Mijn Oorlog

06-11-2019
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het einde

Wij kwamen aan de Elbe, er was een lange brede houten brug, pas gebouwd. Er stond een triomfboog voor met het opschrift "Friendshipsbridge". Vele (westelijke) geallieerde vlaggen hingen aan hoge masten. Aan de overkant waren de Russen. Van "Friendship" niks te merken. Een kleine rode vlag met hamer en sikkel was aan de borstwering genageld. Er stond een zeer vuile schildwacht voor, het machinepistool met trommel op de buik. Verder was er nog een wachthuisje met een majoor en een jong meisje met een hel gebloemd zomerkleedje; de "Dolmetscherin". Ons werk kon beginnen.

Schotse officieren in kilt gekleed, een half dozijn schildwachten droeg hetzelfde carnavals kostuum, wilden plotseling van mij weten hoeveel D.P.'s er vandaag over de brug gingen komen. Dat ze het aan mij vroegen was logisch. Ik droeg de brede rode armband van mijn functie! Ik wist er natuurlijk evenveel van als zij en vertelde hen dat ik hen zo spoedig mogelijk zou inlichten. Ik ging over de brug naar dat lieve kind, dat zo raadselachtig glimlachte en bovendien uiterst vriendelijk was. We hebben wat staan kletsen, dat meisje sprak zeven talen, maar in geen één taal zei ze hoeveel vluchtelingen er zouden komen. Zo ging ik maar naar de "Tovaritsj" majoor, die lachte nog geheimzinniger en bood mij een "papirosj" aan in zeer gebroken Duits-Russisch. Hij schreef enkele getallen op de borstwering van de brug en schrapte ze weer door, één bepaald groot getal liet hij staan. Hij lachte als zijn tanden bloot toen ik "Spassiba" zei en meende goed ingelicht te zijn. Met mijn informatie trok ik naar de officier met zijn rokje en zijn stokje en die bestelde: ... 40 camions en 100 soldaten te veel.

Die grijnslachende Rus heeft mij echter maar één keer beetgenomen. De volgende morgen ging ik dichter bij de bron informeren en liet hem links liggen, het kon hem geen snars schelen. Met de medewerking van het lieve kind ging ik zelf in het kamp informeren en daar waren het zulke zwanzers niet.

En nu halve dagen wachten, in de gloeiende zon, naast die Russische schildwacht met zijn spleetogen, die het vuilste uniform aanhad, dat ik ooit gezien had. Hij sprak ook geen enkele verstaanbare taal. Hij werd nooit afgelost. Met behulp van sigaren en "Papirosji", converseerde ik met hem in gebarentaal. Met zijn schietijzer op de buik hing hij aan de borstwering, voortdurend rokend.

Aan de overkant stonden de Highlanders netjes in de rij, onbeweeglijk, het geweer aan de voet. Mijn geduld werd beloond: een enorme karavaan van volgeladen wagens en fietsen met Belgische, Hollandse en Franse vlaggen boven op de hoog opgestapelde pakken en daartussen drommen mensen. Zo, in één trek wilden ze naar huis gaan. Schimpwoorden naar de Russische officier, wiens glimlach nooit van zijn gezicht week. Ik moest trachten de mede overlopende Duitsers uit te ziften en sprak zoveel mogelijk mensen aan. Ze hielden mij echter voor een Boljevistenknecht, vanwege de armband en waren heel brutaal. Ik heb ze dan ook met leedvermaak duidelijk gemaakt dat het verloren moeite was al die rommel mee te slepen. Alles werd aan de overzijde als oorlogsbuit afgenomen. Ze wilden mij niet geloven, de Amerikanen waren toch hun vrienden! Met de enige de daar waren, de Engelsen hielden ze geen rekening. Eigenaardig toch, de Russen deden en zegden niets, lieten maar begaan, maar dat waren de slechten. Ik heb veel horen vloeken én zien wenen, toen ze, eenmaal over, met veertig op een camion geperst werden en de Schotten, met de bajonet op het geweer, hen verplichten al hun bezittingen daar tussen de puinhopen te gooien.

Tijdens die lange uren wachten op de brug was er een incidentje dat de verhouding tussen de geallieerden typeerde. Een groepje hoger Amerikaanse officieren met hun dames, of de luxepoppetjes die er voor doorgingen, behangen met camera's en verrekijkers, stapten uit enkele grote Amerikaanse sleden en kwam te voet over de brug. Honderd meter te voet gaan is een vernedering voor een Amerikaan, maar de demarcatielijn was in het midden van de brug en daar konden de wagens niet keren. Ze negeerden die vuile schildwacht en mij natuurlijk ook. De schildwacht negeerde hen niet. Hij wipte voor die kleurrijke troep goudvinken, het machinepistool in aanslag. -"Stoj"- Het is beneden de waardigheid van een Amerikaan Russisch te verstaan, maar dit ene woord begrepen ze op slag. Ze bleven roerloos staan, het luidruchtige Texaans verstomde, ze waren besluiteloos. -"Documente"- Eigenaardig, dat verstonden ze ook, maar ze verroerden niet en schenen me nu voor het eerst op te merken. De eerste, een arrogante 3 sterren vent, wenkte mij: What does he want? Nogal onbeleefd vond ik, maar antwoordde: " he likes to see your papers, sir".

Ze haalden hun schouders op, gaven geen antwoord en schenen aanstalten te maken om door te gaan. Ik plaatste me tussen hen en die dreigende spleetogige schildwacht en riep in het Engels naar het meisje. Die kwam ook, hun gezicht klaarde op. Een Russin die Engels verstond, volgens hen het zevende wereldwonder. Maar luisteren naar wat hen in perfect schoolengels werd uitgelegd, deden ze niet. Geen kaas gegeten van politiek? -"We want to speak to the officer"- De grijnslachende duivel, die toch een heel eind verder stond, verstond blijkbaar wel Engels, hij maakte een halve draai en liet zijn achterste zien. De schilwacht zag het ook, richtte het machinepistool en brulde: "Dawai"! Iedereen droop af.

De koude oorlog was al begonnen, de Amerikaanse waardigheid had al een flinke deuk.

Een en ander was me reeds duidelijk geworden uit gesprekken met die tolk, ze had heel precieze instructies. Een Amerikaans generaal en een Russisch meisje van negentien...

De dagen verliepen tussen de menselijke ellende op of aan de brug, met wrede verhalen over wrede Russen en rustig kantoorwerk, het kantoor was ingericht in een lakfabriek. Wij aten in een restaurant aan voor ons gereserveerde tafels, het eten was enkel voor ons.

En naast dat restaurant was een nieuwe wasserij en aan de deur stond een meisje. Een Française, ze heette Madeleine en de beide Fransen, die, die waren al rap dikke vriend.

Ze was daar in de oorlog tewerkgesteld of uit zucht naar avontuur, daarheen gegaan. Haar patroons waren gevlucht en ze stond alleen in een winkel vol kleren, die niemand kwam afhalen. Hoe ze weg kon geraken wist ze niet, ze liet zich niet inschrijven voor repatriëring en had daar precies ook geen haast mee. We hebben haar dan maar een Meal Card van het Military Government bezorgd en toen kon ze in het restaurant gratis eten. We raadden haar de winkel op te geven en te zorgen dat ze in een doorgangskamp kwam; daarvoor was ze niet te vinden, was ze misschien aangebrand? Waarschijnlijk vermoedde ze dat collaborateurs in Frankrijk nu niet bepaald welkom waren. Wij hebben dan samen de beste kleren, die ons pasten, ingeladen en haar naar ons appartement meegenomen. Ze kreeg ook nog de beste kamer. De twee fransen sliepen in de eetkamer. Georges (van Cannes) was, ocharme, smoorverliefd op haar, maar zij had het meer voor Jean, de stoere Bretoen. Die moest echter van die doorwinterde Parisienne niets hebben. Enkele dagen later, de stroom D.P.'s nam voortdurend af, kwam de luitenant met het bericht dat er een trein naar Frankrijk was. Zo geraakte ik mijn twee Franse kameraden kwijt. Nu was ik in een tamelijk onaangename situatie, want het meisje bleef. Ze papte aan met een Engels soldaat, ze kon er geen woord mee spreken, behalve wanneer ik het vertaalde. Ze bleef op het appartement en werken deed ze ook niet. Als ik dan 's avonds "thuis" kwam, dacht ik telkens, ze zal wel weg zijn, maar daar zat ze, in een loshangende peignoir, met niets eronder en schonk koffie of thee. Ze wachtte tot ik later de badstoof aanmaakte om een bad te nemen en vergat dan telkens haar handdoek. Die moest ik dan door de halfgeopende deur aanreiken. Dat was met de duidelijke bedoeling:; ik zal die ezel wel distels leren eten.

Maar ze bleef vriendelijk, echt gemeende Parijse vriendelijkheid. Ze hielp mij mijn Frans te verbeteren, dat was niet zo best en ze hield het appartement proper. Een paar dagen later kwam de luitenant me verwittigen dat er een trein was naar Luik. Hij kwam me zelf halen om me naar het station te voeren. Dan maar afscheid genomen... zij bleef op de drempel zitten wenen...

De luitenant vergezelde mij tot aan de trein en overhandigde mij een gesloten omslag met naamlijst van de passagiers. Deze omslag moest ongeopend aan de repatriëringdienst in Heerlen overhandig worden.

Hij wees me een plaats in een wagon, die was reeds vol mensen; Hollanders, Vlamingen en Walen. De enige die ik kende was een Indonesische krijgsgevangene, die Hollands sprak en bij ons in dienst was geweest. Hij was met een Duitse vrouw getrouwd en had er een kind bij, dat nu op haar schoot lag te huilen. Heel de afdeling (4° klasse) hing vol met natte doeken.

De trein had geen haast, moest soms uren wachten eer het spoor vrij was, geraakte slechts na een tweede aanloop op een heuvel. Zo reden wij, dag en nacht. Bij iedere stilstand wipte onze Indonesiër er uit om melk voor zijn kind of emmers water te organiseren. Hij gelukte daar buitengewoon goed in, met behulp van een vervaarlijk uitziende Luger. Het was zelfs een eer voor hem, om 's morgens met een volle pot hete koffie voor iedereen terug te komen. Welke daver op het lijf, hij de mensen daar van het huis bij de spoorweg, op het lijf moet gejaagd hebben, konden wij wel denken. Die Duitsers van het platteland moeten hem wel voor de duivel in persoon aanzien hebben, met zijn geelbruin plat gezicht en het grote pistool in zijn hand.

Ik zag hem eens bezig en hoorde hem tegen een oud vrouwtje dat tegensputterde: -"Sei froh dass Du noch lebst!" - "Ja, Gott sei dank!" - "Gott sei Dank? Was heisst hier Gott sei Dank, verdammt noch mal!": brulde hij. Het mens viel haast in bezwijming.

Twee dagen later waren we over de Rijn en we kwamen in Heerlen aan. Het perron was vol militaire politie. Niemand mocht uit de trein. In de andere afdeling, waar de Belgen zaten, die waren tijdens de reis opvallend stil geweest, was er plots paniek en bleke gezichten.

Ik stapte toch uit en stond voor een burger met een armband, hij had zichtbaar de leiding van de ordedienst. Ik overhandigde hem de omslag en hij dankte.

Toen werden voor een aantal coupés wachtposten geplaatst. De personen, die daar zaten, moesten uitstappen. Naast ons, dat waren geen Hollanders, die moesten er ook uit.

Toen iedereen uitgestapt was, werden er namen afgeroepen en ze werden afgemarcheerd. Pakken en valiezen moesten ze laten staan. Dat was het dus. Daarna ontstond er een verwarring, nu moesten alle Hollanders afstappen. Zij mochten echter alles meenemen en werden vriendelijk ontvangen door het personeel van het rode kruis. Ik nam afscheid van onze Indonesiër, alle blijdschap bij het betreden van Holland, het land dat hij nog nooit gezien had, was hem vergaan. Zijn vrouw mocht, als Duitse, niet binnen in het land.

Het verbaasde mij, hoe ze dat allemaal wisten, van die zwarten en zo...

Na de bedeling van spierwit brood, iets wat wij in jaren niet meer gezien hadden en koffie, werd de reis verder gezet naar Luik. Hier werden we naar een kazerne gebracht.

Hier was een repatriëringscentrum ingericht, een echt Belgische klucht. We moesten er overnachten, wat aan die schoeljes daar de gelegenheid gaf al de bezittingen te doorsnuffelen en geld, juwelen en sigaretten te stelen. Alles onder het motto: uit Uw zak in de mijne.

Dat rode kruis daar scheen uitsluitend te bestaan uit studenten fils-a-papa en hoertjes, die vol patriottisme, na de bevrijding zich hadden laten inlijven. Bij deze georganiseerde diefstal, werden ze beschermd door de Luikse politie, die er ongetwijfeld ook profijt van had.

Met die politie had ik al direct hoogoplopende ruzie. Ik werd naar het kantoor gebracht. Daar zaten ongeveer dezelfde, maar meer plechtig kijkende voyous, Duitse sigaretten te roken. Ze keken naar dat stuk vuil dat werd binnengebracht. Ik begon met hen onmiddellijk de huid vol te schelden. Ze durfden zelfs niet lachen met mijn Frans en zochten vruchteloos mijn naam op een heleboel lijsten. De eerste die van zijn verbouwerering bekwam, probeerde mij toe te snauwen. Hoorde ik daar niet; sale flaminboche ? Ik duwde hem een papier onder de neus van het Military Government. Hij stond direct op, fluisterde iets tegen de anderen. Ik stond zo op straat, ze waren wat blij dat ze me kwijt waren! Buiten wachtte er een camion, de chauffeur nam mijn bagage aan en we reden naar het station Guillemins. Er was juist een trein naar Brussel. Ik had een bewijs meegekregen om tot Brussel te reizen. Naar dat boerendorp Antwerpen moet een Vlaming maar zelf zien te geraken, zo redeneerden ze in Luik... en niet alleen daar! Ik trok me er niets van aan en waste en schoor me in de trein naar Brussel. In Brussel- noord nam ik de trein naar Antwerpen. En had ik het niet gedacht? De controleur kwam. "Votre ticket s.v.p." Ik gaapte hem onnozel aan. "Uw biljet a.u.b." - Ik kom van Duitsland en heb geen geld! - Niks mee te maken, Uw biljet! - Ik heb er geen, voddenvent en moest ik er een hebben, ik zou het U toch niet geven, ge hebt zeker nooit van de oorlog gehoord, dikke vetzak! Die blaaskaak zag er inderdaad naar uit dat hij nooit iets tekort had gehad. Niemand van de medereizigers deed zijn mond open. Nauwelijks stond de trein stil in Antwerpen of de controleur liep al naar de stationschef. Hij kreeg daar een flinke uitbrander. De stationschef bracht me naar de post van het rode kruis, maar van dat volk had ik niets nodig. Ik stapte op tram 3. De ontvanger, een uitgemergelde figuur, zonde om U daar kwaad op te maken. - Aasschtemblief! - Ik heb geen geld, ik kom van Duitsland, van bij de Russen. - Dat was maar half gelogen. Een oudere heer betaalde in mijn plaats. Ik vond het zielig.

Ik had misschien meer geld dan hij, maar in spiksplinternieuwe briefjes van honderd. Een Antwerps tramontvanger neemt alleen pasmunt aan en dat had ik niet.

Hoeveel er van Antwerpen vernield was wist ik niet, ik zag onderweg veel kapot. Met kloppend hart ging ik naar huis, daar was alles nog gaaf en heel. Er was zelfs een kleine kermis op de hoek. Ik haal mijn sleutel uit mijn zak, stap binnen en vind mijn vrouw gelukkig en in goede gezondheid terug. Jos is er ook, op bezoek. Die was veel vroeger thuis als ik.

Een paar dagen later ga ik naar mijn werk.

- Wie is de zonverbrande kerel die daar binnenstapt? -

Velen herkenden mij niet of deden alsof. Dat was immers die kerel die de stoute brief geschreven heeft! De bazen herkenden mij wel en waren uiterst vriendelijk. Ik mocht direct beginnen, maar moest eerst zorgen voor een bewijs van burgertrouw. Ik moest een bewijs van burgertrouw hebben en Zij waren er zelf verantwoordelijk voor dat ze mij hadden weggevoerd. Ik zag er trouwens verscheidenen die zo een bewijs in geen geval zouden krijgen. Andere oud-gekenden ontbraken.

Toen kwam de heer P. op mij af, met een brede sourire commerciale (en géén Brüsseler Zeitung meer in zijn zak) schudde al te opvallend mijn beide handen en ik kon beginnen werken op de reclameafdeling.

Einde

(Einde van het verhaal maar er volgt nog wat).

1. Inderdaad ik heb het gat in de bunker gezien, het gat was dicht gemetst.

2. Gort

  1. De redenen voor deze beslissing van mijn vader zijn heel complex. Hij had natuurlijk geld nodig, maar de aandachtige lezer zal zeker al een aantal kennen.

De brief van zijn vriend.

Captain James H Hood,

313797,

112 Det, Mil Gov. ,

B L A.

24th July 1945.

My dear Amy,

Many thanks for your extremely nice letter. I was very pleased indeed to hear from you, as so many friends have gone and you are the only one who has taken the trouble to sit down and write me.

First of all, permit me to say that I am delighted to learn that you have found every-thing and everybody at home just as you left them two years ago.

You are lucky indeed to find things so, for quite a number of people's lives have been just ruined during the nightmare of the past five and a half years, and to learn that a friend of mine is so fortunate, especially when you and I imagined all sorts of things, makes me very happy.

So you are once more at your old employement, that's grand. I was convinced, Amy, that you would find work very soon. Good workers are scarce in Belgium and I know you are a good worker, for I shall never forget how you worked when you were with me. No one could wish for a better employee - I only wish I had you with me now as I am "up to neck in work" as they say in England. I only hope your employment is permanent and that your wages are consistent with your abilities.

I reported the fact that you had been robbed of the articles earned by you, when you were in the transit centre, to the Belgian Liaison Officer, and he promised to look into the matter, but, I am afraid, that is just about as far as it will go - promise- . You know who I am referring to, and you can, I think, consider your articles gone forever.

Never mind Amy, you are home, and when you look back upon the small, miserable, petty actions of this people, you will be able to smile in your quiet way and despise them.

Yes, Amy, your wife writes the truth, when she describes you as strong, healthy and as a prince. She is lucky to have you come back so. Perhaps you can describe to her the other poor devils who will never be the same, and whose lives are ruined for ever by the treatment they received in this damned country.

Well, life goes on in much about the same way for me. Plenty of work, which keeps my mind occupied and prevents me thinking all the time about the separation from my wife and children.

We are now in a small village called Salzgitter. It is about 25 Kilometers from Brunswick.

We got out of Magdeburg when the Russians moved in, and I am pleased to say that we are comforably billeted and have nothing to complain about. Major Grant is now a civilian and Capt Golder en Capt Potts will also be discharged next month. I shall be "Farhe nach England" on the 23rd of August for 11 days leave. It is not long but we have to be thankful for small mercies when we are in the army.

Many thanks for your kind invitation to visit your home if ever I have the good fortune to be passing through Antwerp. You can bet your boots that I shall look you up if ever I get to your city. We shall have a glass of wine that night to celebrate.

Well, my good friend, I'll finish now and get a letter written to my wife. I hope this letter finds you and your family in the best of health, as it leaves me, I am glad to say - fighting fit.

I remain,

Your sincere friend,

James Hood

Het zal de lezer nu duidelijk zijn dat er nog veel meer achter deze verhalen schuilgaat; het was echter de wens van mijn vader het "onbeschaafde" zo veel mogelijk te mijden en een verslag te schrijven dat van "innerlijke beschaving" getuigde. Hij had een grondige hekel aan wapens en geweld, maar vond het toch sterk dat de staat hem zonder wapens in de oorlog gestuurd had. Op het laatst van de veldtocht bezat hij een pistool, dat hij “georganiseerd" had. Het enige dat hij er mee gedaan heeft was het in een grote boog weggooien. (Feit dat prompt door een jongetje gemeld werd aan een Duitse officier). Ik ben echter door mijn beroep wel met wapens en geweld in contact gekomen en meende dat een kleine blik achter de schermen de lezer geen kwaad zou doen. De beschrijving van gewelddaden is Niet de bedoeling van dit boek, slechts indirect is dit kwaad beschreven...



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 13/01-19/01 2020
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!



    Laatste commentaren
  • Sorau (bern wortelboer)
        op Zary
  • Goeden avond (Dirk)
        op Inleiding
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (linecia)
        op Omslag
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom (angelique)
        op Inleiding

  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!