Dienstplicht
Belevenissen in 1931
26-12-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

26-12-2019 om 14:17 geschreven door WDRAHC

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Nu we de dril na twee maand oefenen onder de knie hadden, volgde de theorie en we kwamen in de eetzaal, die ook als klaslokaal diende, te weten wat “opnemen” was. Het was gewoonweg “waarnemen” van het ontploffen van granaten van de eigen artillerie en de kanonschoten van de vijandelijke artillerie. Die waarneming bestond uit het vaststellen van de gloed (lueur) dat eigenlijk de lichtflits van de ontbranding was en van het geluid (son) dat de knal beduidde. De lessen gingen over beide systemen, het ene al ingewikkelder dan het andere en werden met hoogdravende technische woorden op de meest onbevoegde wijze gegeven. Ik moest beide soorten volgen, althans theoretisch.

Er was echter nog een derde soort “waarneming”: deze van de meteorologische omstandigheden, die mij veel interessanter leek. Toen de eerste groepen voor de artilleriewaarneming gevormd werden, die met hun toestellen buiten moesten gaan oefenen, bleef ik met enkele rekruten over. In groepjes van vier gingen wij dan buiten met een theodoliet en een ballonnetje.

26-12-2019 om 14:16 geschreven door WDRAHC

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Het enige wat dat dat minderwaardig sergeantje kende was brullen, met een hoge falsetstem, het galmde tussen de blokken van de kazerne.

Nooit deden we iets goed. We konden volgens hem, niet in de rij staan, niet aftellen, niet rechtsomkeer maken, niet in de pas gaan. Alleen “ter plaats rust” kenden wij perfect. Hij moest wel weten dat we het allemaal moedwillig verkeerd deden, maar dat stoorde hem niet. Door zijn gebrul streelde hij zelf zijn ijdelheid; het prototype van de gekke militaire beroeps-grapjas.

Wij mochten voor de eerste keer naar huis gaan.

Zoals kinderen, wanneer de klas uit is, stormden wij naar de tram, door die cafémeisjes nageroepen, die ons nu niet interesseerden, met hun syfilis en hun druipers. Ik was nog maar vier dagen in die grote kazerne met zijn grote slaapzalen en ruime gangen en vond het thuis allemaal veel te klein en te eng. Ik had veel te vertellen en vooral veel mee te nemen om dat slechte eten wat aan te vullen. Ik drong aan op meer zakgeld, want in de kantine kon je wit brood, margarine en kaas kopen en natuurlijk ook bier drinken. Moeder vertrouwde het niet geheel. Ik had haar best maar niet verteld van die tientallen cafédiensters. Ze zei dat ik zuinig moest zijn, nu ik niets meer verdiende en dat ik wel aan dat eten gewend zou worden, want in de tijd van vader was het veel slechter.

De volgende dagen in de kazerne begon het soldatenleven pas goed. We moesten naar de dokter voor de nodige inspuitingen of inentingen. In een lange rij stonden we in adamskostuum te wachten in een koude gang waar aan beide zijden de deur open stond. Toen de rij zover gevorderd was dat we konden zien hoe ze in de rug van de voorafgaanden vogelpik speelden met ongeëvenaard sadisme, vielen er prompt een paar sterke, naakte, mannen omver. De pillendraaier van dienst wierp er dan een emmer water over, zodat ze een longontsteking konden opdoen en ze moesten terug in de rij. Nu waren we een paar dagen vrij van dienst, buiten “corvee bouffe” natuurlijk en we hielpen elkaar om de vest aan te trekken.

De volgende week werd ingenomen door turnen en “exerceren”, ditmaal met de karabijn. We kregen ieder een geweer uit de oorlog van 1870, waar generaties rekruten al aan geprutst hadden en waar vast geen kogel meer door de kromme loop ging. Jaren later in de oorlog waren het nog steeds dezelfden, waarmee wel niet zal geschoten zijn. Er waren trouwens geen anderen. We mochten ze gelukkig terug afgeven omdat ze voor het drillen van andere rekruten moesten dienen. De enige geweren die wel in goede staat waren, waren deze van de wacht.

Toen de eerste militaire dril, die door dat dwergmonster gegeven werd, achter de rug was, kwam de hogere graad aan de beurt. Een grote, kalme en oudere onderofficier leerde ons met zachte hand en zonder brullen; lopen, springen, klauteren en de finesse van de bewegingen in colonne. Iedereen deed alles voorbeeldig en in perfecte regelmaat. Op een bepaalde dag haalde die nietige kwibus het in zijn hoofd om zijn collega te vervangen. Het is hem niet goed bekomen. Hij kreeg er bijna een bloedaandrang van en hield er heesheid aan over. Wij kwamen er van af met drie dagen arrest voor iedereen.

Natuurlijk moesten ze de soldaten straffen, anders zou er absoluut geen orde in die bende wildemannen te houden zijn.

Daar zogezegd iedereen soldaat moest worden, behalve de ongeschikten waar toevallig al de rijkeluis-zoontjes bij waren, kreeg men een willekeurig samenraapsel uit alle standen van de samenleving. Er werd gewoonweg geen enkele selectie gemaakt. In onze bende waren beschaafde jongens, die gestudeerd hadden naast simpele jongens met een beetje ontwikkeling en primitieven, die bij iedere ruzie hun mes trokken.

In onze batterij waren op honderd man, 5 ongeletterden die niet lezen of schrijven konden en bij het minste vergrijp of onbegrip gestraft werden. De straffen bestonden uit “kwartierarrest”, “Politiekamer” en “cachot”. Voor die laatste term bestond geen Vlaams woord. Kwartierarrest bestond hierin dat ge het kwartier of kazerne niet mocht verlaten. Op alle onmogelijke uren werd dan de “sonnerie” geblazen en moesten de gestraften zich aan de wacht gaan melden: “Koeken halen” zoals dat heette. De eventuele vuile karweitjes moesten ook door deze soort gestraften opgeknapt worden. Ze moesten wel hun gewone dienst doen, zoals deze die de zwaardere straf “Politiekamer” kregen, maar deze laatsten moesten 's nachts in het wachtlokaal op houten britsen slapen. Met “cachot” werd slechts zelden gestraft. Dat was een echte gevangenisstraf, die in een donker hok moest uitgezeten worden. De diensttijd werd dan verlengd met het dubbel aantal dagen die in dat hok doorgebracht werden.

26-12-2019 om 14:15 geschreven door WDRAHC

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Daarna werden we gekleed volgens de gebruiken, van oudsher in zwang bij alle legers. In de kamer werden pakken van 25 stuks van ieder kledingstuk binnen geworpen, met de goede raad onder elkaar te wisselen als het niet paste.

Van ondergoed bleken alleen heel grote maten beschikbaar, die maar voor iedereen moesten passen.

Van bovenkleren kregen we achtereenvolgens: een nieuw veston en een nieuwe broek in alle mogelijke tinten van khaki, van lichtgroen tot donkerbruin, alles door elkaar, een “capote” zo goed als nieuw, in nog een ander soort khaki, 2 stuks “toile” vesten en broeken, de een al meer versleten dan de andere en dan nog een stel afgedragen vest en broek in “capote” stof. Urenlang hebben wij kleren aan- en uitgetrokken totdat sommigen 3 “capoten” hadden en maar één broek enz...

Ik had wel het juiste aantal, doch een veel te korte broek, een veel te wijde vest en de rest niet veel beter. Nadat wij enigszins uit de wanorde waren geraakt en wij met elkaar ernstig overlegden, om de verkeerde kledingstukken als nog te wisselen, kwam het order verbod nog iets te verwisselen en moesten wij dat miserabel uniform aantrekken voor inspectie door een officier.

Die kwibus vond dat alles uitstekend voor iedereen paste en verzocht diegenen, aan wiens uniform wat haperde, naar de kamer van de foerier te gaan. Iedereen ging natuurlijk, tot die vent daar, die we niet kenden en mijnheer de foerier noemden, er razend van werd en begon te roepen en te tieren. Achteraf heb dan toch een passende broek gekregen, in een heel andere kleur dan de vest, zodat ik er als een clown uitzag.

Over al de andere uitrustingsstukken zal ik maar niet spreken, maar in volledige uitrusting, met onze ijzeren pot op het hoofd en onze veel te lange overjas aan, moesten wij er toch als een bende carnavalvierders uitgezien hebben.

Maar soldaat zijn is een ernstige zaak en ik begrijp niet waarom we zo moesten toegetakeld zijn om die zaak te dienen. Toch nam de gezonde geest van de rekruten de bovenhand en iedereen bleek het nogal filosofisch op te nemen.

Oh ja, opnemen, daar waren we voor gekomen in de “opnemingsdienst”. Tot hiertoe bestond het uitsluitend in het opnemen van kamers en gangen: met een vuile vod aan een borstel de vloer natmaken.

We kregen ook onze eerste les in “theorie”. We leerden de graden: van brigadier en wachtmeester tot kapitein. Hogere graden werden ons niet geleerd, waarschijnlijk omdat ze die zelf toch nooit konden bereiken. We leerden ook groeten en in de pas stappen, net als in de kleuterschool. Ze legden ons uit dat onze compagnie een “batterij”was en S.R.A heette en iets heel apart was, wat wel juist zou zijn, want de andere soldaten in de kazerne noemden ons de “kindertuin”.

Het lag voor de hand...

Het eten en de eetmalen waren een andere trieste klucht. Zoals in alle legers gebruikelijk was, werden de voornaamste ingrediënten: brood, patatten en vlees, bereid op een wijze die niet te eten was, dan door varkens. Het was voor de keukenpieten een klein kunstje om zwarte patatten op te dienen, het vlees van de laagste kwaliteit te laten slecht worden en dan af te koken, het werden stukken van kwalijk riekend leder of gemalen tot bollen van caoutchouc.

Iedere beroepsgegradueerde woonde in de omgeving in een net huisje en had de schapraai gevuld met de schoonste stukken vlees en de kelder vol met patatten en groenten. Groenten kregen wij nooit, buiten wat onbepaalde bladeren in de soep. Het brood moest per se bruin zijn en van minderwaardige kwaliteit. Het was volgens de militaire regels, bestemd voor manschappen en paarden. Vet of boter werden aan ons niet besteed.

Over de eetmalen nu.

De mannen die van “corvée bouffe” waren, moesten het eten halen in vuile vettige ketels: een ketel boordevol met soep, die altijd naar afwas- of rioolwater rook, een ketel met natte, kapotgekookte en halfgare patatten, een klein keteltje met stukken zogenaamd vlees en een keteltje saus. Ze moesten met die ketels over de koer sjouwen, de trap op en hun kleren begonnen te plakken van de soep en de saus die over de rand van de ketels liep. Ze zouden nog smeriger worden wanneer ze achteraf die vuile rommel met halfwarm water en vuile vodden probeerden te reinigen. Voor die karwei kwam iedereen aan de beurt, tot we allemaal plakten van die vieze vuiligheid en onze kleren nodig moesten gewassen worden.

Toe we er helemaal als voddebalen uitzagen, waren we de eerbied aan het uniform verschuldigd helemaal kwijt.

We waren met het verhaal eigenlijk op het moment dat het eten naar de eetzaal gebracht werd, een lokaal met lange vieze houten tafels en banken.

Wij namen daar een grote hondenkom, die bijna uit Uw handen glibberde, van een stapel en met de enige pollepel werd er soep ingeschept. Voor lepel en vork moesten we zelf zorgen. Daarna terug met dezelfde kom en met de zelfde pollepel werden patatten, saus en vlees ingeschept. Zo hadden we ons middagmaal.

Het ontbijt was eenvoudiger. Koffie met dezelfde pollepel uit dezelfde ketel in dezelfde kommen geschept. Hij smaakte naar soep of iets dergelijks, naar koffie kon hij niet smaken, want hij werd uitsluitend uit bitterpeeën bereid. De brigadier van dienst sneed twee sneden brood, van een week oud en smeerde slechts na lang aandringen er een kleine hoeveelheid suikerbietsiroop op.

In het toelichtingspamflet, dat wij hadden gekregen stond geschreven dat de Belgische soldaat goed gehuisvest was, goed gekleed en behandeld werd en overvloedig en smakelijk eten kreeg.

De huisvesting was ook alles behalve goed te noemen; op die nooit van vers stro voorziene strozakken, die steenharde ijzeren bedden, in die grote kamer waar het tochtte als de hel, met die grote stoof, die nooit werd aangemaakt!

De kolen hiervoor bestemd waren bij vergissing in de kelders van de officieren en onderofficieren afgeladen. Om warm te krijgen gingen wij dan maar “exerceren”. Ge ziet dat alles in het Vlaams was.

26-12-2019 om 14:14 geschreven door WDRAHC

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

De klucht van de brave soldaat.

(Februari 1931 tot Oktober)

Ik werd soldaat. Ik moest zoals dat heette, mijn militaire plicht vervullen.

Gelukkig was dat in een tijd dat wij slechts acht maanden dienst moesten doen. Ik moest “binnen” van 15 Februari tot 15 Oktober, dus het grootste gedeelte in het goede seizoen en in ieder geval niet in de winter.

Het begin viel echter niet mee. Ik reed met tram 63 tot in Polygoon, want ik moest me aanmelden in de artillerieschool bij de “opnemingsdienst”. Deze stompzinnige vertaling uit het Frans begreep ik niet. Maar dit was namelijk het eerste jaar dat de Vlaamse “miliciens” in de Vlaamse taal (of wat daarvoor moest doorgaan) gedrild werden. Wij werden dan ook onmiddellijk uitgekafferd in een mengelmoes van Frans en Antwerps, met de bedoeling ons schrik aan te jagen. Daarin schenen die kerels, die we rap “gamellenboeffers” noemden, plezier te hebben.

Daar stonden we dan in een ongelijke dubbele rij met ons soldatenvaliesje aan de voet en gelukten er niet in ons op alfabetische volgorde te plaatsen. Of was die militair, die zich over ons druk maakte, zó lomp? Na een hele tijd, voldoende om een flinke verkoudheid op te doen, op die tochtige koude koer, was hij het moe. Ofwel was hij ook doorkoud. We mochten binnengaan en met 25 man een kamer delen. Er waren vier kamers en er was 100 man geteld in de rij buiten. Toen in een kamers maar 23 man was, heeft het een vol uur geduurd eer ontdekt was dat op een andere kamer 26 man was, hoewel er maar 25 bedden stonden. Toen eindelijk alles herverdeeld was bleek ergens toch nog 24 man te zijn. Nu werd herhaald herteld, per kamer, met iedereen aan het voeteneind van het bed. De 25° is nooit gevonden.

Toen moesten we in de “houding” gaan staan. Wij wisten niet wat dat betekende, maar gingen allemaal zo recht mogelijk staan. We werden toegesproken door een stompzinnig ventje, die negeerde de elementairste begrippen van opvoeding, beleefdheid en mensenkennis en trachtte door zijn ongemanierdheid zijn minderwaardigheid te verbergen. Wat mij het meest verbaasde was dat verscheidene rekruten er toch door beïnvloed werden en schrik kregen van deze zogenaamde militaire tucht. Voor mij leek het een kinderachtige klucht, een indruk die nog versterkt werd toen we in de gang een redevoering moesten aanhoren. Voorlezing uit een boekje door een officier, deze had moeite met het voorlezen van de tekst, die zeker door een Brusselaar uit het Frans is vertaald geweest.

Herhaaldelijk hoorde ik als in een litanie: “de dood met de kogel” voor alles en nog wat. Hoe ze iemand “met de kogel” moesten dood krijgen ging mijn begrip een beetje te boven.

Na deze officiële verwelkoming, mochten we dekens gaan halen. We waren nog steeds in burgerkledij, de volgende dag ook nog. Sommigen waren in hun zondagse pak, om te laten merken dat ze van betere stand waren. Aan anderen was zó te zien dat ze uit een arme boeren- of arbeidersfamilie kwamen. Op die twee dagen tijd waren onze kleren grondig bevuild op die smerige kamers.

De sukkelaars in hun beste kleren werden door dat klein stuk arrogantie opgecommandeerd voor de vuilste karweien, waaronder eten halen de aller vuilste was. Ze zouden die nieuwbakken soldaten wel afleren de mijnheer uit te hangen. Mijnheren waren er niet bij het leger, alleen ondergeschikten. Het ongemanierd ventje eiste dat wij hem “wachtmeester” noemden en telkens in de houding gingen staan. Dan blies hij zichzelf op in wellustige verwaandheid. Stilaan groeide de haat in de harten van de mannen en ge kon in hun ogen lezen dat ze de eerste keer dat ze die prutsvent in het duister zouden ontmoeten...

Maar het is wel gekoeld zonder blazen.

Voorlopig bleef een diepe depressie hangen in het gemoed van de jongens en al hun overmoed om soldaatje te spelen was verdwenen. De volgende morgen mochten wij allemaal naar de cinema gaan in een grote kamer, waar de ruiten nog gedeeltelijk zwart geverfd waren. Na een voorafgaandelijke uitleg over de gevaren van de liefde, bijzonder deze met meisjes die overal in de cafés aanwezig waren, begon een stokoud toestel een versleten film af te draaien. Hetgeen we er nog van konden zien waren de vreselijkste dingen over syphylis en druipers, die ge U maar kunt voorstellen.

Enkelen zaten er maar bleekjes bij terwijl anderen onbedaarlijk lachten, wat bedreiging met cachot enz, ten gevolge had.

Aldus seksueel voorgelicht konden wij het soldatenleven beginnen.

26-12-2019 om 14:13 geschreven door WDRAHC

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Beste lezers,

Na voorgaande Blogs zoals : blog.seniorennet.be/adr1939 : de belevenissen van mijn vader gedurende WOII, en het luchtige verhaal over mijn geschiedenis: blog.seniorennet.be/wdr1946,

wil ik het nog eens een beetje militair houden, maar dan echt humoristisch.

Dit verhaal is nochtans rechtstreeks de verklaring van de houding van mijn vader in begin 1939.

Ikzelf trof daar in Elzenborn veel gelijkenissen met zijn verhaal aan.

Veel leesplezier,

Willy De Rudder

26-12-2019 om 14:10 geschreven door WDRAHC

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (1)


Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 23/12-29/12 2019

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!