Grote opschudding in Frankrijk op 18 oktober 1905. De Franse president Emile Loubet weigert het derde herfst-Salon in de Grand Palais te openen! De reden lag in de zaal VII waar 39 schilderijen hingen van de Fauvisten. Het waren de werken van Matisse, Camoin, Derain, Manguin, Marquet en Vlaminck. Toen de deuren uiteindelijk toch openging, joelde en schreeuwde het publiek: “een blik verf dat in het gezicht van het publiek werd gegooid”, “vormeloze bariolages”, “uitzinnige kwasten”, “een mengsel van flessenwas en papegaaienveren” waren de uitingen. En een schilderij dat het grote mikpunt van spot was, was deze 'vrouw met hoed' van Matisse. Matisse bezocht zelfd de expositie vele malen, bij zoverre dat zijn vrouw, die model had gestaan voor het schilderij, aan hem vroeg waarom hij zich zo kwelde. Het schilderij werd uiteindelijk gekocht voor 300 francs, tweehonderd minder dan de vraagprijs. Maar uiteindelijk zal net dit gejoel en geschreeuw ervoor zorgen dat Matisse de nodige publiciteit krijgt en zijn plaats verwerft bij de groten in de schilderkunst. Over de term 'fauvisme': die is ontstaan door de kunstcriticus Louis Vauxcelles. Vanaf 1905 noemde hij in kunstbladen de kunstenaars in die stijl 'Les fauves', maar de term brak pas echt door met deze expositie. In het midden van de beruchte zaal stond een beeld van Donatello. Vauxcelles schreef over de zaal VII:' Donetello tussen de wilde beesten'. Zo kreeg de zaal al vlug de bijnaam 'La Cage aux fauves'. De grot met wilde beesten, waarbij een link werd gemaakt naar grottekeningen...
|