De vier bouwstenen zijn: Toonsterkte, Toonkleur, Toonduur en Toonhoogte.
1) TOONSTERKTE
Een ander woord voor toonsterkte is Dynamiek. Je zegt ook wel geluidsterkte. Het gaat dus bij dynamiek om hoe sterk of hoe zacht de muziek klinkt. Hier heb je dynamische tekens voor d.w.z. tekens die aangeven hoe sterk (hard) of zacht je de muziek moet spelen. – Stabiele dynamiek: gelijk het zelfde toonsterkte (van begin tot einde partituur) Klavecimbel en Orgel hebben gelijke geluidsterkte. – Contrast dynamiek: verschil van sterkte en of zachte geluiden. – Overgang dynamiek: Het geleidelijk overgaan van hard naar zacht of van zacht naar hard tijdens het spelen of zingen. Belangrijke termen: Crescendo, Decrescendo en Diminuendo. Zijn begonnen met het uitvinden van piano in stijlperiode 1800 en 1900. Hoort bij toonduur.
Een aantal dynamische tekens zijn:
-
pp = pianissimo (heel zacht)
-
p = piano (zacht)
-
mf = mezzo forte (matig hard)
-
f = forte (hard)
-
ff = fortissimo (heel hard)
-
< = crescendo (harder worden)
-
> = diminuendo of decrescendo (zachter worden)
Dan heb je nog:
2) TOONKLEUR
De instrumenten.
Elk instrument heeft een eigen karakteristieke klank waaraan het herkent wordt. Dit wordt klankkleur genoemd. Tymbre: warm, koud, grauw.
3) TOONDUUR
Dit heeft met lang en kort te maken. De vorm van de noot geeft aan hoe hij heet en hoe lang hij duurt. – Tempo: snelheid – Ritme: onderverdeling van de tellen. Snelheid heeft te maken met de tel. – Metrum: in biets/m. Plaats van de zware en de lichte tellen (bv: In maat 2/4 1ste is een zware tel en de 2de is een lichte tel.(V - I) In maat 4/4 is de 1ste is een zware tel en 2de, 3de, en 4de zijn lichte tellen. (V I I I) Beethoven is daar mee gestart.
4) TOONHOOGTE
Dit heeft met hoog en laag te maken. De plek op de notenbalk geeft aan hoe hoog de toon klinkt. Noten die hoog staan klinken hoog en noten die laag staan klinken laag. – Melodie zinsbouw: horizontaal in de partituur (notenbalk). – Geluid met harmonie = samenklank: verticaal in de partituur. Aantal instrumenten (houtblazers, koperblazers, slagwerken en strijkers die samen spelen)
|