Hoe schilders componisten kunnen inspireren....
Gustav Mahler moet uitermate geïntrigeerd zijn door de werken van Böcklin. Zo had Böcklin in 1872 een zelfportret gemaakt met een vioolspelende dood. In 1899 liet Mahler zich hierdoor inspireren in het tweede deel van zijn vierde symfonie, het deel gekend als 'totendanz'. De viool is één toon hoger gestemd dan het orkest. De viool bij Böcklin heeft één snaar. Een ander werk van Mahler is op dit schilderij gebaseerd van de predikende St Antonius. De legende gaat dat St. Antonius van Padua afzakte naar de streek van Rimini om te preken en de ketters te bekeren. Maar niemand luisterde naar hem. St. Antonius ging dan naar de kust en predikte tot de vissen, waarop deze kwamen luisteren en veel vissers het wonder kwamen bekijken en meeluisterden. Zo lieten de inwoners van Rimii zich overhalen en werden ze bekeerd. Böcklin schilderde dit tafereel: een grote vis luistert, maar aan zijn uitdrukking te zien, begrijpt hij er niet veel van. Andere vissen steken hooguit hun kop uit het water. Op het onderste paneeltje zien we in een duistere omgeving onder water hoe vraatzuchtige vissen andere kleine vissen opeten. Dit schilderij was de inspiratie voor Mahler voor het lied 'Antonius fishpredikt' uit zijn liederbundel 'Des Knaben Wunderhorn'. In die tekst wordt gezongen hoe de vissen samenstromen om de H. Antonius te horen, maar eens ze de preek gehoord hebben, gaat hun leven zoals voorheen verder. De tekst:
Antonius die wil preken vindt een lege kerk! Hij gaat naar de rivier en preekt voor de vissen! Zij slaan met hun staarten! Zij glimmen in het zonlicht, zij glimmen!
De karpers en de roggen zijn alle aan komen zwemmen; zij hebben hun bek open gesperd, vastbesloten te luisteren! Nooit is een preek vissen zo goed bevallen!
Snoeken met spitse snuiten, die voortdurend vechten kwamen haastig nabij gezwommen, om de vrome woorden te horen! Ook die fantasten die altijd maar vasten: ik bedoel de stokvissen, zijn voor de preek verschenen! Nooit is een preek een stokvis zo goed bevallen!
Vette paling en steur, waar rijken van smullen, hebben zich verwaardigd de preek aan te horen! Ook kreeften, schildpadden, die zich anders langzaam bewegen, komen ijlings van de bodem omhoog, om naar deze mond te luisteren! Nooit is een preek kreeften zo goed bevallen!
Grote vissen, kleine vissen! Voorname en gewone! hebben de kop geheven als redelijke wezens! Om uit godsverlangen de preek aan te horen!
Als de preek is geëindigd, wenden alle zich af! De snoeken blijven dieven, de palingen grote minnaars, de preek is hun bevallen, maar zij blijven zoals zij waren!
De kreeften keren terug; de stokvissen blijven vet; de karpers vreten veel, zijn de preek vergeten! De preek is hun bevallen, maar zij blijven wie zij waren!
|