Ik pak wat van 't wit van een donzig sneeuwtapijt en vraag die stralende lentelucht wat van haar blauw, misschien wil die boom ook nog wel één van z'n groene blaadjes kwijt of schraap ik zowaar nog een ietsje zilver van de morgendauw
Graag pluk ik een fluwelen blaadje uit de knop van een rode roos voorzichtig hunker ik naar 't goud van die felle zomerzon daarbij nog een pluisje van de paardebloem, heel vluchtig en broos dan iets van 't flinterdunne uit het web dat de spin zojuist spon
Nu nog wat roze van de appelbloesem plus 't gele van de boterbloem, het purper van een viooltje het grijs van een fikse regenbui, wat honing van het bijtje met haar zalig gonzend gezoem, het heerlijke gevoel dat je hebt in een zelfgebreide trui
Het zwart van de nacht voeg ik er noodgedwongen aan toe, evenals een ietsie-pietsie van de kilte van 't ijs, want eens zal 't er toch moeten van komen als wij allemaal moe maar hopelijk heel tevreden beginnen aan onze allerlaatste reis
©
|