Immers, de oester is niet alleen lekker, maar ook nog eens erg gezond. De dieren zitten vol zink en magnesium en omdat ze over het algemeen rauw worden gegeten, blijft dat zinkgehalte ook intact. Hoe meer zink in het bloed, hoe minder vatbaar voor verkoudheid en dat is mooi meegenomen nu het steeds killer en regenachtiger wordt. Volgens het Nederlands Visbureau zijn oesters verder ook nog eens cholesterol- én caloriearm (1,9 gram vet en 57 calorieën per 100 gram).
De oester is in Nederland geïntroduceerd door de Fransen. Rond 1850 liep hun eigen oesteroogst spaak doordat de wilde oesterbanken elkaar dreigden te overwoekeren. De Fransen, gastronomen pur sang, maakten een uitstapje naar Italië waar geen problemen leken te bestaan en ontdekten dat de Italianen oesters kweekten. En er dol op waren. Zo gaat het verhaal dat de beroemde minnaar Casanova (1725-1798) er wel 50 per dag at! Het zou natuurlijk een fabeltje kunnen zijn dat oesters de seksuele lust bevorderen, maar toch menen sommige wetenschappers nog steeds dat het hoge zinkgehalte in deze schelpdieren de zaadproductie van de man stimuleert. Maar enig bewijs is hier nooit voor geleverd.
De Italianen kweekten overigens al sinds jaar en dag oesters. Een eeuw voor Christus ontdekten de Romeinen namelijk al dat je de oesteroogst kon beïnvloeden door oesterlarven die in juli en augustus in oesterrijk water drijven, op te vissen en uit te zetten op rotsen in de zee waar ze rustig konden uitgroeien tot volwassen consumptieoesters. Het schelpdier heeft immers een 'collecteur' nodig om zich aan vast te kunnen hechten. Door die voor hem uit te kiezen, hoefde je alleen nog maar te wachten tot hij volgroeid en eetrijp was. Omdat de oesterkweek (de Fransen kozen niet voor rotsen, maar gebruikten dakpannen; tegenwoordig zijn het mosselschelpen) in Frankrijk niet genoeg schelpdieren opleverde, week de Franse regering onder Napoleon uit naar andere landen. Nederland, waar al op wilde oesters werd gevist, bleek een uitstekende optie. Officieel loopt het oesterseizoen van september tot april. De maanden met de 'r' dus. Vandaar ook het Franse woord huître. Huit staat voor de acht maanden waarin de schelp kan worden geoogst en de r in het woord geeft aan om welke maanden het gaat. In Nederland worden twee soorten oesters gevist en gekweekt. Oorspronkelijk kwam alleen de platte oester (met een ronde gladde schelp en door zijn zeldzaamheid het duurst) in ons land voor. Deze bleek echter erg ziektegevoelig. Nadat in 1962 tachtig procent van de oesteroogst verloren ging, begonnen de oesterkwekers de veel grilliger uitziende Japanse oester te importeren en uit te zetten in de Nederlandse wateren. Inmiddels staat deze exoot bekend als de Zeeuwse oester. Nog steeds bestaat de oogst van de platte oester uit zo'n 1,5 miljoen schelpen per jaar. Dat is echter een peulenschil vergeleken met de jaarlijkse oogst van de 'Zeeuwse' oester waarvan er tussen september en april maar liefst 30 miljoen uit het water van de Oosterschelde en het Grevelingenmeer worden gevist.