Zonder geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie hem wil naderen moet immers geloven dat hij bestaat, en wie hem zoekt zal door hem worden beloond.
Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daarheen niet terugkeert zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten gedijen, zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten - zo geldt dit ook voor het woord dat voorkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar mij terug, niet zonder eerst te doen wat ik wil en te volbrengen wat ik gebied.