De piano wordt ingedeeld bij de snaarinstrumenten (geen digitale piano). De piano werd ontwikkeld door de Italiaan Bartelomeo Christoferi die rond 1700 de eerste pianofortes bouwde waarbij de geluiden sterk kunnen veranderen.
Vleugelpiano
Een moderne vleugelpiano en buffetpiano bevat 6 basiselementen:
Snarenkoor die uit stalen snaren bestaan. Elke basnoot heeft 1 snaar, elke noot uit de middenregister 2snaren en noten uit het hoge register 3 snaren.
Metalen kader dat de grote spanningen van de snaren moet opvangen.
Klankbord of de zangbodem en de kammen die de trillingen van de snaren overbrengen naar het klankbord.
De mechaniek: Toetsen, hamers, opstoters, vangers en dempers.6
Houten kast.
Pedalen: 3 of 2 pedalen.
rechterpedaal: Uitschakelen van de dempers (noten blijven doorklinken).
linkerpedaal: (una corda-pedaal u.c.-pedaal). Bij een vleugelpiano brengt het u.c.-pedaal een verschuiving van het toetsenbord teweeg zodat i.p.v. 2 of 3 snaren 1 snaar wordt aangeslagen (zachter of doffere klank). Bij een buffetpiano komt door het u.c.-pedaal dichter bij de snaren.
middenpedaal: Moderne piano’s zijn meestal ook voorzien van een pedaal dat de dempers van afzonderlijke noten kan uitschakelen zodat deze noten blijven doorklinken terwijl de andere gewoon gedempt worden.
De piano is één van de meest populaire en veelzijdige instrumenten. Het toonbereik is groot (meer dan 7 octaven). Ook is het instrument in grote mate expressief. Het vervult een belangrijke rol in de huiselijke sfeer en wordt als solo- en begeleidingsinstrument gebruikt.
Daarom is de piano heel goed geschikt voor algemene muziekleer. De akoestische piano is beter geschikt om piano te leren spelen i.p.v. een digitale piano. Omdat de akoestische piano en een vleugelpiano meer worden gebruikt in de muziekschool. Bij een digitale piano (elektrische piano) zijn de toetsen veel te zachter en daardoor het moeilijker wordt het ingestudeerd stuk te spelen op een vleugelpiano of akoestische piano.
Notenbalk zijn 5 evenwijdige horizontale lijnen en lijken daardoor op tekstregels, zoals in een boek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men deze noten van links naar rechts leest. Maar naast deze overeenkomsten zijn er ook duidelijk verschillen in het lezen. Zo zijn de noten geplaatst op verschillende hoogtes en vaak ook nog eens buiten de lijnen. We zien en horen hoge en lage tonen.
Aan het begin van de notenbalk wordt steeds een sleutel geplaatst. Een sleutel op een notenbalk omvat een lijn daarvan en legt daarmee de toonhoogte vast van een noot op de lijn. Hier de sol op de 2de lijn van de notenbalk vandaar spreken wij hier van een sol-sleutel. Deze sleutel is een gestileerde letter (G), de letterbenaming voor de noot sol. Verder worden ook de fa-sleutel (F) en de do-sleutel (C) gebruikt.
Nu in de moderne wereld gebruiken wij het meeste een fa-sleutel en een sol-sleutel.
In een moderne versie is de Altviool het enige instrument dat nu nog op de 3de lijn een alt-sleutel heeft namelijk de do-sleutel. De bedoeling van de sleutel is om de noten van de partituur zoveel mogelijk binnen de lijnen van de notenbalk te houden om het lezen te vergemakkelijken en te voorkomen dat er te veel hulplijnen gebruikt moeten worden.
De oude versie van de do-sleutel worden niet meer gebruikt namelijk: de sopraam-sleutel (1ste lijn), mezzo sopraam-sleutel (2de lijn), tenor-sleutel (4de lijn) en de bariton-sleutel (5de lijn). Die zijn veranderd in de nieuwe versie: sopraam in de sol-sleutel, mezzo sopraam in de sol-sleutel, tenor in de sol-sleutel-8 (8 is een octaaf lager lezen dan genoteerd) en bariton in de fa-sleutel.
Muzieknoten schrijven wij op en tussen de lijnen in een notenbalk van 5 lijnen. Alles daarbuiten gebruiken wij hulplijnen zoals hier in het begin een do staat.