De eerste schepenen betrokken reeds in de 13de eeuw een lokaal aan de Suikerui.In de 16de eeuw werd dit oude stadhuis te klein. Nadat de brand de zuidzijde van de grote markt in de as legde had men terrein beschikbaar voor een nieuw gebouw. Het wordt een machtig bouwwerk dat met zijn 76 meter de volle zijde van het plein zal innemen. In 1560 krijgen een commissie van beeldhouwers schilders en architecten de opdracht een renaissance- paleis te bouwen. De Antwerpenaar Cornelis Floris De Vriendt, telg van een beroemd kunstenaarsgeslacht, krijgt de algemene leiding van de werken. Uit het samenspel van noordelijken zuidelijk temperament ontstaat 4 jaar later een stadhuis waarin zowel de traditie van de middeleeuwen (Vlaamse gotiek) als de nieuwe vormentaal (Italiaanse renaissance) aanwezig zijn. Dit trots monumentaal gebouw zal schoolmaken als Florisstijl : slanke obelisken, rondbogige openingen en nissen en klassieke orde-architectuur. Op de benedenverdieping bevonden zich winkels en magazijnen (kwestie van financiering) en de binnenplaats werd gebruikt als opslagplaats voor de stadsartillerie. Voor de versiering van de gevel koos men symbolen waaraan men vanouds gehecht was. De adelaar in het midden blinkt naar de keizerstad Aken, zetel van het Roomse rijk der Duitse natiën waarvan Antwerpen van 963 af een grensbescherming, een markgraafschap was. De adelaars aan de uitkanten van het dak bevestigen dit. De madonna is een paradox. Floris had er een Brabobeeld, een Romeinse held voorzien maar dit strekte niet met de opvattingen van de Jezuïeten die Brabo vervingen door een Lievevrouwenbeeld. Het valt iets te groot uit voor Brabos nis . De dames Justitia en Prudentia (rechtvaardigheid en wijsheid) belichamen de deugden van de magistraat. Verder wapenschilden o.a. van het oude hertogdom Brabant (waarvan Antwerpen de nationale haven was), dit is de Brabantse leeuw en het wapen van Filips II. Tijdens de Spaanse furie in 1576 brandde het stadhuis af; alleen de buitenmuren bleven over. In 1794 houden er Franse troepen lelijk huis : het meubilair wordt gestolen of verbrand. In 1858 wordt het vanbinnen en vanbuiten grondig opgeknapt. De open binnenplaats wordt overkoepeld en er komt een monumentale marmeren eretrap.
Antwerpen ontstond op de aanwerp die zich op ongeveer een dertigtal meter in de Schelde bevond. Reeds voor 650 werd er ter verdediging een houten vesting met aarden wal gebouwd. De Salische Franken die er verbleven, zouden hun oude goden Thor en Freya opgeven voor het christendom. De kerstening gebeurde door de missionarissen St. Eligius (6de eeuw), St. Amandes (7de eeuw) en St. Willebrordus (8ste eeuw). De Noormannen verwoesten alle leven aan de Scheldeoevers in 836. Omstreeks 1200-1225 werden het Steen en de burchtmuur gebouwd : cyclopische muren van Doornikse steen, liefst 12 meter hoog (6 meter bovengronds). De zuider- en westerbenedengevel van het Steen en de steenpoort zijn overblijfselen van deze ringmuur waaraan ook nog in de jaren 1394-´95 werd gebouwd. Deze burchtmuur, van stevige torens voorzien, omsloot een veilige ruimte waarin een aparte, stedelijke gemeenschap ontstond. Binnen de burchtruimte waren belangrijke straten en gebouwen. Centraal de kerk van de burcht, gewijd aan St.Walburgis (afgebroken in 1817) en verder de vierschaar( waar recht gesproken werd in open lucht), het geuzenhuis ( verblijf van de Teutoonse ridders sedert 1284, afgebroken in 1856), een stadsmagazijn (van de vellenlooiers) en een herenwoning. Rond 1520 onder Karel de vijfde werd het Steen grondig verbouwd: van het Steen bleef alleen de onderbouw in Doornikse steen bewaard, die duidelijk te onderscheiden is van de zandstenen bovenbouw uit de 16de eeuw. De eerste vermelding van het Steen als gevangenis dateert van 1303. Vooral tijdens de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw krijgt het Steen een afschrikwekkende reputatie en hebben vele executies van ketters plaats. Tot in 1823 blijft het een Huis van Bewaring. Boven de oude burchtpoort bleef in een vierkante nis het Semini-beeldje bewaard. Het Frankische afgodsbeeldje -Semini zoals hij in het algemeen heet in de 16de eeuw - genoot bijzondere belangstelling bij de Antwerpse, jonge dames die hem een kindje kwamen afbedelen. Fallisch vruchtbaarheidssymbool dus maar door de jezuïeten van zijn voornaamste attribuut beroofd in 1587. Het huidige Steen is slechts een restant van de burcht. Ruim honderd jaar geleden verdwenen de aanworp en de burcht met een aantal pittoreske huizen errond, ingevolge de rechttrekking van de Scheldekaaien.
Het ontstaan van Antwerpen dateert uit een ver verleden. Een 15de eeuwse sage vertelt dat in het land van de Schelde omstreeks het begin van onze tijdrekening een reus, Druoon Antigoon, heerste, die van elke schipper een zware tol eiste. Wanneer deze weigerde te betalen, werd hem de hand afgehakt. Een Romeinse krijger, Silvius Brabo, bevocht, overwon en doodde de reus, hakte zijn hand af en wierp hem in de Schelde. Het bevrijde volk noemde de stad Antwerpen (van handwerpen). Het toponiem van Antwerpen is etymologisch en archeologisch te verklaren uit de naam die gegeven werd aan de plaats van de eerste nederzetting bij de aenwerpen, wat eigenlijk wil zeggen tegenover de aangeworpen gronden in een bocht van de rivier. Wanneer Antwerpen ontstaan is, is niet precies bekend. Vermoedelijk was dit in de tweede of derde eeuw; dankzij recente opgravingen weet men dat er toen ter hoogte van het Steen een Galloromeinse nederzetting stond. Maar zon 500 meter meer naar het noorden op de aanwerp, een aanslibbing die een heel eind in de Schelde uitsprong, moet er toen ook al een nederzetting geweest zijn. In 836 kwamen de Noormannen de streek plunderen en verwoesten, maar op de aanwerp aan het Steen groeide langzaam weer een woonkern. Aan het einde van de tiende eeuw lieten de Duitse keizers op de plaats van het huidige Steen een houten burcht optrekken. Antwerpen lag toen op de grens van het Duitse keizerrijk met het Franse koninkrijk. In de twaalfde eeuw richtte de heilige Norbertus in het zuiden de Sint-Michielsabdij op. Daarna kwamen de geestelijken van deze abdij naar de noordelijke kern en stichtten er een nieuwe parochie met Onze-Lieve-Vrouwkerk, de voorloper van de huidige kathedraal. Aan het einde van de twaalfde eeuw kreeg de noordelijke kern wallen en poorten. Rond 1200 werd de houten burcht vervangen door het stenen Steen. Antwerpen werd een grensgraafschap waarbij de grens gevormd werd door de Schelde. Aan de overkant van de rivier lag het graafschap Vlaanderen. In de eerste helft van de veertiende eeuw kende Antwerpen een eerste bloeiperiode dankzij de stapelrechten voor o.a. vis, zout, aluin en Engelse wol. Rond 1500 kwamen honderden Portugese handelaars in de stad hun heil zoeken. Door de Portugese specerijenhandel, het ingevoerde laken en wol uit Engeland en het Duitse koper en zilver groeide Antwerpen uit tot een wereldhaven en het belangrijkste financiële centrum van West-Europa. De zestiende eeuw werd de Gouden Eeuw voor de stad. Op cultureel vlak droegen de schilders Matsijs en Breughel, drukker Plantin, de wetenschappers en humanisten Mercator, Dodoens, Lipsius en Ortelius hun steentje bij. Maar in de tweede helft van deze eeuw woedde de politiek-godsdienstige strijd tussen het protestantse noorden en het katholieke Spanje. De Beeldenstorm in 1566 hield de stad in een greep van geweld en vernieling. De Spaanse furie in 1576 deed er nog een schepje bovenop; de sluiting van de Schelde in 1585 was de genadeslag. Meer dan de helft van de bevolking vluchtte de stad uit. Onder het Oostenrijks Bewind (1715-1792) trachtte Jozef II de Schelde tevergeefs opnieuw vrij te maken; Napoleon lukte hier wel in in 1795. Daar Frankrijk en Engeland geen beste maatjes waren werd de handel bijna onmogelijk gemaakt door een blokkade vanwege de Engelse schepen. Nochtans werd in die periode de aanzet gegeven tot uitbreiding en modernisering; het cultureel patrimonium viel wel ten prooi aan een onstuitbare kunstroof en vernieling. Onder de Noordelijke Nederlanden kon de haven even op volle toeren draaien, tot 1830 want de Schelde werd afgesloten door de Belgische Revolutie. Spoorlijnen werden aangelegd naar Brussel en Keulen maar het duurde tot 1863 voordat er weer doorvaart op de Schelde mogelijk was.Van toen af ging het Antwerpen voor de wind.