Poezie van Frans Depeuter 2
Gedichten voor mijn moeder
Over het verlies van wat we nooit kwijtraken
Inhoud blog
  • Toen zij rugwaarts in de aarde viel, werd zij weer bruid
  • Een moeder rijdt op je rug te paard
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    16-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een moeder rijdt op je rug te paard

    Een moeder rijdt op je rug te paard

     

    (voor mijn moeder)

     

    “Je te parle durement, ma mère,

    Je parle durement aux morts parce qu’il faut leur parler dur,

    Debout sur des toits glissants,

    Les deux mains en porte-voix et sur un ton courroucé,

    Pour dominer le silence assourdissant

    Qui voudrait nous séparer, nous les morts et les vivants.”

     

    (Jules Supervielle: Gravitations)

     

     

    Driemaal ben ik uit haar geboren

     

     

    Driemaal ben ik uit haar geboren. Eerst                          

    in bloed. Het bekken kraakte als een noot,                       

    de mond ging open. Tussen heiligbeen                             

    en schaamte werd ik uit de schoot gestoten.                    

     

    Daarna werd ik in tederheid uit haar gerukt.

    De zegels op de lippen, zij wist: voortaan                         

    ben ik de mindere vrouw, en heeft gezwegen.

    Dit was het tweede kraaien van de haan.

     

    En dan, de geest. Al wat ze mij geleerd had,

    heb ik als schroot verdaan. Ik was bevrijd:

    de laatste naad was weer verteerd. Maar nu

    pas zie ik: ik ben mijn dorst en wortels kwijt.

     

    Driemaal heb ik haar verraden. Tot driemaal

    toe ben ik haar leven en haar dood geweest.

     

                                                 * * * *

     

    Zij droeg mij in een bed van rozen

     

     

    Zij droeg mij in een bed van rozen,             

    van zeeschuim en van vlokkend brood.

    Ik at van haar, ik dronk haar bloed

    dat zwol van wei en zoet glucose.              

     

    En toen ze mij had uitgedreven,

    brak het vruchthout in haar schoot.

    Zij heeft mij met haar koorts gevoed,         

    mij melk en taal als troost gegeven.

     

    Maar nu is zij ineengekrompen,                 

    zij stapelt woorden op elkaar

    die geen kant of wal meer raken.

    Ik til haar op, gewichtloos zwaar.              

    Zoals zij mij droeg bij het ontwaken,

    zo sleep ik thans haar schaduw mee.         

     

                                                 * * * *

     

     

    Het was een blauwe zomer

     

     

    Het was een blauwe zomer, zo hoog

    als nooit een zwaluw zijn vleugels boog.

    Er glansden vijvers op de daken,

    het licht viel op de grond aan scherven.             

     

    Zij zat naast mij, in de baljurk van                     

    een boom, haar vinger las mij voor                    

    van draken en prinsessen, van god                    

    en duivel. Van leven en van sterven.                

     

    Haar hand, gerimpeld als de filigrein

    van ‘t leder, ging door mijn haar                       

    en in dat één handtastelijk gebaar                     

    werd al haar weemoed doorgeseind.                 

     

    Toen het avond werd, sloot zij het boek

    en ging heen. Haar stem bleef narollen

    als een dobbelsteen.                                        

     

                                                 * * * *

     

     

    Het afscheid duurt te lang

     

     

    Het afscheid duurt te lang, zij talmt en

    gaat en aarzelt op de drempel en keert

    haar schouders, en ietwat gegeneerd

    komt zij terug: zij weet bij god geen raad

     

    en ook niet bij haarzelve. In deze staat

    is zij aan mij gebonden en vegeteert

    zoals een stam die op zijn blaren teert.

    Zij zuigt mij uit met mondjesmaat.

                                                                   

    Nu slaapt zij weer, haar haar waait            

    in de wind, op haar ontdaan gelaat             

    ligt wat glimrag uitgezaaid.

    Zij is zo goed als dood, in woord en daad.

     

    Tot zij ineens haar hoofd naar mij toe draait

    en zegt: Zet mij maar binnen, ‘t is al zo laat.

     

                                                 * * * *

     

    Het werd weer avond

     

     

    Het werd weer avond. De deur ging open

    en ongenood kwam hij naar binnen.

    Hij nam haar hand en zei heel zacht:

    “Kom, je vriend is hier, ik vaar  je over.”           

     

    En zie, plots werd haar blik heel klaar.              

    Zij deed haar mooiste kleren aan en volg-

    de hem. Weldra hoorden wij steeds verder

    weg het water klotsen tegen de boot¼

     

    Loodzwaar weegt nu de nacht. Er waait

    geen wind. Het duister wiegt met slappe

    zeilen op de nevel. Door staar verblind              

    probeer ik de afstand nog te peilen.

     

    Wat mij met haar nog scheidt en bindt,

    is ‘t zwaailicht dat soms door komt schijnen.

     

                                                 * * * *

     

    De cyclus ‘Een moeder rijdt op je rug te paard’ komt uit de bundel ‘Landschap met duif’, die eveneens een cyclus vadergedichten (‘Zoals een stroom zijn stenen draagt’) en gedichten over het ouderlijk huis (‘Het huis met vijf ankers’) bevat. De bundel is niet meer beschikbaar in  de boekhandels;  hij is alleen nog te verkrijgen bij de auteur (depeuter.frans@telenet.be).

     


     

     



    16-11-2006, 00:00 geschreven door Frans Depeuter
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toen zij rugwaarts in de aarde viel, werd zij weer bruid

    Toen zij rugwaarts in de aarde viel, werd zij weer bruid

     

    Toen zij rugwaarts in de aarde viel

     

     

    Toen zij rugwaarts in de aarde viel,

    werd zij weer bruid. Zij werd gekust

    op al haar monden en haar fragiele

    huid werd met wij-vocht nageblust.                         

     

    En later werd haar taai gebeente

    door ‘t slijpen van zand en regen

    van alle smet ontdaan. Niet één

    gram vlees bleef aan haar kleven.

     

    Hier ligt zij nu, in dit benepen

    huurperceel. Voor dertig jaar

    werd haar beloofd, en dan moet zij

    vergeten zijn. Met letterknepen,                        

    vervlochten tot een rozensnoer,

    probeer ik haar nog weg te slepen.

     

                                                 * * * *

     

    Zij stond bij de vierkante tafel

     

     

    Zij stond bij de vierkante tafel en wijd-

    de met een mes het heidense brood.          

    Zo schikte zij tijd in eeuwigheid

    en vereende het leven met de dood.

     

    Zij legde zout op de zonde en droeg

    haar bruidsjurk als een boetekleed.            

    De eelt waarmee haar hand besloeg,         

    was aan God en haar kroost besteed.

     

    Zij stierf in de hete bocht van het jaar.       

    Maar ofschoon bij wet doodverklaard,

    bleef zij aan mijn tongriem kleven.

                                                                   

    En ook nu nog. Ook nu raak ik haar niet

    kwijt: zolang er dood is, is er leven.

     

    Een moeder, zegt men, rijdt op je rug te paard.

     

                                                                           * * * *

    Oktober weer. Het najaar steekt

     

     

    Oktober weer. Het najaar steekt zijn vlaggen

    uit. Rood en bruin, en de goudtrompetten

    schallen. Een spier van spreeuwen stijgt uit

    het woud. Dit is kermis, en bruiloftsfeest

     

    van leven en dood. Het landschap doft zich op

    als ouwehoer. En de winden, de grote monden

    van het noorden, die uit hun koele longen          

    blazen. En de regen heft zijn hondenpoot.

     

    En het verval gaat voort. Haar dood gewicht

    snijdt in mijn schouders als smeltend lood.

    Haar afbraak die mij keer op keer ‘t verweer

    in jaagt. Het koudvuur dat tot weerwerk noodt. 

     

    Herfsttijloos, en het praalgraf met de witte

    bloemen dat ik met puntdraad demarqueer.

     

                                                 * * * *

     

    En nu de laatste stand van zaken

     

     

    En nu de laatste stand van zaken:

    het lichaam waaruit mijn vorm werd

    gebroken, is opgeruimd. Wat rest              

    zijn knoken en de spijkers van een kist.

    De dood heeft grondig werk verricht.

     

    En ook haar woorden zijn als kalk

    geblust door sneeuw en regen: god

    en duivel, en ‘t klakkeloos verbod              

    dat met die schimmen samenvalt.

    Zelfs haar naam is uit het hout gewist.       

     

    Toch is zij niet weg te denken. Geen

    dag raak ik haar kwijt. Ik teel haar            

    voort. Zij vormt in mij de stemaanslag.

    Wanneer ik spreek, kleeft zij gelijk

    een brok van slijm in mond en keel.

     

    Tot ik weer eens een cultuur uitstrijk.

     

                                                 * * * *

     

    Die avond kwam ik laat naar huis

     

     

    Die avond kwam ik laat naar huis.

    De zon lag op haar zij. Geen spoor

    van wind in ‘t gras. Geen twijg verroer-

    de: de stilte droeg een vilten hoed                     

    en een livrei van zwart velours.                        

     

    Zo zat ik daar, in ‘t duister dat zijn

    vensters sloot, en ‘t daglicht had

    een ezelsoor aan de andere kant

    van ‘t huis.

     

    En plots was daar een stem, bijna

    zo stil als ‘t omslaan van een blad.

    Ik zag hoe aan de dwarse tafel-                       

    rand een vrouw de stoel innam

    en mij een glimlach bood.

     

    Maar toen ik mijn hand naar ‘t midden              

    schoof, bleek het slechts een hologram.

     

     

     

    De cyclus ‘Een moeder rijdt op je rug te paard’ komt uit de bundel ‘Landschap met duif’, die eveneens een cyclus vadergedichten (‘Zoals een stroom zijn stenen draagt’) en gedichten over het ouderlijk huis (‘Het huis met vijf ankers’) bevat. De bundel is niet meer beschikbaar in  de boekhandels;  hij is alleen nog te verkrijgen bij de auteur (depeuter.frans@telenet.be).



    16-11-2006, 00:00 geschreven door Frans Depeuter
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 13/11-19/11 2006
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!