Mijn Oorlog

21-10-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zary

HOOFDSTUK III

DE DAGEN IN SORAU. (ZARY) (Uit mijn aantekeningen).(1)

Een uitstap op zondag.

De volgende zondag zouden we een uitstapje maken met een viertal kameraden.

Maar het liep bijna mis. De zondagvoormiddag moesten we eigenlijk werken, maar we hadden afgesproken ons niet te laten zien. Jef, een lompe dikzak, praatte zijn mond voorbij en de geschiedenis kwam aan de oren van "Janneke Maan", onze dienstchef.

Die ging daar eens een stokje voorsteken. Wat! Die "Ausländer" zouden een vrije zondag willen en een reisje maken, zo gaat dat niet. Als argument haalde hij nog aan dat zondagswerk de oorlog verkort enz...

Ik moest niet hem proberen wijs te maken dat dit niets met de oorlog te maken heeft. Of we nu deze zondag vrij hebben en de volgende moeten werken...

Ge kunt zondagnamiddag toch nog "ins Grüne fahren"...

Hij heeft een fiets, wij niet. Wij gaven schijnbaar toe, hij ook, in het vooruitzicht van wat tabak te krijgen.

Zoiets ondervinden we nu alle dagen, maar mij vangen ze niet met hun gemaakte vriendelijkheid. Als ge maar in hun plaats werkt, hen tabak geeft, bent ge hun vriend. Maar als ge hen de rommel die ze niet graag doen zelf laat opknappen en rustig een sigaret rookt, als ze klagen niets te roken te hebben, dan komt hun vijandschap boven. Eigenlijk kunnen ze niets van ons verdragen en benijden ons om alles waarvan ze vermoeden dat we het hebben.

Bijvoorbeeld onze huismeester in het "Lager"; vol colére, omdat alles in orde was, vond dat wij onze Deense en Hollandse boter niet mochten smeren aan de koffietafel. Hij heeft er dan ook geen flauw benul van dat wij geen Hollanders, maar Belgen zijn en weet beslist niet waar België ligt.

Hoe kan dat nu dat wij Belgen zijn, wij spreken toch geen "Belgisch" maar "Holländisch" en onze hoofdstad is toch Rotterdam. Zoiets in die aard, kunt ge iedereen horen vertellen, die ge zijn geleerdheid op de proef stelt.

Wie ons niet zag, die zondag, was Janneke Maan, maar hij had het waarschijnlijk verwacht en die tabak ook. We hadden geluk, het was goed weer en we gingen op stap: een paar uur ver naar Sagan. We wilden met de trein terugkeren.

Sagan met zijn kazernes, oefenterreinen en militaire hospitalen was niet het eigenlijke doel van de uitstap. We zijn er pas 's namiddags toegekomen en hebben er eens rondgewandeld; een der properste kleinsteden uit de provincie. We hebben er veel wandelaars gezien: bijna halve en bijna hele soldaten met krukken, plaasters en windels,... het strandgoed van de oorlog.

Een van hen, bijna heel, kwam recht op ons af en noemde ons bij de voornaam. Wij herkenden W. Een vroeger collega van de fabriek in België, nu bij de SS.

Hij was zo goed als genezen en ging in "Urlaub" naar de "Heimat", vertelde hij ons. Ik betwijfelde dat en zei hem dat hij van hieruit waarschijnlijk recht naar het front in Rusland zou gaan, waar later gras op zijn graf zou groeien. Wij namen in ieder geval hartelijk afscheid en dat zal wel het laatste stukje Heimat voor hem geweest zijn.

Maar zoals gezegd, dit was niet het doel van de uitstap. We hadden gehoord dat er in de bossen een heel groot krijgsgevangenenkamp was, Engelse Officieren, meestal vliegers. Zoiets mocht wel niet geweten zijn, maar we wisten het toch. Na lang zoeken vonden we het enorme barakkenkamp midden de dennenbossen. Eindeloze rijen prikkeldraad en wachttorens omringden dit kamp. Wij wandelden rustig in een dreef, langs de draad en de wachtposten zegden niets. Op het eerste zicht hadden die officieren het helemaal niet slecht. Ze zagen er alle uit of ze pas van bij de militaire kleermaker kwamen. Hun uniformen leken splinternieuw.

In het kamp ging alles met de Engelse militaire tucht, net een oefenkamp in Engeland. Er was nog meer. Roken dat die mannen deden! Ik heb er niet een gezien die niet rookte. De grachten en greppels buiten de prikkeldraad lagen propvol ledige pakjes; Four Aces, Capstan en Goldflake, door de wind tot daar gewaaid.

Voor ons, achter de prikkeldraad natuurlijk, lag een enorme zandplein, zo groot als enkele voetbalvelden en even effen. Enkele officieren speelden Cricket, maar de meesten waren wandelaars. Ze wandelden langs de rand van het veld, waar een echte wal van zand was aangebracht, zo te zien door het effenen van het terrein. Daar waren ze dan ook voortdurend mee bezig.

Die wandelaars gingen maar op enkele meters afstand, grote pijpen rokend.

Ze hadden waarschijnlijk al gezien dat we geen Duitsers waren. Jos probeerde een gesprek met hen aan te knopen, maar de meesten deden of ze niets hoorden. Ze bleven nooit staan en stapten altijd maar voort. Toen we hun het laatste nieuws van het front vertelden, knikten ze instemmend. Dat spelletje ging net zo lang goed tot een schildwacht het door had en het verbood. We moesten immers met de Engelsen meestappen, zodat we binnen gehoorsafstand van de schildwacht kwamen. Wij probeerden het een paar honderd meter verder, maar het lukte niet meer. Ze joegen ons niet weg, maar verboden de Engelsen zo dicht bij de draad te komen.

Het werd tijd om op te stappen en we verlieten het kamp waar zeker een paar duizend gevangenen zijn, die het heel breed schijnen te hebben en waarschijnlijk overvloedig pakjes uit Engeland ontvangen. (2)

Wat hadden wij eigenlijk gezien? Wij wisten het op dat ogenblik niet en vernamen het pas later door het boek en de film: "Het houten paard".

Hier in het kort de geschiedenis: dat cricketveld was zand in de ogen strooien van de Duitsers, in de meest letterlijke zin. De wandelaars, pijp rokend rond wandelend, waren de "vetganzen", die, hun broekspijpen vol zand, dat bij iedere stap ter hoogte van de buitenste wal losten. Ze waren namelijk bezig een tunnel te graven van een paar honderd meter lang, vertrekkend van onder het fornuis in de keuken. Veertig zijn er ontsnapt en terug gevangen genomen, ondanks hun echte Duitse kleren en hun kennis van de taal.

Maar die ontsnappingspoging ging de geschiedenis in.

Sinksen 1943.

De vrije dagen van Sinksen zijn voorbij, ik zit weer op mijn stoel in dat sombere kantoor tussen al die paperassen en drukdoende mensen.

Ik rust. Meer kan ik voorlopig niet. Ik rust uit van de vermoeienissen van een paar rustdagen. We zijn namelijk op stap geweest; een "wandelingske" gemaakt.

Op zaterdagmiddag verlieten wij het kantoor en stapten naar het station, rugzak op de rug. We gingen op reis voor een paar dagen. Ausländer mogen niet met de trein reizen, maar daar trokken wij ons niets van aan. We hadden rantsoenzegels voor een paar dagen, geld speelde geen rol en het was goed weer. We hadden zelfs een zitplaats in de trein! We dobberden van station tot station tot we in Kohlfurt (3) aankwamen; overstappen! Dit is een bekende Duitse reisziekte. Op een onoverdekt perron moet de andere trein aankomen, maar daar vlucht iedereen naar binnen. Het regent eventjes zoals ik nog nooit in mijn leven gezien heb. Daar komt die stomme trein werkelijk door die regen en de bestorming begon. Nadat ik vreselijk afgeblaft werd door de "Schaffnerin" geraakte ik er toch in. Het water liep uit mijn broek in mijn schoenen. Ik was doornat tot op het hemd, terwijl mijn regenjas netjes op mijn rugzak gebonden was. Een nat begin voor een verre reis.

Met deze trein reden we tot Lauban(4), waar we moesten overstappen.

Een groot station met veel sporen, maar we moesten niet zoeken. Iedereen ging dezelfde richting uit. Daarna terug overstappen in Hirschberg (5). Van hieruit konden we al het grootse panorama van machtige grijze bergruggen door de ramen bewonderen. Wij gingen naar de bergen, naar het; "Riesengebirge"- het Reuzengebergte - zonder de minste kennis of ervaring van bergbeklimming. De trein raasde nu met grote snelheid verder en... we waren er, de trein ging niet verder: Krummhübel (6).

Voor ons staat het machtige bergmassief, de toppen in de wolken, de hellingen met dennen begroeid, op de flanken grote wit-grijze sneeuwvlekken. Het is kwart voor zeven en we gaan op zoek naar een nachtverblijf. Altijd alles bezet, overal, maar weer verder op zoek, berg op, berg af, in een dorp bij de boeren, alles tevergeefs. Het wordt donker, wij worden moe en er is niets te vinden. Dan maar buiten slapen!

De vier bergreizigers gaan een park in en botsen in het stikdonker op een overdekte kiosk. Op de plankenvloer liggen we dan en bibberen van de kou, warm gelopen door het zoeken naar een onderkomen.

De dag komt eindelijk in lucht en al in de schemering gaan wij op stap, de bergen in langs smalle paden, bezaaid met scherpe keien. Na enige tijd wordt het licht, wij krijgen het warm en met frisse moed gaan we verder door doodstille, eenzame dennenbossen. Het is nog steeds fris, de lucht betrekt, de wolken hangen tegen de bergtoppen. Wij gaan daarheen, niets vermoedend, onwetend.

Over reusachtige stenen, onmogelijke paden met scherpe keien, langs een bruisend riviertje gaat onze weg, altijd bergopwaarts. Huizenhoge stenen liggen in deze kloof opgestapeld, ze moeten van zeer grote hoogte naar beneden gedonderd zijn. En daartussen stroomt overal water. Wij klimmen erop, erdoor, er langs en steeds hoger. Duizelingwekkende afgronden liggen nu onder ons, boven ons de wolken. De natuur is hier groot en woest, alsof reuzen hier alles hebben overhoop gesmeten. We klimmen nu op handen en voeten, want die steile hellingen zijn echt gevaarlijk. De reusachtige dennen zijn nu ver beneden ons, hier nog enkel enkele boompjes die over de grond kruipen. We zweetten en zullen nog meer zweten. Na veel inspanningen komen we op een vlak terrein, tenminste aan de grond rondom ons te zien, want zo heel ver kunnen we niet zien. De ijskoude wind die er waait, blaast natte mist in ons gezicht. Wij zijn bijna boven, vlak voor ons rijst een gebouw op. Het is bitterkoud en het gebouw is gesloten, want het is halfzes 's morgens. Wij gaan dan maar verder, een smal en gevaarlijk bergpad op naar de top, in een nu ijzige stormwind.

We zijn doornat. Wat verder plakt een klein huisje tegen de bergwand. Een souvenirwinkeltje. We rammelen zolang aan de deur tot er iemand opent en we kunnen schuilen voor die ijskoude regenstorm. De man is zeer verwonderd zo vroeg in de morgen, in dit verschrikkelijk weer, mensen te zien. We zijn hem niet lang tot last en gaan verder, hoger naar de top, waar een café was, zoals hij zei en waar ze ons wel zouden ontvangen.

Eindelijk zijn we er, maar niemand doet open.

We staan te bibberen in de ijzige koude, we zijn door wolken omgeven. Die wolken zijn natter dan regen en gaan dwars door Uw kleren. De wind maakt zulk gedruis, dat ge U niet verstaanbaar kunt maken. Twee van ons gezelschap vluchten terug langs het smalle pad naar het plateau. We blijven met twee achter.

De eigenaar van het café laat zijn honden buiten en... slaat de deur voor onze neus dicht. Hij moet gedacht hebben; dit kan niet, ik droom nog. Twee mensen daarbuiten op dit uur in zo'n storm.

Na een poosje moet hij zich toch bedacht hebben en laat ons binnen. In een grote zaal met een reusachtige stoof die waarachtig wordt aangemaakt. Hij is echter vriendelijk, een Sudeet (een Tsjechisch Duitser). Hij brengt koffie, wij ontkleden ons en laten onze kleren drogen bij de stoof. Intussen werpt hij kolen op het vuur, deze zijn volgens hem heel duur, ze moeten op de rug naar boven gedragen worden. Geen erg; we betalen hem goed.

We zijn vlug droog, eten een boterham en gaan aan de ramen naar het schouwspel kijken. Weg regen en mist, alleen blauwe lucht. De wolken hangen beneden ons, de bergtoppen steken erboven uit. Grote witte wolkmassa's komen uit de diepte en duikelen over de kammen van de bergen. Alles baadt in een hevig zonlicht; wonderbaar!

Eenmaal buiten waaien we bijna van het been. Een enorme bergketen strekt zich voor onze ogen uit, uren ver, dagen ver, klaar zichtbaar met heldere sneeuwvlekken. In de diepte zien we dorpen en steden liggen. We zijn op de vroegere Tsjechische grens en kunnen in twee landen kijken. Toch blijven we niet lang staan en dalen terug af naar het plateau, langs hetzelfde pad, uitgehouwen in de steile helling. Hoe we daar hebben durven langsgaan in die storm is een raadsel. Dat was meer dan levensgevaarlijk. Na een half uur zwoegen tegen de wind in, komen we bij onze makkers; die zijn stomverbaasd dat wij helemaal droog zijn en daarboven zo goed onthaald.

Na een flinke wandeling door de sneeuw, eten we in het "SCHLESIERHAUS" Het is 11.30 en we gaan weer op stap. Achter ons ligt de top: de "SCHNEEKOPPE", er ligt echter geen sneeuw meer op. Het lijkt net een hoop verbrokkelde steen. We gaan verder langs de steile hellingen vol sneeuw. Onder de sneeuw stroomt het water, ijskoud en de aanblik van dit alles lijkt nog kouder. Het is echter Juni en de zon brandt fel. We gaan het onbekende tegemoet zonder begrip van afstand of vermoeidheid. We weten enkel dat de afstand ongeveer 30 km is.

Het Reuzengebergte ziet er ongeveer als volgt uit: één lange keten van hoogten en dalen met uitlopers in de breedte en in de grauwe verten, een heuvelachtige uitgestrektheid als enorme molshopen. De plateaus zijn gedeeltelijk kaal of met gras bedekt of bestaan ook uit stenen, reusachtige stenen, verspreid of op hopen geworpen door onzichtbare reuzen. Daartussen groeien bosjes kruipdennen en bomen kruipen als slangen over de grond. Meestal dicht ineen gewrongen, niet meer dan een meter hoog. Over die vlakten en bergruggen en door de dalen zijn lange rijen palen geplaatst, om bij de soms metershoge sneeuw de bruikbare richtingen aan te duiden.

Nu wordt het gebergte minder ruw en kaal, behalve heel bovenop, maar de valleien zijn prachtig groen, met grote dennenbossen, frisse weiden en berghutten. Wij komen aan een heel groot hotel, er loopt een weg in asfalt langs. Vroeger moeten hier auto's gereden hebben, maar die zijn er nu niet meer. Die goede weg nemen we echter niet, maar trekken verder de bergen in. Ons doel is een dorp, waar een spoorweg en station was: "SCHREIBERHAU".

Wij stappen voort, steeds heen en weer over de grens. Wij komen voorbij zo'n hoop stenen, waar ge werkelijk een menselijk figuur uit kunt herkennen, maar dan 50 m hoog.

Men begint te twijfelen, neen, ze zijn niet door mensenhanden hier neergelegd, ze zijn het werk van de natuur. (7) Door de wind en het stormweer zijn ze rondgeslepen. Het is de laatste reus op ons pad.

Voorbij een paar hotels, over een lage bergkam, beginnen wij aan de afdaling, heel vermoeiend, wat elk pad ligt bezaaid met scherpe stenen. Eindelijk bereiken wij het dichte bos en de vallei, er is een bruisende waterval, die in een smalle kloof tientallen meters diep stort. Een prachtig hoekje. (8)

We stappen al van halftwaalf en het is nu zes uur, we willen eten en logement vinden in Schreiberau. Mijn knieën doen verschrikkelijk pijn en ik ben doodmoe. In de verte ligt een dorp. Het duurt nog een uur voor we er zijn. Het is meer een stadje met berghuizen tegen de bergflanken en in de heuvels. Er zijn parken met bloemen en hotels. We gaan van het ene hotel naar het andere; alles is bezet. We slepen ons teneinde raad naar het station om de trein naar Hirschberg (9) te nemen. De trein vertrekt maar om kwart na acht, we hebben dus tijd om eerst te gaan "stammen". (10)

De trein boemelt met ons door dalen en over heuvels en legt schijnbaar drie maal de weg af. In Hirschberg is ook "alles besetzt". We doen elk hotel aan, dat ons gewezen wordt. Het is halftien; niets te vinden. We spreken een burger aan, het is een Fransman, heel vriendelijk en bereidwillig, blij zijn eigen taal te kunnen spreken.

Hij wijst een hotel aan, nog een uur gaans ver. We volgen zijn aanwijzingen, doodmoe en zonder hoop. Het wordt stilaan donker, we lopen door een prachtige vallei, langs een rivier, langs steile rotsen. Nu in de heldere maneschijn, een waar sprookjesland. Aan de deur van een restaurant kloppen we lang en hard, niemand doet open. Weer gaan we verder, langs een bruisende waterval, over een brug en daar staat het "Gasthof" waarover hij heeft gesproken! Er brand nog licht. Binnen, drinken we een glas bier, we vragen nachtverblijf. Geen sprake van; "alles besetzt", het is elf uur!

De wanhoop nabij dringen we aan en dan besluit men toch ons onderdak te geven. Het is gelukt.

We worden wakker om acht uur, wassen en kleden ons en beneden wacht de ontbijttafel. Lekker boerenbrood, boter, melk en koffie; veel is niet genoeg. Dit alles kost maar 2,10 RM per man en zonder zegels.

Buiten zien we dat we in een boerendorp zijn beland, met ganzen, ossenkarren en mesthopen. We gaan de weg terug, over de rivier. Die heet "BOBER" en het dorp: "Boberröhrsdorf". Ge moet niet vragen hoe die Fransman gister die namen "vermassacreerd" heeft.

We wandelen nu in deze schilderachtige omgeving, in het zonnetje, heerlijk uitgerust en met een volle maag. Hoe hadden we dit toch gisteren klaargespeeld om zulke afstand af te leggen met onze moede benen? In de stad komen we natuurlijk te laat voor de trein van 10 uur; de eerstvolgende is om twintig voor één. Wij wandelen dan maar in het stadje, met zijn arcades in alle winkelstraten en op de markt, gaan "stammen" en een glas bier drinken.

We nemen de trein naar Görlitz en kijken eens hoe deze stad eruitziet, wel...

Het zijn allemaal sombere gebouwen, er zijn weinig winkels, er is weinig beweging; een echte provinciestad.

We nemen de trein naar Kohlfurt en daar komen we nog Vlamingen en Hollanders tegen die ook uit de bergen komen.

We zijn in Sorau, het is halfelf. Aan het station staat een wagen gereed om ons naar het kamp te voeren. Dit is beneden onze waardigheid. Na alles wat we gepresteerd hebben, kunnen we dit halfuur te voet er nog wel bijdoen.

Dit is het eind van onze Sinksenvacantie, doodmoe, maar met prachtige herinneringen, keren we terug naar kantoor; na drie dagen vallen mijn ogen nog toe op het werk.



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (1)

04-03-2024
Sorau
Beste lezer, Ik heb een aantal verhalen gelezen en een hoop dingen komen me bekend voor van mijn vader die ook bij F Wulf in Bremen en Sorau heeft moeten werken. Hij kwam uit Groningen. Ook is hij nog een tijd tolk geweest voor de Canadezen in Bremen. Veel overeenkomsten met de aantekeningen van mijn vader. Goed om te lezen en erg uitvoerig.Dank daarvoor.

04-03-2024 om 15:29 geschreven door bern wortelboer




Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 13/01-19/01 2020
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    Laatste commentaren
  • Sorau (bern wortelboer)
        op Zary
  • Goeden avond (Dirk)
        op Inleiding
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (linecia)
        op Omslag
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (angelique)
        op Inleiding

  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!