Mmmmm...
het blijft hier lekker weer...ik zit nu buiten haar huis op de stoep - de
wonderen van Wifi - en kijk uit over de glooiende akkers. Het hooi rimpelt
alsof een reuzenhand het teder aait. Het is hier bijna oogsttijd en de lucht
ruikt ...tja..."droog"..komt er het dichtste bij. Droog zoals een
handvol gedroogde bloemen ruikt op een warme zomeravond. De zwaluwen vliegen
laag, het wordt een onweersdag vandaag.
Aan het einde van het veld, ongeveer een goeie kilometer ver, staat nu in de
schaduw aan de rand van het diepgroene, bijna zwarte sparrenwoud een enorme
eland. Die heeft waarschijnlijk vannacht een feestje gebouwd in de akkers, een
redelijk groot probleem hier :) In Östergötland waar ik nu ben, een goeie 150 km zuidelijk van
Stockholm, en dicht bij de mooiste archipel na de Kroatische kust, sterven meer
automobilisten in een aanrijding met een 800kg zware eland dan om welke andere
reden ook. I kid you not.
Mijn
ex heeft net Mette opgeladen en is onderweg naar haar schooltje, een chaotische
verzameling roodgebeitste huizen op de flank van een heuvel, boven een kreek.
Erg mooi, een vroegere herenboerderij met bijgebouwen van waaruit nu
schoolgeluidjes opklinken. Elke dag gaat Mette voor een voormiddagje ernaar
toe, zodat ze kan wennen aan "de grote school". Het gaat er hier een
heel pak minder stresserend aan toe dan de eerste schooldagen in Antwerpen in
elk geval.
Ik pik ze straks op met de fiets, hijgend helemaal de heuvel op, en
met haar achterop met een rotvaart naar beneden, op weg naar het Götakanal dat haar dorp in tweeën snijdt. Een rustig kabbelend kanaaltje tegen de rotswand
aan, veel gebruikt door plezierjachten omdat het Zweden van oost naar west
doorkruist , enfin, dat was oorspronkelijk toch de bedoeling :) Somewhere,
somehow, someone got sidetracked :) Waarschijnlijk door één van de talloze
oorlogen die hier in de laatste eeuwen met de Pruisen, Russen en Denen zijn
uitgevochten.
Het heeft nu geen andere functie dan de verbinding tussen alle jachthaventjes
rond de Zweedse meren, en Söderköping heeft er natuurlijk ook ééntje. Met het
beste ijsjesrestaurant dat je je kan indenken. Het vaste namiddagritueel met
mijn kleine älskling moet natuurlijk hier starten, op het zonnige terras iets
boven het haventje uit, met een enorm ijsje in de vreemdste kleuren ...en
natuurlijk het parapluutje en de slingertjes. Elk zesjarig iepje heeft ergens
wel een geheim doosje met een verzameling van die ijspluutjes, denk ik.
De
bakkerin komt naar buiten met mijn tweede koffie. Een slecht idee, eigenlijk,
koffie is hier een dodelijk wapen; zwart, sterk en bitter. Een winterkoffie. Toch
de perfecte start voor een luie, relaxte dag.
Ze
kijkt even op me neer, en schuift dan een stoel bij.
Ze
vraagt me wat in overstaanbaar Zweeds,ik pik wat woorden op maar schud mijn
hoofd: Jag talar inte bra Svenska, förlåt! Ze moet even lachen met mijn
grappige accent en schakelt naadloos over op Oxfordengels. Of ik hulp nodig heb
met mijn Norrkopings Tidningar? De krant ligt al een tijdje open op het
smeedijzeren terrastafeltje, had ze gemerkt. Ze vouwt haar vlezige armen op de
tafel en grinnikend corrigeert ze mijn wilde suggesties voor de krantenkoppen.
Iedereen
is hier welopgevoed en vriendelijk; geïnteresseerd waar je vandaan komt en of
je een leuke tijd hebt. Je glijdt vanzelf in die oude jas van traag en
vriendelijk leven .
Op
het marktpleintje, een gedrocht uit de koker van één of andere Spaanse
architect die zich nu waarschijnlijk in de wouden schuilhoudt, wandelt een
meisje, een jaar of tien, met een enorme zwarte, dikbehaarde hond naar de
fontein. Afzakkende kousen, een knalgeel t-shirt van het Zweeds Olympisch team
over een wijde jeans en te grote Nikes.
Pippi
Langkous in natuurlijke habitat.
Ze
laat zich lachend door de hond naar de fontein trekken, die klimt over de
rand en gaat spetterend languit in het bassin liggen. Zonder nadenken klautert
Pippi haar hond achterna, kleren, Nikes en al.
Hier in Zweden is het
zaterdagavond. En zaterdagavond is pizza-avond.
Een ijzeren wet, ingebed in de nevels van de geschiedenis, ooit opgesteld door
het vrouwelijke deel van mijn gezin, waarvan ééntje net de pampers ontgroeid
was.
En er valt nooit aan te tornen, op risico van zware onweersbuien op het
kinderfront. Pax Pizzeria.
In Antwerpen waren die avonden nooit echt een probleem; onze Latijnse cultuur
gebiedt de aanwezigheid van pizzazaken op de hoek van elke straat, tenmiste
waar ik vandaan kom. Hier ligt dat wel even anders.
Zweden is Calvinistisch. Dat wil zeggen dat pizza´s niet in de religie zijn
opgenomen. Er is geen Noordelijk Papaal decreet dat het eten van pizza in
Scandinavië tot goede daad maakt. En dat schept een probleem.
Söderköping is de trotse bezitter van 1 Italiaans restaurant. Eén.
Het wordt uitgebaat door een Kosovaarse familie. Vanuit de Zweedse logica dat
dat volkje dichter bij Italië woont dan de rest; en dus een claim op de
Italiaanse keuken kan leggen, inclusief de pizzaproductie.
Jammer genoeg is Kosovo een Balkanland. En die hebben geen benul van Romeinse
gerechten.
Gelukkig staat de kok open voor suggesties; dus eet Söderköping hier nu mijn
versie van de pizza Frutti Di Mare of Pasta Penna.
Ze
huppelt voor me uit, over het met witte bloemen bezaaide grasveld rond de
sombere donkergebeitste eiken vikingkerk - twee zwarte houten pijlen die naar
de avondlucht priemen, gebouwd op Romeinse funderingen.
Op één van de zware blokken zit nonchalant opgevouwen een langbenige
schoonheid, donkerharig. Tijdloos patriciërsgezicht met een brilletje,één been
onder haar gevouwen, het andere bungelend. De camera rond haar hals maakt van
haar een toeriste. Ze volgt ons met de ogen, glimlacht, zwaait.
Ik hurk en pluk een witte bloem. Mette vlecht het margrietje in haar haar,
zoals alleen meisjes kunnen.
Casper
kijkt me over de salontafel geïrriteerd aan.
Ik zeg hem nog eens dat het veel te druk zal worden, teveel volk, hij is te
klein en zal verloren lopen, dus nee, hij mag niet mee.
Hij haalt zijn schouders op, wandelt weg en valt van de keldertrap
De lange Zweedse schemering kleurt de lucht paars. Ze loopt als een jonge hond
ongeduldig heen en terug - kom nou papa! - op weg naar de flarden muziek aan
het Götakanal. Aan een kleine houten kiosk speelt een bluesbandje, baardig en
in de wind, halfdronken en in een scherp tempo oude rockers. Wildvreemden
grijpen elkaar vast en jiven op het deck van de jachthaven onder de brede
grijnzen van de Zweedse ZZTop, de jongste 60 jaar.
Ze klimt op mijn voeten en knelt mijn heupen in haar armen.
Langpootmuggen in de warme lucht, en langpootmuggen op de dansvloer, blonde
vlechtjes en eindeloze benen, 15 en met het eerste, onhandige liefje.
Ik dans met haar hoofd tegen mijn navel alles in tweekwartsmaat, Johnny B Goode
met Zweedse tekst.
Casper is blauw en heeft het IQ van een glas water. En ook de motoriek.
Casper is een vriendelijke Norwegian Blue kater van 15 kg die zich niet kan wassen
en een trap wel opkan, maar alleen in een soort gecontroleerde vrije val
afgeraakt.
Er is iets serieus fout met die kat.
Ze hinkelt voor me uit en
zingt Wannes.
Langs het smalle asfaltlint wandelen we samen de heuvel op, voor de laatste
keer. De gele velden bakken in de ochtendzon en Casper sloft slechtgehumeurd
naast me mee.
Tien kilometer boven Kopenhagen denk ik na over mijn opdracht. Ze wil elk
bezoek een nieuw liedje, een Vlaams liedje. Het maakt haar de ster in haar
heksenkringetje op school, al die vreemde klanken. Met open mond luisteren de
blonde iepjes naar Kortjakje, Schipper en Fabeltjeskrant.
Maar nu is ze zes, en zes is veel te groot voor kinderliedjes.... nu een
"echt" liedje papa!
Dus wordt het Wannes Vandevelde, wat ik me nog van deze grote zanger herinneren
kan. Een blauwe maandag kreeg ik nog lessen flamencogitaar van deze Antwerpse
reus, tot hij mijn moeder suggereerde haar 12-jarige zoon de straat op te
sturen met een voetbal, "wantet intereseirt eum toch gien balle,
zene!"
Ik kan wel nog flarden van het prachtige Concierto d'Aranjuez reconstrueren,
dankzij hem. Als mijn hand meewil. Mind over matter :)
Ze rent terug naar me en geeft me een zweterig handje. We hinkelen samen de
laatste meters en zingen dat we deze nacht in de straten willen verdwalen, de
klank van de stad maakt onze ziel amoureus.
Casper klimt op een pasgekalkt hek, verandert prompt in een witzwarte skunk.
Ze rukt zich los en rent het witgebloemde grasveld over, in de armen van haar
fröken. Lotte, ravenzwarte haren, gletscherblauwe ogen, Fins bloed. Lid van het
gerenommeerde Norrkopings handbalteam, kampioen de laatste 5 jaar. Moeiteloos
zwaait ze het aanstormend geweld met de blonde vlecht omhoog en op haar heup.
Ze rust haar hoofd op de kruin van Mette en knipoogt over de lengte van de tuin
naar me, fluistert wat in haar oor. Mette wurmt zich rond en geeft een haastige
zwaai " tot binnen één maand papa!"
Eén maand is korter dan vier weken; één is kleiner dan vier.
Dat legde ze me de vorige avond uit, natte uitgekamde haren in een losse vlecht
in haar bedje, met ernstige blik. Ja, toch?
Ja, inderdaad.
Lotte blijft me aankijken, zwaait met enkele vingers. Ik glimlach en wandel de
heuvel af.
Warme Antwerpse klanken waaien op de zomerbries uit de openstaande ramen. Mijn
keel is van glas, en naast me drentelt een miauwend zebrapad.
De
ijskoude decemberlucht kust de ramen, plassen lantarenlicht weerkaatsen op het
bevroren kanaal twee verdiepingen lager, geven de slapende eenden harde, zwarte
contouren. Winterfakkels boorden de smalle Middeleeuwse straatjes van avondlijk
Söderkoping
Ze
duwt Casper ongeduldig weg en tekent geconcentreerd verder, opgevouwen in een
warm hoopje op het tapijt.
Komt hij echt, écht, vanavond? Ze
controleert met grote, fjordblauwe ogen
mijn gezicht, op zoek naar de definitieve bevestiging.
Ik
knik langzaam, plechtig . Vannacht, om halfdrie. Of drie uur. Ten laatste.
Heeft hij me zelf gezegd.
Ze
draait zich gerustgesteld weer om naar haar blad waarop Casper zich opnieuw
genesteld heeft, op zoek naar aandacht.
Met
een krullerige handtekening naast Caspers poten is haar projectje klaar,
helemaal klaar voor de bezoeker die vannacht opduikt om halfdrie.
Drie
uur ten laatste.
Ze
klimt op mijn buik en duwt de brief onder mijn neus, veel te dicht voor mijn
bijziende ogen. Ik heb de sleutel ook getekend, pap!
Ik
drentel over de hanepotige brief, vol verwachtingen en hoop. Een step, een
nieuwe kat (voor als Casper doodgaat), een prinsessenjurk.
Meisjesdingetjes.
Ik
tracht haar zo lang mogelijk zo te houden. Hoe lang nog?
Wanneer
zullen haar dromen over kroontjes en poezen vervagen en vervangen worden door
iPads, Facebook en vriendjes?
Ik
ben nog steeds almachtig, alomtegenwoordig. Een ijkpunt waartegen ze haar
realiteit afzet. Hoe lang nog?
Ze
toont me met een roze nageltje trots de omlijnde sleutel, product van een
halfuur tekenen, gummen en opnieuw beginnen.
Als hij binnenkomt moet hij zijn sleutel
hiernaast tekenen, pap. Het
bewijs dat hij het echt is, en niemand anders!
Ze
glimlacht samenzweerderig, vol van haar sluwe plan. Haar eerste, voorzichtige
aarzelingen over Sinterklaas zullen zo de kop ingedrukt worden, een diepe
traditie veiliggesteld.