Ik was nog jong en onervaren Hij was ouder en heel mooi Niemand kon hem evenaren En ik zei heel schuchter "hoi".
Toen kwam er op een dag een brief Hij wist niet hoe mijn voornaam was Dus stond er op de envelop, heel lief "Aan het meisje in de blauwe regenjas".
Ik danste van vreugde door de kamer Met de brief tegen mij aangedrukt Mijn hart bonkte als een hamer Hij wilde mij zien, hoe was me dat gelukt?
Wat was ik zenuwachtig, bloednerveus Wat moet ik zeggen, wat trek ik aan? Natuurlijk, mijn blauwe regenjas, weinig keus Zou hij er vanavond echt wel staan?
Ik werd verliefd, ik was zestien jaren jong Hij had de allermooiste ogen, zó blauw Wat was ik blij, mijn jonge hartje zong Toen hij tegen mij zei, "ik hou van jou".
Hij was mijn eerste grote liefde, voorgoed Wij zouden vanaf nu voor altijd samen zijn Wist ik veel dat het leven rare sprongen doet Het leven lachte mij toe, ik dacht niet aan pijn.
Hij kreeg hoofdpijn, veel erger dan ik dacht Wat was hij ziek, hij kon niet meer praten Hij werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht Hoe ernstig het was, kreeg ik toen in de gaten.
Hij werd geopereerd aan een tumor in zijn hoofd Mijn liefste was zo ziek en had zo'n vreselijke pijn In die nacht heb ik aan God van alles beloofd Als hij maar weer beter werd en bij mij mocht zijn.
Maar God kon niet meegaan in die ruilhandel van mij Er gebeurde ook geen wonder, in tegendeel Ik weet nog goed wat de dokter tegen mij zei "Ik opereer hem weer, maar zijn kansen zijn niet veel.
Toen ging hij dood; ik was zeventien en hopeloos alleen Vol met vragen, waaróm moest hij dood, waarom juist hij? Ik wist dat met zijn sterven een stuk van míjn leven verdween Ik was ineens volwassen; mijn jeugd was voorbij.
Willy Kersseboom
|