Elisabeth van de H. Drie-eenheid
Op 18 juli 1880 wordt Elisabeth Catez geboren in een militair kamp. De kleine kapiteinsdochter heeft een opvliegend en gloedvol temperament, een zeer gevoelige natuur en een ijzeren wilskracht.
Ze kent haar natuur maar ze staat open voor Jezus. Op de avond voor haar eerste communie brengt Elisabeth met haar moeder bezoek aan het karmelietessenklooster van Dijon. Van de priorin krijgt ze een prentje met de volgende verzen:
‘Je gezegende naam verbergt een geheim dat zich op deze grote dag voltrekt. Kind, je hart is op aarde Huis van God, van de God van Liefde.’ Ze is veertien jaar wanneer haar roeping voor de Karmel zich duidelijk begint af te tekenen.
Christus wordt de enige grote passie van haar leven. Maar haar moeder verbiedt haar elk contact met de Karmel tot ze negentien jaar is. Midden in de drukte van het leven, voelt ze een verscheurende heimwee naar stilte en eenzaamheid van de Karmel.
‘Meester, moge mijn leven een aanhoudend gebed zijn. Mocht niets, niets mij van U afwenden. Noch het werk, noch het genot, noch het lijden. Mocht ik mij helemaal in U verliezen.’
Midden in de drukte van het leven, voelt ze een verscheurende heimwee naar stilte en eenzaamheid van de Karmel.
Op haar negentiende krijgt ze van haar moeder toestemming opnieuw contact op te nemen met het klooster. Voor haar intrede wordt een termijn gesteld: ze zal niet intreden voor ze 21 jaar is. Een maand voordat het zover is, schrijft ze:
‘Heb ik je reeds mijn naam in de Karmel gezegd? Maria-Elisabeth van de Drie-eenheid. Deze naam geeft naar mijn mening een bijzondere roeping weer. Ik hou zoveel van dat mysterie van de Heilige Drie-eenheid. Het is een afgrond waarin ik mij verlies. ‘God in mij. Ik in Hem’. Dat is mijn leven!’
Op 2 augustus 1901 treedt Elisabeth eindelijk binnen in de Karmel. In een brief aan haar vriendin schrijft ze:
‘Het leven van een karmelietes is een communie met God, van de morgen tot de avond en van de avond tot de morgen. Als onze cellen en panden niet vol waren van Hem, wat zouden ze leeg zijn. Maar we zien Hem door alles heen. We dragen Hem in ons. Ons leven is een vooruit beleven van de hemel.’
Na enkele maanden van licht en troost valt het noviciaat zeer hard. Angsten, bekoringen en scrupules overvallen haar. Twijfels omtrent haar roeping laten haar niet los.
Op 11 januari 1903 spreekt ze haar geloften uit. Eindelijk is zij “ bruid van Christus ”. Pas als voor Elisabeth de ontdekkingsreis in het mysterie van de drie-ene God begint, keert de vrede in haar ziel terug. Een steeds dieper wegzinken in de bodemloze stilte van Gods drie-ene liefde.
“Het is een afgrond waarin ik mij verlies…,God in mij. Ik in Hem : dat is mijn leven.”
“Ik zou heel en al stilte willen zijn, heel en al aanbidding om steeds dieper in Hem te treden en zo van Hem vervuld zijn dat ik Hem door mijn bidden kan doorgeven aan hen, die de gave Gods niet kennen."
Zij voedt zich met het Woord van God, en is sterk geïnspireerd door de twee grote mystieke karmelieter heiligen Theresa van Avila en Johannes van het Kruis. Maar ook met de H. Paulus die haar uitnodigt om “een loflied van Gods heerlijkheid” te worden, van deze “ God die ons overvloedig heeft liefgehad ”.
Elisabeth wil Hem liefde voor liefde geven in het bestaan van elke dag, in het leven van haar gemeenschap. In haar brieven aan haar vrienden, voor het grootste deel leken, deelt zij haar wonderlijke ontdekking mee : allen geroepen, allen bemind, allen door de Aanwezigheid bewoond.
Op 21 november 1904, twee jaar voor haar dood, beleeft Elisabeth een uitzonderlijke genadedag. In haar cel schrijft ze op een eenvoudig blaadje in één pennentrek haar wereldberoemde zielsverheffing tot de Heilige Drie-eenheid, als gebed opgenomen in de catechismus van de Katholieke Kerk.
O mijn God, Drie-eenheid, die ik aanbid, help mij mezelf helemaal te vergeten om mij in U te vestigen, roerloos en stil, alsof ik reeds in de eeuwigheid was. Niets moge mijn vrede verstoren, niets mij uit U verwijderen, mijn Onveranderlijke. Maar elke minuut voere mij verder binnen, in de diepte van Uw Mysterie.
Schep vredige stilte in mijn ziel, maak er uw hemel van, uw geliefde thuis, de plaats waar Gij rusten kunt. Dat ik U daar nooit alleen late, maar er helemaal zij: wakker in geloof, heel en al aanbidding, volkomen prijsgegeven aan Uw scheppende kracht. O Christus, mijn Geliefde, uit liefde gekruisigd, ik wil een bruid zijn voor Uw Hart, U bekleden met heerlijkheid, U beminnen... tot ik erbij sterf ! Maar ik voel mijn onmacht en daarom vraag ik U: "Bekleed mij met Uzelf", mijn ziel geheel afgestemd op de Uwe, doordring mij, overrompel mij, neem Gij in mij alle plaats in. Dan zal mijn leven enkel nog zijn een afstraling van Uw leven. Kom in mij als Aanbidder, als Verzoener, als Verlosser.
O Eeuwig Woord , Woord van mijn God, ik wil mijn leven doorbrengen luisterend naar U: heel volgzaam worden om alles van U te leren. Door alle nachten, alle leegten, alle onmacht heen, mijn blik voortdurend op U, blijven in uw grote licht. O Zon, die ik bemin, boei mij zozeer, dat ik nooit meer weg kan uit Uw lichtkrans.
O verterend Vuur, Geest van Liefde, kom over mij opdat het Woord in mij als het ware opnieuw geboren kan worden. Laat mij voor Hem een nieuwe mensheid zijn, waarin Hij heel zijn Mysterie herbeleven kan.
En Gij, Vader, buig U over Uw arme, kleine schepsel neer. Overdek haar met Uw schaduw. Zie in haar slechts de Veelgeliefde, in wie Gij welbehagen hebt.
O mijn Drie, mijn Al, mijn Zaligheid, oneindige Eenzaamheid, Onmetelijkheid waarin ik mij verlies, ik lever mij aan U uit als een prooi. Berg U diep in mij, opdat ook ik mij bergen kan in U, wachtend tot ik in uw licht ga schouwen de eindeloze diepte van Uw heerlijkheid. Amen.
In juni 1903 vertonen zich de symptomen van de vreselijke en slepende ziekte van Addison.
Haar brieven uit deze periode tonen hoe Elisabeth van de Drie-eenheid leeft in een onafgebroken dankzegging. Ze ondertekent ze met Laudem Gloriae (Lof van Gods Heerlijkheid). De lof van Gods heerlijkheid bezingen, in een wereld waar de lof van ons eigen ‘ik’ vaker klinkt. Aan haar zus schrijft ze eind april 1906 een brief die we kunnen lezen als haar geestelijk testament
‘Ik laat je mijn devotie na tot de Drie, tot de Liefde. Leef binnenin met Hem, in de hemel van je ziel. De Vader zal je overschaduwen en als ’t ware een wolk plaatsen tussen jou en het geschapene. Het Woord zal in je ziel het beeld van zijn eigen schoonheid prenten, om je zuiver te maken door zijn zuiverheid, lichtend door zijn licht. De Heilige Geest zal je herscheppen tot een mystieke lier, waaraan Hij in de stilte een prachtige hymne aan de Liefde zal ontlokken. Dan zal je ‘lof van zijn heerlijkheid’ zijn. Dit is mijn droom op aarde. Jij zult mijn plaats innemen.’
De Heilige Geest zal je herscheppen tot een mystieke lier, waaraan Hij in de stilte een prachtige hymne aan de Liefde zal ontlokken.
Haar doodstrijd eindigt op 9 november 1906. Haar laatste woorden sprak ze twee dagen daarvoor uit:
‘Ik ga naar het Licht, naar de Liefde, naar het Leven!’
Ze stierf op 26-jarige leeftijd, als karmelietes. Ondanks haar jonge leeftijd liet ze een flink oeuvre na: 342 brieven, twee retraites, een jeugddagboek en 124 gedichten.
Op 16 oktober 2016 werd ze heilig verklaard.
Gebed:
O mijn God, Drie-eenheid die wij mogen aanbidden in het Heilig Sacrament, help ons onszelf totaal te vergeten om onze intrek te nemen in U, in de eenheid en in vrede, gevestigd in uw eeuwig nu. Moge niets onze vrede verstoren, moge niets ons wegtrekken van U. Elke minuut voert ons verder binnen in de diepte van uw Mysterie. Breng ons tot rust en stilte – maak ons hart tot een Hemel voor U – een geliefd hart waar U rust kunt vinden. O Christus die we beminnen, gekruisigd uit liefde, kom in ons de Vader aanbidden, kom onze wereld met U verzoenen.
De onbaatzuchtigheid van uw zelfgave is ons voorbeeld tot navolging. Geest van Liefde, vuur dat omvormt, kom over ons en laat het Woord meer en meer mensen worden in ons. Vorm ons naar het beeld van uw geliefde Zoon die voor ons gestorven is. Uw Barmhartige genade is groter dan ons menselijk hart. Daar bidden wij dat U het doet smelten waar het afstandelijk is en koud. Wij bidden ook voor de velen die hier nu niet met ons zijn. Dat ons gebed een kleine offergave mag zijn voor uw aanschijn door Christus onze Heer, AMEN.
|