Woensdag 20 november 2013. We worden wakker om 07:45u. Het is al licht buiten. Het regent niet, maar er hangt wel een beetje mist. Het ontbijtbuffet is beneden. Er zit een jong koppeltje aan de ontbijttafel vlak naast de deur. Een wat oudere dame aan een tafeltje bij het raam. Dat is het, zeker zes tafels zijn vrij. We hebben niet veel honger. Het buffet is nu niet echt een hoogvlieger, maar we klagen niet. Om 09:30u pakken we op de kamer alles in. Nadat we de rekening betaald hebben, gaan we terug naar de auto. We willen hier nog een wandeling maken, maar ze zijn beiden te lang. Een wandeling van 10,5km en van 12km. Dat is teveel van het goede. Dat overleven we niet vandaag. We zijn nog stijf in de benen van gisteren. Ons Rina wil op weg naar huis even halt houden in Durbuy. Het kleinste stadje van de wereld. We kijken op de kaart en blijkt dat Durbuy in het noordoosten ligt. Wij moeten naar het noordwesten. De temperatuur wijst 2°C aan. Kans op gladheid. Ik stel Ciney voor. 36 minuten rijden over een afstand van 48km. We rijden langs het dorp van Smuid. Na ons avontuur van gisteren zullen we dit dorpje niet gauw meer vergeten. Voorbij het centrum rijden we te midden van een dennenbos. Rechts de altijd groene den en links de gele Japanse Lork. We rijden hier helemaal alleen op de grote brede baan. Het is een beetje heuvelachtig. We genieten van de rit. Het volgende dorp is Transinne. Een deelgemeente van Libin. Vooral bekend door het Euro Space Center. In augustus 1914 werd er in deze buurt zwaar slag geleverd tussen Franse en Duitse troepen. Transinne werd een verpleegpost voor Duitse gewonden. We rijden er voorbij. We rijden langs de E411. Hier hangt een dikke mist. De temperatuur daalt tot +1°C. Bij de afrit 22 van Rochefort blijft de mist hardnekkig hangen. Nog 14km te gaan. Allee, te rijden, bedoel ik. We nemen afrit 20, Ciney. Hier komt zowaar de zon piepen. Ciney is vooral bekend omwille van het gelijknamige bier dat in de brouwerij van Alken-Maes wordt gebrouwen. Deze stad is omringd met groene valleien, kastelen en panoramische vergezichten. Zeven kilometer verder stop ik op de Place Monseu, naast de kiosk in het centrum van Ciney. De stad vierde in het jaar 2006 haar duizendste verjaardag. Het is betaald parkeren. Het parkeerautomaat werkt niet. Ik weet niet goed wat ik in die situatie moet doen. Er is slechts één automaat. Andere parkeerders laten hun auto gewoon staan. Dus wij ook. Het plein is enkele jaren geleden opnieuw aangelegd, namelijk in 2009. We gaan rond de collegiale St-Niklaaskerk. Alle deuren zijn afgesloten. Vele brand geschilderde ramen zijn stuk. De toren is van voor de 10de eeuw. Het bouwwerk werd vroeger al een aantal keer vernield en weer opgebouwd. Ook nu is, drie jaar geleden, in juli 2010 de torenspits ingestort door een zwaar onweer. Er werd een tijdelijk dak gebouwd in afwachting van de restauratie. Ook ruim 180 woningen werden toen zwaar beschadigd en tientallen voertuigen waren total loss. Even verder staan we voor het stadhuis van Ciney. Gebouwd in 1878. Boven de ingang prijkt trots het wapen van de stad, waarop 5 vrouwenhoofden afgebeeld zijn. Op de tweede verdieping was vroeger de rechtbank van eerste aanleg gevestigd. In augustus 1944 werd het stadhuis door de Duitsers in brand gestoken. Alle archieven gingen in de vlammen op. Het gebouw werd opnieuw gerenoveerd . De rode baksteen staat in schril contrast met de grijze siersteen. Drie treden en een glazen deur scheidden ons van de inkomhal. We wandelen terug naar het plein. We blijven staan voor het monument van de gesneuvelden uit beide Wereld Oorlogen. De teksten op het monument zijn uitsluitend in het Frans gebeiteld. Ons drietalig landje blijkt niet overal meertalig te zijn. De enorme muziekkiosk op de parking is van 1896 en vervangt de eerste, die van hout was gemaakt. Onder het afdak hangen 8 medaillons van beroemde componisten zoals: Mozart, Wagner, Strauss… om de bekendste maar te noemen. De kiosk wordt beschouwd als één van de mooiste van Wallonië. Het plein wordt ook omringd door honderdjarige kastanjebomen. We houden het hier voor gezien. Om tijdens de zomer een terrasje te doen is het hier de place to be. Rondom het plein is bijna elk gebouw van de Horeca. Ik vertrouw het toch niet echt. Ik laat de auto liever niet op de parking achter. We vinden trouwens geen symbolen met wandelingen op. We rijden naar Faulx-les-Tombes. Een klein dorp in de provincie Namen. 22 minuten rijden. De zon breekt door de wolken, we zien blauwe lucht. Het wordt plotseling iets positiever van temperatuur. We rijden langs bossen en weiland. De natuur domineert hier. We kunnen nergens stoppen om foto’s te nemen. Te gevaarlijk op de smalle banen. Bij onze volgende bestemming vinden we geen parkeer mogelijkheid. Ook geen wandelingen. Eén paal met een wandel symbool hebben we gezien. Dat kunnen we helaas niet doen. We weten niet hoelang ze is. We rijden steeds hoger en hoger, tot we in Haut-Bois belanden. Dit gehuchtje werd opgenomen in het parcours van de wielerklassieker “Waalse Pijl”. De noordzijde van de heuvel wordt dan beklommen. Aan een hele oude kleine kerk houden we halt. Weer afgesloten. Volgens een bordje voor de kerk is het gebedshuis honderd jaar oud. Voor de kerk heeft men een symbool geplaatst ter herdenking van een honderdjarige boom. Hij groeide hier maar werd te oud en te gevaarlijk. Stukken van de oude stam zijn tegen de gevel van het kerkje bevestigd. Nu de zon schijnt wordt de temperatuur eensklaps +6°C. Hier op het hoogste punt waait een fris windje. We rijden naar Profondeville. Het dorp in de provincie Namen ligt op een hoogte van 220 meter. Het is ongeveer een half uur rijden. Weer een stap dichter naar huis toe. Het is iets na half twaalf. We rijden langs Naninne. Een deelgemeente van Namen en gelegen op een heuvelrug. Ik stop aan de kant van de weg op een parkeerplaats. Vlak bij de kerk. Ons Rina neemt er een foto van. We vereren haar niet met een bezoek. Hier kan ons Rina mooie panoramafoto’s nemen. Zo goed en zo kwaad als dat kan. De zon zit niet echt mee. We zien wel. Omdat hier de streek een landelijk karakter heeft en weilanden, leent het uitzicht om foto’s te maken. Links en rechts situeert zich terug een bosrijk gebied met verschillende wandelpaden. We rijden verder slalommend naar beneden. We parkeren ons in het centrum van Profondeville, het dorpje aan een bocht langs de maas. De plaats ligt op een hoogte van 220m boven de zeespiegel. Het is hier ook marktdag vandaag. Vlakbij de Saint-Remykerk, die we wel kunnen bezoeken. Eerst over het kleine marktje. Een tiental kramen staan er. Af en toe komt er wat volk op af. Het is er echt geen volkstoeloop. Ons Rina vraagt zich af of de verkoper van portefeuilles vandaag wel iets heeft verkocht? Misschien, zeg ik. Nu de feestdagen op komst zijn? Dan gaan we de kerk binnen. Het zonlicht schijnt langs de vele gebrandschilderde ramen binnen. De drie beuken hebben een donkere houten plafond. Er staan veel verschillende Heilige beelden, die kunnen aanbeden worden. Ze glimmen als een spiegel. Het zijn precies nieuwe aanwinsten. Boven de sacristie zijn drie langwerpige smalle ramen met gekleurd glas. Daarboven een ronde raam. Het doet me denken aan de zon. We wandelen langs rustige straatjes door het centrum. Oude huisjes in de plaatselijke steen gebouwd zijn gerestaureerd met rode baksteen. We slenteren langs de maas. De wandelboulevard werd heringericht in 2007. Aan de overkant van de maas zien we de vele rotsformaties. Er staan ook enkele woningen. Op de maas zal tijdens de zomer duchtig gevaren worden. Ik denk aan kano’s, plezier rondvaarten, waterskiën. Misschien ook wel viswedstrijden. Langs de waterkant ontdekken we twee Egyptische eenden die elk op één poot staan. Het zijn net flamingo’s. We blijven ze van op een afstand observeren, maar ze verroeren geen vin. Ook de vele meeuwen langs onze wandelweg blijven rustig zitten. De zon verdwijnt opnieuw en de wind wakkert aan. Tijd om iets te gaan drinken. Honger hebben we niet. Bij het monument van de gesneuvelden uit de beide Wereldoorlogen draaien we terug. Langs de brede weg stappen we terug richting centrum. Rechts van ons aan de overzijde van de straat staan nog de typische villa’s uit de 19de eeuw. We passeren het gemeentehuis met het toeristenbureel. In café Central gaan we iets warms drinken. Nu de zon verdwenen is wordt het gevoelig frisser. Ons Rina drinkt een Russ aux lait, en ik een pils. Het is klokslag 14:00u als we naar huis vertrekken. We willen nog wat inkopen doen. Het is nog anderhalf uur rijden. Een kwartier later rijden we op de snelweg richting Brussel. In Jambes is het heel druk. Het is dan ook een heel grote stad. Vanaf Overijsse zijn alle reclameborden terug in het Nederlands. We kunnen terug lezen. Vanaf de Antwerpse ring is het ook weer trager rijden. Maar deze keer geen files. Als we thuis zijn, na het winkelen, begint het te regenen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Dinsdag 19 november 2013. Het heeft vanmorgen heel vroeg geregend. Dat begint al niet goed, hé mannekes? Er wordt voor vandaag slechts lichte regen voorspelt met kans voor een opklaring. We zijn benieuwd. Vandaag vertrekken we naar Saint-Hubert. In de Ardennen zou er wel eens mist kunnen hangen. Het is windstil. Dat zou wel eens de spelbreker kunnen zijn. Als er mist hangt, duurt het wat langer voor deze verdwijnt. Niets aan te doen. We hopen op mooie herfstfoto’s. We zullen wel zien. Voor het moment valt er druilige, miezerige regen. De temperatuur bedraagt ongeveer een zes graden. Maar hoe zit dat in de Ardennen? Even op teletekst kijken. De dag van vandaag staat niet meer op teletekst. Voor morgen voorspellen ze wisselend bewolkt. Wat dat ook mag zijn. Voor donderdag luidt de voorspelling: winterse buien. Ik moet ook nog enkele programma’s programmeren van vanavond. De soap van moeder de vrouw, “thuis” en “eigen kweek”.
Ik kijk er wel naar uit. Het is van september 2006 geleden dat we in de Ardennen waren om te wandelen. In Bertrix was dat. Voor onze 40ste huwelijksverjaardag krijgen we een Bongo bon cadeau van de kinderen en kleinkinderen. Een “Weekend Natuur”. Een overnachting in Saint-Hubert zien we onmiddellijk wel zitten. Nog eens een stevige kuitenbijterwandeling maken. Nog eens extra genieten met ons tweetjes. Er is ook een etentje bij voor twee personen en toevallig in hetzelfde hotel. Landelijk tafelen, geschonken door Bommi en Bompi. Waarvoor onze oprechte dank. Dat kunnen we echt niet laten gaan. Onze fietsen laten we uiteraard thuis. Al hebben we fietsen met elektrische ondersteuning in de Ardennen zien we dat niet zitten. Ons plan bestaat uit een bezoek aan het centrum van St-Hubert. Eerst naar het plaatselijke VVV-kantoor. Nadien een korte wandeling in de buurt. Daarna naar ons hotel in Poix de Saint Hubert. En dan zien we wel. Een grote koffer nemen we niet mee. We blijven slechts voor één nacht weg. In onze handbagage nemen we onze avondkledij mee. In onze wandelkledij kunnen we toch niet op restaurant gaan, of toch? We moeten ons wel warm kleden. Alhoewel! Van wandelen krijg je ook het wel warm. Ons Rina heeft reeds voor de nodige picknick gezorgd, en een thermos warme koffie. Ook een stuk cake heeft ze in onze rugzak gestoken. Kwestie van onze cholesterol op peil te houden.
Vanaf de oprit van de snelweg op de Noorderlaan is het al aanschuiven. Borden boven de snelweg verplichten ons om 50km/u te rijden. Maar zelfs dat halen we niet. Ook radio-traffic waarschuwt voor file. Op de E19 richting Brussel is een ongeval gebeurd. De rechter rijstrook is verspert. Daar moeten wij nu net naar toe. Niets aan te doen. Aanschuiven en op onze tanden bijten is de boodschap. Het gaat tergend langzaam. Vertraagt tot stilstaand verkeer. Een half uur later is de file plots opgelost. Bij de splitsing E17-E19 gaat het terug vlotter. Het is uiteraard wel druk, maar we rijden. De E19 is een belangrijke noord-zuidsnelweg die Amsterdam met Parijs verbind. Na de Craeybeckxtunnel wordt het iets rustiger. De tunnel is in 1981 open gegaan. We hebben een half uur verspeeld. Het is 09:40u. Bij de splitsing bij Machelen wordt er weer op de remmen gestaan. Het wordt terug bumper kleven. Daarnet was het mist die viel, nu begint het serieus te regenen.
Rond 10:00u stoppen we op een parking om onze benen te strekken en een kopje koffie te drinken. De mist en de regen hebben we achter ons gelaten. Een info-bord naast de snelweg laat ons weten dat we in Wallonië zijn. Wallonië omvat de provincies Henegouwen, Waals-Brabant, Luik, Namen en Luxemburg. We rijden voor het moment in het zuidelijkste deel van België. Uiteraard is het hier heuvelachtig. Sterk heuvelachtig zelfs. Ik draai mijn raampje open en haal diep adem. Vanaf nu heb ik groene longen. Of een zware bronchitis, kan ook. Om 10:55u nemen we afrit 18, Courriére, March of de N4. Het wordt wel heel mistig. De zichtbaarheid is slechts 100 of 15O meter. De temperatuur slechts 6°C. Een half uur later nemen we de afslag naar Saint-Hubert. Saint-Hubert wordt ook de “Europese hoofdstad van de jacht en de natuur” genoemd. Nog 12km tot het centrum. Het is uitsluitend mist die uit de lucht valt. We zitten op een fameuze hoogte en de temperatuur daalt met 3°. De dikke mist zorgt voor trager verkeer. Het zicht is minder dan 100 meter. Ik heb er geen probleem mee. We komen er wel. Panorama foto’s nemen zit er echter niet in. In het centrum is het marktdag. We zien een uitnodigend bord, en français, voor lang parkeren. We volgen de pijlen heuvelop.
We dalen te voet af richting markt en moeten al hijgen en puffen. Onze conditie is niet meer wat het geweest is. Het stadhuis van Saint-Hubert werd gebouwd tussen 1864 en 1873. De voorgevel is van graniet. Je betreedt het stadhuis langs een monumentale trap. Tegen het bordes van het stadhuis is een gedenkplaat bevestigd voor het 87ste Infantry Division ter ere van de GI’s “Golden Acorn” die de stad bevrijdden. Generaal Patton was hier de bevelhebber.
Voor het stadhuis staat het grote monument dat geplaatst werd door het stadsbestuur ter ere van de Franse schilder Pierre-Joseph Redouté. Hij leefde en werkte van 1750 tot 1840. Het hoge monument bevat een buste van de beroemde schilder. De oorspronkelijke fontein is versierd met sfinxen en bezit ook de werktuigen van een schilder. Iets verder is het klein marktje gelegen, langs de kant van de weg. De auto’s blijven tussen de kramen doorrijden. Het is net 12:00u. De klokken van de basiliek luiden.
De basiliek van Saint Hubertus is een rooms-katholieke kerk uit de middeleeuwen. Het gebouw ernaast is een voormalige abdij. In de loop der eeuwen verbouwt en vergroot. De basiliek werd een bedevaartsoord na de legende van Hubertus. De heilige Hubertus wordt de patroonheilige van de jacht. De kerk krijgt dan ook de naam Saint-Hubert. De basiliek kreeg zijn huidige vorm in 1683. De voorgevel in grijsgrauwe steen is van 1700-1702. We kunnen de kerk binnen. In het voorportaal is een eerste jaartal, 1731 geschilderd. Het is een koude kerk. Het oude altaar is afgesloten voor toeristen. Hoog boven ons in de middenbeuk is een wit net gespannen om brokstukken van het plafond op te vangen. Links en rechts van de ingang staan de vier evangelisten in een glazen vitrine, levensgroot gebeeldhouwd, afgeschermd voor de veiligheid, denk ik. Het zijn Lucas, Johannes, Mattheus en Marcus. Tijdens onze rondgang houden we halt bij het praalgraf van St-Hubertus. Geschonken door koning Leopold I. Niemand weet echter waar het lichaam van de heilige Hubertus is. Het praalgraf is dus leeg. Infoborden staan tijdens de rondgang ter beschikking van de bezoeker. Je komt hier van alles te weten over de geschiedenis van de kerk. Soms echter hangen er geplastificeerde affiches die uitsluitend in het Frans zijn opgesteld. Enkele schilderijen en het houtsnijwerk in het koorgestoelte tonen de verering van de Heilige Hubertus, en zijn wijding tot bisschop.
Onze handen en voeten lijken bevroren na een wandeling door de basiliek. We staan even stil bij het abdijencomplex naast de kerk. Gesticht in het jaar 817, na de overbrenging van de stoffelijke resten van Sint-Hubertus. Het geheel werd een toevluchtsoord voor pelgrims die de Heilige kwamen smeken om genezing en bescherming tegen hondsdolheid. Het complex wat we nu zien is van 1729. Gebouwd onder het bestuur van abt Dom Celestin de Jongh. Het geheel wordt afgesloten met een prachtig hek. Thans zijn er de staatsarchieven en de culturele dienst van de provincie Luxemburg gehuisvest. De voormalige abdij is slechts beperkt toegankelijk tijdens tentoonstellingen. De laatste renovatie dateert van 2003. Een lust voor het oog.
Voor de basiliek staat de oude Hubertusfontein. Reeds meer dan duizend jaar heeft deze bron de stad en de abdij bevoorraad. Zij ontspringt op een tiental meter van de kerk. De monniken verzekerden dat de bron nooit zou uitdrogen. Nu nog bevoorraadt zij de fontein hier voor ons. Ze wordt tijdens de koudste maanden wel afgesloten. Het is een bronzen fontein en dateert van 1858 en het laatst gerestaureerd in 1953. Terug naar de markt. De marktkramers beginnen in te pakken. Het is even zoeken maar we vinden het VVV-kantoor in een zijstraat, verstopt achter de marktkramen in de Rue Saint Gillis 12. Het doet goed om ergens binnen te komen. We voelen dat de verwarming hier brandt. Onze handen zijn verkleumt. Het toeristen bureau is ondergebracht in een gerenoveerd rijhuis. We worden in het Nederlands aangesproken. We krijgen een plattegrond van het centrum en de vrouwelijke bediende zet met een gele markeerstift een streep waar er iets te zien is. We nemen nog enkele belangrijke folders mee.
Terug buiten en naar rechts voor een kleine kerk. De kerk van Saint-Gillis is een heel oude Romaanse kerk. Gebouwd tijdens de 11de eeuw in de plaatselijke steen. De kerk werd ingehuldigd in het jaar 1064 en bleef een parochiekerk tot 1809. Rondom vinden we nog oude grafzerken tegen de gevels. Uit de 17de en de 19de eeuw. De tekst is onleesbaar geworden. Tijdens de volgende eeuwen kreeg het kerkje een ander uiterlijk. In de 16de eeuw kreeg het een gotisch aanzien. De barokstijl kwam er in de 18de eeuw. Volledig gerestaureerd in 1947. Aan de overkant staat het voormalige klooster. Nu is het de school “Instituut Notre Dame”. Er staan wat zitbanken rond het kerkje maar ik vindt het te koud om buiten te picknicken. De deur staat uitnodigend open. De warmte overvalt ons. Zou het hier warm zijn door de brandende kaarsen? Mijn eerste indruk is: warm, klein, gezellig, rustig en mooi. Links naast de deur is een Lourdesgrot nagebootst. De jonge Bernadette zit geknield te bidden. Haar ogen opgeslagen naar het beeld van de heilige maagd Maria. We vinden het hier binnen zo knus en warm dat we spontaan onze picknick bij de Lourdesgrot hebben opgegeten.
Helemaal verzadigd gaan we verder naar het wildpark van Saint-Hubert. Hier moeten we, volgens het VVV-kantoor, herten, reebokken, damherten, everzwijnen en verschillende soorten Ardense vogels vinden. Een wegwijzer maakt het ons gemakkelijker. We dwarsen de grote baan en wandelen het bos in. Via horizontale korte boomstammen, die trapsgewijs tegen de heuvel zijn geplaatst, kunnen we naar boven klimmen. Een ware uitdaging. Na enkele trappen blijven we hijgend staan. Onze conditie laat te wensen over. Vroeger stak ik dan een sigaret op en wachtte tot het hijgen gedaan was. Nu ben ik al enkele jaren afgekickt en kan dus enkel wachten tot mijn conditie terug op pijl is. We blijven klimmen en hijgen, wachten en terug klimmen. Halverwege is een zitbank aangebracht, maar we laten ons niet kennen. Waarom ontwerpen ze een park bovenop een heuvel? Als we boven zijn, weten we niet goed wat we hier moeten doen. Verder zijn er geen trapjes meer omhoog. We zien ook nergens een pad tussen de bomen. Een dik pak afgevallen bladeren ligt als een tapijt op de grond. In alle kleuren en maten. Ik probeer nog hoger te klimmen, maar zonder pad is het niet te doen. Geen wegwijzers, zelfs niet in het Frans. Op goed geluk wandelen we naar rechts. Het is enigszins plat tussen de bomen. Geen enkel dier te bespeuren natuurlijk. Een volgende trap leidt naar beneden. Die nemen we dan. Iets minder vermoeiend, maar veilig is iets anders. We wandelen rustig verder tot aan de rotonde van Saint-Hubert. Hier staat het bronzen symbool van de stad. Het hert van Hubertus. Hubertus was lid van de Merovingische aristocratie van de zevende eeuw. Volgens de legende bekeerde de edelman zich tot het Christendom toen hij tijdens een jachtpartij een ontmoeting had met een hert dat tussen zijn gewei een lichtgevend kruis droeg. Door de wonderlijke verschijning verliet Hubertus het hofleven en zijn gezin om zich toe te leggen op zijn geloof. Op 3 november 727 wordt hij heilig verklaard. De dag van vandaag, op 3 november, vereert de stad met pracht en praal zijn patroonheilige Saint Hubert. De dag van zijn heiligverklaring. Dan worden de bekende Hubertusbroodjes gezegend en uitgedeeld.
Om 14:00u zijn we terug bij de auto. In een plaatselijke wijnwinkel hebben we een fles rode en witte wijn gekocht. “Vin de Saint-Hubert”. We besluiten om naar ons hotel te rijden en daar een boswandeling te maken. Het is toch nog te vroeg om op de kamer te mogen. Gewoonlijk is dat vanaf 15:00u. Hier in Saint-Hubert kan je ook een wandeling maken met symbolen, maar je weet niet hoelang de wandeling is. In het toeristenbureel koop je wandelkaarten, maar ik stel voor om dat bij ons hotel te doen. In een hotel hebben ze gewoonlijk ook wandelfolders. Onze GPS brengt ons ongeveer 7km verder naar Poix-Saint-Hubert. We houden halt in het hart van de Ardennen bij Hotel “Le Val de Poix-Saint-Hubert”. Vlak aan het station. Het gebouw doet geen dienst meer, maar je kan er nog wel op en af de trein stappen. We gaan eerst naar de receptie. Onder een doorgang. Links en rechts een deur met lange gang. Lakens en emmers met dweilen doen mij vermoeden dat de kamers duchtig onder handen worden genomen. Een houten brug brengt ons over de Lhomme. Met veel kabaal stroomt de rivier onder ons voorbij. De Lhomme is een zijrivier van de Lesse, die hier in de buurt van Saint-Hubert ontspringt. Het begint harder te regenen. Een schuifdeur laat ons in de grote hal. De receptie is een verdiep hoger. Een vrouw op leeftijd staat ons in ongebroken Nederlands te woord. We krijgen meteen de sleutel. Het hotel heeft 42 kamers, voorzien van alle comfort. Een verdiep hoger moeten we voor kamer 4.
Na een koffie met een stuk cake kleden we ons voor een stevige wandeling. Het is al half vier als we aan onze wandeling beginnen. Eigenlijk wat laat, zo zal later blijken. Saint Hubert vormt de ideale uitvalsbasis voor kilometers lange wandeltochten door prachtige natuur. Deze streek is een paradijs voor natuurliefhebbers. Uitgestrekte bossen nodigen uit tot lange verkenningstochten. Wij gaan dat uittesten met ”De wandeling van Smuid”. Een wandeling van 5km, waarvan 2,5km door het bos. Voilà, peace of cake. Het symbool dat we volgen is een groen kruis op witte achtergrond. We volgen eerst de Lhomme over een afstand van 1,1km. Dan begint onze wandeling. De regen gaat over in druilige mist. We hebben een paraplu mee en stevige stapschoenen. Het wordt een modderige wandeling. Hopelijk spotten we herten of reeën. Misschien zien we wel een everzwijnfamilie, wie weet. Hoop doet leven. Op een bepaald punt komen kleine stroompjes in de Lhomme terecht. Het water krijgt een serieuze snelheid. Iets verder zijn enkele verlagingen in zijn loop. Daarna splits hij zich in twee. We blijven de rivier volgen. Op een recht stuk op de baan moeten we, volgens ons symbool, links afslaan. Er is slechts een oprit van een woning. We gaan verder rechtdoor. Hier een kleine zelfgemaakte grot met enkele kleine heiligen beelden. Wat oude kaarsen, die reeds lang gedoofd zijn. Enkele plaketten met dankbetuigingen zijn in de rots geschroefd. Het is lang geleden dat er nog iemand naar omgekeken heeft. Even later komen we bij de spoorwegtunnel. Hier splits de weg. Links een zandweg, of rechts de baan volgen. Dit klopt al niet. Terug naar ons laatst gezien symbool. Moeten we toch langs de oprit? Ons Rina neemt poolshoogte. Nergens een bordje te bespeuren. Wat nu? Opgeven? We zijn nog niet vertrokken. We ondervinden nu wel hoe we in Vlaanderen en Nederland verwent worden met fiets- en wandelknooppunten. Op elke hoek een bordje, en als je afdraait weer een bordje dat bevestigt dat je juist wandelt/fietst. Is er een bordje verdwenen dan wordt er met een boze vinger gewezen. Hier halen ze wellicht alleen de schouders op. Terug naar de spoorwegtunnel.
Dan vindt ons Rina het bordje. Een groen kruis op een witte achtergrond. We moeten naar rechts. Voorbij de tunnel naar rechts. Het bos in. Vanaf hier begint de eigenlijke wandeling. Deze wandeling leidt ons door een groots bosgebied. Door te stappen hebben we de koude verdreven. Goed dat we de moed niet hebben laten zakken. Rechts boven ons rijdt de trein. Daarna draait de spoorweg rechtsaf en wordt het bos. We volgen nog steeds de Lhomme. Sommige bomen hebben nog een mooie kleurenpracht. Groen, geel, oranje en rood. Gewoon prachtig. De mist en de regen laten enkele bladeren naar beneden dwarrelen. Nog één zware storm en alle bladeren zijn van de bomen. Maar dat hoeft niet vandaag te zijn. Het is klimmen en dalen. Het laagste punt is heel modderig. We proberen er rond te lopen. Ook in de sporen van tractors blijft het hemelwater staan. Voorzichtig om niet uit te schuiven. Goed dat het nog licht is. Als het donker wordt wil je hier niet zijn. Het is vermoeiend, maar we genieten. Voeten opheffen, want je zal maar over een rotsblok struikelen. Algoed dat ons Rina haar naaldhakken niet aanheeft. We beginnen namelijk te klimmen. Praten zit er niet in. Klimmen en hijgen. We zijn dichtbij het Domein Mirwart. Het is 16:00u. We hebben nog een paar uur voor het donker wordt, dacht ik. We volgen een modderige zandweg tussen naaldbomen, met de gewone spar en de gele lork. Het is donker langs beide zijde. Alleen voor ons zien we in de verte een lichtpuntje. Regenen doet het niet meer. De wandelpaden brengen ons voorbij prachtige loofbossen van beuk en eik. De druppels vallen nog wel van de bomen. We krijgen het warm. Bij ons Rina loopt het zweet van de rug, zegt ze. Het is muisstil. In de verte horen we nog wel de Lhomme stromen. Wij zien geen wilde dieren, maar zij ons misschien wel. Maakt niet uit. Plots staan we voor een oprit van een villa. Volgens de houtstapel die de eigenaar vergaart heeft, wordt het dit jaar een strenge winter. Ik kan niet goed volgen. Moeten de eigenaars elke dag met hun auto langs die modderige paden rijden? Zegt de man ’s avonds tegen zijn vrouw: - Ik rij even naar de car wash, schat! We komen langs weilanden zonder vee. Ze staan allemaal op stal. Maar goed ook. Het kan hier vannacht koud zijn. Ze voorspellen vorst aan de grond. Hier waait ook nog een strakke bries. Ons Rina glundert. We hebben een mooi panoramazicht. Ze probeert met haar fototoestel in verschillende standen, om een mooie herfstfoto te maken. Een groep loofbomen rond de weide bezit nog genoeg bladeren voor een mooie foto.
We komen in het dorpje Smuid. Het rustige dorpje is een deelgemeente van Libin. Het is ondertussen 16:30u geworden. Een paaltje met twee bordjes. Eén wijst links en het ander rechts. Allebei hebben ze een groen kruis. Je kan van hier de wandeling in twee richtingen doen, misschien? Wij nemen links. Volgens mij zijn we in de helft. Mooi zo. Het bordje leidt ons het hele dorp rond. We komen langs een kleine wegkapel van 1865. Mooi onderhouden. Binnenin enkele heiligenbeelden op een mozaïeken altaar. Onze wandeling is nog altijd klimmen en dalen langs een wirwar van straatjes. We komen bij de Sint-Margarethakerk uit 1824. Ze is reeds afgesloten. Het is puffen en hijgen. Op de hoek van de straat staat boven op de nok van het dak een haan. Toch is het geen gewone kerk. Door het raam zien we toch een altaar en kerkstoelen staan. Maar geen Christusbeeld. Ik gok op een Protestantse Kerk. We komen bij een ander kleine wegkapel en een grote kapel, over elkaar. Eveneens afgesloten. We willen de weg terug volgen, maar blijven in een kringetje rondlopen. Waarschijnlijk een bordje gemist. Door straat in en straat uit te wandelen weten we niet meer waar we zijn. We lopen nog langs de begraafplaats van Smuid. Het wordt donker. Een auto komt aangereden en we vragen aan de chauffeur de baan naar Poix-Saint-Hubert. –Langs daar, nog 2,5km. zegt hij in het Frans en wijst met de vinger achter zich. We nemen de weg en vragen ons af of we niet beter de gewone baan nemen, of terug langs het bos. Als het bordje met groen kruis terug zien kiezen we unaniem voor het bos. Het begint nu helemaal donker te worden. We gaan een tandje bijsteken. We weten niet hoe ver we nog verwijderd zijn van ons hotel. Gelukkig is het steeds afdalen. Onderweg houden we even halt om twee kruisen te bekijken. Beiden naast elkaar als broeders, maar dat zijn ze niet, volgens hun naam. Het linker kruis werd tijdens de eerste Wereld Oorlog geplaatst. In 1915. Het is een houten kruis. De rechter grafzerk is van steen en is van de Tweede Wereld Oorlog. Gestorven op 21 jarige leeftijd, op 1 januari 1945.
De baan is gevaarlijk. We wandelen tussen weilanden. Eén weiland wordt gebruikt als kwekerij van dennen. Netjes achter een hoge afspanning. Wat verder stappen we weer door het bos. Steeds in dalende lijn. We kunnen nog net onze bordjes zien hangen. Het begint harder te miezeren. In de verte zie ik precies een pad dat terug stijgt. Nu is het echt pik donker. Rechts in de verte zie ik straatverlichting. Ik denk zelfs dat ik een auto hoor. Maar dat kan ook alleen tussen mijn twee oren zitten. Ver kan het niet meer zijn, zeg ik om de moed erin te houden. We zijn moe en ik weet zelfs niet of we door de modder ploeteren, of we op natte bladeren stappen. Daarstraks bij de aanvang van onze wandeling hebben we minstens een kwartier verspeeld. Toen we onze weg niet vonden. Anders hadden we al terug geweest. Plots horen we een trein rijden. Vlakbij. Bijna naast ons. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Oef, we zijn er. Dan zien we de spoorwegtunnel. Nu nog de Lhomme volgen tot ons hotel. Nu wordt het pas echt gevaarlijk. We lopen links van de baan. De auto’s verblinden ons met hun lichten. We durven geen pas meer te zetten. Wel een stap naar links, in de zijberm. In het lange natte gras. Om ons te verwelkomen begint het te regenen. Nog even moed houden, maar ik zie nog geen lichtpuntje. Ik kan niet zien hoe laat het is. Het is te donker. Ons Rina kijkt op haar horloge. –Half zes, zegt ze. Valt nog mee eigenlijk. Tien minuten later zijn we bij onze auto. Wandelschoenen uit. Ze hangen vol modder.
Na een welverdiend bad en een sterk bakje koffie zijn we bijna weer de oude. Buiten regent het nu heel hard. De weergoden hebben lang medelijden met ons gehad. Nu laten ze zich gaan. We hebben hier een diner voor twee besteld. Na een fikse wandeling schuiven we maar al te graag aan in de voortreffelijke keuken van het restaurant Comme chez Nous. We kiezen voor de forel met frietjes. Met water en een glas rode wijn. Als afsluiter van de dag kiezen we elk nog een dessert. Ons Rina de tiramisu met speculaas. En ik neem de Dame blanche met warme chocoladesaus. We laten het ons smaken. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Zondag 18 september 2011, het is heel zwaar bewolkt als we opstaan om zeven uur. Er staat een strakke wind en er valt motregen. De weergoden maken het ons gemakkelijk om afscheid te nemen. We ontbijten voor de laatste keer in de chalet. Daarna afwassen en poetsen. We willen de chalet achterlaten zoals we ze hebben gekregen. Onze gastvrouw "Maria" is nog niet terug van België. We kunnen geen afscheid nemen en leggen de sleutel op de afgesproken plaats.
We rijden noordwaarts, richting Offenburg. Het heeft niet opgehouden met regenen en toch stoppen we in Gengenbach, dicht bij Offenburg. We bevinden ons in het Kinzigdal op een hoogte van 175 meter. Gengenbach is een pittoresk stadje met veel bloemen. En ik kan me voorstellen dat bij heerlijk helder weer je hier over de koppen kunt lopen. Nu bij dit regenweer lijkt het hier somber, grauw en uitgestorven. Het beetje bedrijvigheid dat hier is is van de handelaars die ondanks het slechte weer kraampjes opstellen en tafels en stoelen voor hun zaak opstellen. Door de wind wordt alles toch nog kletsnat. We maken een korte wandeling in het centrum van Gengenbach, een centrum voor onderwijs, industrie en wijnbouw. De stad heeft een schilderachtige oude kern. Op de Marktplatz staat een 16de- eeuwse fontein, versiert met kleurige bloembakken. Het Rathaus in classicistische stijl werd gebouwd in de 18de eeuw. De kerk met zijn, voor ons althans, onuitspreekbare naam: Stadpfarrkirche, is een kolossale kerk van de 12de eeuw. De toren met zijn elegante achthoekige klokkenstoel is van op grote afstand te herkennen. We wandelen langs vakwerkgevels versiert met bloemen. De toegangspoorten tot de stad zijn uit latere eeuwen en zijn vaak gerestaureerd. De Kinzigtorpoort is uit de 14de eeuw. De Haigerachter Tor is gebouwd in de 16de eeuw. Hier maken we een eind aan onze rondwandeling. Ondanks onze paraplu worden we nog helemaal nat. We gaan nog iets warms drinken in het nabijgelegen theehuis. Het is ondanks het vroege uur bijzonder druk. Aan een tafeltje voor twee genieten we nog van ons lang weekend in het zwarte woud. De terugtocht naar huis verloopt chaotisch. Vele files. Eén keer zelfs moeten we van de snelweg wegens een ongeval. Gelukkig hebben we onze GPS, die ons dan naar de volgende oprit brengt, en onze tocht kunnen verder zetten. Dan weer wegenwerken. We zijn dan ook blij om rond zeven uur ’s avonds in Ekeren te zijn. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Zaterdag 17 september 2011. Het is bewolkt. De zon doet zelfs geen moeite om er door te geraken. We gaan na het ontbijt een boswandeling maken. We trekken onze stevige schoenen aan en stappen tot aan de kerk. Vanaf hier vertrekken verschillende wandelingen. Wij gaan voor "Auf der Eckken". Een wandeling van 1,5 km. Om 09:30u. starten we de wandeling. We moeten onmiddellijk beginnen met klimmen. Rechts van ons de begraafplaats. Daarachter duiken we het bos in. Omdat de zon niet schijnt hebben we een truitje aangedaan, maar dat moeten we na enkele ogenblikken om ons middel binden. Klimmen en klimmen. Tot ons tong op onze schoenen hangt. Af en toe eens stoppen om op adem te komen. Dat heb je met die plattelandsmensen. De zon doet toch een poging om door de wolken te breken. Het is rustig en stil in het bos. Overwegend spar en dennen groeien hier. Na een half uur komen we uit het bos op een open vlakte. De zon verwelkomt ons. Het wordt direct een paar graden warmer. Rechts een paaltje met nieuwe wandelrichtingen. Onze wandeling was hier ten einde. We staan middenin "Auf der Eckken". We oriënteren ons op de kaart en besluiten om naar "Vorenbach" te stappen. Nog een wandeling van 1,5km. Een peulschil. We drinken eerst een koffietje en wandelen een tijdje op een boomloze vlakte. Naar mijn gevoel zelfs licht afdalend. Het is 11u als we aan een driesprong komen zonder bordje. Welke kant moeten we nu uit? Links? Of rechts?
Op een nabijgelegen bankje discuteren we erover, weer met een kopje koffie. Gelukkig hebben we dat toch bij. Ons kopje troost. Na onze rustpauze slaan we linksaf op een asfaltbaan. We zijn terug in de bewoonde wereld. Rondom ons weiland met koeien. Zonder koebellen. Eureka! Enkele stappen verder een nieuw wandelpaaltje. Onze wandeling is weer gedaan. We gaan voor Langenschiltach, met 2,2km. Een glooiend landschap zonder huizen of boerderijen. We beginnen aan de afdaling. Niet voor lang. We verlaten het landschap en stappen terug het bos in. Rechts van ons, afgebakend met een houten reling, een kweekvijver. Honderden kleine visjes van ongeveer 15 à 20 cm zwemmen in koud bergwater rustig rond. Dat het water koud is moet ik niet voelen. Dat ligt voor de hand.
De rest van de wandeling verloopt uitstekend. Langzaam dalen of stijgen. In totaal hebben we zo een 5km gewandeld, denk ik. Op de middag zijn we terug in ons chalet voor het middageten. Na de middag willen we naar het bijgelegen St. Georgen rijden voor een stadsbezoek.
Sankt Georgen ligt in het dal van de Brigach. Een bedrijvig stadje op een hoogte van 862m. De plaats ontwikkelde zich als uurwerkindustrie. We kunnen het dan ook niet nalaten om een bezoek te brengen aan het Phonomuseum. We zien er een collectie geluidsapparatuur tentoongesteld, waaronder een model van de eerste spreekmachine die Edison maakte in 1877. We zien er zelfs nog een bandopnemer die ik vroeger had. Of een klein platenspeler van ons Rina waar ze haar eerste 45 toeren plaatje afspeelde van Will Tura.
Na het Museumbezoek slenterden we naar de Marktplatz, aan het beeldhouwwerk van de klokkenmaker. Even verder een minigolf van 18 holes. De zon schijnt mooi en we spelen dan een partijtje golf. Uiteraard heeft de beste gewonnen. Nadien nog door het stadje op ons dooie gemak gewandeld. Om 5uur zijn we terug aan ons chalet, op het terras, om na te genieten met een stevige Duitse pint. Om 18:15u is het zwaar bewolkt. Heel in de verte is het zelfs zwart. Maar wat wil je in het zwarte woud? Het weer kondigt het einde van de vakantie aan. Morgen naar huis. De zomer is weer voorbij. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Dag 4 vrijdag 16 september 2011. We worden wakker om 07:00 uur. Eigenlijk veel te vroeg, maar de zon schijnt en we willen er volop van genieten. We ontbijten en maken een picknick klaar. We trekken vandaag naar het Titisee. Daar willen we aan de oever van het meer onze middagpauze nemen met een romantische picknick. Hopelijk wil "Lucy" dat ook, als je begrijpt wat ik bedoel.
Onze GPS brengt ons zonder problemen op de parking naast het station van het meer. Het centrum is geheel autovrij. De parking kost € 3 voor een hele dag. Het is net 09:30u en het is nog heel rustig. We staan hier praktisch alleen. Een bordje wijst ons naar rechts voor het meer. Na de parking komen we op het voetpad en weten niet waar we naar toe moeten. Vermits we van links zijn gekomen en het meer niet gezien hebben nemen we aan dat we naar rechts moeten. Dat doen we dan ook maar na tien minuten ben ik er niet gerust in. We vragen aan een plaatselijke bewoner waar het meer is. Hij stuurt ons terug en zegt ons de bordjes "centrum" te volgen. Gelukkig kunnen we er mee lachen. Het moet niet altijd de GPS zijn die ons verkeerd stuurt.
Het is zalig wandelen door het centrum. Heel veel souvenirwinkeltjes, restaurants en hotels. Het meer zelf is nog niet volledig te zien. Boven het oppervlak hangt nog dikke mist. Enkele mannen poetsen de bootjes en de watertrappers droog, in afwachting van de eerste toeristen.
Wij gaan rond het meer wandelen. Een tocht van ongeveer 7 kilometer. Deze keer zijn we onze wandelschoenen niet vergeten. Titisee; een gletsjermeer van twee kilometer lang en veertig meter diep heeft een oppervlakte van 1,3km². We houden het water aan onze rechterzijde. Het is een tijdje klimmen en dan gaat het gewoon plat. Een half uurtje later is de mist volledig verdwenen en kunnen we mooie foto’s maken. Na een camping verdwijnt het meer achter de bomen. Goed dat er bordjes zijn die ons de weg wijzen. Al is het soms niet duidelijk. Maar kom, de zon schijnt, we wandelen, we hebben eten en drinken bij en we hebben een zee van tijd. Toch zijn we na twee uur rond. Terug bij het meer houden we onze picknick op een bankje. Het uitzicht is schitterend. Bootjes varen af en aan. Grotere toeristenboten varen rond het meer. Door een megafoon praten de gidsen in verschillende talen tot de toeristen. Na ons middagmaal schuimen we langs de winkeltjes op zoek naar een geschenk voor de kleinkindjes. Het is er ondertussen heel druk geworden. Het is 12:30u als we in de auto stappen en "Lucy" afstellen op Feldberg.
De hele streek rond het Feldberg massief is sinds 1950 beschermd natuurgebied. Onderweg stoppen we nog een paar keer om mooie panorama foto’s te maken. Er groeien overwegend naaldbomen. Aan de loofbomen is het reeds te merken dat de herfst is aangebroken. Om 13u rijden we Feldberg binnen. De gemeente is genoemd naar de dichtbij gelegen hoogste berg van het zwarte woud. Na een steile klimming met de auto staan we op de grote parking, die bijna volledig bezet is. De buitentemperatuur bedraagt 21° C. Het Museum laten we links liggen en stappen naar de gondels die ons naar het hoogste punt van de berg brengt. Op 1450 meter hoogte stappen we uit. Honderd meter verder staat een uitzichtplatform. De lift doet er 20 seconden over om ons naar de elfde verdieping te brengen. Het is de moeite waard. We hebben een fantastisch uitzicht. Het uitstekende weer leent zich ertoe de bergtoppen tot aan de Vogezen en zelfs de Alpen te zien. Drie kwartier later staan we terug met beide voeten op de Feldberg. We wandelen rond de puntige steenhoop die als nagedachtenis is gebouwd aan Bismarck. Een 19de eeuwse staatsman. We genieten daar nog van de uitzichten. Aan de oostzijde zien we tussen steile rotsen en dichte dennenbossen in een trechtervormige diepte de Feldsee. Een donker meer op een hoogte van 1100 meter. Het meer is alleen te voet bereikbaar. We gaan te voet terug naar beneden. Het is een steile en niet ongevaarlijke afdaling. We zijn blij dat we een half uur later zonder kleerscheuren terug beneden zijn. Aan de cafetaria drinken we nog een stevige pint voor we terug naar de auto gaan. Dat is sneller dan we dachten. We worden namelijk geplaagd door wespen. En op deze hoogte zijn de beestjes precies nog agressiever. Om 15:00u rijden we door met bestemming Freiburg. We rijden de stad binnen langs de St. Martinspoort. Rond het jaar 1900 vernieuwd en verhoogd. Een spitsboog van 63 meter hoog. Lucy, onze GPS, brengt ons veilig naar een bovengrondse parking aan de Bertholdstrasse. We gaan een wandeling maken door het centrum van Freiburg. De hoofdstad van het zwarte woud. Ze is eveneens het culturele en historische hart van de streek. Met zijn 200.000 inwoners en haar ligging op 210 meter hoogte behoord Freiburg tot de charmantste en levendigste stad. Deze universiteitsstad ligt vlakbij de Zwitserse en Franse grens.
We starten onze stadswandeling in de Bertholdstrasse over een afstand van ongeveer 2,3 km. We wandelen zo richting centrum om wat verder aan de rechterzijde de oude synagoge voorbij te stappen. Het gebouw is van 1987. We wandelen tot bij het oude en nieuwe stadhuis. Twee gebouwen uit de 16de eeuw. Het nieuwe raadhuis ontstond rond 1900 door de samenvoeging van twee huizen met renaissance gevels. In het torentje op de middenvleugel hangt een carillon of beiaard, dat rond het middaguur te horen is. Op het plein staat het standbeeld van Berthold Schwarz, de uitvinder van het buskruit. We gaan rechts de Gauchstrasse in, stappen rechtdoor en kruisen de Kaiser-Josephstrasse. Dit is een straat met grote warenhuizen. We slaan links af, de kleine Marktgasse in. We komen aan het imposante Munsterplaats, wat vroeger een kerkhof was rond de O.L.Vrouwkathedraal, opgetrokken in de 13de eeuw. Een toren van 116 meter hoog. Een deel van kerk en toren staat steeds in de steigers, omdat het behoud veel zorg vraagt. We kunnen de kerk niet binnen. Er is een dienst bezig. In het portaal onder de toren bewonderen we de beeldhouwwerken met bijbelse figuren en voorstellingen. Aan een gezellig restaurantje nemen we een avondmaal met schnitzel en frieten. Het sloeg wat tegen. Het was veel te zout. We hebben meer dan de helft laten liggen. Geef ons maar de Belgische keuken.
Een klein uur later staan we voor het Kaufhaus. Het sierlijke gebouw van 1520 was eigenlijk bedoeld voor het bestuur van de markten. Nu doet het gebouw dienst als ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen en allerhande feestjes. Op het einde van het plein gaan we naar links. We wandelen voorbij de grote beek tot aan de grote ring waar de Schwabentor staat. Eén van de drie stadspoorten van Freiburg die oorspronkelijk diende als vestiging. De eerste toren werd gebouwd in de 13de eeuw. De aanpalende gebouwen dateren van vorige eeuw. Opvallend zijn de schilderingen aan de binnenzijde van de poort. Een andere bezienswaardigheid zijn de zogenaamde Bachle; goten in het oude centrum waar water door heen loopt. De vroegere riolering die nu regenwater afvoert. Ondertussen zijn we aan het Museum für Neue Kunst.
Even verder zijn we terug aan Martinstor waar onze wandeling eindigt. Het begint te schemeren. Het is 19:00u. Ik wou graag uit de stad zijn voor het donker is. Maar ook hier is het vrijdagavond en we zitten meteen met het verlaten van de parking in de file. Dan begint het ook nog te regenen. Dan maar rekenen op "Lucy" dat ze ons zonder problemen uit de stad krijgt. Een half uur later rijden we op de snelweg richting Langenschiltach. Tot morgen! Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Donderdag 15 september 2011. We ontwaken rond acht uur. De zon schijnt door de geblindeerde ramen en nodigt ons uit om op te staan. Aan het ontbijt maken we een dag plan. Het wordt Triberg: Duitslands hoogste waterval en bergen tot 1163 meter hoog. Ons "Lucy" brengt ons veilig tot in de hoofdstraat van de stad Triberg. Het is net tien uur. De winkels gaan juist open. De koekoeksklokken vliegen je om de oren. Ook de prijzen springen hier uit de pan. Het Rathaus, gebouwd in de 19de eeuw, 1828 moet dat geweest zijn, is op zich al een kunstwerk. We klimmen verder naar boven. Voor de Wallfahrtskirche hebben we een mooi uitzicht over de stad. We bezoeken de kerk "Maria in der Tanne". Gebouwd van 1700 tot 1705. Het altaar is rijkelijk versierd met beeldhouwwerk. Hier bewaart men het beeld van "Maria in der Tanne". In het jaar 1644 zou men dit beeld aan de stam van een spar hebben gevonden. We dalen terug af naar de hoofdstraat en klimmen daarna weer tot aan de ingang van de watervallen. Na 200 meter bereiken we de watervallen. Het water stort zich hier met veel kabaal 160 meter naar beneden. Een grandioos natuurschouwspel. We kiezen voor de lange groene wandeling. Het natuurpad van ongeveer 1/2 uur klimmen en dalen. We vergeten onze wandelschoenen aan te trekken . Op onze sandalen lukt het ook wel, maar je voelt elk steentje waar je stapt. Een belevenis.
Na de wandeling zetten we ons op een terrasje net aan de uitgang. Het is er redelijk druk. We bestellen er een biertje van een halve liter. We zitten gezellig in het zonnetje en genieten met volle teugen. Ons Rina neemt nog een Schwarzwald kirschetaart. Als kers op de taart, zeg maar.
Een uur later brengt "Lucy" ons naar het Eble Uhren-Park. Voorbij het centrum van Triberg, richting Gutach. De attractie daar is de grootste koekoeksklok ter wereld. Binnenin vindt je een souvenirwinkel waar je dure en goedkope klokken kan kopen, al dan niet met de hand gesneden. We rijden verder tot Schonach. Haupstrasse 6. Daar staat een koekoeksklok zo groot als een huis en dat gaan we bezoeken. Mits een kleine bijdrage, krijg je een korte uitleg over het ontstaan van de klok. Twee jaar heeft de eigenaar er aan besteed met hulp van vrouw en kinderen. Alles is in hout, met raderen zo groot als karrenwielen. Elk half uur laat de koekoek zijn geroep horen. In de tuin staat een reuzenhoed met rode bollen. Het beroemde handelsmerk voor het zwarte woud. De hoed met veertien rode ballen werd in het Gutachdal gedragen door de meisjes; getrouwde vrouwen droegen zo’n zelfde hoed met zwarte ballen. Onze dag loopt hier ten einde. We laten ons door "Lucy" terug rijden naar ons chalet in de Tablickweg. Maar dat komt niet goed. Waar wij overal gezeten hebben. Ze brengt ons langs eenzame, smalle wegeltjes steeds hoger en hoger. We weten dat we er niet ver af zijn, maar een kwartier later rijden we nog rond in "the middle of nowhere". Op sommige weggetjes wil ik geen tegenligger zien. Het pad is hier veel te smal om elkaar te kruisen. Ik heb er schoon genoeg van. Ik hoop er op om iemand tegen te komen en de weg te vragen. Maar welke richting moet ik uit om in de beschaafde wereld te komen? Ineens staan we op een kruispunt van drie zandweggetjes. En gelukkig…een kleine 200 meter voor ons een boerderijtje. Aan een aanpalende schuur wordt er geschilderd. Ik laat de wagen staan waar hij staat. Ik ga op de man af, doch deins een beetje terug als een grote hond blaffend komt aangelopen. Ook dat nog. Als die hond me nog bijt, zijn we nog verder van huis. Gelukkig fluit de eigenaar het dier terug. In mijn beste Duits maak ik de man duidelijk dat we, ondanks onze GPS, toch verloren zijn gereden. Ik vertel hem waar we moeten zijn.
Een gelukkig toeval. De man is postbode en doet zijn ronde alle dagen in Langenschiltach. Hij kent Maria Schultheiss dan ook hoogst persoonlijk. Eerst vertelt hij mij dat alles in het Duits, en om er zeker van te zijn dat ik het begrijp, nogmaals in het Engels. Bon, ik was al blij dat we werden geholpen. Ik moest van de "postbode" beloven om Maria de groeten te doen. Ik had totaal geen zin om hem te vertellen dat onze gastvrouw momenteel in België is. Ze komt aanstaande zondag wel terug, maar dan keren ook wij terug naar huis.
Naar aanleiding van de postbode waren we een grote tien minuten later op onze bestemming. We plaatsten de auto in de garage en drinken op het terrasje nog een stevige pint. Dat hebben we wel verdiend. Schol en tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Woensdag 14 september 2011. We worden wakker om 07:15u. We wassen ons en pakken alles terug in. Veel is dat niet, dus zijn we op tijd klaar. Het koffertje in de auto en dan ontbijten. Het buffet is af. Niets op aan te merken. Koffie, thee, fruitsap, broodjes, kaas, 3 of 4 soorten vlees… te veel om op te noemen. Tijdens het ontbijt plannen we een uitstap naar Baden-Baden. Het ligt op de weg naar onze bestemming. Volgens mij heeft ons Rina dat thuis al ingeplant want een plannetje en een wegbeschrijving zit bij de papieren in de auto. We hebben alle tijd. We worden eerst na de middag in Langenschiltach verwacht.
Na het betalen van onze kamer met ontbijt vertrekken we dan naar Baden-Baden. De zon schijnt volop en er is geen wolkje aan de hemel. Lucie, onze GPS, belooft ons in drie uur ter bestemming te brengen. We zijn benieuwd.
Alles verloopt zoals het moet. Het verkeer valt mee en dat maakt dat we op het middaguur onze wagen in een ondergrondse garage parkeren in het centrum van Baden-Baden. De stad is gebouwd tegen de eerste heuvels van het zwarte woud, nog dicht bij de snelweg van Karlsruhe naar het zuiden. Het is de meest bekende badplaats van Duitsland. Met haar hoogte van 183m is deze stad ingesteld op het toerisme. Voorname hotels, grote bad- en kuuroorden, gezellige winkelstraten en chique dure kledingzaken. Historische statige gebouwen, zoals het Kurhaus en een 200 jaar oud Casino.
Eens buiten de garage proberen we ons op ons plannetje te oriënteren. Spontaan biedt zich een dame aan om ons te helpen. Ze had blijkbaar gezien dat we toeristen zijn.
Baden-Baden, een stad van ongeveer 55.000 inwoners. En gezien de drukte zijn die vandaag allemaal naar hier in het centrum afgezakt. We gaan een stadswandeling maken van ongeveer 4km. We vertrekken aan de "Trinkhalle" waar je kan drinken van één van de geneeskrachtige bronnen. Het gebouw dateert uit 1842. We bewandelen de wandelgang van circa 90 meter lang. Aan de ene kant beschilderd met 14 plakkaten met fresco’s die taferelen voorstellen uit vervlogen tijden, en aan de andere zijde kolossale zuilen. Hier is eveneens het toeristenbureau gevestigd, een leescafé en een Bistro. We verlaten het gebouw en stappen naar de fontein. Zo komen we in de wandel- en shoppingstraat terecht. We blijven deze straat volgen tot de Büttenstrasse. We gaan naar links en klimmen naar boven. Op het eind moeten we trappen beklimmen. We staan voor de ingang van de Katholieke kerk en stellen vast dat de deur op slot is. In Baden-Baden staan veel kerken, voor alle godsdiensten. Volgens onze brochure bezit deze kerk als belangrijkste bezienswaardigheid de grafmonumenten van de vroegere heersers van Baden. Pech, we kunnen niet binnen. Links, nog hoger, achter de kerk zien we een heel groot gebouw. Dat is het Neues schloss, ook niet open voor het publiek. Het stadhuis ligt aan de rechterzijde van de kerk. Het is een 17de eeuws gebouw. Rechts achter de kerk zien we het Friederichsbad en links het Altes Dampfbad waar een tijdelijke tentoonstelling doorgaat. We nemen de trap achter de kerk, gaan naar beneden en slaan links af naar de thermen of badhuizen. Tussen de twee badhuizen wandelen naar de kelders van het Friedrichsbad om de ruïnes te bekijken van het oude Romeinse badhuis dat hier vroeger stond. We wandelen tot aan de moderne ingang van de Caracalla Thermen.
In dit moderne badhuis is badkledij verplicht. Er zijn 12 verschillende soorten baden en sauna’s, binnen en buiten. Dagelijks stuwen zoutwaterbronnen 800.000 liter water in de bassins met een temperatuur van 44° C tot 69° C. Het water bevat mineralen en genezende kracht. De toegang is voor een bepaalde duur en aan democratische prijzen. We gaan met onze rug naar de ingang staan en komen zo in de brede laan van de Sophienstrasse terecht waar we weer rechts af slaan. We hebben er dorst van gekregen en drinken op de hoek een koel biertje op het terras. Daarna blijven we de weg volgen tot aan de Leopoldsplatz. Hier eten we een snack voor we verder stappen. Voor de brug over het water gaan we links de Kreuzstrasse in en komen in de Lichtentaler Strasse. We blijven deze straat volgen tot aan een groot kruispunt met de Bertholdstrasse. We zijn ondertussen de Protestantse kerk en het Congrescentrum voorbij gewandeld. Het Kongresshaus werd gebouwd in de jaren 60 van vorige eeuw. De voorgevel dateert van de uitbreiding in 1994. De Evangelische kerk is gebouwd in de 19de eeuw. We passeren de Russische kerk, toevallig niet open voor het publiek. De Orthodoxe kerk is ook van de 19de eeuw en gebouwd in Byzantijnse stijl. De kerk is zeer goed herkenbaar aan de uivormige toren met dubbel kruis. We kruisen het water via de brug en slaan onmiddellijk rechts af. We volgen het wandelpad langs de Oosbach tot in het centrum. We houden even halt aan het Kurhaus met aansluitend het Casino, dat het uithangbord is van Baden-Baden. Hier vinden de grootste ontmoetingen plaats van belangrijke wereldleiders.
Het Casino is tevens een bezoekje waard. Het interieur is prachtig en zeer rijk gedecoreerd. In deze zalen worden de grootste diners gehouden met presidenten en regerings-hoofden. Hier eindigt onze stadswandeling in Baden –Baden. Een grote stad met kolossale gebouwen en veel Thermen. Grote fonteinen en vooral vele dure winkels voor heel veel mensen. Vriendelijke mensen mag ik wel zeggen.
Om 16:30u stipt laat "Lucy" ons halt houden in de Tablickweg 8. De chalet "Häusle" in Langenschiltach. Vriendelijk en rustig gelegen op ca 850 m hoogte, aan de rand van het woud. We worden opgevangen door Maria Schultheiss – Horsten. We worden vriendelijk uitgenodigd om bij haar thuis iets te komen drinken. We nemen plaats in het salon en krijgen een frisdrank om onze dorst te stillen. We hebben een gezellige babbel. Maria, onze gastvrouw, is van geboorte Belgische. Tijdens een vakantie werd ze verliefd op een Duitse man, trouwde en bleef in Duitsland wonen. Het spijtige ervan… ze moest haar familie achterlaten. Maar morgenvroeg vertrekt ze naar België, met de trein.
Een klein kwartiertje later leidt Maria ons rond in het chalet. Een klein trapje leidt ons naar een terrasje met tafel en stoelen. De afzonderlijke ingang brengt ons in een kleine gezellige 30m² woning. Een eet- en kookhoek. Achter de deur een zithoek met radio en kleuren-tv. Daarachter bevond zich het slaapgedeelte, afgescheiden door meubelen. Een aparte badkamer met douche, lavabo met wc, centrale verwarming en onder de woning, de garage.
Voila, meer moet dat niet zijn. Onze gastvrouw neemt afscheid met de woorden: "Als er iets is, kom maar af !!"
We vernemen nog van Maria dat de winkels hier open zijn tot acht uur. Dat komt goed uit. We moeten nog enkele levensmiddelen halen voor ons avondeten. Maria loodst ons naar St- Georgen, de deelgemeente van Langenschiltach. Om 20 uur zijn we terug van het winkelen. Zolang het nog licht is maken we er gebruik van om de omgeving te verkennen. We wandelen naar de kerk en zien daar dat er verschillende wandelingen vertrekken. Dat is voor morgen. Het is ondertussen donker geworden. In ons vakantiehuisje maken we een warme maaltijd klaar. Na de afwas en het vallen van de avond, kijken we nog wat tv, of lezen we ons boek. Einde dag twee. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Om 12:50u vertrekken we met onze auto, voor een rit van 621km, naar het zwarte woud. Het is 6 uur rijden. Zonder rustpauzes wel te verstaan. We worden aangenaam begeleid door onze GPS (Lucy). Voor we de snelweg oprijden, tank ik nog aan de Q8, links aan de Steenstraat. Het is mooi en aangenaam weer. Weliswaar maar 17° C, maar kom, we gaan niet zagen. Het is tamelijk druk op de ring rond Antwerpen. De vrachtwagens rijden in colonne netjes achter elkaar rechts van de baan. Voorbij de brug van het Sportpaleis draai ik de E313 op richting Aken. Onze bestemming in het zwarte woud is: Vakantiewoning "Häusle" in Langenschiltach, deelgemeente van St. Georgen. Op ongeveer 850m hoogte aan de rand van het woud. Het is niet onze bedoeling om deze trip in één keer te doen. Ons plan is, om ergens in Duitsland, te overnachten in een "zimmer frei" of een klein hotelletje. Maakt niet uit waar. We zien nog wel. Zoals ingegeven in de GPS rijden we niet langs tolwegen. Ineens richting Duitsland en rustig aan, we hebben een zee van tijd. Ondertussen bereiken we de werken aan Herentals. Al bij al verloopt alles vlotjes. Zelfs aan de grote werken in Massenhoven kunnen we rustig rijden en gestaag een 60 à 70 per uur aanhouden.
Onze eerste sanitaire stop is om 14:30u net voorbij de grens met Duitsland. We drinken een koffie en strekken gelijk onze benen. Een klein half uurtje later zijn we opnieuw op de snelweg richting Koblenz. Ook in Duitsland kunnen ze het niet laten om wegenwerken uit te voeren op snelwegen. Maar ik klaag niet. Hier is de maximum snelheid bij werkzaamheden 80 per uur. Onze tweede stop is 14km voor Koblenz op een parking naast de autostrade. We doen een mini-wandeling om onze bloedcirculatie beter te laten stromen. Bij een koffie besluiten we om tot Koblenz te rijden en daar een slaapplaats te zoeken. Waarom Koblenz?
Enkele jaren geleden logeerden we een weekendje in deze stad om mee te genieten van de "flammen am rhein". Het was er supergezellig vertoeven bij een wandeling langs de Moezel. Dat wil ik vanavond ook doen. Een wandeling en tevens een picknick langs de oever van de Rijn of de Moezel. Het is ongeveer 16:30u als we de auto parkeren in een zijstraat langs de oever van de Moezel. Eerst slapen zoeken. Aan het eerste hotelletje dat we tegenkomen zetten we ons neer op het terras om van een wijntje te genieten. Een Riesling, een droge zoete en elegante wijn. Deze wijn wordt ook wel de "koningin van de druiven" genoemd.
We vragen aan de "patron" of we kunnen blijven slapen. Het antwoord is negatief. Eigenlijk, zegt hij; zijn het hier bloemenfeesten en alles is hier volzet. Misschien meer in Koblenz zelf, besluit hij. Zijn wij dan niet in Koblenz zelf? Onze verrassing is groot. Zonder erg en zonder dat we het wisten, zitten we in Güls, een deelgemeente van Koblenz. Ik heb geen zin meer om nog verder te rijden. Eerst hier nog proberen om een slaapplaats te vinden. Ons volgende hotelletje noemde "Hotel + Weinhaus Kreuter". Een driesterren verblijf met 30 kamers, waarvan sommigen met uitzicht op de Moezel. Hier is nog net één kamer vrij. Die nemen we natuurlijk. We mochten eerst de kamer zien. Het is geen grote kamer, maar dat hoeft niet. De bedoeling is om er te overnachten en morgen na het ontbijt weer verder te rijden. Het badkamertje is ook klein maar bezit alles wat we moeten hebben na een vermoeiende rit. We halen de auto en rijden de parking van het Hotel op.
Even later staan we met onze rugzak aan de oever van de Moezel. We gaan een eindje wandelen en aan een bankje picknicken. De Moezel ontspringt in Frankrijk, meer bepaald in de Vogezen op 735m hoogte en vloeit na 544km uit in de Rijn in Koblenz, 6km verder stroomafwaarts. Het is nu 19:00 uur en ondanks het late uur nog steeds 22° C. We eten rustig onze picknick op aan een bankje en praten nog wat na over de afgelopen dag. Daarna wordt het tijd om terug te wandelen. Het begint te schemeren. Op onze kamer nemen we een douche en kruipen daarna onder de wol voor een welverdiende nachtrust. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
08:00u, onze GSM loopt af. We waren reeds eerder wakker. Er hangt mist, maar het zonnetje doet haar best om er doorheen te geraken. Het is windstil. Het ontbijt, met verse streekproducten, wordt gereserveerd aan een grote tafel. In deze gemeenschappelijke verblijfsruimte vinden we eveneens boeken en tijdschriften. We zitten gezellig met achten rond de tafel. Zes Nederlanders en wij twee, Vlamingen. We moeten scherp horen willen we echt alles verstaan wat er wordt verteld. Eens het ijs ontdooid, wordt er rond gevraagd van waar ieder afkomstig is. Het ontbijt begint met flensjes en bosvruchten. Zelfgemaakte krabsalade en jam in diverse soorten. Sinaasappelsap, Yoghurt, koffie en thee naar believen. Een zacht gekookt ei en boterham beleg. Een luxe-ontbijt om U tegen te zeggen.
Om 11:00u parkeren we onze auto op de betaalparking van Kwekerij “De Border”. De kwekerij ligt vlakbij het kasteel “Twickel” in Ambt-Delden. Achter de oude hoge tuinmuur worden planten en rozen gekweekt op een oppervlakte van 35 000m². Hier was vroeger de moestuin van het kasteel. De Border is opgestart in 1989 en dus bijna 25 jaar opgegroeid met vakbekwame werknemers. Na een kort bezoek aan de Twickeltuin nemen we de fiets en rijden naar het centrum van Delden. Onze eerste halte is de watertoren. Gebouwd in 1894 nabij het landgoed Twickel. In opdracht van Baron van Heeckeren. De watertoren diende als reservoir voor de bestrijding van branden op Twickel. Hij is 37,50m hoog.
Een toeristisch hoogtepunt in Twente is Delden. Een deelgemeente van Hof van Twente. We willen hier een fietstocht maken met de plaatselijke fietsknooppunten. De te volgen route is: 4-33-39-11-3-4. Geen al te grote fietstocht. Slechts 21km. Op het eind moet bompa nog een paar uur rijden voor we thuis zijn. Eerst houden we halt aan de oude Blasiuskerk op het kerkplein. Ze werd reeds vernoemd in 1118 als een laat-romaanse basiliek. Gebouwd in zandsteen en de westertoren dateert van 1516. De kerk was eigendom van de Nederlands-hervormde gemeente Delden en was gewijd aan de Heilige Blasius. Ze werd nog vergroot in 1465. De kerk is open voor bezoekers. Het is een lichte kerk. Alles is netjes in het wit geschilderd. Het plafondschilderij is zacht van kleur. Ik zie weinig tot geen heiligenbeelden. Een houten preekstoel wordt hier wekelijks benuttigt. Het orgel vooraan, boven de inkomdeur bevat wel een paar engelen. Enkele jonge mensen versieren de kerk voor een huwelijksplechtigheid. Voile wordt opzij van de zitbanken geknoopt.
Naast de kerk is een streekmarkt. Dat is hier telkens op de eerste zaterdag van elke maand. Hier vindt men al het goede dat de streek te bieden heeft. Meer dan 30 verschillende producten worden er tentoongesteld. Ambachtelijk gemaakt en met liefde geproduceerd. Ruiken en proeven. Alles kan, want kwaliteit staat hoog in het vaandel. Alles komt uit hun eigen werkhuis. We proeven van de jam, kaas, bier en wijn. Ons Rina koopt er een potje vlierbessen jam. Er komt tamelijk veel volk op het marktje af. De zon heeft zich vandaag nog niet laten zien. Het zou liever willen regenen dan droog blijven. We laten de fietsen op het Kerkplein achter en wandelen naar het Marktplein. Het voormalige posthuis is nu een bloemenwinkel. Vanuit dit posthuis werd vroeger de post bezorgd tussen Amsterdam en Berlijn. Bovenaan in de nok is de kroon afgebeeld met de tekst eronder: “In de kroon 1764”.
De oude waterpomp op het plein is een herinnering aan het jaar dat Delden aangesloten werd op het drinkwaternet. Het monument heeft de vorm van een pomp uit 1894. Het werd opgericht als dank aan de Heer van Twickel, Baron van Heeckeren. Hij zorgde voor het aansluiten van de gemeente op de waterleiding. We rijden met de fiets naar het winkelcentrum. Ons Rina gaat een winkel binnen om drinken op te slaan voor onderweg. Ik blijf bij de fietsen aan de hoge fabrieksschoorsteen. Deze schoorsteen maakt deel uit van het gebouwencomplex van een vroegere textielfabriek. Hier werden katoenen weefsels geweven. Vanaf 1905 werden nog uitsluitend wollen stoffen gemaakt. In 1970 werd hier dan een winkelcentrum gebouwd. De schoorsteen is van 1884 en meet 28m hoog. In 1910 is de schoorsteen nog verhoogd met 5,50 meter. Dit is het enige exemplaar dat nog bestaat van de 13 in Nederland fabrieksschoorstenen van voor 1900. De laatste restauratie vond plaats in 1999.
Tijd om aan onze fietstocht te beginnen. We vinden knooppunt 4 niet. We vragen het aan het VVV-kantoor in de Langestraat 29. De vriendelijke bediende stuurt ons de goede richting uit. Het is een eindje rijden en we vragen het nog een keer. We moeten het kanaal over. Wie zoekt die vindt. Eens over het kanaal blijven we het water volgen. Zo komen we bij de Twickelwatermolen in de Oldemeuleweg. Het huidige gebouw dateert uit 1690. Op deze plaats stond echter al een watermolen in 1334. De watermolen ligt aan de Oelerbeek. De molen is geheel maalvaardig. Er werd voornamelijk lijnzaad uitgeperst. Aan de overzijde van de beek stond tot 1990 een oliemolen. Beide molens behoorden tot de voormalige havezate Oldemeule. In 1880 aangekocht door Twickel. Men plaatste een nieuw rad en het binnenwerk werd gerestaureerd. Af en toe werk het rad opnieuw. Ook hier heeft het gisteren hard geregend. De zijberm ligt lager dan het asfalt en staat blank op verschillende plaatsen. In de verte staan enkele boerderijen. Ik hoor het lawaai van snel razend verkeer. Een autosnelweg is in de buurt. Paarden, pony’s, koeien en schapen. Elks op hun weiden. Gescheiden door een beek of sloot. Boordevol met water. We rijden door het centrum van Beckum. Een gemeente van Hengelo. Hopelijk vinden we hier een plaats om iets te drinken. Een groot terras van “ ’t wapen van Beckum” nodigt uit. Hier houden we een half uurtje pauze. Er vallen een paar druppels, maar het is al over voor het begonnen is.
We rijden door een bos. Op de open vlaktes groeit voornamelijk heide. Het seizoen is voorbij. Geen paarse kleuren te zien, zoals gisteren op de zijbermen van de snelweg. Het is hier stil. Zou het de stilte voor de storm zijn? We horen zelfs geen vogel fluiten. Windstil. We moeten van de fiets om te duwen. Het mulle zand laat fietsen niet toe. We hijgen en puffen. Dit zijn e-fietsen en wegen ongeveer 27kg. Daarom is het hier rustig. Wie wil hier nu fietsen of wandelen? Ik betwijfel of er zelfs met een mountainbike kan gefietst worden. We volgen knooppunt 3. Nog 600m te wandelen. Wandelen? Afzien, bedoel ik.
In de Vlierveltsweg hebben we terug asfalt. Tussen ha maïsvelden zetten we onze tocht verder. Ik vermoed dat we na deze rit groene longen hebben. We ontmoeten nog meerdere fietsers vandaag. En ook wandelaars. Er komt mist opzetten. Soms valt hij in druppels naar beneden. Een 150m verder terug het bos in. Hier groeien uitsluitend loofbomen. Deze keer kunnen we blijven fietsen. We houden halt bij een afgesloten begraafplaats. Een joodse begraafplaats. Aan de gietijzeren hekken zijn twee joodse kruisen gelast. Ook de naam Alex is bevestigd aan de poort. Het zijn allen heel oude zerken. We staan er te ver af om alles duidelijk te zien. We vermoeden een jaartal te zien, namelijk 1992 en een omgekeerde 5. Nog oudere zerken hebben een jaartal uit de Joodse kalender. De tekst op de zerken is soms in twee talen. “Ter herinnering aan mijn lieve…” De rest is onleesbaar. Het jaartal 51OO en nog wat. Weer en wind heeft veel weggeschuurd. Het begint te regenen. Nog 2km te rijden tot aan onze auto. We rijden nog langs het voormalige stadhuis van Delden. Op 09 mei 2009 heropende dit pand zijn deuren, na een grondige restauratie en kunnen de geïnteresseerden het zoutmuseum bezoeken. In Hotel-Restaurant Sevenster in de Marktstraat gaan we iets drinken en eten voor we terug naar huis vertrekken. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.
Vrijdag 6 september 2013. Een zonnige dag met temperaturen tot 28°C. Vanavond kans op een lokale onweersbui met kans op wateroverlast. We gaan er zeker niet voor thuis blijven. Het kan evengoed zijn dat het in Nederland niet regent. Want ja hoor, we gaan fietsen in Holland. Ons Rina heeft voor haar verjaardag, in januari, van Gaby en Rik een Bongo bon als geschenk gekregen. “Pittoresk logeren” met een overnachting voor 2 personen. In het bijgevoegde boekje staan meer dan 100 kleinschalige hotels, inclusief ontbijt. We kunnen kiezen tussen een voormalig klooster, een gerenoveerd stationnetje of een knus hotel in de Ardennen. Het kan allemaal. Wij kozen voor “Gastenboerderij De Ziel” op de Deventerdijk 5 in Diepenheim. In de provincie Overijssel. We worden al vroeg wakker. Het is pas half acht en we moeten nog een hoop doen voor we vertrekken. Na het ontbijt wordt de auto ingeladen. Veel hebben we niet mee. Het worden twee warme dagen, volgens de weerman/vrouw. Het is wel ver rijden naar Overijssel. Ik wil dus op tijd vertrekken. Maar ons appartementje moet netjes achter gelaten worden, vindt ons Rina. Ze kan er niets aan doen. Het is haar tweede natuur. – Je weet nooit wie er onverwachts binnenkomt, zegt ze dan. Om 08:30u moeten nog de fietsen opgeladen worden, maar dan zijn we weg. Na een tankbeurt zijn we vertrokken voor 230km of 02:20u tot Diepenheim. Op de Noorderlaan nemen we de snelweg, en aan de splitsing houden we links, richting Breda. Het is een drukte van vrachtwagens, maar het gaat redelijk vlot. De GPS verteld ons dat we om half twaalf ter bestemming zullen zijn. Het zal mij benieuwen. In Nederland kan het eveneens behoorlijk druk zijn. Files zijn daar geen uitzonderingen. We zien wel.
Rechts van ons, landbouwgrond en afgebakende weilanden met koeien en paarden. Ze storen zich niet aan het oorverdovende lawaai van het voorbijrazende verkeer. Op de akkers staat de maïs twee kontjes hoog. Nog een paar weken, en er kan geoogst worden. Links naast de snelweg, ligt de spoorweg van de hoge snelheidslijn Antwerpen-Breda. Voor ons zien we de windturbines langzaam draaien. De turbines waren in de beginperiode ongeveer 15m hoog. Eind 1990 hadden ze al een hoogte van 50m. In de nabije toekomst wil men de windturbines 150 of zelfs 200m hoog maken. Even later zijn we de grens met Nederland gepasseerd. Twee kilometer verder stuurt de GPS ons rechtsaf om Tilburg te volgen. Het gaat vlot. We bevinden ons op de E312. Om 10:00u rijden we op de A59, richting Nijmegen. Op dit stuk is het nog rustiger. Ik kan rechts van de baan blijven rijden. Af en toe haal ik een vrachtwagen in.
We naderen de Veluwe. Dat is duidelijk te zien aan de zijberm rechts van onze rijrichting. De heide bloeit nog volop. Een vegetatie die het in België en Nederland goed doet vanwege het zeeklimaat en de hoge luchtvochtigheid. We beginnen spontaan het liedje te zingen van Bobbejaan Schoepen “ ’n hutje op de heide”. In Arkelo verlaten we de snelweg. Nog 20 minuten rijden voor we op onze bestemming zijn.
We naderen de hoeve van ons verblijf en worden onthaald met geblaf van twee honden. Ze versperren de doorgang. Ons Rina moet uitstappen en de honden weglokken voor ik kan verder rijden. Ik zie nergens een geschikte plaats om de auto te stallen en laat hem dan opzij staan. Een man van middelbare leeftijd komt ons tegemoet en stelt zich voor. Negen jaar geleden startten Paul en Hanneke Caumanns deze Gastenboerderij. Gelegen op het landgoed Westerflier. De streek hier staat bekend om haar prachtige landschappen en grote kastelen. De woning en de schuur zijn versierd met kleurrijke bloemen. Een lust voor het oog. We mogen plaats nemen aan de picknicktafel tussen de woning en de schuur. We krijgen een kop koffie en een boterham met beleg aangeboden. Ook fiets- en wandelkaarten worden ter onze beschikking gesteld. Onze kamer is nog niet klaar, maar dat hoeft ook niet. We willen eerst een fietstocht maken. Paul geeft ons een fietstocht mee van ongeveer 26km. De 6 kastelenroute. Deze themaroute vertrekt aan de grote baan en brengt de fietser langs kastelen met bijbehorend landgoed. Vier kastelen bevinden zich in Diepenheim: Huis te Diepenheim, Nijenhuis, Warmelo en Westerflier. Weldam en Wegdam zijn kastelen van de voormalige gemeente Markelo, maar nu behoren ze tot de gemeente Hof van Twente. We plaatsen de auto op de parking achter de schuur, naast de kippenren. De kippen en hun haan wroeten echter op de mesthoop. Twee hangbuikzwijntjes liggen te luieren in de modder. Krijg zoiets thuis. Het erf is omheind door bomen en struiken. De omgeving is landelijk. Enkele weiden met grazende paarden. Verderop maïsvelden van enkele ha groot. Heel rustig.
Even later fietsen we over smalle wegen. We doen het rustig aan. De zon schijnt en we willen er zo veel mogelijk van genieten. We volgen de 6 hoekige bordjes van onze themaroute. Er is weinig verkeer op de weg, en dat vinden we niet erg. Om 12:15 houden we halt bij ons eerste kasteel. Kasteel Westerflier is een groot herenhuis dat gebouwd werd in 1729 door adellijke families. In 1854 wordt het aangekocht door de heer Schimmelpenninck, en tot op heden bezit de familie nog steeds de eigendomsrechten. In het jaar 2009 werd er een ingrijpende renovatie uitgevoerd en bestaat het kasteel uit twee appartementen. Ze worden particulier bewoond. Het landgoed bevat 200ha grond. De nabij gelegen boerderijen hebben dezelfde zwart-wit luiken als het kasteel.
Weiden met paarden domineren onze fietsroute. Het zijn duidelijk geen gewone paarden. Geen rij- of trekpaarden, maar echte raspaarden. De omheining is dan ook niet afgeboord met prikkeldraad maar, met brede linten, zodat het dier niet gekwetst wordt. We fietsen vaak onder een bladerdeken van bomen die langs de kant van de weg groeien. Het is een aangename temperatuur en het beschermd ons tegen de stralen van de zon. Het lijkt alsof het altijd zo is geweest. Niets moet, alles mag. Tijd in overvloed en wat komt, dat komt maar. We rijden op een oud pad van klinkers. De ene verzakking na de andere. Het is de vroegere weg van het kasteel. Hier reden nog de eigenaars met paard en kar van of naar hun kasteel. We proberen zo goed als het gaat rond de kuilen te rijden. Aan het eind zijn we toch duchtig door elkaar geschud. Maar dat hoort er ook bij. We houden meermaals een stop om te genieten van de vele panoramazichten. Allemaal groene zichten. Slechts af en toe het dak van een eenzame hoeve.
Een 300 meter verder rijden we op de Westerflierweg en fietsen door Stokkum. Een deelgemeente van Hof van Twente. Het dorp ligt vlakbij de landsgrens met Duitsland. Stokkum bezit een oude korenmolen, Düffels Möl genaamd. We rijden niet door het centrum, maar rijden rechtstreeks naar Diepenheim. Aan de kerk binden we onze fietsen vast en maken een korte wandeling. Diepenheim is één van de acht middeleeuwse steden in Twente. De kerk is gewijd aan Johannes de Evangelist en sinds de 17de eeuw doet ze dienst als hervormde kerk. De meerderheid van de gelovigen bleven echter Rooms-Katholiek. De kerk is afgesloten. We hadden graag het interieur bekeken. Voor de kerk rijden we linksaf. Het themabord verplicht ons een park in te rijden en brengt ons bij de imposante zandstenen inrijpoort van “Huize Diepenheim”. Achter de gietijzeren poort staat het oudste kasteel van de stad. Er was reeds sprake van een kasteel in 1105. Het werd telkenmale verkocht of veroverd. In 1536 werd het zwaar beschadigd door de veldheer van Keizer Karel V. In 1637 kwam Huize Diepenheim in het bezit van de familie Bentinck die het gedeeltelijk liet verbouwen. Tot 1814 bleef het kasteel in de familie. Bovenaan de boogpoort prijkt het alliantiewapen van het geslacht Bentinck en het jaartal 1685. Huize Diepenheim wordt thans bewoond door baronesse De Vos van Steenwijk. De familie kocht de eigendom over in 1925. Links en rechts van het kasteel zijn nog steeds de voormalige paardenstallen en koetshuizen. Mooi gerestaureerd geven ze nu beschutting aan de auto’s van de eigenaars. De slotgracht is ook nog aanwezig.
Als we verder rijden worden we helemaal opgeslokt door het park. Het rode bakstenen pad wordt een zandweg. De bomen geven ons weer de beschutting tegen de warme zonnestralen. Het is hier stil. We horen totaal geen straatlawaai. Af en toe horen we het fluiten van vogels, hoog in de bomen. Automatisch kijken we omhoog, maar vogels hebben een goede schutkleur. Een driehoekig bord waarschuwt de fietsers en wandelaars voor loslopend wild. Het zou mij benieuwen moesten we een hert of ree spotten. De bosdieren ruiken reeds van ver de vreemde geuren en verstoppen zich.
We bereiken de tuinen van Diepenheim. We laten de fietsen achter op de fietsenstalling en wandelen op de aangeduide paden tussen de bloemperken. De tuinen van “herman de vries” vormen een verbinding tussen de rozentuin en de achterop gelegen volkstuintjes. Met zijn tuinen wil hij de natuur weer een stukje terug brengen in het gebied. We wandelen langs kunst, cultuur, natuur en water. Een pad leidt ons langs de Regge. De kleine rivier is 50km lang en stroomt vanaf het landgoed Westerflier tot in de Vecht bij Ommen. Libellen scheren over het water. Spinnen en muggen proberen van het water te drinken. Het is helder water. Zuiver regenwater want de Regge vangt gedeeltelijk het water op in tijden van langdurige regen. Op deze manier ontstaat er elders weinig tot geen wateroverlast. Het rosarium is in 1973 aangelegd in samenwerking met de ouderenbond, VVV en de winkeliersvereniging. Er bevinden zich 115 rozenperken met ongeveer 150 rozen. Elk perk heeft zijn kleur en naam. We lezen: Rozenpinckmaiden, Las Vegas, America, Pinkcloud… om er maar enkele te noemen. In het midden staat een dubbele pergola met een ronde fontein. Bij de in/uitgang staat de sculptuur van een brede deur. Een roestbruine stalen constructie. De deur is er uitgesneden en ligt uitnodigend op de grond. Hier verlaten we de tuinen en keren terug naar onze fietsen.
Onze volgende halte is het voormalige gemeentehuis van Diepenheim. Gebouwd in 1881. Mooi in het wit geschilderd. Het lijkt alsof het pas geverfd is. Boven de inkom is het wapenschild van de gemeente ingebracht. Daarboven bevindt zich een uurwerk. Als hoogtepunt heeft het voormalige raadshuis een dakkroon waaronder twee klokken hangen. Eén uit de 18de en de ander uit de 19de eeuw. Sinds de jaren tachtig van vorige eeuw werden er geregeld kunst tentoonstellingen gehouden. Nu is het een architectenbureel.
Diepenheim is een kleine gemeente met stadsrechten en behoort tot de gemeente Hof van Twente. Diepenheim neemt ook een bijzondere plaats in binnen de kunstwereld. Het wordt niet voor niets de Overijsselse Culturele hoofdstad genoemd. De vele ateliers en kunstverenigingen laten de creatieve kant zien van de bijna 100 jarige stad. Elke kunstliefhebber vindt hier in het dorp galerieën, ateliers en kunstwerkplekken. Ook de natuurliefhebber komt aan zijn trekken met de vele kilometers wandel- en fietsroutes. Verder vindt men hier ook het 18 holes Pitch & Putt Golf en forellenvijvers.
De geschiedenis van de stadspomp gaat terug naar het midden van de 18de eeuw. In die tijd zorgden ze voor de openbare watervoorziening, tot in de helft van de 20ste eeuw. In 1912 liet het gemeentebestuur de kans voorbijgaan om zich aan te sluiten op leidingwater. Men koos voor een watermolen en de oude trouwe waterpompen. Tijdens de wintermaanden werden ze volledig ingepakt met stro om bevriezing tegen te gaan. Eerst in 1952 werd de gemeente aangesloten op leidingwater, en verdwenen de stadspompen uit het straatbeeld. Deze groen geschilderde stadspomp is een replica van de 5 waterpompen die Diepenheim rijk was. Het VVV-kantoor is gevestigd in het eeuwen oude “boerderij”, in de Langstraat. Wij zijn amper 1,65m en we moeten ons bukken om binnen te komen. Er is geprobeerd om alles in zijn oorspronkelijke staat te behouden. De betegelde schouw is een blikvanger. Het lage plafond maakt de plaatsjes direct warm. Ik waande me echt in Bokrijk.
Als we het centrum van Diepenheim verlaten rijden we terug in de schaduw van de loofbomen die langs de kant van de weg staan. De brandende zon is niet altijd te vermijden. We vinden een picknickplaats op een zitbank naast de weg. Zelfs in de schaduw. Het is bijna 14:00u. Onze picknickplaats bevindt zich op de hoek van de Eerste Zomerdijk en de Oude Goorseweg. Achter ons is een enorme, grote kippenkwekerij. Honderden kippen lopen op een groot afgespannen erf rond. Zoekend naar een plekje schaduw. Sommigen hebben zich ingegraven en gebruiken de kuil om hun lichaamstemperatuur naar beneden te halen. De enige boom in de buurt staat bij onze zitbank. Hij geeft ook een beetje schaduw op de kippenerf. Een twintigtal warmbloedige kippen maken onderling ruzie om het beste, koelste plekje. Ze pikken naar elkaar en kakelen als… nou ja, als kippen. Ze zien er niet uit eigenlijk. Ze vertonen bijna allemaal kale plekken achteraan. Ze pikken elkaar al kaal voor ze verkocht worden. Links van onze picknickplaats hectaren grond met maïs. Zo hoog dat het onmogelijk is er over te kijken. Een reclamebord ervoor nodigt uit om te kamperen bij de boer. Hier in Nederland zijn mini-campings erg in trek en wint meer en meer aan populariteit. Het is tevens een extra zakcent voor de boer geworden. De prijs schommelt tussen de € 12,50 en de € 20 per overnachting. Uiteraard zijn er toiletten en douches aanwezig.
We rijden verder. Na een tijd krijgen we argwaan. Steeds maar rechtdoor rijden en geen enkel routebord tegenkomen? We besluiten terug te rijden tot ons laatste bord dat we gezien hebben. We nemen er zelfs de routekaart bij en zien dat we in de Hazendammerweg moeten zijn. Een tijdje later rijden we terug op onze route. Panoramazichten zien we al een tijd niet meer. De maïsvelden verhinderen het uitzicht. Tussendoor bewonderen we wel grote villa’s. Ook schapen zijn hier voltallig aanwezig. Witte en zwarte schapen grazen in de wei. We rijden volop door natuurlandschappen. Een lust voor het oog en onze longen. Met dit weer genieten we nog meer van deze dag. Soms rijden we voorbij een open vlakte. We willen er gewoon niet bij blijven stilstaan dat we hier niet willen zijn bij storm en regenweer. Volgende straat linksaf. Een zandweg met gemalen kiezelsteentjes. Ze springen onder onze banden alle kanten op. Hopelijk krijgen we geen lekke band. We hebben wel onze voorzorgen genomen. Een telefoonnummer van een fietshersteller. 24u op24 u en 7 dagen op 7 bereikbaar. Je weet maar nooit.
Ons Rina krijgt een SMS-berichtje van het thuisfront. Onze oudste zoon, Danny, stuurt een berichtje vanuit St-Niklaas dat het begint te regenen. Daarna nog een berichtje dat er onweer bij is. Sint- Niklaas is ver van hier, toch steken we ongewild een tandje bij. Goed mogelijk dat we gespaard blijven van een onweersbui. Als we weer afslaan rijden we terug op asfalt. Een zachte uitvinding trouwens. Reeds in 1870 ontwikkelde een Belgische chemicus het moderne asfaltbeton. Sindsdien ontwikkelde men verschillende soorten waaronder deze geluidsarme deklagen uit asfalt.
In een bosrijke omgeving staat ons volgende kasteel. Kasteel Nijenhuis is één van de mooist bewaarde havezathes van Overijssel. Het werd reeds vernoemt in het jaar 1380. Een classicistisch landhuis dat in 1858 vergroot werd door twee hoektorens aan te bouwen. In 1914-15 werd het complex aan de achterzijde nog uitgebreid met twee rechthoekige vleugels. Sinds 1958 biedt het kasteel onderdak aan de kunstcollectie van Dirk Hannema. De vroegere directeur van het museum in Rotterdam. Hij was tevens de laatste bewoner van het kasteel. In de gevel, boven het kleine ovalen raam, staat een tekst in oud dialect te lezen. Ik schrijf hem in het Nederlands, dat is makkelijker. “Van het oude huis, dat is vergaan, zie je hier noch de datum staan. Anno 1491”. De meeste zwarte vensterluiken zijn gesloten. De voortuin is echter sober. Twee hoge taxuskegels naast het bordes. Nog meer kegels opzij van de oprit. In het midden van het gazon een haag van taxus rond een sierpot op sokkel en vooraan een klein standbeeld. De woning rechts, de vroegere stallen, wordt gerenoveerd. Het kasteel is bewoond en niet te bezichtigen. Voor de smeedijzeren poort is de slotgracht.
Onder een brandende zon fietsen we verder tot aan de volgende boerderij. Hier zien we nog een hooischuur waarvan het dak langs vier houten palen omhoog kan. In ons land niet meer te zien, geloof ik. Rechts de boerderij waarvan het dak voor de helft uit stro en de andere helft uit pannen bestaat. Ons Rina vindt dat mooi. Vervolgens rijden we door een donker bos. Hier groeien overwegend dennen. Dennen groeien vaak op voedselarme grond. Slechts de rijbaan is afgeboord met loofbomen. Onze volgende halte is kasteel Weldam in de Prinsendijk. We zetten onze fietsen aan de kant. Er werd reeds melding gemaakt van Weldam in 1248. Het toenmalige kasteel werd in 1645 verbouwd, maar kwam in het begin van de 19de eeuw in verval. In 1879 werd Weldam aangekocht door Graaf Bentinck. Hij zorgde voor het uitzicht wat we nu zien. Hij liet de hoektorens aanbouwen en de tuin van 4ha werd opnieuw aangelegd door een Franse architect. Vandaag de dag is het kasteel nog bewoond door Graaf en Gravin zu Solm. In de voortuin van hun landgoed wordt ieder jaar een “Castle fair” georganiseerd. Mensen zijn bezig kraampjes op te stellen langs de fraaie oprijlaan en bij de gietijzeren inrijpoort. Ons Rina wil er meer van weten en vraagt uitleg aan een medewerkster. -Het comité van de Anglican Church Twente en de eigenaars van het kasteel organiseren morgen een “Fancy fair” waarbij veel zorg besteed is aan de selectie van het aanbod. Vanaf 11:00u tot 17:00u kan je hier terecht bij elk kraampje met een keur aan koopwaar. Genieten van bloemen en planten. Demonstraties van porselein schilderen. Ook hapjes en drankjes zijn aanwezig. De kinderen worden zeker niet vergeten. Er worden ook typische Engelse auto’s geshowd. Het aanbod is te groot om alles op te noemen. We moeten beloven om morgen weer te keren.
Het is 15:00u als we weer vertrekken met onze fiets. Langs de Poelsbeek rijden we over de oude toegangsweg van het landgoed. Paard en kar hebben hier jaren en jaren gereden over deze rode bakstenen weg. Bakstenen op hun zijkant in de grond gedreven zorgden voor enig comfort voor de adel in vroegere jaren. Nu heeft de tand des tijds ervoor gezorgd dat het pad op verschillende plaatsen is weggezakt. Voor ons een echte uitdaging om de putten en kuilen te ontwijken. Als we de beek zijn overgestoken hebben we terug asfalt onder onze wielen. We slalommen tussen weilanden. Dan rijden we weer een bosrijk gebied in.
Huize Wegdam staat in de buurt van Kerspel-Goor en werd voor het eerst genoemd in het jaar 1400. Het was toen nog een boerderij. Rond 1563 werd de eigendom omgebouwd tot een Edelmans huis. Dit gebouw is van 1757-58. Boven de ingang zien we nog de wapenschilden van de vorige eigenaars. Boven het middelste dakraam prijkt nog een klok. Ze wijst wel een ander uur aan. Het statige herenhuis is bewoond door particulieren.
Via Kerspel- Goor belanden we in Hengevelde. Twee kleine dorpen die tot de gemeente Hof van Twente behoren. Een groot deel van de boerderijen in Kerspel-Goor behoort tot het Landgoed Weldam. Hier leven mensen met een voorkeur voor pony’s. Verschillende mini-paardjes grazen zij aan zij in de weiden. Verderop een boerderij met blauwe pauwen. Ik tel acht mannetjes en één vrouwtje. Ze voelen zich hier thuis, dat zie je zo. Ze lopen niet weg als ze ons in de gaten krijgen. Ze maken ook geen kabaal zoals de pauwen in de Westhoek, enkele maanden geleden, in juni.
Ons meegebracht water blijkt niet voldoende te zijn. We fietsen al een tijdje in de brandende zon en ik begin uitdrogingsverschijnselen te krijgen. Plots zie ik reclame van een hotel. Hotel ‘t Holt met terras. Of is het een Fata Morgana? We zetten ons op het terras onder een parasol en wachten op het personeel. Hotel ’t Holt is gelegen op twee kilometer van het centrum van Diepenbeek. Vlakbij bevindt zich het golfterrein Pitch & Putt. We genieten ervan. De zon verdwijnt achter grijze wolken. Gaan ze het dan toch nog menen?
We blijven niet langer zitten dan nodig. Het begint zelfs al te druppelen. Ons Rina steekt al meer dan één tandje bij. Ik heb moeite haar bij te houden. Om 16:20u rijden we door Diepenheim. Links van ons worden de wolken donker grijs tot bijna zwart. We vliegen als het ware langs enkele visvijvers. Hier worden geregeld viswedstrijden gehouden. Tegen 22km/u vliegen we er voorbij. We rijden zo snel, dat ik amper kan zien of er nu nog gevist wordt. 16:45u er komt tamelijk veel wind opzetten. Dus daarom rijdt ons Rina zo snel? Er vallen weer enkele druppels en de afstand tussen ons wordt zelfs nog groter. Nog een paar honderd meter te rijden. Volgens mij fietst ons Rina haar hart uit haar lijf. We fietsen het laatste kasteel voorbij. Kasteel Warmelo, het zal voor een andere keer zijn. Om 17:00u zijn we op onze bestemming. Net op tijd. De hemelsluizen gaan open. We plaatsen onze fietsen in een schuurtje dat kan afgesloten worden. Hier staan ze veilig. We halen de batterijen er wel af. Ze moeten nodig worden opgeladen. Morgen staat er een nieuwe fietstocht op het programma.
Gastenboerderij “De Ziel” heeft vier ruime, comfortabele kamers. Ze zijn stijlvol en harmonieus ingericht en elke kamer heeft ook een mooie badkamer. Voor ons werd de kamer “De Goede Aarde” gereserveerd. We richten ons in en nemen een welverdiende douche. Een uur later is de onweersbui overgewaaid. We nemen de auto en rijden naar het centrum van Diepenheim. Paul had ons vanmiddag enkele adreskaartjes gegeven van eetcafés en restaurants. Wij kiezen voor restaurant “In de Kokkerieje” in de Grotestraat. Vlak bij het plein “onder de platanen”. De keuken is open vanaf 16:00u van woensdag tot en met zondag. We zetten ons op het terras, maar besluiten toch om binnen te zitten. Er waait nog een stevige wind. En het lijkt alsof het alle minuten kan gaan regenen. Het is binnen zelfs nog knusser. We zetten ons aan een sfeervolle gedekte tafel met kaarslicht. We bestellen varkenshaasje met diverse groentjes en gebakken aardappeltjes. Te veel om op te noemen. Om alles door te spoelen nemen we een wit wijntje. De bediening is vlot en vriendelijk. We genieten na van onze fietstocht en kijken uit naar onze nachtrust in de gerenoveerde boerderij. Als afsluiter bestellen we nog een koffie en een koffie verkeerd. Buiten op het plein staat een muziekpodium. Een orkest begint te spelen. Het moment om een geslaagde dag af te sluiten. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto’s: Rina Meurs.