Ze pakt haar koffers ZOMER: Het is heet, ze stopt bloemen in zakken, En in een stapel plat na het drogen - Paardebloem kussens. Voorzichtig in een zak stoppen: kikkers, vlinders, insecten, kevers en een nachtvlinder...
Porie! Ik denk dat ik er klaar voor ben! In de bijkeuken zijn er sappen en augurken, en bessenjam... Mijn trein zal stipt om acht uur zijn, En vergeet niet te ontmoeten...
"Zonsondergang in bloed... Bloed stroomt uit het hart... Huilen, hart, huilen..." (A.A. Blok).
Soms ben ik gelukkiger dan al het levende, Hou van poëzie en muziek, Maar soms voel ik me als een nachtegaal die in doornen zingt...
... Groeiend in de schaduw, tussen de stammen, Altijd onbegaanbaar en dicht, Doornige doornstruiken In het voorjaar zijn ze bedekt met witte bloemen.
Hun aroma is koel en fris, verleidelijk. Ik ben ver weg van de drukke menigte, maar ondanks de scherpe doornen wil ik mijn toevlucht zoeken in dit struikgewas.
Hier, in het dik van de takken, zwart en doornig, Voorzichtigheid vergetend, zing ik in stilte een lied over mijn lente, Niet de brandende pijn van geluk voelen.
Tussen de bloemen, mysterieus mooi, zijn er veel doornen in de donkere diepten. Een van hen doorboorde mijn hart, En bloed stroomt op de grond in een stroom van rood.
En het lied stroomt naar de hemel, steeds wonderbaarlijker... Het leven gaat voorbij, en ik weet dat ik nu voor de laatste keer over de lente zing - mijn bloed gaat tenslotte weg met het lied.
Zoals de regen stroomt in de herfststorm, Zo stroomt het bloed uit mijn hart, - Nu begrijp ik waarom Zonder acute pijn is geluk onmogelijk.
Hetzelfde geldt voor gedichten - schrijf ze elke keer, alsof dit je laatste uur is...
... En de zingende nachtegaal viel stil tussen de dikke takken In de doornen.
Je noemt het de jouwe - je zoekt geen ontmoeting, je praat over liefde zonder je lippen aan te raken, het doet me pijn om elke avond op je te wachten, niet oprecht om bekenteniswoorden te geloven.
De dagen slepen zich voort als in slow motion, Dromen vervagen als een heldere zonsondergang, Breken in fragmenten als ijskristal, Stilte wordt verbroken door een rinkelende klank.
Een geweven net over mijn gevoelens werpend, Mijn ziel en hart trekkend met een strop, U gevangen als in een kooi, Zonder ooit in mijn ogen te kijken.
Opnieuw in het delirium van middernachtelijke nachtmerries, Verscheurende kreet: "Laat me gaan", Stikkend in de rook van luchtspiegelingsvuren, probeer ik voor altijd van je weg te komen...
In de lente wil je echt liefde, zachte knuffels, kusjes. En dus ligt dat geluk in het verschiet, Als de ziel danst voor een toegift.
In de lente wil je zo graag dromen, En geloof in een sprookje volgens de plot. En met heel mijn ziel de hele wereld te omarmen, Wat is de wereld, en de hele planeet.
In het voorjaar wil ik zo graag zingen Over pure gevoelens, de belangrijkste gedachten. En om erover te vertellen aan Degene die belangrijk is in ons leven.
In de lente wil je zo graag vliegen Op de vleugels van onschuldige vreugde. En tenslotte om gelukkig te worden, Geliefde, belangrijk en niet sterk.
In het voorjaar wil iedereen zo graag leven, om de glimlach van dierbaren met hun ogen te vangen. In de lente wil je zoveel liefhebben, En gewoon om te weten dat er iemand in de buurt is.