Men zegt dat dromen bedrog zijn.
Vannacht had ik een vreemde droom. Ik voelde iets in mijn keel maar kon er
moeilijk bij. Het voelde aan als een hespenvel. Toen ik er uiteindelijk in
slaagde om het uit mijn keel te trekken bleek het een meterslang lint te zijn.
Nadien zag ik een kind dat zo jong was dat het amper kon lopen. Ik stond in een
winkel toen het tastend aan de mensen binnen kwam. Iedereen ging afgrijnzend
opzij.
Toen het kind me aanraakte boog ik me voorover en nam het in mijn armen. Dan
zag ik pas dat het blind was.
Ik probeerde te achterhalen waar het vandaan kwam maar het brabbelde voortdurend een
onverstaanbare taal.
De omstanders hadden ondertussen een agent erbij gehaald. Zodra hij het kind
zag liep hij meteen weg.
Tot mijn verbijstering begon het kind een stinkende groene brij uit te braken. Ik nam mijn fiets en spurtte
weg langs smalle straten tot aan een wegversperring vanwaar ik in het donker te
voet verder ging.
Zo kwam ik in een kasteel op een groot feest terecht. Aan het plafond hingen
enorme koperen luchters met brandende kaarsen. Ik zag een dame die ik van
vroeger kende, flirten met voorname personen. Ik stond er dichtbij naar te
kijken terwijl iemand de onnoziliteiten uit haar leven tegen me vertelde. Ze
herkende mij. We gingen tesamen weg. Ze stuurde roekeloos de wagen naar een
ondergrondse parking. Op het tiende verdiep was een restaurant. Het duurde lang
eer we er geraakten want de lift bengelde voortdurend. Meermaals moesten we
uitstappen om onvolkomendheden te verhelpen.
Zij was een gekende klant daarboven. Ik bestelde een meergangenmenu. We dronken
witte wijn. De bediening liet lang op zich wachten. Ze was wispelturig en
nonchalant. Is ze weeral niet content, fluisterde de ober onopvallend in mijn
linker oor. Ik voelde me onwennig door haar gedrag en tegelijkertijd genoot ik
ervan.
Ik betaalde de rekening. We gingen te voet naar het leegstaand huis van mijn
grootmoeder. Er liepen mensen op straat. Op het trottoir klemde ze haar lichaam
om het mijne. Ook al was dat een heerlijk gevoel, ik voelde me gegeneerd voor
de voorbijgangers op de stoep.
In het huis had ik in het verleden al een invasie van kakkerlakken overleefd.
Elke maand probeerden ze massaal binnen te dringen. Je hoorde ze van ver
afkomen. Ik had telkens net de tijd om alle kieren en gaten dicht te maken.
Mijn grootmoeder hebben ze op een keer opgegeten.
We sliepen helemaal boven. Toen ik s nachts beneden ging plassen zat mijn
grootmoeder in de keuken en schreeuwde ze bekijvend: "Hoe is dit toch
mogelijk. Maak dat je wegkomt!".
Ik ging dan maar naar een voordracht van een jeugdvriend. Zijn naam is Kamiel.
Toen Kamiel het podium opstapte begon hij tot mijn verbazing te zingen. Zijn
lichaam kronkelde en tolde tot hij op zijn rug viel. Eindelijk begon hij dan
zijn gedichten voor te dragen. Het was muisstil in de zaal.
Later op de avond is hij schielijk overleden.
Ik had een beeld gemaakt dat ik hem net te laat als symbool voor onze
vriendschap kon schenken.
Uiteindelijk hadden ze Kamiel zijn
lichaam gemummificeerd en opgebaard in een witte heldere kamer.
Mijn oudste zoon was bij mij. Deze keer vroeg hij mij geen bladgoud meer te
eten te geven, maar troostte hij me in mijn ondraaglijk verdriet. Kamiel zijn zus zei dat ik zijn overblijfsel mocht meenemen als iedereen vertrokken was. Zijn ouders keken
me bekijvend aan.
s Anderendaags was de witte heldere kamer verlaten. Ik wikkelde hem in een
linnen zak en bond hem op mijn fiets.
Ik zeulde hem overal mee en vertelde tegen iedereen die het horen wou: deze
mummie was een jeugdvriend en hij noemde Kamiel.
Samen met mijn zoon dwaalde ik door onherbergzame gebieden, sliepen we in
spelonken en was mijn verdriet verdwenen. Ik probeerde Kamiel zo goed mogelijk
te bewaren. En dan onverwacht in een getijdestorm waarvan ik met mijn zoon aan
het genieten was, daagden Kamiel zijn ouders op. Ze vroegen of ze hem nog eens
mochten bekijken. Toen ik de linnenzak
open maakte waren er ledematen verdwenen. Ik voelde me diep beschaamd, maar ze
vonden het niet erg.
|