Terwijl Pedro nog ligt te apegaaien na een virusinfectie en het geen weer is om een hond door te jagen, laat staan om te fietsen, ben ik verder op zoek gegaan naar het gegeven Jacobus. Ondertussen zijn Pedros pelgrimvrienden, Luus en Martien, al een eind opgeschoten in Frankrijk. Hun verhaal kan je zien en lezen door op de schelpen te klikken
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Santiago de Compostella
Vanaf het einde van de 7de eeuw ontstaat het verhaal dat Jacobus de Meerdere het evangelie zou gepredikt hebben in Spanje. Nadien zou hij dan in het gezelschap van enkele bekeerlingen de andere apostelen terug vervoegd hebben voor hun concilie te Jeruzalem in het jaar 44. Het idee van een apostolische oorsprong geeft de jonge Kerk van Asturië ongetwijfeld moed in een tijd dat ze het fel te verduren krijgt van islamitische aanvallen. Een dergelijke afstamming wordt best kracht bijgezet met een historisch aanknopingspunt. Vanaf de 9de-10de eeuw wil de overlevering dat Jacobus ook in Spanje zou begraven zijn. Maar hoe was Jacobus dan wel terug in Spanje geraakt? Het zou door zijn (Iberische) leerlingen Athanasius en Theodorus van Jeruzalem naar Spanje overgebracht zijn, nadat ze daar op wonderbare wijze het nodige bootje voor verkregen hadden. Ze gingen aan wal in El Padrón, Noordwest-Spanje, in de provincie Galicië, en begroeven de apostel 8 mijl landinwaarts.
Pas vanaf de 9de eeuw zijn er sporen terug te vinden van de verering van zijn relieken, op de plaats van dat graf te Compostella, dat - aldus archeologische bevindingen - zich wel degelijk bevindt op een oude Romeinse begraafplaats.
Het feit dat dit graf eeuwenlang niet bekend en vereerd was en nu plots wél, moest een verklaring krijgen. Het graf zou door verwaarlozing in de vergetelheid zijn geraakt, en tot nieuw leven gekomen zijn dankzij een herontdekking. En kijk, eensklaps en bij wonder werd zijn graf in het begin van de 9de eeuw terug-gevonden. De kluizenaar Pelagius, verblijvend te Amahia, kreeg van engelen een bericht omtrent de vindplaats van Jacobus graf in de omgeving. Het graf werd aangeduid door bovennatuurlijke lichtschijnsels. Het komt de plaatselijke bisschop toe om het graf te vinden: een stenen mausoleum. Meteen volgde de bouw van een kerk, de eerste van een serie.
De plek wordt naar de apostel genoemd: Sant-iago. Gezien zijn reputatie werd zelfs vanaf de 11de eeuw heel de streek van Galicië door de Vikingen Jakobsland genoemd. De plaatsnaam in Compostella of de Compostella wordt etymologisch graag verklaard door de legendarische ontdekking van het graf dankzij de wonderlijke lichtschijnsels, nadien opgevat als sterren; vandaar sterrenveld, in het Latijn: campus stellarum. In de middeleeuwse Latijnse teksten staat de nieuwe plaatsnaam steeds correct vermeld als Compostella. In de middeleeuwen werd het bedevaartsoord gesitueerd in Finis terrae. Vanuit een continentaal Europees standpunt werd inderdaad de landstreek van Noorwest-Spanje aanzien als het einde der aarde. Had ook Jezus zijn apostelen niet opgedragen het evangelie te verspreiden tot het uiteinde der aarde (Hand.1,8)?
In de middeleeuwen stond de echtheid van Jacobus graf boven alle verdenking: velen stroomden er van heinde en verre naar toe, tal van wonderverhalen werden aan hem toebedacht en een indrukwekkende bedevaartskerk, later tot kathedraal verheven, zou zijn grafplaats tekenen. In de periode van het kritisch ingestelde humanisme begonnen de twijfels daaromtrent meer en meer op te komen. Toch aarzelde paus Leo XIII in zijn bul Deus omnipotens (1884) niet om de skeletten die in 1879 terug opgegraven waren, te bevestigen als het authentieke gebeente van de heilige apostel Jacobus en diens gezellen Athanasius en Theodorus. Daarmee werd het kritisch onderzoek hieromtrent niet stopgezet.