107 schilderijen worden aan deze anonieme Vlaamse schilder toegeschreven. Veelal zijn het lezende of musicerende vrouwen die tot de taille worden afgebeeld. Vandaar de noodnaam 'halffiguren' voor de schilder. De schilderijen dateren tussen 1525 en 1550. Dit is er eentje van.
We zien een vrouw musiceren op een luit. De partituur voor haar is de bladmuziek van het lied 'Si j'ayma mon amy'. Begin 16de eeuw was het lied zeer populair en er zijn diverse variaties van teruggevonden. De oudste versie dateert van 1505-1506, gevonden in een boek toebehorend aan Jérôme Lauweryn van Watervliet, schatbewaarder en hoveling van Filips de Schone. De langste en bekendste versie is die van het boek van Françoise de Foix, echtgenote van graaf van Chateaubriand en maîtresse van koning Frans I van Frankrijk.
Op het schilderij ligt de partituur open op de tekst: Si j’ayme mon amy trop, plus que mon mary se n’est pas des mervelles ('Als ik van mijn vriend meer hou dan van mijn man, is dat geen wonder'). De muziek kan je HIER horen.
Op het schilderij maakt de schilder nog een verwijzing van overspel: achter de vrouw staat bij het venster een zalfpot met als handvat een mannefiguur. De zalfpot is een attribuut van Maria Magdalena. Over die Maria Magdalena: in de vier evangeliën komt ze voor als volgeling van Jezus die bij haar zeven demonen had uitgedreven. Nergens in de bijbel wordt er gewag gemaakt dat ze een prostituée is. Dat beeld van prostituée is pas ontstaan door paus Gregorius I in 591 na Christus, toen hij in zijn paasrede Maria verwarde met twee andere vrouwen uit de evangeliën. De eerste was een naamloze vrouw "die een zondig leven leidde", wier zonden niet worden beschreven, die zo ontroerd was door de aanwezigheid van Jezus dat ze huilde aan zijn voeten, ze afveegde met haar haar, ze kuste en ze overgoot met zalf of parfum uit de albasten kruik die ze bij zich had. Toen de gastheer klaagde dat Jezus dit niet van een zondige vrouw mocht aannemen, antwoordde Jezus dat zij meer gastvrijheid had getoond dan hij (Lucas 7: 36-50). De tweede verwarde vrouw was Maria van Bethanië, de zus van Martha en Lazarus, die aan Jezus' voeten zat om naar hem te luisteren terwijl Martha klaagde dat zij al het werk moest doen. Jezus verdedigde Maria door te zeggen dat ze beter had gekozen (Lucas 10:38-42). In zijn paaspreek voegde Gregorius alle drie de vrouwen samen onder de naam Maria Magdalena en voegde er nieuwe ideeën aan toe, die veel verder gingen dan de evangelieverslagen. Nu werd Maria Magdalena geïdentificeerd met de anonieme vrouw die "een zondig leven leidde", en haar zonde was prostitutie, waarvoor ze zeven demonen door Jezus liet uitdrijven, één voor elke doodzonde, en ze huilde vervolgens over Jezus' voeten en zalfde ze in berouw; en ze was ook de zus van Martha, die toegewijd naar Jezus luisterde terwijl Martha klaagde, haar pas ontdekte christelijke trouw verdedigd door Jezus. Aan het einde van de 6e eeuw werd Gregorius' nieuwe Magdalena verhaal een centraal principe in het Christelijk geloof. Hij maakte van zijn drie-in-één-vrouw de berouwvolle seksuele zondares bij uitstek.
|