Het is werkje geschilderd rond 1665, in een periode dat er in Amsterdam een pestepidemie de ronde deed. De pose van moeder en kind doen aan een ‘pietà’ denken (het beeld van de H. Maria met haar gestorven zoon op schoot). De beroemdste piéta is uiteraard die van Michelangelo in de St Pietersbasiliek. Die verwijzing van lijden van het kind vind je ook terug in het kadertje dat aan de muur hangt: de kruisiging van Jezus. Het interieur is sober gehouden met vale tinten, terwijl hij voor de kleding fellere kleuren gebruikt: geel, blauw en rood. Hierdoor wordt de aandacht getrokken naar de personages. Misschien ook dat Metsu met blauw en rood, de kleuren van Maria (blauw) en de passie (rood) wil weergeven. De gele kleur van het kind, dat meestal voor het slechte en onkuisheid staat, zou hier kunnen verwijzen naar de ziekte. Maar bovenal is het de lege blik in de oogkassen van het kind die ons beroeren, samen met de zorgzame moeder.
Wie het kind was, is een raadsel. Vermoedelijk is de vrouw de echtgenote van Metsu, maar het echtpaar Metsu bleek kinderloos te zijn. Misschien was het een kind van vrienden van Metsu, die alsnog een portret wilden van hun kind.
|