Iets wat ik nooit vergeet.
Regen en sneeuwvlokken, opgejaagd door een ijzige noordenwind, gierden door de straat.Voetgangers, de kraag hoog opgetrokken, of weggedoken achter paraplus spoeden zich door dit winterse weer, naar hun warme huiskamers. Een oud vrouwtje, in de ene hand een zakje kolen en aan de andere een versleten boodschappentas, staat op de rand van de stoep. Ze wil blijkbaar de druk bereden straat oversteken. Maar geen enkele van de, in hun goed verwarmde auto zittende, chauffeurs heeft enig gevoel van medelijden en rijdt star voor zich uikijkend verder. De aanhoudende verkeersstroom van autos, fietsen en brommers houdt aan. Een grote luxe wagen, met aan het stuur een blozende kaalhoofdige man rijdt in een plas. De sneeuwbrij spat op het schamele jasje van het oudje. Aan de overzijde van de straat onder de luifels van de winkels, lopen drie jeugdige hipy-achtige knapen. Dan heeft een van hen het vrouwtje opgemerkt. Zonder nadenken loopt hij de rijweg op en steekt als een volleerd politieagent de arm op. Het verkeer stopt. Hij loopt tot bij haar, neemt het zakje kolen en biedt haar de arm. Voorzichtig loodst hij haar de straat over. Ze zegt enkele dankwoorden tot hem, maar die wuift hij met de glimlach weg. Enkel huizen verder is ze thuis. Waarschijnlijk zal ze nu haar kacheltje aanmaken en nog een tijdje moeten wachten alvorens ze haar doorweekte kleren kan drogen.Onze jeugdige vrienden vervolgen, onbezorgd pratend over koetjes en kalfjes, hun weg.Dit voorvalletje is mij steeds bij gebleven. En sindsdien maak ik mij regelmatig de bedenking: is onze aankomende jeugd werkelijk zo onverschillig zoals men beweert?
Roger 12/11/90
Terug naar verhalen
|