De
volgende ochtend is het opnieuw onophoudelijk aan het sneeuwen. Onbegonnen
moeite om hierdoor te fietsen. Het kerkplein ligt er verlaten bij. Het schiet
hem te binnen om hiervan een foto te nemen. Hij draait de digitale camera op
het statief en richt vanuit de open voordeur, het toestel half beschermd , naar
het sneeuwgordijn. Het is zes uur s
morgens.
De geparkeerde autos die anders het dorpsplein schulddelgend ontsieren worden
opgeslokt in een uitgestrekte sneeuwbal. Het dorp slaapt in een bijna gemiste
winter.
Enthousiast gaat hij naar de slaapkamer waar
zij zich niets vermoedend de
voorlaatste keer omdraait onder de lakens.
Het is opnieuw aan het sneeuwen!
Wat zeg je?
Alles is ondergesneeuwd, kijk maar naar het raam boven het bed.
Ze verheft haar hoofd schuin naar het dakvenster, zucht en trekt dan het laken
tot net boven haar voorhoofd. Ze heeft nog recht op een uurtje slaperige
zaligheid. Je gaat toch niet met de fiets naar het werk?
Ik twijfel,
alhoewel
Neem de auto. D. zal me naar de luchthaven brengen.
Ze heeft gelijk. Fietsen kan hij morgen in klaarlichte dag. Nu hij met de wagen
gaat schiet er extra tijd over voor een tas koffie en een sigaret die hij in de
deuropening genotzuchtig oplurkt.
De rit naar de stad verloopt traag. Het wordt dag. Natvoetige kinderpret is nu
niet aan de orde. Het land wordt lamgelegd door vijftien centimeter sneeuw. Wie
het zich kan permitteren pleegt onschuldig verzuim op deze laatste werkdag. Het
verkeer sukkelt en strandt halverwege. Overmacht krijst overal. De ambtenarij
is met onbesproken verlof. In Rusland zouden ze om zon interludium giechelen,
maar hier, die vrijdag, is het ernst.
Het tast de economie op het dagmenu aan; de witte vleugels houden alles in hun
greep. Er wordt haast vergaderd over het rampenfonds in préfase één.
Als hij s avonds thuis komt veegt hij de sneeuw van de terrastafel en legt er
een marmeren plaat op zodat het schrijfpapier droog blijft. Hopelijk begint het
niet opnieuw te sneeuwen want de alle seizoenen trotserende parasol blijft
nukkig dicht. De ochtendsneeuw is blijven liggen. Het witte stuifsel glinstert
in het oranje straatlicht van die enige pilaar vlakbij. Een stilistisch fragment
op dit vroegavonduur. De loshangende flappen van de parasol bewegen uitdagend
in zachte bries. Het is vredig hier zo te niksen om een ongemist moment. Er
dwarrelt fris sneeuwvocht uit de hemel dat de inkt doet uitvloeien. Woorden
verwateren op den duur in doorweekt schrijfpapier. Het wordt tijd om onderdaks
te gaan en veel koffie te drinken.
Willekeurig uitgelopen schrijfsel, voorovergebogen met gespreide armen in het
droge aan een houten tafel herschreven. Weerspiegeling van de boom in de
jaarringen van het tafelblad, net zoals de patine van messneden en opgeslorpte
vervuiling de tafelaars ontsluiert. Wachten op de wispelturigheid van ongeboren
woorden in het nachtelijk uur. Zo zit hij tijdloos over een bladzijde gebogen krabbels
te herschrijven.
Ze heeft hem gebeld. Door het winterweer heeft het luchtverkeer vertraging
opgelopen. Teletext blijft in het ongewisse over vlucht FT175 vanuit Rome. Het
vliegtuig stond nog aan de grond. Ze zou hem terugbellen als ze geland zijn. De
overdosis koffie begint ondertussen zijn nut te verliezen. Zijn gedachten slaan
ijsberend op hol. Zou Mozes de staat Israël opgericht hebben? Waarom zijn ronde
vormen vrouwelijk? Zal de wieleromloop afgelast worden wegens te guur
winterweer? De vragen tollen willekeurig in het rond en breken zijn door de
tijd losgeslagen brein tot de telefoon om kwart na drie opnieuw bevrijdend
rinkelt. Kom me halen, klinkt een vermoeide stem. Zijn laatste kennis vandaag
is dat het in Rome koud was en dat ze het vliegtuig moeilijk terug aan de grond
kregen.
Daarna verkiest hij om slapeloos te bevriezen in het buitenleven in een
ondergesneeuwd woud. Hij ziet de bomen als levende pilaren in een tempel waar
krakende voetstappen de stilte breken. Hij is van het bospad in niemandsland
gesukkeld en volgt onbewust een hondenspoor. Nu weet hij waarom mieren sporen.
Ze doen het gewoon. Zijn versufte geest ontneemt hem elke innerlijke dialoog.
Gedachten ontstaan en worden telkens abrupt afgebroken. Op den duur blijft er
niets meer over. Alles is nieuw en wordt vernieuwd. Deze dag is het hoogtij van
niemandsland.
Besneeuwd land als een ongeschonden doek,
Maagdelijk onbevolkt en een sneeuwboog
Van Oost naar West.
Doorkloven geest omhuld in wit satijn,
Vermomd in schrijfgebaar,
Geen enkele gedachte ongeschonden
Bevroren in dit rijk.
Moest melancholie de grootste vijand en
Liefde het opperwezen zijn,
Zou dit schrijven niet geschreven zijn.
|