Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
26-04-2016
Schors- olievlekje
Het "Schors-olievlekje"(Pseudosagedia aenea, een nieuwe wetenschappelijke naam) wordt niet vlug opgemerkt! Het zijn doorgaans wat donkerdere bruine vlekken op een gladde stam in vochtig bebost gebied. Als men met een loep wat dichterbij gaat kijken ziet men kleine bolvormige vruchtlichaampjes die maar een 0,3 mm doorsnede hebben. Het zijn wat men noemd "peritheciën", bolvormig en met een opening bovenaan. Daarin worden de sporen gevormd zoals in een apothecium , maar deze zijn plat. Op foto zijn ze te zien als kleine donkere puntjes in de bruinige thallus. Het wordt als zeldzaam gequoteerd, allicht omdat het zo weinig opvalt. De Nederlandse naamkeuze is wel mooi gepast!
Het "Gewoon schriftmos" (Graphis scripta) blijft telkens een fascinerend licheen om te ontdekken. In zijn wittige thallus (grondvlak) verschijnen er de langwerpige en onregelmatig kronkelende zwarte vruchtlichamen (apotheciën , die we lirellen noemen). Zij doen inderdaad denken aan een oude schriftvorm. De schijven zijn meestal gesloten. Het is tamelijk zeldzaam maar we vinden het meestal in nogal vochtige bossen (het type broekbos) op gladde schors. Volgens laatste informatie lijken er nog wel wat variaties in voor te komen. We kijken er naar uit. In "bijlage" geven we nog een kleinere opnamen van dit mooie korstmos.
Het "Dun schaduwmos"(Hyperphyscia adglutinata)is helemaal aan het substraat (hier een stam) aangedrukt. Aan de rand heeft het samenvloeiende kleine lobben. Het is gelig grijs tot bruingrijs en vaak vershillend van kleur ook door droog of nat te staan. Het is zo aangedrukt omdat het geen rhizinen heeft (worteltjes) waarmee het aan de boom gehecht zou zijn. Hier is gewoon de onderzijde van het licheen, aan de boom, gekleeft! In het midden zijn er gelig bruine tot donkergrijze soralen aanwezig. Eén korreltje van zo'n soraal kan een nieuw licheen geven, gezien in dit korreltje schimmel en alg aanwezig zijn. Door ammoniakvervuiling en klimaatsverandering is dit licheen meer voorkomend.
Het "Lichtvlekje" (Plyctisch argena) isinderdaad van ver soms opvallend een witte vlek op een stam. Vooral de witte buitenste rand van het licheen doet het opvallen. Deze buitenste rand noemt men de prothallus. In het midden is de thallus zelf nogal korrelig en heldergrijs maar soms ook bealgd. Verder zijn er geen kenmerken zoals bv. apotheciën of isidiën. Om zeker te zijn van dit licheen wordt dan al eens een chemische stof gebruikt zoals hier KOH en met deze stof komt er een roodverkleuring te wijten aan de zuren die in het licheen aanwezig zijn. De rode verkleuring is hier dus zichtbaar op de foto.
Op de Kesselse heide vonden we dit "Blauwgrijs steenschildmos" (Parmelia saxatilis) op een horizontale tak van een eik. Het was een prachtexemplaar. Het ziet er uit als een "Gewoon schildmos" (Parmelia sulcata) met zijn afgeknote eindlobben en lijn- tot puntvormige witte lijntjes (pseudocyphellen) op de lobben. Alleen staan er in het midden het licheen (de thallus) veel cilindrische isidiën, die zelfs vertakt kunnen zijn. Deze isidiën zijn ook bij uitstek het vermenigvuldigingsmiddel van het licheen op een niet seksuele wijze. In "bijlage" nog een opname van iets meer nabij. Op te merken valt dat dit wel "steenschildmos" wordt genoemd terwijl het wel meer op hout te vinden is! Wel wat wonderlijk!
De "Witgerande stofkorst" komt meestal op bomen voor maar kan ook op steen voorkomen. Meestal vinden we deze als de variatie "Haematomma ochroleucum var. ochroleucum". Deze is volledig korstvormig, licht blauwiggrijs en grotendeels korrelig soredieus. Aan de buitenrand is er ook een helderwitte uitstralende rand (de prothallus) en hieraan is het licheen ook best deels te herkennen. Daarnaast is er ook een variatie die een wittig gelig-grijs tot groenig-grijs thallus heeft. Dit is "Haematomma ochroleucum var. porphyrium". Hierbij wordt de eerste afgebeeld en de tweede de meer blauwgrijze voegen we hier in "bijlage" bij. Zelfs al staan beide lichenen in elkaars nabijheid kunnen zij goed te aarden. De ene lijkt een zuur te bevatten dat de andere niet heeft.
Deze "Dijkschotelkorst" (Lecanora rupicola) is zeer zeldzaam en alleen te vinden op natuursteen (graniet) van dijken. Het voorkomen is ook wel niet zo spectaculair. Het oppervlak (thallus ) is wit tot witgrijs, wat ruw en tamelijk dik (tot 2 mm) omringd door een zwart prothallus (het dunne buitenste randje). De apotheciën zijn nogal groot tot 2 mm en onopvallend ingezonken in het thallus , bleekbruin tot grijsbruin of bijna zwart maar helemaal bedekt door witte rijp. Dus van die kleur ziet men niet veel. Van en onopvallend licheen gesproken!
De "Gewone granietkorst" (Lecidea fuscoatra) is een korstvormig lichen met en mauve tot bruingrijs thallus (de oppervlakte) dat continu is of in veldjes opengebroken. Daarrond is een zwart prothallus (een zwart randje) te zien.De vruchtlichamen (apotheciën van de schimmelcomponent) zijn nogal groot tot 2 mm en in het thallus ingezonken, ze zijn plat en dof grijs wat berijpt en hebben een zwarte rand. Zoals laat vermoeden de naam "granietlorst" komt het op een zure steen voort, zoals ook op baksteen en zelfs grind van ballastbedden van spoorbanen.
De gele thallus en de zwarte apotheciën in het "Gewoon landkaartmos"(Rhizocarpon geographicum) geven het inderdaad een indruk van een "landkaarte" te zijn. De gele thallus is ook een beetje gekrakeleerd en de apotheciën kunnen soms wel erg groot zijn (tot 1,5 mm) al is dit relatief natuurlijk. Het komt voor op silicaatgesteente maar ook op muren in zonnige omstandigheden. Alles samen en mooie verschijning, zeker als we weten dat het als zeer zelzaam geclasseerd is.
De "Kleine schotelkorst"(Lecanoara hagenii) is inderdaad wel erg klein.Het vruchtlichaam (apothecium) is maximaal 0,5 mm groot. Er staan er ook altijd maar enkele apothecia (bruine schoteltjes) bijeen en het wittige thallus valt ook niet erg op. Wel hebben de apotheciën een dun wittig randje. Gewoonlijk ontdekt men het als men met de loep op en takje naar andere lichenen aan 't uitkijken is. Op basische steen, zoals beton en cement, maar ook op zure steen, zoals graniet, komt het voor. Hier is het te zien met een vergroting van X 10!
De "Zwarte schotelkorst" (Tephromella atra) is ook een steenbewonend licheen maar komt eerder voor op en zuur gesteente, zoals baksteen. Het is ook korstvormig, wit tot heldergrijs, ook glad maar gebobbeld en vrij dik tot 2mm.Er zijn meestal "pynidiën" (en niet seksuele voortplanting) aanwezig maar die zijn puntvormig en zwart en vallen niet op. Het zijn eerder de apotheciën (vruchtlichamen) die altijd aanwezig zijn en groot kunnen worden tot 5 mm! Deze zijn ingezonken tot zittend, zwart ook en blijven hol tot plat, de rand is dik en wit. Het zijn vooral deze apotheciën (de vruchtlichamen van de schimmel van het licheen) die dus wel opvallend zijn. De Nederlandse en wetenschappelijk naam ("atra") verwijzen daar ook naar.
Deze "Witte kalkstippelkorst" (Bagliettowa calciseda) ziet er uit als een witte korst, die wittig tot rozig kan zijn. Deze korst is ook zeer dun en glad. Daarin zien we zwarte peritheciën (vruchtlichamen) die helemaal in de steen verzonken liggen. Daarin worden kleurloze eencellige ascosporen aangemaakt. Ascosporen worden zo genoemd omdat deze in een zakje zitten. Meestal zijn dat er ook telkens 8. Bovenaan kan er een zwart schildje zijn. Het is gewoonlijk in een zachte kalksteen dat dit licheen voorkomt. Het is dus een zeer eenvoudig voorkomen. Vroeger werd het bij de Verrucaria- soorten gerekend maar verder onderzoek heeft het een eigen andere plaats toegekend.
Interessant is hier dat we twee dambordjes naast elkaar aantroffen! Meer onderaan zien we een thallus die mooi aaneensluit en wittig is met de apotheciën die er in het midden zijn aan te treffen. Deze zijn rondachtig en wat ingezonken, zwart en vaak wat berijpt. Dit is het Plat dambordje (Cincinaria calcarea). Daarboven, iets meer naar rechts, zien we het Ronddambordje(Cincinaria contorta) dat meer opgebroken is in aparte veldjes die min of meer aansluiten maar goed te onderscheiden zijn, waarin een apothecium vervat ligt dat diep is ingezonken, ook zwart en mogelijk wat berijpt. De thallus is iets donkerde grijs tot grijswit. De wetenschappelijke naam van beide is ook onlangs veranderd, vroeger was het Aspicilia nu Cincinaria. Zo blijven we alert bij het leren van wetenschappelijk namen. Misschien een goed braintraining?
Van de "Rafelschotelkorst" (Lecanora crenulata) is de thallus (het licheenlichaam) korstvormig, wit en vaak in kleine ronde areolen verdeeld, en soms bijna helemaal afwezig. Wat wel steeds te zien is zijn de apotheciën (vruchtlichamen van het lichen) die vrij klein zijn (0,5 mm), plat tot meestal hol en bleekbruin en dan nog witberijpt. De rand ervan is ook bijzonder omdat die wit is en gekerft. Daaraan heeft het licheen ook zijn naam door gekregen. De apotheciën zijn de kleine ronde vormen (schoteltjes) die we in het midden van het lichen kunnen ontdekken.
Deze "Witte citroenkorst" (Caloplaca teicholita) zien we doorgaans zonder de vruchtlichamen (apotheciën)! Gewoonlijk zien we alleen een grijswitte, dunne korst, met een gelobde rand en in het midden, witte tot blauwgrijze, onduidelijk begrensde, sorediën. Hier stond zij in volle pracht met de apotheciën die rood kleuren en een bleke rand hebben. Deze apotheciën worden in Nederlandniet gevonden. Deze waren wel te ontdekken in de Abdij van het Park in Leuven op kalksteen.Een buitenkans!
Het "Schilferig schildmos" (Hypotrachyna afrorevoluta) heeft zijn naam wat van het oppervlak van het thallus dat schilferig is en ook breekbaar en van de soralen die wel heel ruw zijn en grof. Deze soralen zitten op de wat omhoogkomende lobben. Het licheen wordt nog niet zo heel lang onderscheiden van het Gebogen schildmos (Hypotrachyna revoluta) dat veel fijnere soralen heeft op het einde van de lobben. En blijkbaar komt het meer voor.
De "Mosvreter" (Bilimbia sabuletorum) is wel een bijzonder licheen dat inderdaad mos kan doden door het in te kapselen. Het thallus of het lichaam van dit licheen is korstvormig, grijzig tot groen en korrelig. Het is ook vrij dun tot dik. De Apotheciën (vruchtlichamen) zijn klein tot vrij groot tot 1 mm, bol en steken niet boven het thallus uit. Hun kleur is iets roze tot grijs en mogelijk wat dun berijpt. Doordat het over het mos heen groeit zal het mos dus uiteindelijk afsterven. In "bijlage" geven we nog een opname die wat verder vergroot.
Nog een licheen waarvan de apotheciën licht berijpt zijn is de "Meligeschotelkorst" (Lecanora carpinea). Deze berijping zijn kristallen en waarschijnlijk functioneel voor het weerkaatsen van teveel zonnelicht. De thallus is wittig en de apotheciën wel zeer overvloedig naast elkaar. Deze opname is een vergroting van 10 x. Het is gewoonlijk ook nodig om dit met een loep te bekijken van X 10. In "bijlage" geven we een opname van X 30 om de berijpte apotheciën nog beter te kunnen bekijken. Met vergrotingen gaat er altijd een nieuwe wereld open.
Het "Gemarmerd vingermos" (Physcia aipolia) is geen mos maar een licheen of korstmos.De thallus (lichaam) van het licheen is bladvormig en bestaat uit fijn verdeelde liggende lobben in rozetjes. Deze zijn heldergrijs en wat wit gevlekt - "gemarmerd". De lobjes zijn vrij smal +/- 2mm. De apotheciën (vruchtlichamen van het licheen) zijn bruin tot zwart en zoals hier goed te zien is grijs berijpt. De randen van de apoptheciën hebben ook dezelfde kleur als de thallus. Dit licheen wordt als zeldzaam aangestipt. Een mooie verschijning!
Dit "Kwastjesmos" ( Platygyrum repens") is een aanliggend mos op boomstammen of takken en meestal in vochtige omstandigheden te vinden. Het kenmerkt zich door vele opstaande "takjes" van ongeveer 1 cm hoog. Op de uiteinden zijn dan wel de kenmerkende vertakkingetjes op te merken. Dit geeft de zowat "kwastjesachtige indruk" van dit mos. Deze vertakkingen zijn bij dit mos dan ook de voortplantingsmiddelen bij uitstek, waarover het beschikt. Sporenkapsels zijn zeer zeldzam bij dit mos. In "bijlage" een opname met vergroting van 10 x waar deze "kwastjes" iets beter te zien zijn.