OUDE VOLKSVERHALEN
LEGENDEN, VOLKSVERHALEN, SPROOKJES UIT ALLE LANDEN;
Inhoud blog
  • BEOWULF
  • FLORIS EN BLANCEFLOER
  • BEATRIJS
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    23-10-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEOWULF
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Beowulf is een Oudengels epos over de heldendaden van Beowulf, neef van koning Hygelac van de Gauten in Zuid-Zweden en later zelf koning.

    Het is het meest belangrijke dichtwerk uit de Oudengelse literatuur. Wanneer het verhaal is ontstaan is onduidelijk. Vast staat dat het rond het jaar 1000 is opgeschreven.

    Het verhaal

    Op zekere dag besloot Hrothgar een hal te gaan bouwen, van waaruit hij zou kunnen regeren. Hij noemde deze zaal "Heorot". Tijdens het openingsfeest van het machtige gebouw deelde Hrothgar sieraden en ringen uit en er was muziek en vermaak.

    In de streek leefde een afgunstig monster: Grendel.

    Op een nacht sloop Grendel naar de zaal Heorot. Hij trof de Denen - na een feestmaal - slapend aan. Hij verorbert dertig van hen en keerde hierna voldaan terug naar zijn hol. De volgende morgen was er veel verdriet onder de mannen van Hrothgar en deze was zelf het meest ontdaan.

    Al spoedig vond men de sporen van Grendel, maar ze konden niets tegen hem ondernemen. Sterker nog, de volgende avond kwam Grendel weer en doodde opnieuw enkele mannen. Iedereen ging nu in de bijgebouwen slapen en Grendel regeerde op deze manier twaalf jaar over Heorot, Hrothgar vernederend.

    Hrothgar probeerde er alles aan te doen om Grendel te stoppen, maar niets hielp. Ze brachten offers aan hun goden, maar al hun offers waren tevergeefs.

    Intussen hoorde Beowulf ook de verhalen over Grendel.

    Beowulf vroeg toestemming aan de koning om met veertien anderen naar Hrothgar te gaan, om hem te verlossen van Grendel, wat hem werd toegestaan. Per boot verlieten zij hun vaderland en zeilden naar het land van Hrothgar. Als ze aan land gaan, zegt Beowulf te zullen laten zien hoe het monster aangepakt moest worden.

    Hierna heerste er een vrolijke stemming onder de mannen van Hrothgar en werd er een feest gehouden. Op het moment dat het donker werd, stond Hrothgar op om naar zijn vertrekken te gaan. Hij wenste Beowulf succes en beloofde hem alles wat hij wenste als hij de nacht zou overleven. Beowulf bleef met zijn mannen in de hal achter, waar ook zij gingen slapen.

    Die nacht kwam Grendel weer naar de hal en zag de mannen liggen. Hij pakte de eerste de beste, scheurde hem in stukken en vrat hem op. Hierna liep hij naar Beowulf en wilde ook hem doden, maar Beowulf pakte hem stevig vast. Grendel merkte direct dat hij een sterke en standvastige tegenstander was tegengekomen en probeerde nu te ontkomen, maar Beowulf volgde hem. Er ontspon zich in de hal een heftige strijd, wat grote schade veroorzaakte in de hal. Uiteindelijk wist Beowulf de arm van Grendel los te scheuren van zijn schouders en deze vluchtte dodelijk gewond terug naar het ven, van waar hij was gekomen.

    De volgende morgen kon iedereen zien dat Beowulf het monster had bedwongen, want Grendels arm en hand waren het bewijs. Het spoor van bloed dat Grendel had achtergelaten werd gevolgd, tot het meer waar de watermonsters wonen. Dit was rood gekleurd door het bloed wat Grendel verloren had.

    De soldaten durfden nu weer in de hal te slapen, maar die nacht kwam er een ander monster, op wraak belust vanwege de moord op haar zoon, nl. de moeder van Grendel. Zij kwam de hal binnen, greep een van de mannen en vertrok met hem naar het ven. Ook nam zij de arm van haar zoon mee, die als trofee aan het plafond was opgehangen.

    De volgende morgen werd Beowulf bij Hrothgar ontboden. Omdat Beowulf in een ander deel van het gebouw had geslapen, wist hij nergens van. Hrothgar vertelde hem nu dat zijn hoofdleenman, een van zijn persoonlijke vrienden die nacht was gedood. Hij had inmiddels ook gehoord dat Grendel vroeger met iemand anders - een vrouw - regelmatig in het bos was gezien. Hij vroeg nu Beowulf of hij ook deze gruwelijke moord wilde wreken.

    Beowulf zei dat hij direct op pad zou gaan en vroeg Hrothgar om mee te gaan om zijn vriend te wreken, wat deze direct deed. Samen met een groepje mannen gingen zij op pad, tot ze bij een poel kwamen, die rood van het bloed was. Hier vonden ze ook het hoofd van Ashhere, de vriend van Hrothgar.

    Beowulf ging in zijn maliënkolder het water doorzoeken, met in zijn hand Hrunting, zijn zwaard. Hij dook nu onder water en direct wist het monster dat er iemand haar gebied had betreden. Zij ging naar hem toe, pakte hem beet en sleurde hem naar de bodem van het meer, waar haar hol was. Dankzij zijn maliënkolder kon zij hem niet verwonden. In het hol aangekomen merkte Beowulf dat daar geen water was.

    Hij begon op haar in te hakken met Hrunting, zijn zwaard. Hij merkte nu ook dat voor het eerst zijn slagen geen enkel effect hadden, waarop hij zijn zwaard wegwierp. Zij streden verder totdat Beowulf viel en zij hem probeerde te doden, maar hij wist weer op te krabbelen, tot hij een oud reuzenzwaard zag liggen. Hij wist het woedend in haar richting te zwaaien en slaat haar het hoofd af. In de hoek zag hij nu de dode Grendel liggen en ook hem slaat hij het hoofd af.

    Zijn mannen waren blij dat ze hem weer zagen en samen gingen ze naar Heorot. Ze betraden de hal en lieten het hoofd en het gevest zien, waarop Beowulf zijn verhaal vertelde hoe hij het monster overwonnen had.

    Na de dood van Hygelac, werd Beowulf koning en regeerde hij het land vijftig jaar in vrede en voorspoed. In dat jaar gebeurde er echter iets wat de rust verstoorde. Er huisde een draak in het land, die een grote schat bewaakte. Beowulf hoorde van de draak en zijn misdaden en besloot er iets aan te doen. Bij de grot van de draak aangekomen, neemt Beowulf afscheid van zijn gezellen om alleen de strijd met de draak aan te gaan.

    Alleen voor de grot staande, gaf hij zo'n enorme schreeuw, dat de aarde ervan schudde. Hierop kwam de woedende draak naar buiten, al vuurspuwende. Het stalen schild beschermde Beowulf tegen de vlammen en hij gaf de draak een klap met het zwaard en merkte dat dit nauwelijks effect had op de draak, alleen dat zijn woede nog groter werd. Beowulf werd steeds meer in het nauw gedreven en zijn metgezellen waren ondertussen het bos ingevlucht.

    Een van zijn metgezellen, Wiglaf, snelde Beowulf ter hulp.
    Als de draak hem ziet komen, verbrand hij in een keer zijn houten schild, zodat hij dekking moet zoeken achter het schild van Beowulf. Deze haalt dan met al zijn kracht uit naar de draak, maar het zwaard breekt in stukken. De draak valt nu opnieuw aan en bijt Beowulf in de hals, zodat het bloed er uit stroomt. Wiglaf weet op dat moment zijn zwaard in de buik van de draak te steken, waarbij hij zijn hand verbrandt. Beowulf trekt nu zijn dolk en snijd de draak verder open en zo overwinnen zij samen de draak.

    Beowulf was echter zwaar gewond en ook begon het drakengif te werken. Hij vraagt Wiglaf nu om, als men zijn lichaam na zijn dood op een klip aan de kust verbrand heeft, over zijn as een grote grafheuvel te bouwen, zodat zeelieden "Beowulfs berg" als baken kunnen gebruiken. Hierna sterft Beowulf.



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (19 Stemmen)
    23-10-2005, 12:54 geschreven door abel
    Reacties (2)
    12-10-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FLORIS EN BLANCEFLOER
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FLORIS EN BLANCEFLOER.

    Diederic van Assenede maakte zijn vertaling van de Franse Floire et Blancheflor lieden die het Frans niet machtig waren. Hij wilde duidelijk maken dat het pad van de hoofse minnaar niet altijd over rozen gaat, maar dat oprechte, standvastige liefde inspireert tot ongekende heldendaden.

    De vrome Blancefloer groeide op aan het Spaanse hof.

    De zoon van de moslim-koning Floris groeide samen met Blancefloer op aan het hof van zijn vader.

    Naarmate zij ouder werden groeide hun kindervriendschap uit tot oprechte liefde.

    Toen de koning, Floris’ vader, hoort van hun heimelijke liefde wil hij het meisje uit de weg ruimen.

    De koningin had een plannetje

    Zij stelde voor om Floris weg te zenden op een verre reis.

    Blancefloer wilde ze verkopen aan kooplieden uit een ander ver land.

    Voor Blancefloer zouden zij een prachtig graf bouwen om Floris bij zijn terugkeer te doen geloven dat zijn geliefde dood was.

    Zo geschiedde…

    Toen Floris terugkwam toonde ze hem het graf. Maar ondanks zijn verdriet ontdekte de jonge prins het bedrog en besloot Blancefloer te gaan zoeken.

    Hij kwam er achter dat zijn geliefde gevangen werd gehouden in de stad Babylon en reisde er heen. Eens daar aangekomen, wist Floris langs de stadswachters te geraken verstopt in een bloemenmand?

    Zo raakte hij binnen in de toren waar Blancefloer werdt vastgehouden door de emir. Toen de emir Floris en Blancefloer in bed betrapte, wilde hij hen doden.

    Het kwam echter tot een rechtszitting, waar de liefde tussen de twee jonge mensen de aanwezigen zo ontroerde dat Floris en Blancefloer mochten blijven leven.

    Toen het bericht kwam dat Floris’ ouders waren overleden, keerde het jonge paar naar Spanje terug. Daar werden beiden gekroond en Floris liet zichzelf en heel zijn volk dopen. Ze kregen een dochter, Berte met de grote voeten, die op haar beurt de moeder zou worden van Karel de Grote.

    Voor de liefhebbers nog een fragmentje in Middelnederlands waarin Floris, staande bij het graf van Blancefloer, een eind aan zijn leven wil maken.

    Doe rechte hem Floris van den grave,
    Niet verre bleef hi staende daer ave;
    Tenen griffie voedersele hi vinc
    Daer ene guldine griffie in hinc,
    Die hem hadde gegeven Blancefloer
    Op minne, doe hi van haer voer.
    Alse Floris die griffie uut trac,
    Hi hiltse vor hem ende sprac:
    ‘Dese griffie, Blancefloer, daeddi maken
    Ende gaefse mi bi derre saken,
    Als icse dan saghe, dat si woude
    Dat ic haers gedinken soude.
    Nu leget mijn troest an di allene,
    Du salt mi lossen uten wene,
    Daer ic in ben, ende nemen mi dat leven,
    Al ne waerstu mi niet daer toe gegeven.
    Haest, dats wesen sal, dat doe.’
    Metten woerde droech hise hem toe
    Ende wildse te sire herten

    Als icse dan saghe, dat si woude
    Dat ic haers gedinken soude.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    12-10-2005, 09:12 geschreven door abel
    Reacties (0)
    09-10-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEATRIJS
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Beatrijs

    Het verhaal van Beatrijs, was een vertellersverhaal dat pas in de 14de eeuw op schrift werd gesteld maar van oorsprong veel ouder was.

    ***

    Beatrijs, een onschuldige maagd, verloor haar hart aan een knappe jongeman.

    Ze wilde echter God toebehoren en om de verleiding te weerstaan, ging ze in het klooster waar ze jarenlang nederig en zorgvuldig haar werk deed als kosteres

    Ze raakte echter het verlangen en de herinnering aan de jongeman niet kwijt. Ze bad de ganse dag tot de maagd Maria om toch maar te kunnen blijven weerstaan aan de verleiding.

    Maar het oog van de duivel viel op de brave maagd. Nooit te min om onheil te stichten begon Satan zoete dingen in het hoofd en het hart van het meisje te blazen.

    Uiteindelijk won de boze de strijd. Beatrijs zond haar vriend een brief, waarin stond dat ze hem wou spreken.

    Tijdens dit gesprek, dat door de tralies gevoerd werd, beloofde de jongeling voor de non te zorgen en dat hij nog steeds van haar hield. Dit waren precies de woorden die Beatrijs wilde horen. Ze spraken af dat de jongeling na zeven nachten haar op zou wachten in de boomgaard van het klooster.

    De jongeman vertrok weer en liet kleren maken voor zijn geliefde. Het waren prachtige gewaden in blauw scharlaken.

    Op de afgesproken dag, nadat Beatrijs de klokken voor de metten had geluid en iedereen na het zingen weer naar bed was, ging zij naar de kapel en viel voor het Lieve Vrouwenbeeld op haar knieën en bad tot Maria om vergiffenis.

    Zij trok hierna haar pij uit en legde die op het Onze Lieve Vrouwe-altaar en hing de sleutels van de sacristie vlak bij Maria.

    In haar ondergoed ging ze naar de boomgaard, waar haar geliefde reeds stond te wachten. Ze trok de mooie blauwe kleren aan die hij voor haar had meegebracht en vluchtte weg van het klooster.

    Op hun reis kwamen ze door een lieflijk bos, daar besloot de jongeman te rusten. Hij had echter andere bedoelingen en begon Beatrijs te verleiden tot "het minnespel".

    Beatrijs schold hem hierop uit voor een boerenkinkel. Ze zei dat zij zich niet zou verlagen tot het niveau van vrouwen, die het voor geld in het open veld doen. Hij moest maar wachten tot ze op de plaats van bestemming kwamen.

    De jongeman verontschuldigde zich waarna ze hun reis verder zetten. Toen kwamen ze bij een stad, waar ze zeven jaar en twee kinderen kregen.

    Toen al hun geld op was liet de man Beatrijs en de kinderen in de steek.

    Ze stond er nu alleen voor en kreeg het erg moeilijk om voor haarzelf en haar kinderen te zorgen.

    Totaal aan de grond bleef haar niets anders over dan haar lichaam aan mannen te verkopen en ze werd een publieke vrouw.

    Ondanks alle ellende bleef ze dagelijks tot Maria bidden.

    Na zeven jaren van diepe miserie gaf God haar genade. Zij besloot uit bedelen te gaan en trok met haar beide kinderen door het hele land.

    Op zekere dag kwam ze toevallig in de buurt van haar oude klooster. Ze kon niet nalaten te informeren naar de kosteres, die hier 14 jaar geleden verdwenen zou zijn.

    Ze kreeg een boos antwoord want de mensen zeiden dat de kosteres van het klooster nog steeds haar werk keurig en nauwgezet deed. Beatrijs begreep hier niets meer van.

    Op een nacht, tijdens haar slaap, hoorde ze een stem die haar zei terug te keren naar het klooster. Beatrijs dacht dat het weer de duivel was die haar in een val wilde laten lopen en ging nog niet terug naar het klooster.

    Ook de tweede nacht kwam er een stem, die haar vroeg terug te keren, maar weer dacht zij dat de duivel haar een loer wilde draaien en weer ging ze niet.

    Nadat ze de derde nacht weer dezelfde wens had gehoord, begreep ze dat deze boodschap van God moest komen, omdat ze wist dat God een derde verschijning niet aan de duivel zou toestaan.
    Zij trok haar kleren uit en dekte daarmee haar zoons toe en ging naar het klooster.

    Daar vond zij haar oude kleren terug, samen met de sleutels, die ze 14 jaargeleden had achtergelaten en nam haar rol van kosteres weer op. Het bleek dat de heilige maagd al die jaren in Beatrijs gedaante haar taak als kosteres had overgenomen, zonder dat iemand het gemerkt had.

    De mensen bij wie ze had gelogeerd merkten de volgende morgen dat de moeder van de twee kinderen verdwenen was en gingen met de jongens naar de abdij. Hier kreeg zij toestemming van de abdis om voor de jongens te zorgen, dit tot grote opluchting van Beatrijs.

    Zij woonde en werkte nu weer vroom in het klooster, maar zij had nog steeds haar zonden niet opgebiecht. Op een dag kwam een abt in het klooster, maar twijfels overvielen Beatrijs.

    Terwijl zij alles overdacht, zag zij een jongeling die helemaal in het wit gekleed was, met op zijn arm een klein dood kind. De jongeling probeerde het kind te vermaken met een appel. Zij vroeg hem waarom hij probeerde het dode kind te vermaken, waarop de jongeling antwoordde dat dit de manier was waarop God haar nu zag. Haar ziel was dood voor hem, ondanks al haar gebeden, tot zij haar zonden had opbiecht.

    Hierop ging zij naar de abt, die haar de biecht afnam.

    De abt wilde wel over dit mirakel preken, maar hij zou er voor zorgen, dat niemand te weten zou komen dat het Beatrijs betrof.

    ***

    Voor de liefhebbers een stukje uit het oude manuscript, dat begint na haar vlucht uit het klooster.

     

    Inden vergier quam si met vare.
    Die jongelinc wert haers gheware.
    Hi seide: ‘Lief, en verveert u niet:
    Hets u vrient dat ghi hier siet.’
    Doen si beide te samen quamen,
    Si begonste hare te scamen
    Om dat si in enen pels stoet
    Bloets hoeft ende barvoet.
    Doen seidi: ‘Wel scone lichame,
    U soe waren bat bequame
    Scone ghewaden ende goede cleder.
    Hebter mi om niet te leder,
    Ic salse u gheven sciere.’
    Doe ghinghen si onder den eglentiere
    Ende alles dies si behoeft,
    Des gaf hi hare ghenoech.
    Hi gaf haer cleder twee paer.
    Blau waest dat si ane dede daer
    Wel ghescepen int ghevoech.
    Vriendelike hi op haer loech.
    Hi seide: ‘Lief, dit hemelblau
    Staet u bat dan dede dat grau.’
    Twee cousen toech si ane
    Ende twee scoen cordewane,
    Die hare vele bat stonden
    Dan scoen die waren ghebonden.
    Hoet cleder van witter ziden
    Gaf hi hare te dien tiden,
    Die si op haer hoeft hinc.
    Doen cussese die jongelinc
    Vriendelike aen haren mont.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (48 Stemmen)
    09-10-2005, 00:00 geschreven door abel
    Reacties (1)
    Archief per week
  • 17/10-23/10 2005
  • 10/10-16/10 2005
  • 03/10-09/10 2005
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!