Hallo bezoeker,
welkom op het blog van de Mailgroep Huisdieren, een hechte groep Dierenvrienden-SeniorenNetters, die er zijn voor, door en met elkaar.
Op dit blog kunnen jullie kennismaken met onze dieren, tips vinden over de verzorging en de gezondheid van de dieren, dierengedichten en dierenartikels lezen, werkjes in verband met dieren bekijken, enz.
Veel kijk- en leesplezier!
Uiterlijk Schofthoogte: 20-25 cm Gewicht: 4-7 kg Beharing: lang, weelderig en recht, met overvloedige haargroei op de kop Kleur: eenkleurig grijs, goud en zand of meerkleurig met zwart, wit en bruin
Gedrag zelfverzekerd en eigenwijs, kalm en gevoelig
Uiterlijk Schofthoogte: 20-28 cm Gewicht: 2-6 kg Beharing: lang, recht en zijdeachtig met weelderige bevedering op oren, hals, heupen en staart Kleur: wit met zwarte of rode vlekken
Uiterlijk Schofthoogte: 55-65 cm Gewicht: 20-35 kg Beharing: bovenvacht van harde, zware haren en een zachte ondervacht Kleur: eenkleurig bruin, donker schimmel of bruin met aftekening op borst en poten
Gedrag stoer, gehecht aan eigen baas en met een groot uithoudingsvermogen
Er hebben verschillende soorten mammoeten bestaan. Het zijn waarschijnlijk afstammelingen van een gezamenlijke voorouder. Doordat ze verschillende leefwijzen hadden konden ze naast elkaar bestaan.
zuidelijke mammoet (Mammuthus meridionalis ) uit zuidelijk Europa;
steppenmammoet (M. trogontherii ) uit Europa
wolharige mammoet (M. primigenius ) uit noordelijk Europa, Azië en Noord-Amerika;
Sardinische Dwergmammoet, (M. lamarmorae ) uit Sardinië ( Italië )
De wolharige mammoet is van deze soorten waarschijnlijk de bekendste. Hij leefde ongeveer vanaf 600.000 jaar geleden, in het Pleistoceen . Hij had een dikke vacht waarvan de haren soms tot aan de grond reikten. De oren waren klein (30 centimeter) en ook bedekt met haren ter bescherming tegen de kou. Van de andere mammoetsoorten was alleen de steppenmammoet dik behaard, de andere soorten leefden in veel warmere gebieden en waren dan ook vrijwel onbehaard, net als de huidige olifanten. Het lijkt er ook op dat de wolharige mammoet een kortere levensduur had, ze werden hooguit 35 jaar. De huidige olifant haalt makkelijk 50 jaar.
Vaak wordt gedacht dat mammoeten immens groot waren, en 'mammoet' is in onze taal een aanduiding voor 'gigantisch' geworden, bijvoorbeeld in ' mammoettanker ' of ' mammoetwet '. Dit geldt zeker voor de grootste soorten, de keizersmammoet en de Amerikaanse mammoet van Noord Amerika, maar de andere mammoeten waren niet groter dan de hedendaagse Aziatische olifant . Wel hadden ze gigantische slagtanden, bij stieren konden die wel 4 meter lang zijn.
Volgens de nieuwste inzichten zouden de mammoeten zich ongeveer 4,8 miljoen jaar geleden hebben afgesplitst van de voorouders van de Aziatische olifant, terwijl hun gemeenschappelijke voorouder zich ongeveer 7,3 miljoen jaar geleden heeft afgesplitst van de gemeenschappelijke voorouder met de Afrikaanse olifant. Dat betekent dus dat er in feite een nauwere verwantschap bestaat tussen de mammoet en de Aziatische olifant dan tussen de Afrikaanse en de Aziatische olifant.
De Latijnse naam "Mammut" wordt gegeven aan een andere familie van uitgestorven olifantachtigen, de mastodonten . Deze familie heeft zich al bijna 30 miljoen jaar geleden afgesplitst van die van de huidige olifanten en de mammoeten. De mastodont is dus niet bijzonder nauw verwant aan de mammoet.
Al eeuwenlang werd er in Noord-Europa, Rusland en Siberië fossiel ivoor gevonden. In de 18e en 19e eeuw ontdekten Russische onderzoekers in Siberië diverse tamelijk goed bewaarde ingevroren lichamen in de permafrost . Een buitengewoon volledig lichaam werd in 1901 gevonden aan de oevers van de rivier Berezovka . De Jakoeten (een Mongools, Turks-sprekend volk) waren al eeuwenlang bekend met dergelijke resten en hadden daaraan de naam "mamont" gegeven, hetgeen "aardworm" betekent in hun taal. Zij dachten namelijk dat de in de grond gevonden overblijfselen afkomstig waren van een reusachtige aardworm. In het Russisch heet het dier nog altijd "mamont". Via Franse publicaties raakte, door een spelfout, echter in West-Europa de vorm "mammouth" verspreid.
Omdat tijdens de ijstijden veel van het water in landijskappen was vastgelegd, waren veel randzeeën drooggevallen. Daardoor kon de wolharige mammoet zich verspreiden over grote delen van de wereld. De mammoeten hadden als woongebied toendra - en permafrostgebieden van noordelijk Europa , Azië en Noord-Amerika .
Net als bij vele andere bewoners van deze streken het geval was, zoals de wolharige neushoorn , was het lichaam bedekt met een dichte en isolerende laag haar om het te beschermen tegen het koude klimaat. Het leefgebied was overigens volgens recentere inzichten wel koud maar niet zo koud dat er geen gras kon groeien, waarvan een mammoet naar schatting 180 kilo per dag nodig had. Ze hadden sterke kiezen om de taaie, harde grassen op de steppen te kunnen vermalen.
De mammoet stierf waarschijnlijk vlak na het einde van de laatste ijstijd uit, zo'n 12.000 jaar geleden. Er bestaan sterke vermoedens dat bejaging door de mens hier een groot aandeel in had. Of dit inderdaad de oorzaak was of bijvoorbeeld de klimaatsverandering aan het eind van de ijstijd is nog onderwerp van een hevige wetenschappelijke controverse. Nieuwe wetenschappelijke vondsten tonen aan dat de explosie van een komeet de klimaatsverandering heeft veroorzaakt en daarmee ook het uitsterven van de mammoet. In de Siberischepermafrost zijn nog aanzienlijke aantallen ingevroren mammoeten te vinden die voldoende goed geconserveerd zijn om een heleboel over de dieren te weten te komen, zelfs wat voor kleur haar ze hadden en hoe ze roken (als hedendaagse olifanten).
In 1993 rapporteerden Russische wetenschappers dat ze resten van mammoeten hadden gevonden op Wrangel-eiland , 200 km uit de Siberische kust, die gedateerd werden op 3700 jaar geleden (dus pas 1700 jaar voor Christus ).
De mammoet zou dus 6000 jaar later zijn uitgestorven dan tot nu toe aangenomen. Deze vondst geeft steun aan de hypothese dat de mammoet is uitgestorven als gevolg van bejaging door de mens.
De op Wrangel gevonden mammoeten leken erg klein; hoewel aanvankelijk werd gerept van 'dwergmammoeten' lijkt het er nu op dat het om vrouwtjesmammoeten gaat die, net als hedendaagse olifanten, na hun eerste dracht niet meer groeiden en beduidend kleiner bleven dan mannetjes. Overigens zijn van vele, ook hedendaagse, andere diersoorten kleinere ondersoorten bekend die op geïsoleerde eilanden leven.
Eind 2002 werd in de Siberische provincie Jakoetië de zogenoemde Yukagir-mammoet gevonden, een wolharige mammoet van 18.000 jaar oud. Eerder waren er al ongeveer een dozijn mammoeten gevonden in Siberië en Alaska , maar dit was een zeer goed bewaard gebleven exemplaar. Zo was de kop (op de slurf na) vrijwel intact. Ook trof men een complete poot en een maag met goed geconserveerde inhoud aan. In mei 2007 werd in het noorden van Siberië een babymammoet van 10.000 jaar oud ontdekt. Deze was zeer goed bewaard gebleven, zelfs de ogen waren nog intact. Er ontbrak alleen een klein stukje van de staart.
De grootste mammoetverzameling (7500 botten) ter wereld ligt in het Naturalis -museum te Leiden . Dat is te danken aan het onder water komen te staan van de Noordzee en de daarin gelegen Doggersbank .
Wat tegenwoordig de Noordzee is, was tijdens de laatste ijstijd een boven de zeespiegel liggende vlakte. Doordat veel water was vastgelegd in immense land ijskappen lag de zeespiegel zo'n 150 meter lager dan tegenwoordig.
Door het smelten van het ijs kwam deze vlakte uiteindelijk vrij snel onder water te staan. Het merendeel van de Zuidelijke Noordzee heeft tegenwoordig een diepte van 40 tot 70 meter. Maar midden in de Noordzee ligt een groot gebied, de Doggersbank, dat hoger ligt dan zijn omgeving en nu zo'n 40 meter onder de zeespiegel ligt.
Door de rijzende zeespiegel was de Doggersbank gedurende een bepaalde periode een eiland. Door de verdere stijging van het water zal dit eiland in kleinere eilanden uiteengevallen zijn die uiteindelijk allemaal onder water verdwenen. Doordat het leefgebied steeds meer gefragmenteerd raakte konden steeds minder dieren, waaronder de mammoet, hier leven. Bij het onder water raken van de laatste eilanden verdween ook het laatste restant van de nog aanwezige landfauna. Het is onwaarschijnlijk dat de verdrinking van de eilanden een dramatische ontwikkeling voor de aanwezige fauna betekende. De eilanden waren op het laatst te klein om veel dieren te herbergen maar daarnaast was ook de flora door de sterke opwarming en de toename van de neerslag drastisch aan het veranderen: de steppe-achtige vegetatie was plaats aan het maken voor een meer beboste omgeving. Voor mammoeten is dat niet een geschikte leefomgeving geweest en het is dan ook waarschijnlijk dat bij deze vegetatieverandering de eventueel nog aanwezige mammoeten de eilanden verlaten hebben. Zoals alle olifanten zullen ook mammoeten uitstekende zwemmers geweest zijn (hoewel hun vacht daarbij mogelijk niet in hun voordeel geweest zal zijn) en de laatste dieren zullen lang voor het verdrinken van de eilanden al weggetrokken zijn.
Vissers die hun sleepnetten boven, of in de buurt van, de Doggersbank uitgooien halen regelmatig botten naar boven. Een groot deel daarvan is voor onderzoek aan Naturalis afgedragen. Het feit dat soms grote concentraties van botten worden aangetroffen kan verklaard worden uit het samenspoelen van grof materiaal in (relatieve) laagtes door de golfwerking van de zee. De omgeving van de Doggersbank heeft lang binnen het bereik van de normale golfwerking van de zee gelegen en ligt mogelijk nu nog binnen het bereik van stormgolven. Doordat andere delen van de Noordzee lager waren, kwamen deze gebieden sneller buiten het bereik van de golfwerking waardoor deze concentratie niet kon optreden. Het feit dat van de Doggersbank (en andere banken) veel fossiele botten worden opgevist, betekent dus niet automatisch dat hier meer dieren geleefd zullen hebben (maar het is niet uit te sluiten).
Een aantal Nederlandse onderzoekers speelt een prominente rol in mammoetonderzoek en expedities.
De afgodslang (Boa constrictor ) is een tot 3 meter lange wurgslang uit de familie boa's ( Boidae ). Het is een van de weinige reptielensoorten waarvan de wetenschappelijke naam Boa constrictoralgemeen bekend is en ook wel als 'Nederlandse' naam wordt gebruikt. Door de inheemse bevolking wordt hij aanbeden en geëerd bij de Inca 's als een van de drie heilige dieren als de Amaru ( quechua -benaming), vandaar de naam afgodslang .
De afgodslang heeft een lang en dun lichaam, dat echter erg massief is vanwege de vele spieren. De slang kan meer dan 25 kilo wegen en ondanks de grote lenigheid is het dier niet erg snel. Vanwege het grote verspreidingsgebied is er een een groot aantal kleurvarietieten ontstaan die echter niet altijd samenhangen met een ondersoort. Sommige ondersoorten kennen wel vijf verschillende kleurschakelingen, met kleuren als rood, geel, groen, wit, bruin en zwart. De bekendste is de roodstaartboa of tapijtslang (B. c. constrictor ), die een lichtbruine kleur heeft met een duidelijk donkerbruine tot rode staartpunt. Deze ondersoort treft men onder andere in Suriname aan.
De afgodslang leeft vooral van ratten en andere knaagdieren en is daarom een nuttige 'huisgenoot'. De slang schuwt de mens niet en komt regelmatig voor in de bewoonde wereld vanwege de ratten die op huizen afkomen. Naast knaagdieren worden ook wel andere zoogdieren, vogels en andere reptielen gegeten als hagedissen en kleine krokodilachtigen . Een bekende houder van de afgodslang was de worstelaar Jake "the Snake" Roberts, die na zijn overwinning de slang op zijn tegenstander gooide. Vele worstelaars waren bang voor de slang, alhoewel dit soms gespeeld was. zie ook professioneel worstelen . Ook op scholen worden wel Boa Constrictor's gehouden in het biologie-lokaal.
Boa's zijn eierlevendbarend , er worden wel eieren geproduceerd maar die ontwikkelen zich inwendig. Het duurt vier tot acht maanden eer de jongen geboren worden, dat kunnen er per keer meer dan zestig zijn. De slang is na 3 tot 5 jaar geslachtsrijp, en kan in gevangenschap meer dan 25 jaar oud worden.
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen zijn te vinden in de categorie Boidaevan Wikimedia Commons .
De axolotl (Ambystoma mexicanum ), in de volksmond ook wel Mexicaanse wandelvis (letterlijk uit het Engels), is mits volledig ontwikkeld een landbewonende molsalamander, maar de meeste wilde exemplaren blijven aquatiel . De naam axolotl komt uit het AzteekseNahuatl .
De axolotl valt op door zijn aparte voorkomen en zijn verschijnselen van neotenie , hij blijft namelijk in zijn larvale stadium, zelfs wanneer het dier seksueel rijp en dus volwassen is. Hij ondergaat in de natuur geen verdere metamorfose.
Een volgroeide axolotl (18 tot 24 maanden) heeft een lengte variërend van 150 tot 450 mm, hoewel een grootte rond 230 mm het meest voorkomt en ze zelden groter worden dan 300 mm. Ze hebben typerende varenvormige kieuwstructuren die niet bedekt zijn (zoals de kieuwen van vissen en jonge kikkervisjes ; axolotls ademen door de huid en hebben ook longen. De kleur varieert van albino of wit, via grijs en bruin tot zwart. Wilde axolotls zijn zelden wit, maar de mutante witte vorm met donkere ogen die vaak voorkomt in laboratoria en dierenwinkels werd geschapen in een Amerikaans lab in de jaren 1950 .
De eerste levende axolotls werden in 1863 vanuit Mexico naar Parijs gebracht. Het betrof drieëndertig donkergekleurde exemplaren en één albino . Zij bleken zich snel aan te passen en plantten zich zelfs voort. Vanuit Parijs werden zowel eieren als volwassen axolotls verstuurd over de hele wereld. Nog steeds is de axolotl de meest bestudeerde amfibie. In Parijs werden de axolotls bestudeerd in een herpetologisch onderzoekscentrum voor reptielen en amfibieën door Duméril . Cuvier had al voor 1863 dode exemplaren bestudeerd. De overeenkomst met larven van onze gewone salamanders was hem opgevallen en hij meende dat axolotls larven moesten zijn van een grote, onbekende salamander. Toen men zag dat de later bestudeerde, levende axolotls zich in het 'larvale stadium' gingen voortplanten, moest men deze gedachte wel opgeven.
De in de Balkan levende olm (Proteus anguinus ) en de Noord-Amerikaansesirenen (Fam. Sirenidae) houden ook de jeugdkenmerken in het volwassen stadium, wat neoteen wordt genoemd. Daarom rekende men deze vroeger samen met de axolotl tot een aparte groep, de Perennebranchiata, dat zijn dieren met blijvende kieuwen. Zij werden beschouwd als een overgang van de kieuwdragende vissen naar de, via longen ademende, salamanders. Thomas Hunt Morgan leefde van 1866 tot 1945. Hij deed genetisch onderzoek, dat is onderzoek naar het doorgeven van eigenschappen van ouders op kinderen van levende wezens en ook van planten. Hij ontving de Nobelprijs in 1933 voor zijn onderzoek waar onder andere axolotls bij betrokken waren. De bioloog Jean Rostand deed in Parijs tot in 1967 ook onderzoek waarbij hij axolotls gebruikte.
De axolotl kwam oorspronkelijk voor in het Xochimilcomeer en het Chalcomeer in Midden- Mexico , ze leven ook in "axalapascos", vulkanische kraters gevuld met water. De axolotl is een vleeseter, hij jaagt op kleine prooidiertjes zoals insecten en kleine vissen, die hij in zijn geheel doorslikt. De wilde populaties zijn sterk bedreigd geraakt door de groei van Mexico-stad . De axolotl wordt op dit moment door CITES als een bedreigde diersoort beschouwd. In het Spaans heet hij ajolote . De axolotl is verwant aan de tijgersalamander (Ambystoma tigrinum ), en wordt soms ook wel als een ondersoort van de tijgersalamander beschouwd in plaats van een aparte soort. Axolotls kunnen een metamorfose ondergaan, hoewel ze dit slechts zelden doen. Door heel langzaam het waterniveau te reduceren treedt heel soms de metamorfose op; door het geven van het schildklierhormoon thyroxine kan men de metamorfose betrouwbaarder in gang zetten. In de gemetamorfoseerde vorm lijkt het dier op de Ambystoma mavortium , die verwant is aan de tijgersalamander.
De axolotl wordt gebruikt in laboratoriumonderzoek en grote aantallen worden in gevangenschap gekweekt. Het meest opmerkelijke aan de axolotl is zijn mogelijkheid tot regeneratie : de axolotl herstelt zich zonder littekenweefsel te vormen. Hij kan zelfs vernielde ledematen herstellen en in sommige gevallen nog belangrijkere structuren. Er is ook beschreven dat zelfs de minder vitale delen van hun hersenen volledig kunnen herstellen. Nog een interessant gebied voor het onderzoek zijn de grote en robuuste embryo's die hierdoor, in combinatie met de doorzichtige eischaal, makkelijk zijn te bestuderen. Een andere amfibieënsoort die hiervoor veel wordt gebruikt is de klauwkikker .
De Argentijnse schrijver Julio Cortázar (1914-1984) schreef een surrealistisch verhaal over de axolotl. Hierin vereenzelvigt de ik-figuur zich dermate met het dier, dat hun beider identiteit vervaagt en door elkaar lijkt te zijn overgenomen. Het verhaal is afkomstig uit de verhalenbundel Final del Juego (Einde van het spel) uit 1956 en werd opgenomen in de Nederlandstalige verzamelbundel Brief aan een meisje in Parijs, vertaald door J.A. van Praag (Meulenhoff, 1969).
De aardbeikikker (Oophaga pumilio ) is een kleine giftige kikker uit de familie pijlgifkikkers (Dendrobatidae). De soort behoorde lange tijd tot het geslacht Dendrobates.
Deze soort is meestal makkelijk te herkennen aan de rode bovenzijde die ongeveer tweederde uitmaakt en de donkerblauwe onderzijde. Ook wordt het lichaam niet langer dan 3 centimeter en daaraan is de wetenschappelijke soortnaam aan te danken, want pumilus betekent dwerg. Lang niet alle exemplaren hebben echter de roodblauwe kleurencombinatie; geheel blauwe, gele en groene kleuren komen ook voor, soms in combinatie met zwarte vlekken of strepen. Ook zijn er andere soorten die sterk verward kunnen worden met de aardbeikikker, waardoor determinatie soms alleen met behulp van DNA-analyse plaats kan vinden. Over sommige ondersoorten is dan ook wel eens discussie.
Zoals alle Dendrobates -soorten bestaat het voedsel uit kleine diertjes zoals mieren, kevertjes, luizen en mijten. Het gif dat in de prooien zit wordt door de kikkers 'hergebruikt', en naar de huid getransporteerd waar ze het voor de eigen verdediging gebruiken. De aardbeikikker komt voor in Nicaragua , Panama en de meeste eilanden voor de kust zoals Costa Rica . De meeste kikkertjes halen de 2 cm niet, soms worden ze tot 2,5 centimeter, maar ook de lengte is afhankelijk van de populatie. Het biotoop bestaat uit dichtbegroeide regenwouden waar het erg warm en vochtig is. De kikker houdt van brede boomtakken met vele bromelia 's die nodig zijn voor de voortplanting.....
De voortplanting van deze soort is erg bijzonder; nadat een koppeltje elkaar na een kort paringsritueel gevonden heeft, wordt er naar eierafzetplaatsen gezocht, waarna er eitjes worden gelegd op een tak tussen de bladeren of mos die door de mannetjes bewaakt en verzorgd worden. Nadat de kikkervisjes zijn uitgekomen, nemen de vrouwtjes ze op de rug en brengen ze naar een ander water, meestal in ruimtes in planten, zoals de kelkvormige bromeliasoorten of bladoksels. Omdat er in dit soort watertjes geen voedsel is, hebben sommige soorten pijlgifkikkers een bijzondere manier gevonden om de larven te voeden; het vrouwtje legt zogenaamde voedseleitjes , onbevruchte eitjes die enkel dienen om de jongen groot te brengen.
In juli 2005 slaagde de Zoo van Antwerpen erin om aardbeikikkers zich in gevangenschap te laten voortplanten, iets wat voorheen nog niet was gelukt.
heeft veel beweging nodig - kuddedrijver - speurhond - goede waakhond
LAND VAN HERKOMST : Marokko
GESCHIEDENIS Andere benamingen : de Chien de l'Atlas, de Algerijnse Herdershond, de Atlas Sheepdog, de Kabyle Dog. De Aidi werd oorspronkelijk gefokt om de Nomaden van Noord-Afrika en hun eigendommen te bewaken. Pas later werd hij in Marokko ingezet als bewaker van kuddes schapen en geiten. Het ras bestaat uit zeer veelzijdige honden, die zeer bekwaam zijn in hun werk. Omdat hij een goede neus heeft werd hij ook gebruikt als jachthond. De Aidi wordt vaak gekoppeld aan een renhond, zoals de Sloughi, waarbij de Aidi het wild opspoort en de Sloughi het achtervolgt en pakt. De Aidi is kleiner dan en heeft een minder dominerende aard dan de meeste andere kuddebewakers. Hij is een goede waakhond en gezelschapshond.
IDEALE RASKENMERKEN Schofthoogte : voor reuen en teven 52 tot 62 cm, met een gewicht van om en bij de 25 à 30 kg. Hoofd : en berenhoofd, droog, in goede verhouding met de rest van het lichaam. Brede, afgeplatte schedel. Onduidelijke stop. Kegelvormige snuit. Bruine of zwarte snuit, in harmonie met de kleur. Stevige kaken. Aangesloten, zwarte of bruine lippen. Oren : van gemiddelde grootte met afgeronde uiteinden, half afhangend gedragen. Ogen : van gemiddelde grootte, vrij donker. Enigszins schuine, goed gepigmenteerde oogleden. Lichaam : krachtig. Gespierde hals zonder keelhuid. Brede, zeer diepe borstkas. Brede, gespierde rug. Licht gewelfde ribben. Stevige, gebogen lendenen. Opgetrokken buik. Ledematen : stevig, licht gespierd. De voeten zijn iets rond. Sterke nagels in de kleur van de vacht. Staart : lang tot aan de spronggewichten, laag gedragen, sabelvormig als de hond in rust is. Weelderig behaard (pluim). Vacht : zeer dik, halflang (6 cm), behalve op de kop en de oren waar het fijner en korter is. De kraag is voornamelijk bij de reuen ontwikkeld. De vacht is weersbestendig en vraagt een regelmatige borstelbeurt. Kleur : veel variatie, maar men verkiest wit boven alle andere kleuren. Verder : zandkleur, fauve, rossig, gestroomd, wit en zwart, wit en fauve, min of meer charbonné, driekleurig, enzovoort. AARD : in vroegere jaren was de Aidi alleen maar een werkhond. Hij beschermde de kudde of de mens, of joeg op wild. De laatste jaren heeft hij meer en meer de weg naar de huizen van de mens gevonden. De Aidi kan zich aanpassen aan het stadsleven, mits hij voldoende uitdagingen heeft om zijn energieke aard uit te leven. Het is een rustieke, enorm sterke en beweeglijke hond. Hij is waakzaam en steeds tot actie bereid. Hij is moedig en staat klaar om zijn baas en zijn huisgenoten te beschermen tegen roofdieren en vreemden.(dobrego)
Elandhond groot wild jager ( op eland ) - gezinshond - heeft veel beweging nodig - goede waakhond
LAND VAN HERKOMST : Noorwegen VARIANTEN : Grijs en Zwart
GESCHIEDENIS Deze eeuwenoude jachthond voelt zich thuis in het Noorse winterse klimaat, op moeilijk terrein en is opgewassen tegen geduchte tegenstanders. Hij is veelzijdig, maar vooral specialist op het gebied van de eland. Door de Vikingen werd hij enorm gewaardeerd; soms werd hij met zijn baas begraven. In 1877 verscheen hij voor het eerst op de tentoonstelling, georganiseerd door de Noorse jagersvereniging. Aan de Elandhond is door de eeuwen heen weinig veranderd. Vooral zijn uithoudingsvermogen en snelheid vallen op. Ook is hij intelligent in het uitwerken van sporen en in het contact houden met de jager. Het was zijn taak om de eland ( bij voorkeur het mannetje ) op te sporen en in bedwang te houden, tot zijn baas hem onder schot kon nemen. Hij deed dit op allerlei manieren, zoals door het dier te hinderen en het op te houden, waardoor de eland aan de plaats gebonden bleef en waardoor bij het dier tevens de aandacht voor de jager werd afgeleid. In Noordelijke landen wordt nog steeds met dit type hond gejaagd. Ze zijn voor alles trouw, betrouwbaar en zelfverzekerd. Als huishonden zijn ze vriendelijk en meegaand.
IDEALE RASKENMERKEN Schofthoogte: reuen ongeveer 52 cm en teven ongeveer 47 cm. Uiterlijk: gedrongen, compact lichaam; veerkrachtig, lenig gangwerk. Vacht : hard, dik, overvloedig, weerbestendig; korter op hoofd, oren, voorbenen, langer op hals achterhand en staart. Kleur : grijs met zwarte haarpunten; witte vacht is sinds 1993 ook erkend. Hoofd: brede, licht gewelfde schedel, gaat langzaam over in vierkante snuit; ovale, niet erg grote donkerbruine ogen; kleine, staande oren. Staart: dicht over de rug gekruld, hoog aangezet. AARD : de Elandhond is schrander, oplettend, waakzaam, onafhankelijk, vriendelijk en betrouwbaar met kinderen. Wel is het een hond die een goede discipline vereist ! ACTIVITEIT : de Elandhond heeft veel lichaamsbeweging nodig. Het ras is graag buiten en is door zijn energie niet geschikt voor mensen die hem onvoldoende beweging kunnen geven.
Er bestaat ook een Zwarte Noorse Elandhond , die vanzelfsprekend zwart is, maar ook een iets ander type heeft. Qua schofthoogte zijn ze iets kleiner ( de reu : 45 cm en de teef iets minder ). Ze zijn nauw verwant, net als trouwens andere jachthonden van het Keeshondentype. In België en Nederland worden de Elandhond en aanverwanten tot de Keesachtigen gerekend en niet tot de Hounds. Ook Zweden kent een Elandhond. Verdere verwanten zijn de Finse Spitz , de Karelische Berenhond en de Russische Jachtlaiki.(dobrego)
Eurasiër ideale gezelschapshond en huishond - bestand tegen alle weerstypen - poolhond
LAND VAN HERKOMST : Duitsland
GESCHIEDENIS De Eurasiër heette oorspronkelijk de Wolf-Chow en behoort tot de rassengroep van de Aziatische Keeshonden en soortgelijken. De Eurasiër heeft zijn oorsprong in Duitsland en werd speciaal gefokt als 'ideale hond'. Het ras werd gefokt uit de Chow-Chow , de Samojeed en de Grote Grijze Keeshond . In de jaren 50 van de vorige eeuw, had een familie in Duitsland ( Julius Wipfel uit Bergstrass in Weinheim ) een zwarte ( poolachtige ) hond die erg lief was voor eigen mensen, maar nogal wild van karakter. Na de dood van deze hond werd een Grijze Keeshond aangeschaft die weliswaar gemakkelijker in omgang bleek, maar minder oorspronkelijk was dan de vorige hond. Hierdoor ontstond het plan om een hond te fokken die beide eigenschappen in zich zou verenigen. Er werd vervolgens gefokt met Chow Chows en een Grijze Keeshond. De nakomelingen uit deze kruisingen werden Wolf-Chow genoemd, hetgeen stuitte op bezwaren van de Duitse Chow Club. Uiteindelijk werd nog de Samojeed ingekruist in 1972, om te komen tot het ideale ras. De naam veranderde van Wolf-Chow in Eurasiër, naar de landen ( Europa en Azië ) die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit ras. Het ras werd destijds aangeprezen als de ideale huishond en was zeer populair in Duitsland.
IDEALE RASKENMERKEN De Eurasiër is een Middelgrote Keesachtige hond. Het lichaam is langer dan vierkant, met middelzwaar bone. De rug is recht en sterk en loopt over in een lang en breed kruis. Matig gewelfde ribben. Matig diepe borst met diepe onderborst. Buik is iets opgetrokken. De benen zijn recht, sterk en middelmatig lang. De hals is matig gespierd en zonder keelhuid. Kleur : rood tot vaal, wolfsgrauw, zwart en zwart met aftekeningen ( grijsbruin boven de ogen, aan de onderzijde van de benen en aan de broek en staart ). Alleen de exemplaren die effen gekleurd zijn, zijn bij de FCI geregistreerd. Hoofd en schedel : het hoofd neigt naar het wolventype. Van boven gezien wigvormig, met spits staand oor. Vlakke schedel met voorhoofdsgroef. Rechte neusrug met weinig stop. Donkere ogen, niet te diep liggend en amandelvormig. Oren zijn middelgroot en staan rechtop. Gesloten lippen. Schaargebit. Staart : in rust afhangend en tot aan het spronggewricht gedragen. In actie opgerold of zijdelings over de rug gedragen. Voeten : grote voeten met stevige voetzolen. Gewelfde tenen. Vacht : over het gehele lichaam dicht onderhaar ( de wol ) en middellang, los aanliggende grannen ( bovenhaar ). Het gezicht, oren en onderstuk van de benen zijn korter behaard. De beharing op de halspartij is maar iets langer dan die op het lichaam en vormt geen manen. De vacht vraagt een regelmatige borstelbeurt. Schofthoogte : voor reuen van 52 tot 60 cm en voor teven 48 tot 56 cm. Het gewicht bedraagt voor reuen 23 tot 32 kg en voor teven 18 tot 26 kg. AARD : de Eurasiër is erg naar de mens en diens affectie georiënteerd. Hij is sterk verbonden met zijn baas en past zich gemakkelijk aan. Hij is makkelijk te trainen, leergierig en vredelievend. Hij heeft een zeer goedaardig, rustig en evenwichtig karakter. Hij maakt minder lawaai dan de Keeshond, maar is toch een degelijke waakhond. Hij is lief met kinderen. Hoewel hij gereserveerd is ten opzichte van onbekenden, zal hij hen nooit aanvallen. ACTIVITEIT : de Eurasiër heeft behoefte aan gezelschap en is dan ook ongeschikt als kennelhond. Als deze hond binnenshuis leeft, moet hij wel dagelijks grote wandelingen maken. De Eurasiër heeft een hekel aan alleen gelaten worden of vastgemaakt te worden aan een ketting. OPVOEDING : eigenaars weten dat je bij deze hond discipline niet willekeurig moet toepassen. De Eurasiër voed je op met een zachte en rustige, maar toch consequente hand.(dobrego)
Faraohond klein wild jager - zichthond en speurhond - eenvoudig vachtonderhoud - ideale gezelschapshond
LAND VAN HERKOMST : Malta
GESCHIEDENIS Ook honden kunnen blozen. De neus en oren van de Faraohond ( of Pharaoh Hound , Kelb-tal Fenek ) worden donkerrose als hij zich opwindt. Zijn expressieve gezicht met oosterse uitdrukking bevestigen de band met het oude Egypte. Het is misschien de oudste, maar zeker en vast de meest vereerde hond uit de geschiedenis. Zijn voorouders gaan terug tot zo'n 3000 jaar voor Christus. Veel van het type en zijn mogelijkheden van deze honden uit de oudheid wordt onthuld wanneer men de vroege schilderijen en hiërogliefen bekijkt. Hij lijkt weggelopen uit een afbeelding in een Egyptische graftombe. In werkelijkheid is het een ras dat is gefokt uit Windhonden die op Malta en de eilanden in de buurt leven, en die mogelijk verwant zijn aan prehistorische windhonden uit Noord-Afrika. Waarschijnlijk is de Faraohond nauw verwant met de Podenco Ibicenco en de Cirneco dell'Etna . De Faraohond is dus een zeer oorspronkelijke Windhond. Als huishond is hij alert, intelligent, vriendelijk, zelfs lief. Hij houdt van aandacht, kinderen en spelen, maar is ook graag op pad.
IDEALE RASKENMERKEN Schofthoogte: reuen 56 cm (ideaal), teven 53 cm. Uiterlijk: slank, gebeeldhouwd lichaam; vrij, moeiteloos gangwerk. Vacht : kort, dicht, vlak aanliggend, glanzend. Kleur : roodbruin, iets wit op borst, voeten (niet op de tenen) en staartpunt toegestaan, maar veel wit of wit op de buik, of boven de voeten is ongewenst. Hoofd: lange, droge, goed belijnde schedel met lange snuit; ovale, amberkleurige ogen; grote staande oren. Staart: lang en uitlopend in een punt. AARD : voorzien van zowel snelheid als kracht, speur- als gezichtsvermogen, is de Faraohond een veelzijdige jager. Dit ras joeg vooral op konijnen, zowel op reuk als op gezicht. Omdat hij al jaren met de mens heeft samengeleefd, is de hond van nature een gezelschapshond geworden. Hij is vrolijk, intelligent, lief voor kinderen maar wantrouwend tegenover vreemden. ACTIVITEIT : deze hond heeft zeer veel lichaamsbeweging nodig.(dobrego)