De ochtend nadien drijven donkergrijze
wolken haastig over hen heen. Miskende Godin der stormen, bemin ons met uw
toorn. Omhels ons met mistdampen, grijp ons met uw zwaarmoedigheid. Tappas! Een festijn met witte wijn. Voor
mij varkensnier in een gekruide sherry-saus. Ze rijden naar Malaga. In Malaga
wordt veel verbouwd. Aan het plein van de kathedraal lopen ze toevallig met hun
neus door een wijdopenstaand deurgat van een Ierse pub. Een pint Guines please.
Er scharrelen een vijftal duiven rond. Ze moeten zien dat ze voor het donker
aan het huis zijn. Op de terugweg breekt de zon door knoopsgaten
in het wolkendek. De hond en de katten verschijnen uit het struikgewas. Niet
veel later staan er opnieuw sterren aan de hemel. De kosmische avondroes begint.
De stormgod is gezwicht voor de nacht. Uitbundigheid maakt zich meester van
deze Goddeloze geesten, verlangend naar zintuiglijk genot. Marco en ikbijhaar hebben bij het vuur muziek
gespeeld. Ikbijhaar wil nog wat schrijven. De hond en de katten vliegen buiten. Ga niet over uw limiet. Drie dagen geleden
hebt ge uw grens al eens overschreden.. Dat is voor niks nodig. Dit middernachtuur ver overschreden gaat ikbijhaar
buiten staan en kijkt hij naar wat hem als kind fascineerde: de wijdsheid van
de sterrenhemel. Hij kust de maan, kilte en wind. Dierbaren gaan nu slapen. Zijbijmij
blijft bij hem omdat ze het niet vertrouwt hem alleen achter te laten in de
wellusten van het leven. Zwakkelingen zouden het beschamend vinden, maar hij,
een ridder in de nacht, vind het een voordeel tot z on liefde veroordeeld te
zijn. Het is tijd om te besluiten slapen te gaan. Zijn lichaam te laten rusten
dicht bij haar, haar lichaam, haar geest dicht bij hem.
|