In 1985 verscheen "De Bourgondische uitdaging" [1] met als ondertitel "Bewogen leven in de Late Middeleeuwen" van Jean-Philippe Lecat. Hij laat de Bourgondische periode in de Nederlanden die nooit als politieke eenheid bestaan hebben, volkomen terecht beginnen met Filips de Stoute en niet onterecht eindigen met Karel de Stoute en niet met Maria van Bourgondië. Halle wordt tweemaal eerder terloops vermeld en wel in verband met de dood van Filips de Stoute die in 1404 te Halle stierf. Op bladzijde 121 waar Halle 'uitgebreid' aan bod komt, lees ik: De begrafenis van de hertog wordt geregeld. Het hart "du fils de roy de France (cursief in de tekst), van de koningszoon van Frankrijk" zal naar Saint-Denis gaan. Zijn ingewanden worden bijgezet in het koor van de Lieve-Vrouwbasiliek van Halle, in Brabantse grond. Zijn gebalsemd lichaam, dat gehuld is in de witte kartuizerpij, vat dan zijn laatste tocht aan, naar Dijon, langs de weg die de hertog in zijn leven zo dikwijls heeft afgelegd. Op 1 mei verlaat de stoet Halle. Zijn ingewanden worden bijgezet in het koor van de Lieve-Vrouwbasiliek van Halle, in Brabantse grond., deed me steigeren. Van iemand als Lecat die van 1978 tot 1981 onder Giscard d'Estaing Frans minister van cultuur geweest is, had ik accuraatheid verwacht. Ik verduidelijk: -Lieve-Vrouwbasiliek van Halle. Halle heeft nooit, noch in 1404, noch in 2010 een kerk gewijd aan de Onze Lieve Vrouw gehad. De Gotische parochiekerk van Halle, gelegen aan de Grote Markt, is steeds opgedragen geweest en is nog steeds opgedragen aan de heilige Martinus; -Lieve-Vrouwbasiliek, bis. De Gotische parochiekerk van Halle was in 1404 nog niet als kerk ingewijd; dat gebeurde pas in 1409. Die kerk was overigens geen basiliek. Ze werd dat slechts in 1946, door een pasuelijke bul. Vreemd is dat men in publicaties over de verheffing van kerk tot basiliek steeds weer 1947 vermeld ziet; -Zijn ingewanden worden bijgezet in het koor. Klopt niet. Ze werden bijgezet in de crypte onder het koor. De plaats is aangeduid met een Grieks kruis in één van de tegels; -Halle lag in Brabantse grond. Halle had in 1404 niets met Brabant te maken. Halle maakte deel uit van Henegouwen en zou dat blijven tot in 1794 toen het tijdens de Franse overheesing ondergebracht werd bij het Département de la Dyle dat later Brabant zou worden; Zijn de ingewanden van Filips de Stoute wel bijgezet in de crypte? Bij mijn weten is er nooit onderzoek naar gedaan. Wahrheit? Dichtung? Op bladzijde 115 komt Halle slechts zeer terloops aan bod, maar wordt nader ingegaan op de kartuizerpij uit bovenstaand citaat: Zij, de kartuizers, gingen van de cel naar de kerk, in stilte, gehuld in een lang gewaad van witte wol, dat hun op een dag als lijkwade zou dienen. Begin uli 1404 deelde Dom Bonifacius Ferrier, generaal-overste van de kartuizers, aan zijn kloosterbroers mee dat een officier van de machtige hertog van Bourgondië zich op 27 april voordien aangeboden had bij de prior en de monniken van hun abdij te Herne de buurt van Halle in Brabent. Filips de Stoute, zo verklaarde de officier, was zopas gestorven op tweeënzestigjarige leeftijd. Hij kwam de kartuizers een nieuwe pij vragen als lijkwade voor Monseigneur.
[1] LECAT, Jean-Philippe. De Bourgondische uitdaging. Bewogen leven in de Late Middeleeuwen. Elsevier, Brussel-Amsterdam. 1985.
|