard.
Het gebeurt in de late nacht of de vroege ochtend. Een slaperige bestuurder houdt minder goed koers, stuurt bruusker, houdt een minder constante snelheid aan, reageert niet alert op onverwachte situaties. Als hij even in slaap valt, al is het maar een seconde, kunnen de gevolgen desastreus zijn.
'Slaap dringt zich op, je kunt het niet uitstellen zoals honger', zegt slaapexpert professor Raymond Cluydts (VUB). 'Vandaar dat het ook zo gevaarlijk is op de weg.'
In hoeveel van de ongevallen vermoeidheid of slaperigheid een oorzaak is, kan niet teruggevonden worden in de statistieken. Europees onderzoek gaat ervan uit dat het een factor is in 10 tot 20 procent van de ongevallen.
Vermoeidheid vormt een probleem voor wie te lang achter het stuur zit. Maar ook wie te weinig of een slechte nachtrust gehad heeft, loopt gevaar. Ook tijdens korte ritten. Het effect van 24 uren zonder slaap staat gelijk met 1 promille alcohol in het bloed. 17 uur niet slapen is 0,5 promille, de wettelijke limiet. 'Vermoeidheid is zelfs een groter probleem dan alcohol achter het stuur', meent Cluydts', 'wie in slaap valt, is meteen alle controle kwijt. Vandaar dat Bob behalve nuchter ook goed wakker moet zijn.'
Er zijn vier risicogroepen: beroepschauffeurs, mensen die in ploegen werken, mensen die aan een slaapstoornis lijden en jongeren (vooral mannelijke).
Vooral bij die laatste groep is het probleem zorgwekkend, omdat hun levensstijl ertoe leidt dat ze vaker moe in de auto stappen. 'Jongeren bouwen een slaapachterstand op tijdens de week door systematisch te laat op te blijven', legt Cluydts uit. 'Zaterdag werken ze, nadien gaan ze uit en tegen de vroege ochtend slaat de vermoeidheid toe.'
Voor ouderen ligt het anders. Zij krijgen een dipje na de middag en doen dan beter een dutje dan de auto te nemen. 'Dit staat lijnrecht op het advies dat ze soms van een politierechter meekrijgen: rij alleen buiten de spits, wanneer het niet druk is', aldus Cluydts.
Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) liet in maart van dit jaar een enquête uitvoeren bij bestuurders tussen 18 en 34 jaar. 41 procent van hen gaf toe het afgelopen jaar minstens één keer te moe te hebben gereden. Bij de andere leeftijden is dat 28 procent.
Om de slaperigheid te verdrijven zijn koffie, luide muziek of frisse lucht lapmiddelen. Het enige wat echt helpt, is even halt houden op een veilige stopplaats en een kwartiertje tukken. Waarom 15 minuten? Omdat de slaap dieper wordt als het langer duurt en je dan minder fris ontwaakt. Wel nuttig kunnen twee koppen koffie zijn. Die maken dat je na een slaapje sneller weer alert bent.
Professor Cluydts is voorstander van striktere Europese medische voorschriften bij de toekenning van het rijbewijs aan beroepschauffeurs. 'De chauffeurs zijn bang voor hun baan, maar dat is onterecht. Stoornissen zoals slaapapneu zijn te behandelen.'
Het BIVV heeft in samenwerking met de Europese Commissie en de verzekeraar Axa een mediacampagne gestart, die vooral op jongeren mikt. Die gaat onder de slogan 'niet storen, ik neem een pitstop'. Een verwijzing naar de haltes van racewagens en ook een woordspeling met pitten, slapen.
Guy Van Hyfte (47 jaar) is al 22 jaar autocarchauffeur. 'Vermoeidheid zit ingebakken in ons werk' legt hij uit.
'De mens is een dagdier. Plots omschakelen naar nachtwerk is niet gezond. Dat is wat autocarchauffeurs moeten doen als ze vrijdagavond aan een trip beginnen.'
'Vermoeidheid is een groot probleem op de pendelreizen die autocars afleggen op en af naar het zuiden of naar de skigebieden. Ik erken dat nachtritten een economische realiteit zijn. Veel chauffeurs vragen ernaar. En de klanten evenzeer.'
'Ik heb nog geen ongeval door vermoeidheid meegemaakt. En voor zover ik weet, ook geen van mijn collega's. Maar ik heb wel al dergelijke ongevallen zien gebeuren.'
Merk je aan jezelf dat je in gevaar komt? 'Plots begin je beestjes te zien. Je dommelt in, soms heel kort, maar die ene seconde van onoplettendheid kan fataal aflopen. Als je wakker wordt, merk je dat je over de witte lijn gegaan bent. Die microslaapjes vormen een groot risico in ons vak.'
'Het gevaarlijkste moment is het einde van de nacht, de vroege ochtend. Je merkt dat ook aan de ongevallen met vrachtwagens. Die doen zich vaak voor op dat tijdstip. De eentonigheid van de weg doet ook geen deugd.'
Jullie rijden toch met twee chauffeurs? 'Ja, terwijl de ene rijdt, rust de andere. Maar als je een slaapaanval krijgt, kun je je collega niet zomaar wakker schudden en vragen over te nemen. Stel dat hij zelf nog maar een uur geslapen heeft. Dan is hij niet uitgerust.'
'Chauffeurs die de nachtshift gedaan hebben, worden verondersteld overdag te slapen. Maar dat lukt niet altijd in de hotels waar we ondergebracht worden. Autocarchauffeurs mogen 15 uur werken. Als ze met twee zijn, 21 uur. Daarvan rij je tien uur. Da's langer dan een gewone dagtaak, hé. Vermoeidheid zit gewoon ingebakken in ons werk.'
Word je ooit op vermoeidheid gecontroleerd? ''s Nachts is er sowieso weinig politiecontrole. En hoe zouden ze dat controleren? Je ziet het niet aan een mens. Je kunt er doodmoe uitzien, maar je toch kiplekker voelen. Het enige wat ze kunnen controleren, zijn de rij- en rusttijden.'
Heb je trucjes om wakker te blijven? 'Het beste is even te stoppen en de benen te strekken of een sigaretje te roken. Maar de reizigers appreciëren dat niet altijd. Zeker die van de korte skitrips willen geen tijd verliezen. Ze willen zo lang mogelijk op de latten staan. Je hebt overtuigingskracht nodig om uit te leggen dat het belangrijk is voor ieders veiligheid.'
'Koffie drink ik niet. Je moet sowieso opletten met eten, drank en snoep. Een raampje opendraaien voor frisse lucht geeft dan weer veel lawaai voor de eerste rijen.'
'Muziek beluisteren helpt. Maar als de passagiers slapen, kun je ze niet op de luidsprekers zetten. De iPod is voor mij een zegen. Die stelt me in staat naar mijn favoriete songs te luisteren, zonder dat ik iemand in de bus stoor. Abba, Beatles, Presley. Geen klassieke muziek. Daarvan val je in slaap.'
In de lente leidt de uurverandering tot meer hartinfarcten, terwijl het winteruur het omgekeerde effect heeft, dit meldt de Artsenkrant.
Twee Zweedse onderzoekers, Imre Janszky en Rickard Ljung (Stockholm), onderzochten de invloed van de uurverandering op het aantal diagnoses van hartinfarct. Hiervoor hebben ze het aantal hartinfarcten gedurende de eerste zeven dagen na de uurverandering vergeleken met die van de weekdagen twee weken ervoor en erna. Ze maakten daarbij gebruik van het Zweedse infarctregister dat deze hartinfarcten sinds 1987 bijhoudt.
De onderzoekers ontdekten dat tijdens de eerste drie dagen na de uurverandering in de lente het aantal infarcten significant gestegen was met 5%. Deze uurwisseling treedt in Europa op de laatste zondag van de maand maart, waarbij de tijd een uur later wordt ingesteld. Daarentegen noteerden ze na de uurwisseling in de herfst, het laatste weekend van oktober, als de tijd met een uur vertraagd wordt, op maandag een risicodaling. Over de hele week is deze daling minder belangrijk dan de stijging die in de lente wordt waargenomen.
Het effect van de uurwisseling in de lente is iets meer uitgesproken bij vrouwen dan bij mannen, terwijl in de herfst het omgekeerde wordt waargenomen. De invloed van de uurwisseling is veel duidelijker merkbaar bij mensen onder de 65 jaar dan bij oudere personen.
Gevaarlijke maandag Volgens de auteurs is de meest plausibele uitleg het tekort aan slaap met zijn nadelige werking op het hart- en bloedvatenstelsel. Experimentele studies hebben aangetoond dat dit negatieve effect gepaard gaat met een overheersing van het stressgerelateerde zenuwstelselen met een stijging van ontstekingsveroorzakende stoffen in het bloed. "Volgens onze gegevens zouden kwetsbare personen bruuske veranderingen van hun biologische ritme moeten vermijden."
Waarom zijn er meer risico’s op maandag? Door de mentale stress van een nieuwe werkweek en de verhoogde activiteit die ermee gepaard gaat, zeggen de Zweden. Het kan echter ook het gevolg zijn van het verstoorde slaap-waakritme tijdens het weekend.
De onderzoekers leggen ook de nadruk op het feit dat Westerlingen een chronisch slaaptekort hebben: tijdens de 20ste eeuw daalde de gemiddelde duur van de slaap van 9 naar 7,5 uren. "Daarenboven moet worden nagegaan of langere slaap wel voordelen biedt. Het feit dat bijkomende slaap tijdens de eerste werkdag na de overgang naar het winteruur een beschermende functie heeft is wel een eigenaardige ontdekking."
Studies over slaapagenda suggereren dat tijdens het weekend de mensen meestal later gaan slapen en opstaan. Het vroegere opstaan de eerste weekdag, evenals het kleine slaaptekort dat ermee gepaard gaat, zijn een mogelijke verklaring van de nadelige invloed op hart en bloedvaten bij bepaalde personen. Het zou dan ook logisch zijn dat deze werking minder uitgesproken is tijdens de winteruurwisseling.
Studies moeten uitmaken of een stabieler ontwaak- en inslaapmodel tijdens de week of een later ontwaken op maandag een aantal hartinfarcten kan voorkomen.
Meer over de gevolgen van de zomertijd: klik hier.
Bron: Artsenkrant 18/11/2008, nr 1956. Martine Versonne NEJM 2008;359:1966-8
Herhaaldelijk snurken, een typische uiting van verhoogde weerstand in de bovenste luchtweg, komt vaak voor bij kinderen; ongeveer 10 % snurkt regelmatig. Na de leeftijd van negen jaar vermindert dat gevoelig. Van de snurkende kinderen ondervindt 2 tot 3% een lichaamlijke weerslag.
Zowat twintig jaar geleden waren te grote keelamandelen de belangrijkste oorzaak van slaapapneu bij kinderen. In het begin van de jaren 90 leed amper 15% van de snurkende kinderen aan zwaarlijvigheid. Tijdens de laatste twee à drie jaar vinden Amerikaanse onderzoekers in bevolkingsonderzoek meer dan 50% gevallen van zwaarlijvigheid bij kinderen die naar gespecialiseerde centra worden doorverwezen met een vermoeden van slaapapneu. Daarom wordt nu voorgesteld twee groepen van slaapapneu bij kinderen te onderscheiden, naargelang er sprake is van zeer grote keelamandelen zonder zwaarlijvigheid, of van zwaarlijvigheid met matig vergrote keelamandelen. Slaapapneu komt ongeveer evenveel voor bij jongens als bij meisjes, hoewel jongens tijdens de puberteit in sommige onderzoeken een iets grotere groep vormen.
Slaapapneu veroorzaakt ook bij kinderen ernstige complicaties. Meer dan bij volwassenen staan bij het kind gedragsstoornissen op de voorgrond: hyperactiviteit en agressiviteit kunnen optreden, zelfs als er op andere momenten van de dag slaperigheid wordt genoteerd. Daarnaast hebben kinderen met slaapapneu cognitieve stoornissen, wat zich uit in slechte schoolresultaten. De hyperactiviteit en de slechte schoolresultaten kunnen samen aanleiding geven tot het verkeerdelijk stellen van de diagnose ADHD. Zie ook ADHD, slaap en ademhaling.
Hart- en vaataandoeningen doen zich voor bij kinderen met slaapapneu, voornamelijk onder vorm van hoge bloeddruk en een verdikking van de linker hartkamer. Net zoals bij volwassenen stelt men vast dat slaapapneu bij kinderen een onafhankelijke risicofactor is voor het ontstaan van suikerziekte en daaraan gerelateerde stoornissen in de stofwisseling: kinderen met zwaarlijvigheid én slaapapneu hebben dus een hoger risico dan kinderen met slechts één van beide. Ook groeistoornissen zijn beschreven bij slaapapneu, maar men weet nu dat de frequentie hiervan in het verleden overschat is: ten hoogste 5% van de patiëntjes is erdoor getroffen.
Aangezien kinderen met slaapapneu bijna altijd te grote keelamandelen hebben, is het wegnemen ervan in de meerderheid van de gevallen van matige tot ernstige slaapapneu aangewezen (als de adempauzes meer dan 5x/u optreden), ook bij zwaarlijvige kinderen. Toch zal dit de slaapapneu niet in alle gevallen doen verdwijnen. Volgens de literatuur bedraagt het succespercentage 85%, en mogelijk is het lager in de subgroep van de zwaarlijvige kinderen. Als de slaapapneu niet volledig verdwijnt en de symptomen matig tot ernstig blijven, dan neemt men zijn toevlucht tot CPAP. Bij kinderen met een lichte vorm van slaapapneu is niet duidelijk aangetoond dat het verwijderen van de amandelen meer voordelen dan risico’s met zich meebrengt. Toch hebben ook deze kinderen een verhoogd risico op lichamelijke afwijkingen door slaapapneu. CPAP biedt hier niet echt een oplossing omdat deze techniek in aanwezigheid van te grote keelamandelen niet erg doeltreffend is. Bij deze kinderen wordt soms een plaatselijke behandeling, bijvoorbeeld met corticoïden, voorgesteld.
Ernstiger in Azië Te grote amandelen en zwaarlijvigheid zijn de belangrijkste determinanten van slaapapneu, maar een hele reeks andere factoren kan het ontstaan van de aandoening bepalen, zoals de structuur van schedel en aangezicht en de manier van ademen. Dit kan mogelijk verschillen tussen bevolkingsgroepen verklaren. Men heeft bijvoorbeeld vastgesteld dat Aziatische kinderen voor een bepaalde graad van zwaarlijvigheid meteen een ernstiger vorm van slaapapneu ontwikkelen dan kinderen uit Europese bevolkingsgroepen. Bij het zoeken naar een verklaring hiervoor moet men niet alleen rekening houden met erfelijke factoren, maar ook met een mogelijke rol van laattijdige diagnose in streken met een minder ontwikkelde medische infrastructuur. Net zoals in de volwassen populatie wordt slaapapneu bij kinderen gediagnosticeerd aan de hand van een slaaponderzoek.
Bron: De Huisarts, 6 november 2008, nr 896, Dr. M. Langendries. Bronnen: Proc Am Thorac Soc. 2008;5:274-82. Ann Acad Med Singapore 2008;37:701-5.
Wanneer je slaapt zijn je hersenen het meest actief tijdens de droomslaap, zo dachten we toch, dat blijkt namelijk niet zo te zijn. Luikse onderzoekers toonden aan dat tijdens de diepe slaap de hersenactivitiet niet vermindert, maar dat bepaalde specifieke hersenzones een hogere voorbijgaande en zich herhalende activiteit vertonen. Meer info over slaapfasen: klik hier.
De diepe slaap (non-REM) treedt op bij het begin van de nacht, terwijl de droomslaap (REM) vooral tegen de ochtend voorkomt. De diep slaap wordt meestal als een rustperiode beschouwd waarbij de hersenen kunnen recupereren na hun intense activiteit overdag. Beeldvorming van de hersenen heeft immers aangetoond dat de hersenactiviteit tijdens de diepe slaapfase minder intens is dan tijdens de wakkere periode.
Een onderzoeksteam onder leiding van Dr. Thanh Dang-Vu en Prof. Pierre Maquet (Cyclotron en dienst neurologie van de ULg) heeft aangetoond dat de hersenactiviteit in feite sterk beïnvloed wordt door spontane trage ritmes die de werking van de hersencellen tijdens de diepe slaap beheren.
"REM-slaap wordt beschouwd als een zeer actieve toestand met een verhoogd glucose- en zuurstofverbruik, een toegenomen doorbloeding van de hersenen, en waarbij de mentale activiteit tot dromen leidt en tot al wat met de droomwereld te maken heeft"¸ zegt Pierre Maquet, onderzoeksdirecteur in het centre de recherche du Cyclotron (Luik). "Bij de mens daarentegen werd de trage slaapfase steeds geassocieerd met een verlaagd endergieniveau van de hersenstoswisseling. Dit aspect van de trage slaap bij de mens kwam niet overeen met hetgeen gekend was over de trage slaap bij dieren. Wanneer in de hersenschors van een slapende kat elektroden geplaatst worden, zien we dat de gemiddelde ontladingsactiviteit van de zenuwcellen niet erg verschillend is van die tijdens de waakfase, maar dat ze een ander tijdspatroon vertoont. In plaats van een constante activiteit gaat het om een gepulseerde activiteit met trage trillingen, die alle andere trage slaapritmen beheert."
Door de combinatie van verfijnde scanners en EEG hebben de Luikse onderzoekers deze hogere voorbijgaande activiteit tijdens de trage slaap in het licht gesteld. Ze scanden jonge gezonde personen met een normaal slaappatroon tijdens het eerste deel van de nacht, met de meeste periodes van diepe slaap. Zo konden ze zones aantonen met een significant hogere activiteit die telkens met een trage golf op het EEG overeenstemde. "De trage slaap die we bij dieren reeds kenden komt dus volledig overeen met die bij de mens. Het is niet langer een toestand waarbij de hersenen hun activiteit sterk verminderen, zich van de wereld afsnijden en hun bewustzijn van de buitenwereld op een laag pitje zetten... Het is een toestand waarbij de hersenactiviteit in de tijd anders georganiseerd is, met trage trillingen en om de seconde een impuls."
Micro-ontwaakperiodes Met activatie van zones zoals de hersenstam, die meestal in verband gebracht wordt met het wakker zijn en met het ontwaken, kunnen deze diepeslaaptrillingen in feite beschouwd worden als 'micro-ontwaakperiodes' tijdens dewelke de hersenen cruciale functies kunnen vervullen, zelfs tijdens de diepste slaap.
Zijn de activiteitsimpulsen verschillend bij slaaptekort? Deze vraag staat bij de Luikse onderzoekers op het programma. In een samenleving waar de slaaptijd in gevaar komt, is het antwoord op deze vraag van cruciaal belang. "Volgens een recente peiling in de Verenigde Staten zouden de Amerikanen gemiddeld zes uur per nacht slapen tijdens de week, en zeven uur en een half tijdens het weekend. Alleen het verschil tussen beide slaaptijden bewijst dat de mensen tijdens de week een zeker slaaptekort opstapelen, maar vooral dat ze gemiddeld een uur minder lang slapen dan hun grootouders. Te weinig slaap verstoort echter niet alleen de cognitieve vaardigheden, maar heeft wellicht ook een invloed op het geheugen. Dit is vooral nadelig voor kinderen en adolescenten tijdens het leerproces. Het gaat echter niet alleen over de hersenfunctie, aangezien slaaptekort ook negatieve effecten heeft op de suikerstofwisseling bijvoorbeeld. Indien een gezonde, magere persoon gedurende zeven dagen te weinig slaapt, bevindt hij zich in een pre-diabetische toestand. Rekening houdend met de pandemie van diabetes en obesitas, moeten we ons daar toch grote zorgen over maken. Slaap mag zeker niet als tijdsverlies beschouwd worden, maar kan ons wel degelijk tijd doen winnen, met een hogere productiviteit, meer cognitieve vaardigheden en ook een beter geheugen. De huidige tendens streeft naar een activiteit van 7 dagen/7, 24u/24, met een permanente blik op de computer voor binnenkomende e-mails… We weten echter niet of onze genen in staat zijn om zo'n belangrijk slaaptekort te verwerken", concludeert Pierre Maquet.
bron: Artsenkrant Nr. 1951 - 24.10.2008; Martine Versonne PNAS 2008;105(39):15160-5
Hoe ontstaat langdurig benzodiazepinegebruik (slaap- en kalmeermiddelen) en welke rol speelt hierin het eerste voorschrift? Dit werd onderzocht bij patiënten die voor het eerst een voorschrift kregen voor benzodiazepinen. Om langdurig gebruik te voorkomen is het belangrijk dat huisartsen de voor- en nadelen van het opstarten van een benzodiazepinebehandeling duidelijk uitleggen en van bij het begin grenzen stellen.
Al snel na de introductie van de benzodiazepinen als een veiliger alternatief voor oudere slaap- en, kalmeermiddelen in de jaren ’60 werden talrijke ongewenste effecten gerapporteerd: een ‘hang over’, geheugenstoornissen, afvlakking van emoties, gewenning, afhankelijkheid, toegenomen valrisico en meer kans op verkeersongevallen (zie ook bijwerkingen slaapmedicatie). Toch is het gebruik van benzodiazepinen de laatste decennia niet verminderd. Een internationale studie uit de jaren ’80 toonde aan dat België één van de landen was met het hoogste verbruik van slaapmiddelen en angstverlagende medicatie. Het gebruik van benzodiazepinen is sindsdien nog toegenomen.
Internationale aanbevelingen voor huisartsen wijzen niet alleen op de problemen van het chronische gebruik van benzodiazepinen, maar ook op het eerste voorschrift dat langdurig gebruik in de hand werkt. Dit onderzoek over het eerste benzodiazepinevoorschrift bij een patiënt ging na of de opvattingen van eerste gebruikers konden leiden tot het chronische gebruik van benzodiazepinen en of dit op zijn beurt de voorschrijvende artsen beïnvloedde.
Uit de resultaten bleek dat de deelnemers het gevoel hadden ten einde raad te zijn en dat hulp noodzakelijk was. Zij hadden het gevoel dat de situatie buiten hun controle lag en namen een hulpeloze ‘help me’-attitude aan. Zij gaven aan dat zij de situatie niet meer de baas konden en dat hun problemen zo ernstig waren dat hieraan een einde moest komen. Medicatie werd gezien als de enige oplossing. De medicatie bracht ook werkelijk grote opluchting: “Ik nam de medicatie omdat het mijn laatste redmiddel was. Ik denk ook dat het voor mij de enige oplossing was op dat moment.”
Patiënten suggereerden dat ze het benzodiazepinegebruik wilden stoppen om niet afhankelijk te worden, maar vreesden anderzijds te hervallen in hun slapeloosheid of spanningen. Zij waren dus ‘tegen’ de medicatie, maar tegelijkertijd ook bevreesd voor de gevolgen van het staken, omdat zij dachten dat de behandeling de situatie had verbeterd.
Patiënten pasten twee strategieën toe om hun gebruik van benzodiazepinen te rechtvaardigen. De eerste bestond erin hun problemen te maximaliseren en zichzelf ervan te overtuigen dat er geen andere oplossing bestond. Zij rechtvaardigden hun benzodiazepinegebruik door hun klachten als ‘heel erg’ te bestempelen en te zeggen dat zij de grens van hun lijden hadden bereikt. Patiënten beschreven het gebruik van medicatie als ‘essentieel’ of beschouwden het voorschrijven van benzodiazepinen in hun geval als een bevestiging dat slaapmiddelen noodzakelijk zijn. Iemand zei: “Ik kon het niet meer houden.” Een andere patiënt zei: “Ik zag op dat ogenblik geen andere mogelijkheid om de situatie de baas te kunnen. Ik had het moeten zien aankomen, maar toen was er geen andere uitweg… als het nodig is, is het nodig.”
De tweede strategie bestond in het onderschatten van hun benzodiazepinegebruik. De deelnemers zeiden dat zij maar een kleine dosis gebruikten, dat zij minder innamen dan voorgeschreven en dat zij enkel hun benzodiazepine namen als het nodig was. Iemand zei: “Het zijn toch maar kleine pilletjes.” Een ander voegde daaraan toe: “Het is in feite maar een licht pilletje. Ik denk dat ik daarom niet heel de nacht door kan slapen, omdat het zo’n kleine pillen zijn.”
De patiënten vermeldden erg weinig over hun medicatie te weten: “Ik weet niets over dit medicament, behalve dat ik er kalmer van zal worden.” Tegelijkertijd drukten ze geen behoefte aan informatie uit: “Ik wil er niet meer over weten. Het belangrijkste voor mij is dat het mij helpt.” De patiënten bevestigden dat hun relatie met hun arts op vertrouwen gestoeld is en op die manier verklaarden ze waarom ze niet meer informatie nodig hadden. Ze zeiden dat ze ervan uitgingen dat hun dokter altijd het beste met hen voorhad: " Ik heb vertrouwen in mijn dokter en in wat hij mij voorschrijft.”
Zelfs in deze groep van eerste gebruikers bleek psychologische afhankelijkheid zeer snel op te treden. Er werden een aantal kenmerken vastgesteld die typisch zijn voor mensen die afhankelijk geworden zijn van benzodiazepinen. Zo werden ze angstig als hun vervolgvoorschriften voor benzodiazepinen niet tijdig voorhanden waren, hielden zij hun medicatie steeds op zak en namen ze reeds vóór een voorziene stresserende gebeurtenis preventief een extra dosis in. Eén patiënt zei: “Ik moet het bij mij hebben, niet om in te nemen, maar gewoon voor het geval ik het nodig zou hebben.” Een ander zei: “Maar ik zal zeker niet voldoende pillen over hebben. Ik heb het hem gezegd. Ik heb al uitgerekend dat ik met mijn pillen toekom tot 3 april. Dat betekent dat ik er 23 over heb, dus ik zal halve tabletten moet nemen. Dan ga ik zeker terug naar de huisarts.”
Wij merkten een conditionering op in verband met de vrees voor een terugkeer naar de toestand van stress of slapeloosheid, als zij de medicatie zouden stoppen: “Ik denk dat hij weet dat ik de medicatie niet zou nemen als ik ze niet nodig had. Maar als ik ze niet neem, lig ik meer dan een uur wakker; ik denk echt dat ik ze niet kan laten.”
De proefpersonen gaven aan dat hun relatie met hun arts berustte op vertrouwen. Een goed gesprek met hun huisarts hielp de patiënten een heel stuk verder en werd als zeer positief ervaren. Vooral het feit dat de huisarts hun voorgeschiedenis en hun familiale situatie kende, vonden ze een voordeel: “Ik vind het wel goed dat ik af en toe met mijn huisarts kan praten. Hij heeft zijn beroepsgeheim en je kunt toch niet alles aan je familie vertellen. Hij kent ook mijn familiale geschiedenis. Er bestaat dus al een band en ik voel me er veilig bij. Als je naar iemand anders gaat, moet je heel de zaak van voor af aan herbeginnen.” De patiënten stelden zelf geen expliciete vragen naar niet-medicamenteuze alternatieven. Door de goede arts-patiëntrelatie waren zij meer geneigd de voorstellen van hun arts te aanvaarden. Zij waren echter terughoudend voor het initiatief om een psychotherapeut te raadplegen, omwille van de daarmee samenhangende stigmatisering: “De huisarts stelde mij voor een psycholoog te raadplegen. Maar je denkt eerst ‘ik ben altijd gezond geweest’, dus je denkt niet om te gaan.” Als ze door hun arts in zo’n therapie terechtgekomen waren, waren ze ook actief betrokken bij hun gedragsverandering, wat ze als positief ervaarden: “De dokter stelde voor dat ik een psycholoog zou raadplegen. Ik denk dat het zeer belangrijk is de patiënten daarvoor te motiveren, hen voldoende informatie te geven en hen te zeggen dat het wérkt en écht kan helpen. Mensen zijn er bang voor en hebben er veel grote vragen bij, maar eigenlijk is het zo erg nog niet.”
Patiënten legden de verantwoordelijkheid voor het voorschrift bij hun huisarts, omdat zij meenden geen controle meer te hebben over hun situatie. Zij veronderstelden dat de voorschriften noodzakelijk waren omdat zij voorgeschreven werden door hun huisarts die zij vertrouwden. Op deze manier rechtvaardigden zij hun benzodiazepinegebruik. Het is voor artsen belangrijk zich van dit proces bewust te zijn en hun patiënten te begeleiden naar realistischere verwachtingen over de behandeling.
In de literatuur wordt gewaarschuwd voor het probleem van afhankelijkheid dat zich reeds na enkele weken of maanden kan ontwikkelen bij regelmatig of herhaald benzodiazepinegebruik. De behandelingsduur is een belangrijke factor in de blootstelling van patiënten aan dit afhankelijkheidsrisico. Uit deze studie blijkt dat psychologische afhankelijkheid zeer snel kan optreden. Artsen en patiënten zouden zich daarvan meer bewust moeten zijn. Er treedt blijkbaar een verschuiving op van een focus op de symptomen naar een focus op de behandeling (inname van medicatie). Het is belangrijk dat artsen ook rekening houden met de mechanismen die patiënten gebruiken om hun benzodiazepinegebruik te rechtvaardigen, als zij willen praten over de afbouw ervan. Patiënten zouden kunnen denken dat artsen de ernst van hun problemen niet voldoende inschatten, wanneer zij hun benzodiazepinen ‘afnemen’.
Besluit: Patiënten die voor het eerst benzodiazepinen gebruikten, vroegen hulp voor hun lijden, maar legden de verantwoordelijkheid voor de oplossing bij hun huisarts. Zij rechtvaardigen hun benzodiazepinegebruik door hun problemen te maximaliseren. Ook al bestaat bij eerste gebruikers de vrees voor afhankelijkheid, toch vragen zij geen informatie noch voelen zij de nood aan meer informatie. Het is belangrijk dat huisartsen de voor- en nadelen van het opstarten van benzodiazepinebehandeling duidelijk uitleggen en van bij het begin grenzen stellen. Dit zal hen helpen om eerste gebruikers van benzodiazopinen effectiever te begeleiden en om langdurig gebruik te voorkomen.
Bron: Huisarts Nu, september 2008; 37(7) 383 Benzodiazepinen opstarten in de huisartsenpraktijk, S. Anthierens, H. Habraken, M. Petrovic, M. Deveugele, J. De Maeseneer, T. Christiaens.
S. Anthierens is als socioloog verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; H. Habraken is als psycholoog verbonden aan het Projekt Farmaka te Gent; M. Petrovic is als geriater verbonden aan de afdeling Geriatrie van het Universitair Ziekenhuis Gent en aan de vakgroep Farmacologie van de Universiteit Gent; M. Deveugele is als psycholoog verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; J. De Maeseneer is huisarts en voorzitter van de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent; T. Christiaens is als huisarts verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg en aan de vakgroep Farmacologie van de Universiteit Gent.
Slaapproblemen komen vaker voor dan we denken, zo blijkt uit een enquête van het onderzoeksbureau Ipsos, meldt De Standaard.
Drieëntwintig procent van de Belgen, of ongeveer een Belg op de vier, heeft problemen met het slapen en die problemen zijn zo ernstig dat ze invloed hebben op het dagelijks functioneren. Belangwekkender is dat de helft van de personen met slaapproblemen zich niet laten behandelen. Nochtans leiden slaapproblemen tot gezondheidsproblemen, waarschuwen de onderzoekers.
Moeite hebben om in te slapen, te vroeg wakker worden, moeilijk opnieuw in slaap raken als je 's nachts wakker wordt of gewoon te weinig slapen zijn veel voorkomende situaties. Wie daar echter minstens driemaal per week mee geconfronteerd wordt, en dat gedurende een half jaar, kampt met een slaapprobleem.
'Uit de Ipsos-enquête bij 967 personen blijkt dat drieëntwintig procent van de Belgen met dergelijke problemen kampt en die problemen hebben invloed op hun functioneren overdag', zegt Elke De Valck van de Vrije Universiteit Brussel. 'Het gaat voornamelijk om vijftigplussers. Mensen die een partner hebben, zijn minder vatbaar voor slaapproblemen, vrijgezellen nog minder. Gescheiden mensen hebben er blijkbaar meer last van. In het algemeen blijkt trouwens dat achtenzestig procent van de mensen met slaapproblemen vrouwen zijn.'
Nog opvallender is dat de helft van de mensen die met slaapproblemen kampen, zich niet laat behandelen. 'Dat is zorgwekkend omdat het verband tussen slaapproblemen en gezondheidsproblemen vaststaat', gaat De Valck voort. 'Zo is het bekend dat chronische insomnie kan leiden tot depressie en andere psychologische problemen en tot fysieke kwalen. Vandaag heeft vijf procent van de Belgen problemen met het geestelijk en lichamelijk functioneren, maar zij maken wel een derde uit van de groep mensen die slaapproblemen heeft.'
Mensen grijpen ook vaak naar slaappillen, terwijl er andere manieren zijn om een slaapprobleem aan te pakken. Zie ook een van de vorige artikels, 'Mijn partner slaapt slecht'.
We kunnen niet genoeg benadrukken dat wie slecht slaapt best hulp zoekt. Je kunt terecht bij je huisarts, een gedragstherapeut of je kunt groepslessen volgen in een van de academische ziekenhuizen.
Het zelfhulpboekje 'Uitgeslapen wakker worden' legt in klare taal uit wat belangrijk is om te weten en wat je moet doen of best laat om beter te slapen. Het geeft je daarbij via de cd met autosuggestieoefeningen een fantastisch hulpmiddel in handen om het piekeren in die mate af te leiden dat je toch ontspannen genoeg raakt om in slaap te vallen.
bron: De Standaard woensdag 29/10/08, Belga Uitgeslapen wakker worden, Bruno Ariens, Standaard Uitgeverij. 2007.
Ik vind het belangrijk om de reactie van Yessie op de voorgrond plaatsen omdat dit een alsmaar terugkerend probleem is, dat prima kan worden behandeld.
Zeg Bruno, als ik na 20 minuten al terug moet opstaan als ik dan nog niet in slaap ben, dat is rap hoor, ik lig meestal uuuuuuuren in bed voordat ik de slaap te pakken heb. In mei ll.heb ik een fietsongeval gehad met drie polsbreuken en Sudeck tot gevolg, nu ben ik gewend aan slaappillen (anders kon ik niet meer slapen van de pijn) en raak er nog moeilijk vanaf. Maar als ik terug ok ben, ga ik toch proberen want ook ik wil niet verslaafd zijn aan die rotzooi.
GROETJES UIT TURNHOUT. YESSIE - Geschreven op 24-10-2008 door Yessie
Dag Yessie, Jouw slaapprobleem is een mooie illustratie van hoe de meeste slaapproblemen ontstaan. Het begint met een medisch probleem, een ziekenhuisopname, piekeren over ernstige familiale problemen of dikwijls een combinatie van meerdere factoren. Daardoor slaap je uiteraard slecht, en als dit meer dan 3 weken duurt zit je opgezadeld met een conditionering waarbij het bed automatisch de betekenis krijgt van de plaats waar ik wakker lig. Je gaat in je bed liggen en automatisch voel je een wakker gevoel, soms gespannen of zelf een angstig gevoel. Conditionering wil zeggen: prikkel, en automatisch een reactie, zonder erbij te hoeven nadenken. Net zoals de honden van Pavlov begonnen kwijlen bij het horen van een belletje.
Het komt er dus absoluut op aan om dit te doorbreken, en dat kun je alleen maar doen door te vermijden om lang wakker te liggen in je bed. Wat je zeker moet vermijden is het opbouwen van spanning. Daarom is het essentieel om uit je bed te stappen voor je onrustig wordt of voor je angst voelt opkomen. Je staat dus op en je gaat naar een andere kamer waar je iets saais doet, een tijdschrift doornemen, een stripboek lezen, wat je maar wil, maar geen leuk tv-programma opzetten, of een activiteit waar je wakker van wordt. Als je dit keer op keer doet, bouw je een andere conditionering op: het bed krijgt terug de betekenis van de plaats waar ik mij comfortabel, ontspannen voel, en dat heb je nodig om in slaap te vallen, want slaap is een natuurlijk gevolg van diepe ontspanning.
Ik hoor je al zeggen, 'ja, maar als ik zo elke keer moet opstaan kom ik helemaal niet aan slaap toe, en ik slaap nu al zo weinig'. Weet je, als je zoals nu toch al uren wakker ligt in bed, slaap je ook niet, dus waarom zou je het niet proberen, je kunt er niets mee verliezen.
Handig is om autosuggestieoefeningentoe te passen als je de slaap niet goed kunt vatten. Je doet die oefening zelf in bed, dus zonder de cd, zo heb je meer kans om voldoende ontspannen te raken en ben je beter in staat om het piekeren in die mate af te leiden dat je er geen last meer van hebt. Val je niet in slaap, sta dan op.
Dit blijf je 3 weken volhouden, en na die periode heb je een nieuwe conditionering ontwikkeld: je stapt in je bed en je voelt automatisch een gevoel van ontspanning, comfort en slaperigheid.
Uiteraard zijn alle andere tips om goed te slapen van belang, zoals koffie- en alcoholgebruik, het afbouwen van je activiteiten naar de avond toe en het toepassen van een bedtijdritueel. zie: '10 tips om beter te slapen'.
Eens je dit goed hebt ingeoefend kun je in samenspraak met je huisarts je slaapmedicatie afbouwen en stoppen. zie ook 'Stoppen met slaapmedicatie'.
Wetenschappers proberen het mysterie rond wiegedood alsmaar verder te ontrafelen. Wat de juiste mechanismen zijn die tot wiegedood leiden blijft onduidelijk. In het vorige artikelhebben we besproken wat je kunt doen om het risico op wiegedood met ongeveer 50 procent te verminderen en welke baby's van nabij moeten worden gevolgd, maar dat verklaart nog niet wat er precies gebeurd.
Recent onderzoek wijst op het gevaar om de uitgeademde lucht, rijk aan koolzuurgas, opnieuw in te ademen. Dit kun je voorkomen door voldoende verluchting toe te passen of eventueel een ventilator te gebruiken en vooral door de preventieaanbevelingen te volgen.
In het oktobernummer van 'Archives of Disease in Childhood' verscheen een studie over het belang van de juiste slaaphouding. Dr. S.R. Yiallourou (Melbourne, Australia) constateerde een verlaging van de bloeddruk als baby's op hun buik sliepen.
Wiegedood is geassocieerd met slapen op de buik en het instorten van de bloedcirculatie is een belangrijke factor die leidt tot het overlijden. Daarom werd nagegaan wat het effect is van buiklig op het hartritme en bloeddruk bij baby's tot 6 maanden.
Wat bleek uit de resultaten? Alle baby's vertoonden een verlaging van de bloeddruk als ze op hun buik sliepen. De jongste groep (tussen 2 en 4 weken) en de oudste groep (tussen 5 en 6 maanden) compenseerden deze bloeddrukdaling door een versneld hartritme, met andere woorden, zij brachten snel hun bloeddruk terug op peil. Bij baby's tussen 2 en 3 maanden, die trouwens het grootste risico lopen op wiegedood, bleef de bloeddruk verlaagd, zij slaagden er niet in om de bloeddrukdaling te compenseren met een verhoogd hartritme. Deze verlaagde bloeddruk verhoogt de kans op het falen van de bloedcirculatie en dus op wiegedood bij baby's die er gevoelig aan zijn.
Een mogelijk verklaring voor de bloeddrukdaling in buiklig is de bevinding dat de huidtemperatuur van de buik hoger was. Dit wijst erop dat buiklig het openstaan van de bloedvaatjes in de huid bevordert en op die manier de bloeddruk verlaagt.
bron: Medscape, Sleep Position May Affect Infant Blood Pressure, 10/10/2008, Dr. Laurie Barclay.
Je baby dood in zijn wiegje aantreffen is een afschuwelijk moment in je leven. Naast het verlies van je kindje zit je meteen ook opgezadeld met een heleboel vragen en schuldgevoelens. Wat heb ik verkeerd gedaan? Wat is de oorzaak? Hoe had ik dit kunnen voorkomen?
Niemand weet precies waarom en hoe wiegendood zich voordoet. Van ziektepatronen is geen sprake; slechts bij uitzondering zijn er tot nog toe erfelijke patronen aangetroffen. Er zijn wel allerlei risicofactoren ontdekt die, veelal in combinatie met elkaar, een slapend kind in problemen kunnen brengen. Wiegedood komt vooral voor bij baby's jonger dan 1 jaar, zelden in het tweede levensjaar.
Wat we kunnen doen is om te beginnen een aantal maatregelen nemen waarvan we weten dat ze het risico op wiegedood met 50% verminderen, en ten tweede is het belangrijk om risicobaby's te herkennen, zodat die intensiever kunnen worden opgevolgd.
Welke maatregelen verminderen het risico op wiegedood, en zouden dus voor elke baby moeten worden toegepast?
1.Het kind op de rug leggen en voorkomen dat het op de buik draait, behalve indien uw arts een andere raad geeft.
2.Tijdens de slaap mag de baby het niet te koud of te warm hebben. Indien het kind jonger is dan 8 weken mag de temperatuur van de kamer waar het slaapt niet hoger liggen dan 20°C. Vanaf 8 weken volstaat 18°C. Het kind lichtjes toedekken tijdens de slaap. Het volstaat een laken en deken over het lichaam te leggen of een lichte slaapzak. Het aangezicht bloot laten. Dekbedden of donsdekens worden afgeraden.
3. Het kind laten slapen op een stevige matras, die precies past in het kader en het houtwerk van het bed. Geen oorkussen geven. Elk risico op verstikking moet worden vermeden. Hou daarom de volgende voorwerpen uit de buurt : koordje om de nek, snoer in het bed, plastic of andere objecten waarmee het gelaat van het kind kan bedekt worden. Indien het kind in een kooibed slaapt, mag de afstand tussen de spijlen niet meer dan 8 cm bedragen, zodat z'n hoofdje er niet tussen kan.
4.Het wordt sterk afgeraden te roken tijdens de zwangerschap en na afloop van de bevalling. Nooit roken in de kamer waar het kind zich bevindt.
5. De baby nooit geneesmiddelen zonder doktersadvies geven, o.a. hoestsiroop die een kalmerend middel bevat. Moeders die de borst geven, mogen geen geneesmiddelen innemen zonder doktersadvies.
Algemene aanbevelingen
Algemeen moet men het levensritme van kind respecteren en een regelmatig tijdschema volgen. Op die manier komt het kind geen slaap tekort. Schenk ook aandacht aan de volgende tips: 1.Borstvoeding geniet de voorkeur. 2.Als het kind in slaap is gevallen na een huilbui, controleren of alles in orde is. 3.De kamer waarin het kind slaapt verluchten. 4.Huisdieren niet in de kamer toelaten waar een kind ligt te slapen. 5.In de zomer het kind regelmatig laten drinken om uitdroging te voorkomen. 6.Bij afwijkende gedragingen met het kind naar de dokter gaan.
Ga zeker met het kind naar de dokter indien het een of meerdere van de volgende symptomen vertoont:
1.Anale temperatuur hoger dan 38°C of lager dan 36°C bij kinderen jonger dan 6 maand zonder aanwijsbare reden voor de temperatuursverandering. 2.Een plotse gedragswijziging: het kind is ongewoon kalm of opgewonden. 3.Het kind gaapt abnormaal tijdens de slaap en als het wakker is. 4.Het kind braakt of weigert voedsel. 5.Het kind vertoont ademhalingsmoeilijkheden. 6.Het kind ziet zeer bleek. 7.Het kind transpireert abnormaal veel tijdens de slaap (kleding nat van het zweet), zonder aanwijsbare reden. 8.Luidruchtige ademhaling die niet veroorzaakt wordt door een infectieziekte
Welke baby's lopen een verhoogd risico op wiegedood?
- prematuur of vroeggeborenen. - pasgeborenen van ouders die reeds een kindje verloren aan wiegendood. - gekend drugsgebruik bij de moeder. - een near-miss, kinderen die specifieke symptomen vertonen tijdens de slaap (o.a. overmatig zweten, snurken, lange adempauze, bleekheid). - kinderen met een positief slaaponderzoek.
Risicokinderen zullen doorverwezen worden naar een gespecialiseerd centrum voor verder onderzoek waarbij het slaaponderzoek het belangrijkste is. Door middel van registratie van een aantal vitale parameters kan men registreren in welke fase van de slaap een kind problemen vertoont en ook apnoe-aanvallen(= ademhalingsstilstand minder dan 15 sec) opsporen. Dit onderzoek gebeurt op de leeftijd van 6 tot 8 weken, wat optimaal is voor een goede beoordeling van het onderzoek. De ouders krijgen de kosten van het onderzoek terugbetaald van het RIZIV en staan enkel in voor de kosten verbonden aan de dagopname in het ziekenhuis. Video slaaponderzoek bij volwassenen: klik hier.
In welbepaalde gevallen worden ouders een apnoe- of ademhalingsmonitor voor thuisbewaking van hun baby toegestaan. Dit is een klein toestelletje dat verbonden wordt met een elektrode die op de buik van de baby gekleefd is. Het alarm wordt ingesteld op 20 sec ; indien baby gedurende 20 sec niet ademt gaat een alarm af. De zuigelingen die hier recht op hebben zijn de volgende :
• kinderen met positief slaaponderzoek • near-miss • broertje of zusje overleden aan wiegendood • prematuren van 30 weken zwangerschap of minder • baby’s met een geboortegewicht lager dan 1700 gram in afwachting van een slaaponderzoek • kinderen van druggebruiksters en dit ook tot het slaaponderzoek
In dit geval draagt het ziekenfonds de kosten van de monitor bij tot de leeftijd van maximum 18 maanden. De kinderarts dient een aanvraag in bij de adviserend geneesheer. Wanneer ouders echter op eigen vraag een apnoemonitor willen gebruiken (vb. overdreven ongeruste ouders) kunnen ze dit via privé-firma’s huren, wat wel heel duur kan zijn. Aan de ouders die een monitor toegewezen krijgen worden ook steeds de grondbegrippen van een goede reanimatie aangeleerd ; zij blijven ook onder toezicht van het centrum.
Recente informatie wijst op het belang van voldoende verluchting van de slaapkamer. Het gebruik van ventilators zou het risico op wiegedood met 72% verminderen. Een studie hierover verscheen in het oktobernummer van 'the Archieves of Pediatric & Adolescent Medicine.'
Deze toch spectaculaire vermindering was het duidelijkst bij wie niet de juiste slaapadviezen opvolgde. Slapen met het raam open toonde ook een verbetering, maar deze was niet statistisch significant, dus een ventilator is meer aangewezen. Een mogelijke verklaring volgens Dr. K. Coleman-Phox is dat wiegedood wordt veroorzaakt door het terug inademen van de uitgeademde lucht (rijk aan CO2), die in de omgeving van het gelaat van de baby blijft hangen. Door meer beweging te brengen in de lucht rond het slapende kind zou dan het opstapelen van CO2 rond de neus van de baby worden voorkomen, en dus het risico om dit koolzuur terug in te ademen worden verminderd.
Bron: Folder:Hoe baby's veilig laten slapen. Hoe wiegedood voorkomen. Astra Stichting. www.wiegedood.org www.wiegedood.nl www.gezondheid.be Medscape, Using a Fan During Sleep May Help Prevent Sudden Infant Death Syndrome, 6/10/2008, Dr. Laurie Barclay.
Iemand met langer bestaande slaapproblemen heeft soms de neiging om daarin te berusten. Hij of zij denkt dat er toch niets aan te doen is en blijft maar wat aanmodderen. Of het gebeurt dat je partner er zich niet van bewust is dat hij met een slaapprobleem zit. Sommige mensen stellen een bezoek bij de huisarts uit omdat ze de (verkeerde) indruk hebben dat ze dan meteen aan de pillen moeten, en dat zien ze terecht niet zo zitten.
Probeer je partner te motiveren om er iets aan te doen en eventueel een afspraak te maken bij de huisarts. Ook slaapklachten die al jarenlang bestaan kunnen nog met goed gevolg worden behandeld! Een langer bestaand slaapprobleem wordt net niet met pillen behandeld, maar met het geven van juiste informatie, gedragsmaatregelen en bijkomende behandelingen zoals autosuggestieoefeningen.
Het is immers belangrijk om eerst een aantal medische problemen uit te sluiten. Vervolgens kan de niet-medicamenteuze aanpak worden gestart, maar dit vraagt flink wat motivatie en doorzettingsvermogen. Juist hiervoor is jouw steun erg belangrijk om vol te houden.
Soms kan iemand ernstige slaapproblemen hebben, maar er totaal niets van weten. Bij het slaapapneu-syndroomkunnen spectaculaire ademstilstanden optreden met hevig kort wakker schrikken, zonder dat je je daar bewust van bent. Ik hoor soms vrouwen vertellen hoe ze hun man een elleboogstoot geven om hem terug aan het ademen te krijgen. In dat geval moet je je man (of je vrouw) absoluut overtuigen om zijn/haar huisarts te raadplegen en een slaaponderzoek af te spreken. Als je partner je niet gelooft, (hij of zij merkt er immers niets van) neem het dan op op cassette of cd. Een opname zegt soms meer dan honderdduizend woorden.
Besluit: Als je partner slaapproblemen heeft is jouw inbreng erg belangrijk om de nodige hulp te zoeken en zeker als steun om de behandeling vol te houden. Slaapstoornissen zoals slaapapneu worden vooral door de partner opgemerkt zodat zijn of haar hulp essentiëel is om tot een diagnose en behandeling te komen.
Te weinig nachtrust, ook al is het maar eenmalig, werkt ontsteking in de hand, althans bij vrouwen.
Volgens verschillende studies zouden slaapstoornissen gepaard gaan met ontstekingsverschijnselen en aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, gewrichtsontsteking, en diabetes. Amerikaanse onderzoekers aan de universiteit van Californië in Los Angeles hebben onderzocht wat de gevolgen zijn van slaapstoornissen op de activatie van een welbepaalde factor (NF-?B) die een kritieke rol speelt in de kettingreactie van ontsteking.
Michael Irwin et al bepaalden bij 14 gezonde volwassenen (7 vrouwen en 7 mannen) de concentratie van NF-?B in het bloed. Ze telden ook de verschillende soorten witte bloedlichaampjes, ‘s morgens na een normale nachtrust, na een slaaptekort met wakkere periode tussen 23 en 3 uur, en na een normale en verkwikkende nachtrust.
Ze ontdekten dat ‘s morgens na een onvolledige nachtrust de activatie van het NF-?B significant hoger was dan na een gewone nacht met normale recuperatie. Deze hogere ontstekingsrespons trad echter alleen bij de vrouwen op.
Slaaptekort van zelfs enkele uren kan als gevolg hebben dat het afweersysteem gezonde weefsels en organen aantast. Daarentegen vermindert een normale nachtrust het risico op hart- en vaataandoeningen en auto-immuunziekten zoals reuma.
Volgens de auteurs zijn deze gegevens belangrijk omdat ze het celmechanisme ontrafelen waarbij slaaptekort het ontstekingsproces in de hand werkt en het risico op heel wat aandoeningen vergroot. Dit geldt zowel voor hart- en vaataandoeningen als voor gewrichtsontsteking, diabetes, bepaalde kankers en obesitas.
Steeds meer onderzoeken over de slaap benadrukken de voordelen van een normale nachtrust. Fysieke en psychologische stress, door het werk, de school en de maatschappij in het algemeen, verstoort de nachtrust van heel wat mensen.
"Amerikanen hebben geen gezonde slaapgewoonten", zegt Michael Irwin, de eerste auteur van de studie. "Onze resultaten wijzen er op dat zelfs een klein slaaptekort een rol kan spelen bij courante stoornissen die verschillende bevolkingsgroepen kunnen aanbelangen." Met andere woorden: een normaal slaappatroon zorgt voor een optimale gezondheid, voor zover hierover nog enige twijfel bestond.
Bron: Artsenkrant Nr. 1940 - 16.09.2008. Martine Versonne
Problemen met de biologische klok. Soms houdt de biologische klok iemand tot later in de avond actief. Deze mensen hebben dan uitsluitend inslaapproblemen. ’s Morgens worden ze, nog moe, door de wekker uit hun slaap gerukt. Andersom worden mensen dan weer te vroeg wakker. Zij zijn ’s avonds vroeger moe en slaperig dan gemiddeld. Door lichttherapie kunnen we proberen de biologische klok te verzetten: zo gaan de actieve periode en de slaapperiode langzaam verschuiven. Deze mensen krijgen dan gedurende enkele weken één keer per dag zeer sterk kunstmatig licht (2500 lux), zonder UV, aangeboden gedurende een tweetal uren. Ofwel ’s morgens vroeg bij wie ’s avonds te laat actief is, ofwel gedurende de latere avond indien de biologische klok te vroeg is ingesteld.
Lichttherapie bij jetlag, reactie van een stewardess. (meer info over jetlag, klik hier)
'Ik ben stewardess en heb dus wekelijks te maken met een jetlag. Melatonine, vasten, stug volhouden en doen of je neus bloedt, van alles geprobeerd maar niets helpt. Vasten ook niet want je valt om van de honger, zeker als je actief moet zijn. Wat wel echt helpt is een nieuwe mobiele lichttherapielamp. Dit werkt dus wel en heel goed. Het is al heel lang bekend dat je met lichttherapie je biologische klok direct gelijk kan laten lopen aan de nieuwe locale tijd, maar die lampen waren echter zo groot dat je ze niet mee kon nemen. Met deze nieuwe lampen dus wel. Fly to the east, licht in de ochtend, fly to the west, licht in de avond. Heel simpel, een keer is genoeg. Echt een aanrader die werkt.'
Lichttherapie bij dementie.(volledig artikel, klik hier) Dr Philip Sloane onderzocht of extra helder licht overdag de slaap en het dagnachtritme kan verbeteren bij mensen met dementie (zie ook lichttherapie bij Alzheimer). Zesendertig ouderen met dementie werden 's morgens, of 's avonds of de ganse dag aan 2.500 lux extra helder licht blootgesteld en vergeleken met een groep die het gewone standaard licht kreeg.
Het onderzoeksteam concludeert dat helder licht een bescheiden, maar meetbaar effect heeft op de slaap en vooral bij mensen met een ernstige tot zeer ernstige dementie. De totale slaapduur was gemiddeld 11 tot 16 minuten langer en verhogen van het omgevingslicht gaf betere resultaten dan lichtboxen.
Deze op het eerste zicht bescheiden verbetering is vergelijkbaar met het effect van slaapmedicatie bij oudere personen. Het effect van extra toegediend helder licht is dus vergelijkbaar of zelfs nog beter dan slaapmedicatie, alleen met veel minder neveneffecten.
Ochtendtoediening van licht gaf de beste resultaten: namelijk 16 minuten extra slaap. Mensen met de ziekte van Alzheimer hebben een vertraging van de piek in het dag- en nachtritme van ongeveer 2 uur in vergelijking met milde dementie. Door ochtendlicht toe te dienen word deze piek vervroegd, wat kan verklaren waarom de beste resultaten werden bekomen bij ernstige dementie.
Winterdip of depressie.
Iedereen heeft wel eens last wanneer het dagenlang somber weer is. Maar naar schatting één op tien tot twintig mensen hebben hiervan zoveel last hebben dat ze moeite hebben om nog normaal te functioneren. Vrouwen hebben om een of andere reden vier maal meer last van een winterdepressie dan mannen. Winterdepressies komen iets frequenter voor in noordelijk gelegen landen in vergelijking met zuiderse landen met meer zonlicht, maar ook in Italië wordt het percentage geschat op ong. 10 procent. Misschien zijn mensen uit noordelijke landen genetisch beter aangepast aan het tekort aan licht. Wel lijken winterdepressies meer voor te komen in families met een verleden van alcoholmisbruik.
Bemerk je meerdere van onderstaande klachten? Het zou wel eens kunnen te maken hebben met winterblues. Vermoeidheid Overmatige behoefte aan slaap Somberheid, je wat depressief voelen Concentratieproblemen Langer slapen en toch niet uitgeslapen wakker worden Prikkelbaar, agitatie Onverklaarbare lichamelijke klachten zoals hoofdpijn en spierpijn Toegenomen eetlust (m.n. koolhydraatrijk voedsel als pasta, chocolade en snoep) Verminderde behoefte aan intimiteit en seks Passiviteit Minder behoefte aan sociale contacten Gewichtstoename
Om van een echte winterdepressie te kunnen spreken, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. • de klachten moeten gedurende tenminste twee opeenvolgende winterseizoenen optreden • de klachten verdwijnen spontaan in de lente • er zijn geen andere redenen om de depressie te verklaren (verlies van een geliefd persoon, verlies van werk, vereenzaming,... )
Vaak is het moeilijk om een diagnose te stellen omdat verschillende factoren verantwoordelijk kunnen zijn voor een depressie.
Wat ook de oorzaak is, feit is dat heel veel mensen met een winterdepressie heel goed reageren op licht. Lichttherapie wordt tegenwoordig dan ook als de voorkeurbehandeling beschouwd, ook al is het precieze mechanisme waarop dit werkt niet bekend en werkt het ook niet altijd. Men vermoedt dat hierdoor de afscheiding van melatonine wordt geregulariseerd, de lichaamseigen vrijstelling van cortisol en dopamine wordt gestimuleerd en mogelijk is er een effect op serotonine.
De laatste jaren is uit onderzoek naar voren gekomen, dat ‘therapeutisch helder licht’, waaruit het infrarode- en ultravioletlicht zijn gefilterd, de verstoorde biologische ritmen kan herstellen en reguleren. Het licht moet voldoende helder zijn. Tenminste 2500 lux is noodzakelijk. Dit is vijf maal zo helder als een goed verlicht kantoor. Een normale huiskamer heeft een verlichting rond de 150 lux. Meer helder licht tot 10.000 lux werkt sneller. In tegenstelling tot eerdere overtuigingen hoeft het licht niet geheel overeen te komen met het spectrum van het daglicht.
bron: Medscape, High-Intensity Environmental Light in Dementia: Effect on Sleep and Activity, Philip D. Sloane, MD, MPH J. Am Geriatr Soc 2007;55(10):1524-1533, 16/11/2007. Uitgeslapen wakker worden, Bruno Ariens, Standaard Uitgeverij 2007. http://www.gezondheid.be
Vrouwen van 70 jaar of ouder die minder dan vijf uur per nacht slapen hebben een groter risico om te vallen dan wie zeven of acht uur slaapt. Zo luidt het besluit van een studie, gepubliceerd in de 'Archives of Internal Medicine' op 8 september 2008. Zie ook 'gevolgen van slapeloosheid'.
Vroegere studies suggereerden het verband tussen slapeloosheid en een verhoogd risico om te vallen, zo schrijft Dr. Katie L. Stone uit San Francisco, California. 'Maar naar ons weten onderzocht geen enkele studie de rechtstreekse invloed van slaaptekort op het risico om te vallen.'
Dr. Stone en haar collega's volgden bijna drie duizend vrouwen van 70 jaar of ouder. Met een polsbandje konden ze gedurende gemiddeld 90 uren na mekaar nagaan wanneer iemand wakker was of sliep.
Tijdens het daarop volgende jaar werd drie keer een vragenlijst rondgestuurd naar al deze vrouwen om te informeren naar het aantal keren dat ze gevallen waren en naar hun medicatiegebruik.
In vergelijking met vrouwen die 7 tot 8 uur of meer per nacht sliepen, hd wie minder dan 5 uur sliep een hoger risico om twee of meer keren te vallen gedurende het daarop volgende jaar. Een eventueel meer verbruik van slaapmiddelen kon dit verschil niet verklaren. Ook wie 's nachts regelmatig wakker werd, dus wie een gefragmenteerde slaap had, liep ook een hoger risico om te vallen.
Dr Stone besluit dan ook dat bij oudere vrouwen een te korte nachtrust en een gefragmenteerde slaap geassocieerd zijn met een verhoogd risico om te vallen.
Jammer genoeg spreekt deze studie zich niet uit over andere groepen zoals rusthuisbewoners, mannen of jongere personen. Evenmin kon worden nagegaan over welk slaapprobleem het in het bijzonder ging en in welke omstandigheden de personen vielen.
Verdere studies zijn nodig om te bewijzen of slaaptherapie het risico op vallen vermindert.
Informatie over valpreventie: www.valpreventie.be
bron: Less Sleep Linked to Greater Risk of Falling in Eldery Woman. Medscape 9 september, 2008, dr. L. Barclay en Dr. D. Lie.
Uit Zweeds onderzoek blijkt dat kinderen die opgroeien met huisdieren, een grotere kans hebben om later te gaan snurken.
Het onderzoek, uitgevoerd door universiteitsziekenhuis Umea, is gepubliceerd in het blad Respiratory Research. Het toont aan dat baby's die opgroeien met bijvoorbeeld een hond in hun nabijheid, 26% meer kans hebben om als volwassene te gaan snurken. Als oorzaak wordt een mogelijke allergische reactie genoemd, die de luchtwegen permanent kan aantasten.
In hetzelfde onderzoek worden meer factoren genoemd die bijdragen tot een verhoogd risico op snurken: herhaaldelijke oorontstekingen, ontstekingen aan de luchtwegen voor het tweede levensjaar en opgroeien in een groot gezin.
Buiten het feit dat snurken wellicht vervelend is voor eventuele bedpartners, brengt het ook de nodige gezondheidsrisico's met zich mee. Zwaar snurken en slaapapneu (zie snurken van nabij bekeken) wordt in verband gebracht met vroegtijdig overlijden, hartfalen en hersenbloedingen.
Snurken bij kinderen.
Ook snurken zonder apneu is niet onschuldig (zie ADHD, slaap en ademhaling). Recente onderzoeken tonen aan dat snurken bij kinderen toch gedragsveranderingen overdag en 's nachts veroorzaakt. Je kind heeft dan meer kans op concentratieproblemen, leerproblemen, emotionele problemen en slaapstoornissen.
Militaire dril voor snurkers
De meest volhardende snurkers van Groot-Brittannië zoeken hulp in een speciaal kamp waar ze een militair regime zullen ondergaan.
Maar liefst 200 Britten hebben zich al ingeschreven voor het slechts zes plaatsen tellende 'boot camp' voor snurkers in Birmingham.
In het kamp zullen de snurkers op militaire wijze gedrild worden.
De deelnemers mogen noch roken noch alcohol consumeren, ze worden op een streng dieet gezet en er wacht hen een uitputtend fitnessprogramma. Er zal ook medische begeleiding aanwezig zijn.
"Snurken kan levens verstoren", aldus de organiserende vereniging 'Help Stop Snoring' in The Times. "Voor sommigen is zo'n kamp de enige oplossing."
Er zijn al kampen voor moeilijk opvoedbare jongeren, druggebruikers en zwaarlijvigen, maar dit is het eerste kamp dat snurkproblemen aanpakt.
Bron: Arsenkrant 29/82008, 1935. Respiratory Research 2008, 9:63 (22 August 2008) Artsenkrant 5/9/2008, nr.1937. Spruyt Karen. Slaapproblemen bij kinderen. Lannoo nv, Tielt, 2007.
Eén van de aanbevelingen om goed te slapen is om 's morgens altijd rond hetzelfde tijdstip op te staan. Op die manier krijg je een goede afstelling van je inwendige klok, zodat die 's avonds rond slaaptijd voor zandmannetje kan spelen. Doordat het wakkerhoudend signaal wegvalt val je dan inderdaad veel makkelijker in slaap.
We hebben vroeger al een artikel besproken waaruit blijkt dat bijna de helft van de Amerikaanse tieners slaapproblemen heeft. Dit heeft alles te maken met het feit dat ze in het weekend te lang uitslapen en een soort van mini jetlag doormaken, waardoor ze in de week dan ook niet op een normaal uur in slaap raken, overdag moe zijn enz.
Ook schoolvakanties kunnen aanleiding geven tot het tot ontwikkelen van zo'n jetlag, zoals blijkt uit onderstaand artikel uit de 'Standaard'.
Voor veel ouders betekent het begin van het nieuwe schooljaar opnieuw een gevecht om hun kinderen op tijd in en uit bed te krijgen. Dat die oogappel de voorbije twee maand pas rond de middag uit zijn of haar bed rolde, maakt het er niet makkelijker op. Per uur dat een kind vroeger opstaat, moet je zoals bij een jetlag op een dag aanpassingstijd rekenen, bevestigt dokter Stijn Verhulst van het Slaapcentrum voor Kinderen.
'Zeker voor kinderen is een regelmatig slaapritme erg belangrijk. De jongste tijd zien we dat het sociale leven van kinderen en tieners zich steeds meer 's avonds begint af te spelen. Dat betekent dat het moment van naar bed gaan steeds verder wordt uitgesteld en dat de kinderen dus te weinig slapen. In het weekend slapen ze uit en zo raakt hun ritme helemaal in de war. Dat fenomeen wordt nog eens versterkt na een schoolvakantie.'
Bovendien is september een heel slecht moment om een slaaptekort op te lopen. 'In de herfst en de winter doen er meer infecties en virussen de ronde en dan hebben de kinderen hun slaap zeker nodig.'
Verhulst raadt ouders aan om tijdens de laatste vakantieweek al over te schakelen op het 'schooljaarritme'. Met behulp van een aantal basisregels zou de aanpassing dan zonder problemen moeten verlopen. 'Neem voldoende tijd voor het slaapritueel en zorg dat het kind tot rust kan komen. Maak van de slaapkamer een aangename omgeving, zonder speelgoed of andere zaken die het kind kunnen afleiden. Wijk niet af van het vooropgestelde uur van slapengaan en stuur het kind niet naar bed als straf. Leer het kind alleen in te slapen en geef een beloning als het goed slaapt.'
Door slaapproblemen bij kinderen overzichtelijk in te delen, krijg je een beter inzicht in de manier waarop ze ontstaan. He boek van Dr. Karen Spruyt biedt ons een goed hanteerbaar overzicht over slaapproblemen bij kinderen. Ik beperkt me hier tot de stoornissen die te maken hebben met het inslapen of doorslapen, vervolgens bekijken we welke problemen kunnen optreden tijdens de overgang tussen waken en slapen en tenslotten nemen we enkele ontwaakproblemen onder de loep. Een aantal problemen hebben we vroeger al besproken, je hoeft dan maar op de link te klikken voor meer informatie.
1 Stoornissen bij het inslapen en doorslapen.
Ongeveer 30% van alle kinderen heeft te kampen met inslaap- en/of doorslaapproblemen. Hierbij denken we in de eerste plaats aan het niet naar bed willen gaan, moeilijk in slaap vallen, ’s nachts wakker worden of moeilijk inslapen na ’s nachts wakker te worden. Tenslotte kunnen kinderen zich ook angstig voelen bij het inslapen. Uit onderzoek blijkt dat één op de vijf kleuters bang is om in het donker te slapen (karen Spruyt).
Om deze problemen aan te pakken of liefst te voorkomen is het erg belangrijk om duidelijke grenzen te stellen, te zorgen voor een gepast en regelmatig slaap-waakpatroon, een goede slaaphygiëne en het toepassen van een bedtijdritueel.
Angst bij het inslapen mag niet worden geminimaliseerd of ‘weggeduwd’ door streng op te treden. Praat daar overdag over, laat voelen dat je erbij betrokken bent, laat je kind er iets over tekenen of het in een spel verwerken. Bij kinderen vanaf de lagere schoolleeftijd kunnen autosuggestieoefeningen worden toegepast.
2. Overgangsstoornissen tussen waken en slapen
1.Slaapstuipen of slaapschokken
Dit zijn ongecontroleerde schokkende spierbewegingen bij het inslapen die bijna iedereen wel eens ervaart. Je voelt plots je rechter of linker been schokken, soms je arm. Soms kun je ook beelden zien, een lichtflits bijvoorbeeld, een geluid horen of een pijnlijk gevoel ervaren.
Deze slaapstuipen zijn onschuldig en je om ze te verminderen hoeft je alleen maar de gewone aanbevelingen voor een goede slaaphygiëne op te volgen.
2.Periodieke beenbewegingen
Hierbij ondervind je ritmische samentrekkingen in beide benen, zelden in je armen. Ze komen niet alleen voor bij het inslapen, maar ook ’s nachts gedurende het stadium 2 van de rustige slaap. Je slaapt er meestal doorheen, maar doordat je aan minder diepe slaap toekomt ben je overdag minder uitgerust.
Het is raadzaam om dit te laten nakijken bij je arts om onderliggende oorzaken uit te sluiten. Ook een bezoek in een slaap- waakcentrum is nuttig.
3. Rusteloze benen
Bij rusteloze benen ervaar je een vervelend prikkelend gevoel in je benen dat je bijna dwingt om je benen te bewegen. Door ze te bewegen gaat dit gevoel voorbij, toch tijdelijk tenminste. Je voelt dit typisch ’s avonds als je rustig in je zetel zit of als je net in bed ligt.
Rusteloze benen gaat vaak samen met periodieke beenbewegingen en resulteert ook in een vermindering van de hoeveelheid diepe slaap. Hierdoor ben je overdag minder fit, zodat een behandeling noodzakelijk is. Meer info, klik hier.
4. Kuitkrampen
We kennen allemaal de erg pijnlijke krampen in de kuiten. Gelukkig zijn ze onschuldig. Ze worden veroorzaakt door een verhoogde elektrische prikkelbaarheid van je kuitspier of door een verstoorde stofwisseling.
Het kan gebeuren dat je net bij het inslapen een soort van droom beleeft samen met een gevoel om verlamd te zijn. Dit noemt men een hypnagoge hallucinatie. Alhoewel deze ervaring erg beangstigend is, is het onschuldig.
Deze stoornissen starten bijna altijd tijdens of aan het einde van diepe slaap (slaapfase 4). Bij de overgang naar de lichtere slaapfase loopt het fout, je zit als het ware gevangen tussen de diepe slaap en een volledige ontwaking (zonder tekens van wakker te zijn).
Nachtmerries ontstaan tijdens je droomslaap (remslaap) en komen dan ook voor tijdens het laatste gedeelte van de nacht. Je kunt je kind gemakkelijk wakker maken uit een nachtmerrie omdat de slaap veel lichter is.
3. Slaapwandelen
Dit uit zich door automatische gedragingen die starten in de diepe slaap. Meer info: klik hier
Bron: Spruyt Karen. Slaapproblemen bij kinderen. Lannoo nv, Tielt, 2007.
Het is handig om in plaats van 100 tips één duidelijke richtlijn te krijgen als je kind niet goed slaapt, zeker als je met je handen in het haar zit omdat je kind om de haverklap roept of uit zijn bedje wil komen. Het nadeel van één methode, in dit geval de methode Estivill, is misschien dat ze dan weer wat directief overkomt en je aan een strikt schema houdt. Toch krijgen met deze methode een praktisch toepasbaar instrument dat ons in detail toont wat het verminderen van ouderlijke aandacht wil zeggen.
Zoek zelf een aantal voorwerpen die je kind de hele nacht ‘gezelschap houden’ en dus nooit ontbreken wanneer het ’s nachts plotseling wakker wordt. Denk hierbij aan eenvoudige dingen zoals een knuffel, één of meerdere fopspenen, een veilig opgehangen mobile, een tekening aan de muur… Als deze voorwerpen geassocieerd zijn met in slaap vallen zullen ze je kind ook ’s nachts in slaap helpen als het wakker wordt, en wakker worden doet iedereen af en toe.
Trek voor het slapen gaan vijf tot tien minuutjes uit om iets ontspannends en leuks te doen met je kind. Jullie kunnen een verhaaltje voorlezen, een liedje zingen, samen knuffelen, een rustig spelletje doen, samengevat, een moment van ‘quality time’ inlassen. Doe dit liever niet in de slaapkamer, maar in de huiskamer of een andere kamer. Zo maak je duidelijk dat de slaapkamer er alleen is om te slapen. Na het slaapritueel maak je op een rustige zelfverzekerde manier duidelijk dat het nu tijd is om te slapen. Ga niet in op allerlei reacties van je kind, doe het licht uit en verlaat de kamer.
Als je kind huilt wacht je één minuut voor je er naar toe gaat. Laat je kindje in zijn bed en maak op een rustige, vriendelijke maar vastberaden manier duidelijk dat het tijd is om te slapen. Zeg dat je van je kind houdt en dat je het daarom leert slapen en je laat je kind alleen. Elke keer als je kind opnieuw huilt geef je dezelfde boodschap, maar je wacht stelselmatig langer voor je er naar toe gaat. Ook de volgende dagen stel je alsmaar langer uit om er naar toe te gaan. Geef vooral geen enkele aandacht aan ongewenst gedrag en ga niet in op zijn eisen. Als je deze methode van uitdoving van de ouderlijke aandacht volhoudt slaapt meer dan 90 percent van de kinderen binnen de 10 dagen terug goed. Meer gedetailleerde uitleg zie onderaan: het boekje van Dr. Estivill: Slaap kindje slaap.
Nog een woordje over een nachtlampje. Let toch op dat een lampje niet geassocieerd wordt met slapen. Laat het licht bij je kind dus best niet aan tot het in slaap is gevallen, want als je het daarna uitdoet en je kind ’s nachts wakker wordt, zal hij het missen en heeft hij misschien problemen om terug in slaap te vallen.
Tussen haakjes, vanaf 6 maanden is het normaal dat je kind in zijn eigen kamer slaapt en niet meer bij de ouders.
Flink wat zaken kunnen kinderen angstig maken. Soms hebben ze overdag iets akeligs gehoord of gezien, of ze kunnen ook in werkelijkheid iets bedreigends meemaken. Een ernstige ziekte, ruzies tussen de ouders, een echtscheiding en zeker misbruik of mishandeling hebben een grote impact op het gevoelsleven van een kind. Vooral omdat het kind de neiging heeft om alles op zichzelf te betrekken en zichzelf ook als oorzaak te zien van de moeilijkheden. Dit zadelt je kind niet alleen met angst op maar ook met schuldgevoelens.
In de aanpak van angst zijn de ouders erg belangrijk. Zij fungeren als hulpmiddel om een gedragsverandering bij hun kind te bewerkstelligen. Goede afspraken en samen aan dezelfde kant van het touw trekken zijn dan ook erg belangrijk.
We passen vier specifieke principes toe. Deze worden trouwens erg duidelijk uitgelegd in het boek Bang om te gaan slapen van Ludo Driesen (zie referenties). 1. Geleidelijke benadering van de angstsituatie. 2. Beloning van gewenst gedrag. 3. Blokkering van de angstgedachten en de angstgevoelens. 4. Bevorderen van het probleemoplossend denken.
1. Geleidelijke benadering van de angstsituatie. Kinderen die bang zijn om te gaan slapen zullen proberen om met veel fantasie het moment dat ze naar bed moeten zolang mogelijk uit te stellen. Als ze angstig zijn heb je als bezorgde ouder de neiging om je kind te troosten of je wil liefst voorkomen dat het angstig wordt. Je ontwikkelt de verkeerde gewoonte om je kind bij je in bed te nemen of je laat het op de divan in slaap vallen om het slapend in zijn bedje te leggen. Sommige ouders blijven ten einde raad bij hun kind tot het naar dromenland is vertrokken. Hoewel dit een instantoplossing biedt, is het een straatje zonder einde. In plaats van de angst te ontvluchten moeten kinderen geleidelijk aan worden geconfronteerd met de angstwekkende situatie. Ze moeten leren om alleen in hun eigen bed en in hun eigen slaapkamer in slaap te vallen.
Vermits de ouders een grote rol spelen in het vermijdingsgedrag van hun kind is het noodzakelijk om net die ouderlijke aanwezigheid geleidelijk aan te verminderen. De voorgestelde hulpmaatregelen zullen natuurlijk intensiever zijn naarmate de angst groter is. Als het kind weinig angst heeft zijn ze eerder beperkt. Wat de maatregelen ook zijn, ze worden langzaam afgebouwd zodat kinderen met angst geleidelijk meer en meer geconfronteerd worden met de angstige situatie.
Niveau 1: voorzie een goed bedtijdritueel, laat een lampje branden en laat de deur open. Niveau 2: je kind blijft in zijn eigen slaapkamer en in zijn eigen bedje, maar krijgt regelmatig een kort bezoek van een van de ouders (om de tien à vijftien minuten). Naarmate de angst verbetert wordt de tijd tussen twee bezoekjes verlengd. Niveau 3: idem als niveau 2, maar de ouders blijven in een naburige kamer zodat het kind de aanwezigheid van zijn ouders beter hoort en zich veiliger voelt. Deze nabijheid wordt langzaam afgebouwd naarmate de angst verbetert. Niveau 4: de ouders blijven in de kamer van het kind maar gaan er regelmatig uit, waarbij de tijd van wegblijven wordt opgebouwd. Bij nog meer uitgesproken angst zit de ouder in een stoel naast het bedje van hun kind. De stoel wordt progressief richting deur en naar een andere kamer verschoven naarmate de angst vermindert. Niveau 5: als het kind zo angstig was dat het alleen maar in het bed van de ouders in slaap kon vallen wordt het kinderbed als eerste stap mee in de kamer van de ouders gezet. Daarna wordt de aanwezigheid van de ouders afgebouwd. Als alles goed gaat kan het kinderbed terug in zijn eigen slaapkamer worden geplaatst. Tip: om dit laatste voor te bereiden is het herinrichten van de kinderkamer erg zinvol.
2. Het principe van de beloning. Beloon het durfgedrag van je kind om alleen in zijn eigen bed te blijven liggen. Dit belonen van gewenst gedrag is een krachtig instrument om het slaapprobleem te verbeteren. Je kunt zowel sociale beloningen gebruiken zoals lofprijzingen en aanmoedigingen, als materiële beloningen. Het is erg stimulerend om je kind punten te laten verzamelen als het de afspraken nakomt en voorzie een agenda of boekje waar deze beloningspunten in kunnen gekleefd worden. Spreek af welk cadeautje je kind krijgt voor hoeveel punten en voorzie best kleine en grotere beloningen. Zo kan je kind zowel naar iets groters uitkijken en toch ook tussendoor snellere succesjes boeken en iets kleiners verdienen zoals een speelgoedje, een ijsje, prentboek of een cd. Naast sociale of materiële beloningen kun je ook een activiteit afspreken, iets dat je graag samen doet zoals een bezoek aan een pretpark, een dagje aan zee
Deze beloningen worden afgebouwd als het angstprobleem overwonnen is.
3. Blokkering van angstgedachten en angstgevoelens. Als je kind angstige gedachten voelt opkomen is het bijzonder nuttig om deze zo goed mogelijk te vervangen door gedachten die tegengesteld zijn aan angst.
Prettige gevoelens, gedachten over leuke, blije herinneringen, over dingen die je kind goed gedaan heeft en waar hij trots op is, vormen een krachtig middel tegen angstige gedachten. Het fantaseren van een verhaal waarin een held, een sterke figuur waar je kind bewondering voor heeft, is erg leuk om mee te werken. Bij kinderen vanaf ongeveer het tweede of derde leerjaar kan zulk verhaal in een autosuggestieoefeningworden verwerkt. Dit geeft nog betere resultaten omdat je meer op het onbewuste niveau werkt en je suggesties kunt toevoegen die het zelfbeeld versterken. Ook ontspanningstechnieken kunnen worden gebruikt om het niveau van spanning en angst te verminderen.
4. Het bevorderen van probleemoplossend vermogen. Overdag kun je je kind aanmoedigen om over zijn angst te praten of om ze te tekenen en te proberen er zelf een oplossing voor te bedenken. Het zelf bedenken van oplossingen geeft je kind een booster van zelfvertrouwen.
Laat je kind zoveel mogelijk zelf aan het woord en temper je neiging om in zijn plaats oplossingen aan te bieden. Probeer vooral om goed te luisteren naar je kind zonder zijn probleem te minimaliseren.
Dit is belangrijk om een nachtmerrie of een angst bij het inslapen emotioneel te verwerken. Maar je kunt dit ook heel praktisch benaderen door bijvoorbeeld extra maatregelen te nemen tegen diefstal als je kind angstig is voor inbrekers of door rookverklikkers en brandblusapparaten te voorzien bij angst voor brand.
Alleen deze maatregelen treffen is uiteraard niet voldoende. Je kunt tenslotte geen versterkte burcht maken van je huis, en dan nog, waar houdt het op? Ze zijn wel nuttig in combinatie met de andere principes.
Het is belangrijk om je kind uit te leggen dat bepaalde angsten wel gegrond zijn, maar dat de kans daarop wel erg klein is. Met andere woorden: de angst is groter dan de kans.
Voor de invloed van stress op de slaap bij kinderen, klik hier.
Wat is een normale slaap bij baby's? Hoelang moet mijn kind slapen en hoeveel dutjes heeft het nodig? Dit zijn alsmaar terugkerende vragen bij jonge ouders. In onderstaand artikel geef ik een richting aan, wees niet bezorgd als jouw kind anders slaapt, we spreken hier immers over gemiddelden.
l tot 3 maanden De slaap is nog licht en wordt gemakkelijk verstoord, bv. door lawaai of eigen behoeften, zoals honger. De slaap bestaat uit vele korte slaapcyclussen, waarbij de baby vanuit de lichte actieve slaap even wat dieper wegzakt en vervolgens weer naar de lichte slaap weerkeert. De slaapcyclus bij volwassenen duurt tussen de 90 en 110 minuten, bij een baby is dat ongeveer 45 minuten. Daarvan brengt hij ongeveer de helft door in remslaap (droomslaap). Het duurt tot 1 jaar voor de cyclus zich verlengt tot 1 uur. Geleidelijk aan evolueert het kind naar een slaappatroon met meer diepere slaapfasen. De onregelmatige slaapcyclus van de baby verschilt dus totaal van het volwassen slaappatroon dat een duidelijke structuur heeft en meerdere fasen van diepe slaap vertoont. Het is dan ook onzinnig om het kind in deze fase 'enkele nachten te laten doorwenen' om te proberen het zo in een volwassen slaappatroon te dwingen.
Dit onvoorspelbare patroon komt voort uit de trage ontwikkeling van de biologische klok , wat inhoudt dat pasgeborenen geen verschil kennen tussen dag en nacht. In plaats van daglicht of duisternis als signalen op te pakken, vertrouwen ze deze eerste paar weken meer op hun maag, en worden ze wakker of slapen ze in als ze respectievelijk honger hebben of verzadigd zijn.
3 tot 6 maanden In deze periode vindt er een snelle ontwikkeling plaats, en hebben babys ongeveer 14 uur slaap nodig. Hoewel deze ontwikkeling bepaald wordt door de biologische klok van de baby, is het ook een periode waarin ouders de tijdstippen waarop de baby slaapt sterk kunnen beïnvloeden; dit heeft voordelen voor zowel de baby als voor henzelf. De reden hiervan is dat babys met 3 tot 4 maanden niet alleen biologisch gezien de nacht beginnen doorslapen, maar ook steeds meer ontvankelijk zijn voor door de ouders ingestelde patronen. Je mag 3 tot 4 uur ononderbroken slaap verwachten. Waarschijnlijk gaat het hier om een vroege kans om de baby slaaptraining te geven die niet mag worden gemist. Rond 6 maanden heeft meer dan 8 op 10 baby's reeds een duidelijk dag-nachtritme verworven. Vanaf 3 tot 4 maanden slaapt je kind ongeveer acht tot negen uur per nacht, met soms nog wakkere periodes of lichtere slaap. Overdag doet hij dutjes en zijn middagslaap.
6 tot 12 maanden In deze periode vindt er een duidelijke verschuiving plaats in de tijd dat de baby s nachts en overdag slaapt, en met 9 maanden hoeven de meeste babys alleen s ochtends en s middags nog een dutje te doen. Ook komt er meer patroon te zitten in het aantal uren dat de baby s nachts slaapt. Vanaf 6 maanden is de langste ononderbroken periode slaap ongeveer 6 uur. Hierdoor kunnen ouders activiteiten rond de baby beter inplannen en, minstens zo belangrijk, zelf beter en rustiger slapen. Rond de leeftijd van 1 jaar heeft 1 op 10 kinderen echter nog steeds geen regelmatig dag-nachtritme. Zeer frequente en vooral onregelmatige wisselingen van omgeving of verzorgers kunnen verhinderen dat het kind vaste ritmes ontwikkelt. Hierdoor kan het langer een onregelmatig slaappatroon blijven vertonen. Hetzelfde kan ook gebeuren als de omgeving waarin het kind slaapt lawaaierig is en lang verlicht blijft. Ongeveer de helft van de kinderen wordt in deze periode nog s nachts wakker, maar is tevreden met zichzelf en is in staat om zelf, zonder de hulp van de ouders opnieuw in te slapen. Het is echter wel belangrijk dat het rustig en donker is in de slaapkamer zodat het kind niet geprikkeld wordt en daardoor wakker blijft.
Een baby van 3 tot 6 maanden doet dagelijks een drietal dutjes. Babys van 6 maanden tot 1 jaar doen er 2 en tussen 1 en 3 jaar doen kinderen nog 1 dutje overdag.
l tot 3 jaar Op een gegeven moment halverwege deze periode is het voor de meeste babys normaal om hun ochtendslaapje te verschuiven naar het middaguur. Dit slaapje duurt dan meestal anderhalf tot 2 uur en heeft tot gevolg dat het middagslaapje kan worden overgeslagen.
Tegen de leeftijd van 3 jaar wordt de lengte van dit slaapje teruggebracht tot ongeveer een uur. Dit wordt aangevuld met een 11 uur durende nachtrust, wat het leven voor de ouders vaak vergemakkelijkt. In deze periode worden goede slaapgewoonten vaak eenvoudig verstoord; de slaap-waakcyclus is nog in ontwikkeling en raakt snel in de war door vakanties, ziekten of een verandering in de slaapomgeving. Daarom is het belangrijk een goed bedtijdritueel aan te houden.
3 tot 6 jaar Tegen het midden van deze periode is het dagelijks ritme volledig tot ontwikkeling gekomen. Zolang kinderen s nachts goed slapen, hoeven ze overdag geen dutjes meer te doen. Het feit dat ze een volwassen slaappatroon hebben gekregen, wil echter niet zeggen dat ze veel minder behoefte aan slaap hebben. Dit is belangrijk om te onthouden, want een slaaptekort zal nog altijd invloed hebben op het gedrag.
Kinderen van 5 jaar slapen gemiddeld 2 ½ uur tot 3 uur langer dan volwassenen. Rond de leeftijd van 6 jaar slaapt een kind gemiddeld 10 uur en 3 kwartier, tegen hun twaalfde jaar ongeveer 9 uur en een kwartier.
De aanbeveling voor het gebruik van slaapmedicatie is zeer duidelijk. Er is enkel een plaats voor een slaappil bij kortdurende slapeloosheid, als ze zeer ernstig is, en als er een hoge psychische nood is. En zelfs dan wordt aangeraden om ze niet langer dan 1 of maximum 2 weken te nemen, aan de laagst werkzame dosis.
Tot zover de richtlijn, de werkelijkheid is heel anders: in België alleen worden elke dag 500.000 slaappillen genomen. Het is dan ook niet verrassend dat België een van de koplopers is in het gebruik van slaapmedicatie.
Ontgaat er ons iets in de toepassing van de richtlijn? Hoe is de houding ten opzichte van het gebruik van slaapmedicatie bij ouderen? Een recent artikel uit de VS bekijkt dit voor ons, en gelukkig blijft de richtlijn absoluut overeind.
Bij het ouder worden wordt slaapmedicatie trager afgebroken in het lichaam, waardoor de hoeveelheid in het bloed hoger is dan je zou verwachten. Hierdoor zijn ouderen gevoeliger voor de bijwerkingen, vooral bij langer werkende producten. Ze voelen zich overdreven slaperig, hebben sneller ongevallen, en ze hebben een grotere verstoring van de slaaparchitectuur (minder REM en diepe slaap). Gewenning, resulterend in slechter slapen na het stoppen van medicatie is een belangrijk probleem bij lang gebruik van langwerkende slaapmedicatie. Zie verder 'bijwerkingen van slaapmedicatie'.
Zo moet slaapmedicatie bij ouderen aan een minimaal effectieve dosis worden gegeven, en alleen gedurende een korte periode, legt Dr. A. Avidan uit. Hij geeft de voorkeur aan korter werkende producten.
Een belangrijke adder onder het gras is het gebruik van slaapmedicatie bij wie lijdt aan slaapapneu! De ademstilstanden verergeren en resulteren in een nog meer verlaagd zuurstofgehalte in het bloed. Je zou dus zeker moeten zijn dat je geen slaapapneu hebt vooraleer je slaapmedicatie neemt. Als je plots stopt met langwerkende slaappillen moet je opletten voor opkomende angstgevoelens en een verergering van de slapeloosheid.
De nieuwere kortwerkende slaapmiddelen (Z-slaapmedicatie: zolpidem, zaleplon en zopiclone) zouden deze bijwerkingen minder hebben en kunnen eventueel een betere keuze zijn indien het echt nodig is om iets te nemen. Ramelteon, een melatonine-achtig product, maar met een langere halfwaarde tijd is een mogelijke keuze voor inslaapproblemen. In België is sinds enkele maanden een melatonine vorm met verlengde vrijstelling beschikbaar: circadin 2 mg.
Besluit: de richtlijnen blijven nog altijd overeind, en de aanpak van slapeloosheid is in de eerste plaats zonder medicatie. Dat wil zeggen met de juiste slaapeducatie, slaaphygiëne, stimuluscontrole en relaxatie of autosuggestieoefeningen.
Bron: The treatment of Insomnia in Older Adults, medscape, 27 juni 2008, Dr. Alon Y. Avidan, MD, MPH. Uitgeslapen wakker worden, gids voor een betere nachtrust, Standaard Uitgeverij 2007.
Babys kunnen hun kersverse ouders soms tot wanhoop leiden. De ene keer liggen ze schattig in hun wiegje te frazelen en vallen ze zonder problemen tevreden in slaap. De andere keer beginnen ze te huilen zodra je de kamer verlaat. Een jonge baby die huilend wakker schrikt of niet kan slapen, moet je troosten, ontwikkelingspsychologisch is dat voor het gevoel van veiligheid en vertrouwen cruciaal. Je hebt natuurlijk als bezorgde ouder de neiging om terug te gaan en je kindje weer uit zijn wiegje te halen om hem te troosten. Alhoewel je je baby niet echt kunt verwennen onder de 6 maanden, moet je toch opletten voor het onbewust aanleren van verkeerde gewoontes.
De aanpak van inslaapproblemen bij kinderen onder de 12 maanden kan er in eerste instantie in bestaan het huilen te negeren. Er is immers veel kans dat het huilen na een korte tijd weer verdwijnt en dat de baby in slaap valt. Als je je kindje een tijdje hoort huilen, ga dan natuurlijk eens kijken of alles in orde is, maar hou het bij een korte geruststelling, je baby weer toedekken, eventueel zijn fopspeen in zijn mondje stoppen, hem zachtjes toespreken en weer snel de kamer verlaten. Laat je baby in zijn wiegje liggen, blijf er zo kort mogelijk bij en maak zo weinig mogelijk drukte bij zijn wiegje. Wanneer je kindje bij de volgende bedtijdmomenten weer huilt wacht je alsmaar langer voor je er naar toe gaat. Als je teveel aandacht geeft aan het huilen bestaat de kans dat het huilen na verloop van tijd een gewoonte wordt en deel gaat uitmaken van het gewone slaappatroon.
Bij babys die erg veel huilen is het gewenst dat je dit bij de huisarts laat nakijken om medische oorzaken uit te sluiten.
Als je je kindje telkens oppakt bij het huilen,beloon je zijn huilgedrag, waardoor dit huilgedrag in de toekomst nog meer zal voorkomen. Met andere woorden, je kweekt op deze manier een slechte gewoonte aan. Babys vanaf 6 maanden leren op deze manier om te huilen als in hun bedje liggen en ze zullen dat dan ook vaker herhalen. In deze situatie bereikt men goede resultaten door het gebruik van een standvastig bedtijdritueel en de uitdoving van de ouderlijke aandacht.
Uiteraard hebben babys nood aan aandacht! Maar geef die aandacht dan op waakmomenten, zoals bij het eten, het wassen, het kleden of bij andere gelegenheden.
Vanaf de leeftijd van 6 maanden kunnen kinderen s nachts gaan huilen om aandacht. Geen paniek, het is normaal dat kinderen s nachts wakker worden. Geef zo weinig mogelijk aandacht aan dit huilen en je laat je kind best in zijn bedje. Kinderen raken vlug gewend aan aandacht s nachts, want kinderen en babys hebben graag aandacht, ook negatieve zoals mopperen en ze zullen alles doen om dit te behouden.