Met dit werk volgde Vermeer bijna letterlijk hoe het begrip 'geloof' moest uitgebeeld worden. Het boek Iconologie van Cesare Ripa vermeldt:
'GElove, wort oock door een Vrouwe afgebeelt, die ſittende en ſeer aendachtigh ſiende, een Kelck in de rechter hand hout, ruſtende met haer ſlincker op een Boeck, dat op eenen vaſten hoeckſteen ſtaet, te weten Christo, hebbende de Werreld onder haere voeten. Zy is in Hemels blaeu gekleet met een carmoſyne opperkleet. Onder den hoeckſteen leyt een Slange verplettert, en de Dood met ſijne pijlen verbroocken. Hier by leyt een Appel, waer door de Sonde is veroorſaeckt. Zy is met Lauwerblaeden gekroont, tot een teycken, dat wy door ’t Gelove overwinnen. Achter haer hanght een Doorne Kroon aen een ſpijcker. ’t Welck alles door ſich ſelven klaer is, als hebbende weynigh verklaeringe van noode. In ’t verschiet wort Abrahammede geſtelt, alwaer hy ſijnen Soone wilde offeren.'
Het vakmanschap dat Vermeer hier toont, is uiteraard de weerspiegeling in de glazen bol. Het schilderij met de kruisiging dat hij erbij schildert, is de versie van Jordaens. En terug het gordijn om aan te geven dat het een allegorie is.. Je vindt HIER een site met een reeks begrippen, hoe ze volgens Ripa moeten afgebeeld worden...
|