De tamme kastanje is geen inheemse boom. Hij is ingevoerd uit Zuid-Europa. Vaak staat hij alleen. Dan heeft hij een dikke korte stam en een brede bladerkroon. De schors van de kastanjeboom vertoont diepe spleten die in een spiraal om de stam draaien. Hieraan kan je 's winters de tamme kastanje herkennen. De getande bladeren kunnen wel 30 cm lang worden. Ze hebben een gezaagde rand en zijn langwerpig en veernervig. In oktober vallen de kastanjes uit de boom. De groene bolster of het vruchtomwindsel is bezet met een formidabele hoeveelheid groene stekels tot wel vijf centimeter lang. Deze stekels beschermen de vruchten tegen rovers. Eenmaal afgevallen gaan de vruchten na korte tijd vanzelf open. Je kunt een tamme kastanje dus beter een tijdje laten liggen dan ze moeizaam proberen open te maken. Tamme kastanjes kunnen geroosterd worden op houtskool, gekookt en gepoft. (eigen foto)
|