De 19de eeuw mag dan wel de eeuw van de romantiek zijn, toch had hij ook een schaduwzijde: syfilis. Veel kunstenaars namen dit in hun werken op, met de vrouw als toonbeeld van liefde en erotiek maar ook als metgezel van de dood. Denken we maar aan de muziek van Franz Schubert 'Der Tod und das mädchen'. In Schubert zijn tijd was er bovenop een ongelukkige wet dat jongemannen niet mochten huwen als ze niet bemiddeld waren. Dat dreef veel jongemannen in de armen van prostituées, met de gevolgen vandien. Dit werk is van de Gentse schilder Jan Frans De Boever (1872-1949). Hij begon als portretschilder maar wijzigde plots zijn stijl. Onderwerp van zijn kunst waren steeds morbide afbeeldingen van vrouwen en de dood, wat men later het decadentisme zou noemen. De Boever maakte ook illustraties bij 'Les Fleurs du mal' van Baudelaire. Hij was ook de eerste die een kunstgalerij opende in Gent: de zaal Taets. Over dit werk: we zien een dame op een barkruk zitten met ontblote borsten. Het type prostituée. Ze krijgt een handkus van de Dood, weergegeven als skelet. Het illustreert als het ware dat de dood bewondering heeft voor de dame. Anderzijds wees de handkus naar de betere klasse. Gewone mensen gaven elkaar geen handkus. Om een handkus te geven, moest je buigen, wat wijst op nederigheid. Aan haar stoel zit een aapje zich te krabben. De aap staat symbool van wellust en het krabben verwijst naar syfilis. Andere werken zijn bvb: het Pact, Buddha en de zeven vrouwen, Sabbat,...
|