Dit schilderijtje van Bosch heeft net als vele andere van hem, een moraliserend karakter. We zien op de voorgrond een marskramer. Dat was het type rondtrekkende manusje-van-alles die met allerlei klusjes wat geld probeerde te verdienen, zolang het maar niet te zwaar was. Veelal waren het ook het type bedriegers of sjoemelaars. 'Mars' is de rieten mand die hij op zijn rug draagt. Het gezegde 'Iets in zijn mars hebben' verwijst er naar. Dat het een onguur type is, zien we aan de hond die hem grommend bekijkt. De hond heeft een halsband met spijkers, wat men agressieve honden vroeger om de hals deed. Blijkbaar is de marskramer al eens gebeten in zijn been. Hij heeft een melancholische blik en kijkt achter zich. Het huis op de achtergrond is overduidelijk een hoerentent: een vrijend koppel aan de voordeur, de vogelmuit die buitenhangt, de man die pist tegen de gevel, de broek die buitenhangt, de staak met een kruik erop op het dak, de ton met het gat erin, de brassende varkens. Overduidelijk dus. Blijkbaar is de marskramer berooid vertrokken uit het huis en is zijn geld op. Vandaar de meerwarige blik van hem. Het wordt gesymboliseerd in de boom waar een uil op de loer zit naar een vogeltje. Ook de ekster op de grond is een verwijzing naar de zucht naar al wat blinkt. De moraal was dus: zelfs het meest ongure type komt berooid uit een hoerentent.
Eventjes wat over prostitutie: In de vroege middeleeuwen had je straatprostitutie. Daarbij had je de prostituées die het beroepsmatig deden en het soort vrouwen die het deden uit armoede, doordat bvb. hun man gestorven was en zij met kinderen achterbleef. Professionele prostituées hadden een stigmatiserend teken. In Gent moesten ze bvb. een gele halsdoek of gele armband dragen om zich te onderscheiden van eerbare vrouwen. Kijk maar eens in het 'glazen straatje' in Gent: de luifels zijn geel. Zo ook moesten gekken of zwakzinnigen belletjes op hun kledij dragen, zodat mensen wisten wie er aankwam. (vandaar de nar met belletjes). Mettertijd verhuurden herbergen kamers waar ze met hun klant konden intrekken. De prijs voor een wip was ongeveer een dagloon in de middeleeuwen. Prostituées bleven een drietal weken in de stad. Daarna vertrokken ze naar een andere stad en werden ze vervangen door andere meisjes. Een prostituée kon zich niet verdedigen in een rechtbank, kon niet erven en kon niet aangerand worden. Haar rechten waren gelijkgesteld met de allerlaagste klasse: bedelaars, joden, beul, zwakzinnigen... Wat bvb. ook een verzwegen geschiedenis is, is dat Gent tijdens WO I de stad van prostitutie was. Veel frontsoldaten hadden soms maar enkele dagen of een weekje verlof en dat was te kort om naar huis te gaan. Velen trokken voor vertier naar steden achter het front, zoals Gent. Gezien de armoede onder de bevolking hebben veel Gentse vrouwen zich geprostitueerd aan Duitse soldaten voor wat voedsel of geld.
|