Het is lang een hele heisa geweest of men al dan niet de goden mocht afbeelden. Die discussie was er in het begin van het christendom en zou zich herhalen tijdens de reformatie en contrareformatie. Protestantse kerken hebben nu eenmaal geen heiligenbeelden en zijn verder heel sober. Vandaar dat na de beeldenstorm in onze streken een grote vraag was naar religieuze schilderijen, terwijl in Nederland vooral vraag was naar het genretafereel in rijke huizen en portretten van de rijken. Hoe dan ook: in 843 besloot de Kerk dat God en Jezus mocht afgebeeld worden. Men was toen allang daarmee begonnen in de vorm van iconen. Dergelijke iconen maken was op zich al een soort godsdienstige handeling. Zo moesten de pigmenten gemengd worden met wijwater, mochten ze enkel door mannen met baarden gemaakt worden, moest men van goede zeden zijn en artistieke experimenten waren uit den boze. Men diende de traditie te volgen. Ook moest men voor en na het werk een gebed opzeggen: het gebed van de icoonschilder:
Heer Jezus Christus, in uw goddelijke natuur zijt Gij niet te meten noch te beschrijven. Toen de volheid van de tijden aanbrak, hebt Gij tot heil van de mens geboren willen worden uit de maagd en Moeder van God, Maria. Gij hebt de menselijke natuur aangenomen, gevormd uit slijk van de aarde. Gij hebt uw trekken willen afdrukken op een doek en zo koning Abgar genezen en hem het licht geschonken U te erkennen als de ware God. Door uw heilige Geest hebt Gij uw apostel en evangelist Lukas verlicht, zodat hij de schoonheid kon weergeven van uw heilige Moeder, terwijl ze U als een klein kind in de armen hield. Goddelijke meester van het heelal, verlicht ook het hart en de geest van ons, uw dienaressen en dienaren: geleid onze handen, opdat wij tot uw eer en tot uw grootheid uw icoon mogen schilderen, of de icoon van uw heilige Moeder, en van alle heiligen. Houd ons vrij van alle kwaad en vergeef de zonden en fouten van allen die deze Iconen zullen vereren en gebruiken. Mogen ze eer geven aan de Schepper van al het goede! Amen.
Nog terzijde: voor het schilderen van de paus moest de schilder de traditie volgen en op zijn knieën het schilderij maken. David was de eerste die het aan zijn laars lapte, toen hij een portret van de paus Pius VII maakte in Parijs, naar aanleiding van de keizerskroning van Napoleon.
|