Dit werk hangt in de St Michielskerk in Gent en is rond 1630 gemaakt. Van Dyck volgde de traditionele voorgeschreven iconografie van de Kerk: Maria in het blauw en wit (koninklijke en maagdelijke) Johannes als tamelijk jongeman en Maria Magdalena in geeltinten en sierraden (prostituée). De hemel is onweerachtig en dreigend. Op de voorgrond een schedel die verwijst naar Golghota (schedelplaats). Rechts de soldaten en een paard. De harnassen zijn middeleeuws, dus geen Romeinse soldaten. Het is dan ook geen historiestuk. Dat Van Dyck een leerling van Rubens was, merk je aan Jezus: een flink gespierde man. Het was het duurst betaalde werk dat hij in die periode maakte. Ten andre: in die tijd was immens veel vraag naar religieuze werken. De beeldenstorm had veel werken vernield en de kerken moesten terug aangekleed worden. Dit in tegenstelling tot het protestantse Holland waar kerken soberder zijn. Vandaar dat veel meer genreschilderijen voor rijkemanswoningen werden gemaakt. Merk ook op dat veel talent ten tijde van de beeldenstorm gevlucht was naar Holland. Maar wat me aan dit werk intrigeert, is die Jezus. Op de meeste schilderijen worden de voeten aan het kruis als volgt geschilderd: rechtervoet op linkervoet. En hier is het andersom geschilderd. Als we andere schilderijen bekijken van Van Dyck, schilderde hij beide posities en ook soms met de voeten apart gespijkerd. Die voeten opeen gespijkerd begon in de 13de eeuw, met de leer van het triclavianisme (drie-nagel-leer). Het verwees naar het heilig getal 3. Het is ook rond die periode dat de relieken van de nagels begon (waarvan men er blijkbaar een dertigtal van bewaard!) En als je andere kruisafnemingen bekijkt? Overwegend is het rechtervoet op linkervoet, maar hier en daar kom je er ook andersom tegen, weliswaar in de minderheid. Of die omkering van de voeten een specifieke betekenis had, heb ik tot op heden niet kunnen achterhalen... Hier zie je andere kruisigingen van Van Dyck.
|