Ik werd wakker door het gekriebel van zonnestralen door het raam en het zacht geklop op de coupédeur. Mijn papa deed de deur open en een vriendelijke mijnheer met een keurige witte jas aan, begroette ons “bonjour, mademoiselle et monsieur, bien dormi?” o wat was ik fier, ik begreep wat hij zei, en die mijnheer noemde me “mademoiselle” juffrouw dus. Hij zette een dienblad neer met daarop de echte croissants, koffie, warme chocomelk voor mij, en alles wat een ontbijt leuk maakt.
Mijn papa had de gordijntjes al opengemaakt en ik rende bij manier van spreken naar het raam en keek vol verbazing naar het landschap. Zoiets had ik nog nooit gezien! Eindeloze vlakte met heel veel pijnbomen. “Les Landes” zei mijn papa en nu gaan we Pau naderen en dan zijn we bijna in Lourdes.
Ik was niet meer weg te slaan van het raam en mijn vader wees naar een punt in de verte “kijk daar zie je de spits van de kerk van Lourdes” en ja hoor ik herkende die toren, had die meerdere keren gezien op prentkaarten en foto’s. Het was zo mooi! De bergen, de rivier die door het landschap slingerde en dan de baseliek.
We pakten alles keurig in en toen de trein stopte in Lourdes kon ik niet vlug genoeg de wagon uit zijn, hop naar de stad. Het stationnetje lag wel nog een eindje uit het centrum, dus een stevige wandeling naar het hotel zat eraan te komen.
Ik bewonder nu nog het geduld van mijn papa, het geduld waarmee hij de stortvloed aan vragen beantwoordde. “is het nog ver? Is het een groot hotel, heb ik een eigen kamer? Is het hotel ver van de grot? “
We kwamen in een drukkere straat en rechts bevond zich het hotel. Een leuk terras nodigde ons uit maar we gingen direct naar binnen en na de obligate inschrijving aan de balie, kregen we de sleutel. De uitbaatster kende mijn papa nog, hij was er al verschillende keren geweest en de allereerste keer was toen hij op huwelijksreis was met mijn mama in 1949.
Ola, er was een lift, en eenmaal op de kamer, zag ik dat we een mooi balkonnetje hadden met tafeltje en stoeltjes. De kamer was zo ingedeeld dat ik een eigen hoekje had, afgescheiden van het grote bed waar mijn papa zou slapen. Het was een frisse kamer en de luiken waren dicht om de warmte buiten te houden.
Na de koffers uitgepakt te hebben, jaja, ik had ook een eigen kast, en ons opgefrist te hebben in de badkamer, vertrokken we op verkenning.
Het was een drukke weg, met heel veel kwetterende mensen die allemaal richting het heiligdom trokken.
Langs eindeloze souvenirwinkeltjes en kraampjes kwamen we aan de ingang van de heiligdom.
Ik keek mijn ogen uit. Zoveel mensen in rolstoelen en ziekenbedjes, allemaal op zoek naar troost en hoop, zo vertelde mijn papa.
We kochten een kaars en staken die aan bij de grot waar Bernadette ooit O.L.V gezien had. In al mijn kinderlijke eenvoud zag ik alles zo voor mij. Hoe dikwijls had ik het verhaal niet gehoord? Op school, door mijn meter, tantes enz.
Het was rond de middag en we deden een terrasje aan een cafeetje om een klein hapje te eten. Nadien trokken we naar het geboortehuis van Bernadette, want dat moest ik ook gezien hebben. O zo klein en simpel. Dat moet toen nogal krap geweest zijn !
Na het avondmaal in het hotel, trokken we naar de kaarsjesprocessie. Duizenden kaarsjes wandelden op het domein, niet te schatten hoeveel en o zo mooi dat het was. Echt feeëriek ! Iedereen zong, elk in zijn eigen taal “te Lourdes op de bergen” en het Ave, Ave zond ik luidkeels en overtuigend mee.
Terug in het hotel, kreeg ik van mijn papa nog een drankje dat we gezellig uitdronken op het terras, terwijl we de voorbijgangers bekeken en ik natuurlijk de nodige commentaar gaf.
Moe maar vol vreugde begroette ik mijn bedje en ik denk dat ik direct in dromenland was, wel met de vraag “wat zal ik morgen beleven?”
|