Voor wie is de winwinlening bestemd?
U kan niet aan om het even wie voor om het even wat een winwinlening toestaan.  De kredietnemer moet aan welomschreven voorwaarden voldoen:

• Het moet gaan om een handelsvennootschap of zelfstandige met voornaamste exploitatiezetel in het Vlaams Gewest.
• Enkel KMO’s komen in aanmerking (minder dan 250 werknemers of jaaromzet kleiner dan 50 miljoen EUR of balanstotaal kleiner dan 43 miljoen EUR) die maximaal 3 jaar zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen.
• De lening mag enkel gebruikt worden voor ondernemersdoeleinden.

Wie kan uitlenen?
U als potentiële kredietgever moet ook aan bepaalde voorwaarden voldoen om te kunnen genieten van het fiscaal voordeel.

• U dient een natuurlijk persoon te zijn onderworpen aan de personenbelasting en inwoner van het Vlaams Gewest.
• U mag geen directe bindingen hebben met de kredietnemer. Leningen aan uw echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner zijn niet toegelaten en evenmin mag u werknemer, zaakvoerder bestuurder of aandeelhouder zijn van de kredietnemer.
• Verder mag u zelf geen kredietnemer zijn van een winwinlening, teneinde carrousels te vermijden.

De winwinlening.
Het bedrag van de winwinlening is beperkt tot 50.000€, zowel voor de kredietgever als de kredietnemer. Helemaal risicoloos is de lening niet. U moet vooreerst 8 jaar wachten vooraleer u uw kapitaal terugziet en bovendien is de lening achtergesteld ten opzichte van alle lopende en toekomstige kredieten van de kredietnemer. In het slechtste geval staat u helemaal achteraan in de rij.

Maximaal rendement van 9,5%.
Gelukkig maakt de opbrengst heel wat goed. De rentevoet op dit ogenblik bedraagt minimaal 3,5% en maximaal 7%. Daarbovenop krijgt u van vadertje staat een jaarlijkse belastingsvermindering gedurende 8 jaar van 2,5%.
 Dit betekent dat het rendement op de lening kan oplopen tot 9,5%, weliswaar bruto, want op de contractueel vastgelegde intrestvoet dient 15% roerende voorheffing ingehouden te worden door de kredietnemer.
Mocht het met de terugbetaling van het geleende kapitaal toch fout lopen dan krijgt u een éénmalig zoethoudertje, namelijk een éénmalige belastingvermindering van 30% van het geleende kapitaal.

Procedure.
Om een en ander controleerbaar te maken voorziet de regelgeving rond de winwinlening in een nogal strakke procedure. Zo dient de lening vastgelegd te worden in een onderhandse of notariële akte en dient deze akte ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de Participatiemaatschappij Vlaanderen NV.
Deze Participatiemaatschappij dient dan op haar beurt goedkeuring te geven aan de lening en de lening in te schrijven in het Winwinleningregister.
De leningsakte en kennisgeving van de registratie zijn dan ook de documenten die de belastingplichtige bij de aangifte dient te voegen om de belastingsvermindering te genieten.

Conclusie :
Hoewel er langs de kant van de kredietnemer en kredietgever toch wat voorwaarden opgelegd worden en er een aantal formaliteiten dienen te worden vervuld is de winwinlening een lovenswaardig initiatief. Het fiscaal voordeel kan u zeker aanzetten om te investeren in de onderneming van familie en vrienden. Een hoger plafond voor de lening en mogelijke tussentijdse kapitaalsterugbetalingen zou het water tussen vraag en aanbod nog minder diep kunnen maken.

Vanaf 1 januari 2007 zal de langstlevende partner in Vlaanderen geen successierechten meer moeten betalen op de nettowaarde van de gezinswoning.

De gezinswoning
De gezinswoning wordt gedefinieerd als “de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en zijn overlevende echtgenoot of samenwonende”. De inschrijving in het bevolkingsregister geldt als weerlegbaar vermoeden van samenwoning. Bij gebreke hiervan kan de langstlevende de samenwoning door andere middelen aantonen.

In bepaalde situaties kan de langstlevende nog van de vrijstelling genieten voor de “laatste” gezinswoning, ook al kwam er reeds voor het overlijden een einde aan de samenwoning:
1. bij feitelijke scheiding van de echtgenoten of wettelijk (niet feitelijk!) samenwonenden op het ogenblik van het overlijden;
2. of indien de hoofdverblijfplaats van één van beide betrokkenen werd verplaatst naar een rust- of verzorgingsinstelling, een serviceflatgebouw of een woningcomplex met dienstverlening;
3. of meer algemeen, bij elk geval van overmacht die het samenleven tot op het ogenblik van het overlijden onmogelijk heeft gemaakt.

Het is niet duidelijk of de vrijstelling ook zal gelden voor het gedeelte van de woning dat beroepsmatig wordt gebruikt.
In het Waalse gewest bestaat er geen vrijstelling voor de gezinswoning, maar wel een vermindering. Voor die vermindering volstaat een “gedeeltelijke” bestemming tot bewoning. Indien de woning gedeeltelijk voor beroepsgebruik wordt aangewend zal in Wallonië toch de volledige woning van de vermindering kunnen genieten.
De tekst van het Vlaamse decreet is daarover minder duidelijk. Misschien brengt een circulaire daarover binnenkort meer zekerheid?
Bemerk dat de vrijstelling enkel geldt voor de gezinswoning en dus niet voor de andere onroerende goederen waarvan de erflater eventueel eigenaar is, zoals bijvoorbeeld het tweede verblijf of een verhuurd beleggingspand.

De nettowaarde
De “nettowaarde van de gezinswoning” betekent dat de schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden, bij voorrang in mindering moeten worden gebracht van de waarde van de gezinswoning.
Het eventuele saldo kan worden aangerekend op de waarde van de andere (belastbare) onroerende goederen en vervolgens op de waarde van de roerende goederen.
Dergelijke schulden worden in de praktijk echter doorgaans gedekt door een schuldsaldoverzekering.

De langstlevende partner
Niet enkel gehuwden, maar ook wettelijk en feitelijk samenwonenden zullen van de vrijstelling kunnen genieten.
Feitelijk samenwonenden moeten wel bewijzen dat zij reeds drie jaar ononderbroken samengewoond hebben vóór het overlijden. Om van het successietarief zoals voor gehuwden te kunnen genieten volstaat het daarentegen nog steeds dat men reeds 1 jaar feitelijk samenwoont.
Voor wettelijk samenwonenden geldt geen dergelijke driejaarstermijn voor de vrijstelling van de gezinswoning.
De vrijstelling geldt enkel voor de langstlevende partner en niet voor de andere erfgenamen. Indien de langstlevende echtgenoot bijvoorbeeld het vruchtgebruik erft van de nalatenschap en de kinderen de blote eigendom zullen de kinderen nog steeds successierechten moeten betalen voor hun erfdeel in de gezinswoning.

Samenwonende erfopvolgers in rechte lijn
De vrijstelling zal niet gelden voor een erfgenaam in de rechte lijn (of daarmee gelijkgestelde), zelfs indien deze samenwoonde met de erflater. De inwonende (klein)kinderen of inwonende (groot)ouders zullen dus steeds successierechten moeten betalen.

Andere samenwonende erfgenamen
Andere erfgenamen dan deze in de rechte lijn komen wel in aanmerking voor de vrijstelling indien er sprake is van samenwoning. De vrijstelling zal bijvoorbeeld ook gelden voor broers of zussen die in de ouderlijke woning zijn blijven wonen en zodoende al meer dan drie jaar feitelijk samenwonen.

Financiële besparing
De omvang van de besparing aan successierechten is afhankelijk van diverse variabelen:
de waarde van de gezinswoning, het aantal kinderen van de erflater, het huwelijksstelsel, de leeftijd van de langstlevende, de overige activa en de passiva...
Het voordeel zal meestal eerder beperkt zijn. Stel bijvoorbeeld, Nicole en Hugo hebben drie kinderen. Zij zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel en de huwgemeenschap bevat een gezinswoning ter waarde van € 600.000. Op het ogenblik dat Hugo sterft is Nicole per hypothese 83 jaar. Nicole zal alsdan € 720 aan successierechten besparen.
Deze nieuwe vrijstelling impliceert dus niet dat men minder aan successieplanning zal moeten doen. Uw adviseur kan concreet berekenen wat de impact is van deze nieuwe vrijstelling voor u en kan in samenspraak met u eventuele optimalisaties voorstellen.