Toen deze goden geschapen waren , keerden zij terug in de wateren. Toen schonk Hij dat wezen honger en dorst. Toen zeiden de goden ; 'Geef ons een plaats waar wij kunnen leven en eten. '
Hij schiep een koe uit de wateren. zij zeiden ; ' Neen dat is niet genoeg. ' Hij schiep een paard. Zij zeiden : ' Neen, dat is niet genoeg.'
Hij schiep een mens. Toen zeiden zij : Ge hebt wél gedaan . Omdat zij voldaan waren is de mens het hoofd van de schepselen. Hij zeide tot de goden: ' Neem uw plaats in.'
Vuur, in de vorm van spraak, trad de mond binnen ; lucht, in de vorm van adem , trad de neus binnen; zon,in de vorm van gezichtsvermogen, trad de ogen binnen; ruimte, in de vorm van het gehoor, trad de oren binnen ; plantengroei, in de vorm van haar, trad de huid binnen; maan, in de vorm van geest, trad het hart binnen ; dood, in de vorm van Apana, trad de navel binnen; water in de vorm van zaad, trad de lendenen binnen.
Honger en dorst zeiden : ' Waar is onze plaats ?' Hij zeide ; ' Neem uw plaats in naast alle goden, want Ik heb u deelgenoten van allen gemaakt. Aan welke god de mens ook offers brengt, honger en dorst zullen er altijd aan deelnemen.'