Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
17-07-2014
Donkere schotelkorst
De "Donkere schotelkorst" (Lecanora horiza) behoort tot de "Schotelkorsten of Lecanora's". Dit kunnen we al vermoeden omdat de rand van het apothecium dezelfde kleur heeft dan het thallus (of lichaam) van het licheen. Deze thallus is korstvormig , grijs tot witgrijs en ook glad of glimmend. De apotheciën kunnen groot worden tot 3 mm in doorsnede. En de rand heeft dus dezelfde kleur als het thallus, dus ook grijs of witgrijs zoals we reeds opmerkten. De rand is ook relatief dik te noemen, (op de foto is dit wel op te merken). De apotheciumschijf is donker bruin, bijna zwart te noemen en staat wat plat tot meestal hol. Deze is ook verder onberijpt en ook meestal glanzend. Vooral op verticale grafzerken en oude kalkhoudende muren is dit licheen wel te vinden.
Het "Trompettakmos" (Ramalina fastigiata) is een struikvormig licheen met onergelmatig dichte vertakkingen. Boven op zulke takken kunnen nu soms wel apotheciën (vruchtlichamen van de schimmel) voorkomen. Deze zien er als schoteltjes uit. Het geheel kan men dan ook aanzien als een "trompetvorm". De naamkeuze in het Nederland is dus wel goed. Helemaal links op de foto is zo'n "schoteltje" wel te zien. Op goed belichte bomen komt het bij ons wel regelmatig voor.
De "Rode kalksteenkorst" (Protoblastenia rupestris) heeft apotheciën (vruchtlichamen) die altijd aanwezig zijn. Deze zijn licht tot donker oranje en kunnen bol tot plat zijn. Vooral als ze ouder worden gaan deze bol staan. Dit wat een teken van rijpheid. Ze hebben geen randje en zijn ook niet in de steen verzonken.Het thallus (lichaam van het licheen) is zeer dun doorgaans groenig og groengrijs maar soms ook bijna verdwijnend in de steen. Veelal vinden we ze op bunkers of forten met beton van kalkhoudende cement. Ook op andere kalkhoudend gesteente natuurlijk ook. In "bijlage" nog een opname van naderbij.
Het "Schilferig schildmos" (Hypotrachyna afrorevoluta) wordt nog niet zo lang van het "Gebogen schildmos" onderscheiden. Op de lobben, die naar boven krullen, staan soralen die wel erg ruw zijn. Ze staan zo wat op kleine schubjes. Wat we hier ook aantroffen zijn de nog jonge apotheciën die als ronde schijfjes uit het thallus groeien. De schijven zijn wat bruinig. Dit zien we niet zo veel. Meestal lijkt dit licheen zich te verspreiden met soralen, een vegetatief (aseksueel) verspreidingsmiddel. Met de apotheciën zien we nu dat het licheen ook sporen gaat vormen die zich gaan verspreiden. Dit is een seksuele voortplanting van de schimmelcomponent van het licheen. Blijkbaar komt het licheen hier nu aan zijn volle ontplooiing toe. Een mooie evolutie!
Ook het "Avocadomos" (Parmeliopsis ambigua) is geen mos maar een licheen of korstmos.De thallus (de vertakte deeltjes, lobben) is gelig groengrijs en aangedrukt aan het substraat. Deze lobben zijn vrij hoekig en ondiep ingesneden en maar een 2 mm breed. In het midden zijn er veel soralen, (dit zij korrels met schimmel en algen, die functioneren als voortplantingssysteem) die rondachtig en bol kunnen staan. Hier vloeien deze nogal in elkaar. Allicht is dit een ouder exemplaar want er staat ook maar ongeveer de helft. In "bijlage" nog een opname van dit vrij zeldzaam licheen.
Hier staat het "Muggenstrontjesmos"(Amandinea punctata) vooraan en achteraan zien we het "Gewoon purperschaaltje" (Lecidella elaeochroma). Interessant dat beide zo naast elkaar te zien zijn, want dikwijls is er verwarring tussen beide. Hier valt vooral het thallus wel op, die voor het Vliegenstrontjesmos (donker)grijzig is en voor het Gewoon purperschaaltjeheel wat lichter en dat op zich is al interessant. Verder zijn de apotheciën van Vliegenstrontjesmos maar 0,5 mm groot en die van het Gewoon purperschaaltje worden wel 1mm. De apotheciën van beide hebben een eigen zwarte rand ,die echter vlug verdwijnt bij het Vliegenstrontjesmos en langer wat blinkend te zien is bij het Gewoon purperschaaltje.
Bij dit "Witstippelschildmos"(Punctelia borreri) (geen mos natuurlijk maar een licheen) zien we een lob met de puntvormige soralen (de witte stippen)die nogal in grootte verschillen maar ook dat er berijping is. Dit zijn allen kristallen die zich op de lob vestigen. Zo sterk zien we dit niet gewoonlijk. De oppervlakte van de thallus is doorgaans wel mat. Deze soort wordt als een zuidelijke soort beschouwd maar die door klimaatsverandering op korte tijd algemeen is geworden. Voor 1990 werden er in Nederland bv. geen van deze soort bekend! In "bijlage " nog een opname van de sterk berijpte thallus van dit schildmos.
Men kan niet zeggen dat lichenen geen originele namen kunnen hebben. "Muggenstrontjesmos" (Strangospora pinicola) is er zeker zo een. We vinden het ook maar zelden, (het wordt als zeldzaam geklasseerd). De vruchtlichamen (apotheciën) die we eerst zien zijn maar een halve mm groot! Ze zijn dus klein en licht- tot donker roodbruin. Ook staan ze bol men ziet geen rand. Typisch is ook dat zij zeer kleine sporen hebben namelijk ongeveer 1,5 tot 2 µm. Zoals de meeste zwammen uit het lichenenrijk die een symbiose zijn aangegaan met een alg, behoren zij tot de zakjeszwammen en normaal vinden we een achtal sporen in één zakje maar hier zijn het wel een 100 -tal!. In "bijlage" nog een sterk vergrote opname van deze "muggenstrontjes".
"Rond schaduwmos" (Phaeophyscia orbicularis) komt op heel wat verschillende substraten voor en is gekend voor zijn voorkomen in gebieden met intensieve veehouderij (stikstofminnend) We komen het dus nogal dikwijls tegen. Maar een exemplaar met apotheciën zoals hier, zien we niet zo dikwijls. Het is wel een teken dat het hier zeer goed aan zijn trekken komt en zich ook geslachtelijk gaat voortplanten. Meestal plant het zich ongeslachtelijk voort met de soralen (korrels) die het op zijn thallus heeft. Dit was dus wel even verassend, het zo met vruchtlichamen aan te treffen!