Alles wat zich afspeelt daarboven en aan de
horizon fascineert mij. Het is een adembenemend schouwspel dat zich elke
dag herhaalt.
Ik ben verleden jaar, begin mei, naar Amsterdam gefietst. Vier dagen
onderweg, heen en terug. Ik had een klein tentje mee, een slaapzak, een hoed,
een fototoestel, wc-papier en schrijfgerief. Ik weet nog dat ik de eerste nacht
de moeite niet kon om mijn tent op te slaan. Ik lag mij in mijn
slaapzak in een berm waar het kruid doorweekt was met dauw. Vroeg opstaan en vroeg slapen gaan. De tent net voor
zonsondergang opzetten en bij dageraad opbergen.
Het duurt niet lang of je kleren worden vuil. Je begint te stinken. Je ruikt
het aan de anderen, die ruiken precies naar zeep. Ook je haren zijn niet
gewassen of gekamd, tanden alleen met water gepoetst en je blijft ongeschoren.
Ik heb gevoeld hoe het is om een zwerver te zijn. Het was niet zozeer het
slordig voorkomen van mijn persoon dat me intrigeerde, maar wel dat
thuisloze gevoel. Binnenkort komt de herfst eraan en wordt het winter.
De zon zal dan s morgens door de kou breken, onze ijskoude neuzen
verwarmen, ze zal opkomen en ondergaan, de hele winter door. En dan zien we
weeral de lente komen en groeien naar de zomer. Ondertussen hebben we
onze familie en vrienden een gelukkig nieuw jaar gewenst.
We kijken naar elkaar, we hunkeren naar genegenheid, soms in blinde liefde. Dat is allemaal fijn. Volgens mij heeft het iets te maken met
overlevensdrang.
|