HEIMWEE.
Waar zijn ze heen
die wijde vlakten
die hoge bergen
je oude vrienden.
Steeds weer verlang je naar
die wijde vlakten met
hun wilde kudden die grazen
verborgen achter de horizon.
Nu heb je heimwee
naar die oude vrienden
dit eeuwen oude leven
dat sluimert achter die horizon.
JIJ.
Ik weet niet waarom,
maar telkens ik naar je
keek, toverde zich een
glimlacht op je lippen.
Ons leven kon heerlijk zijn,
en toch het niet ,
wat we beiden wilden,
want jij verkoos te gaan.
Jij ging daarheen
waarvan men nimmer.............
terug kon komen, toen
ja toen, heb ik je verloren.
Hoe graag ik dit ook wil
nooit kan ik je nu bereiken
want, daar waar jij nu bent,
daar komen slechts de doden.
JIJ EN IK.
Jij en ik hebben elkaar
op een regendag gevonden.
Een vluchtig goede dag
waren toen die eerste woorden.
Jij en ik vonden elkaar
terug op een mooie plaats,
waar men zat te dromen
over wat zou komen.
Zwijgend kwam je naast me
zitten, en na een wijl waren
we samen aan het praten,
jij en ik zijn toen weggegaan.
Jij en ik zijn nu vrienden,die
elkaar alles willen geven, en............
wie weet, gaan jij en ik op
een regendag samen door het leven.
KINDEREN.
Eenzaam en verlaten
ligt daar nu het plein,
Waar zijn ze toch, die
kinderen van weleer.
Grauw, begint nu ied're morgen,
met haastige mensen
die aan je voorbij gaan, daar
waar men eens die kinderen zag.
Kinderen die er speelden
en met hun gelach
wat vreugde brachten
in een mensen leven.
Eens zal men weer
die stemmen kunnen horen
van spelende kinderen op het plein
dan zal het er terug vrolijk zijn.
VRIENDSCHAP.
Vriendschap vond ik bij haar
zij gaf me wat ik
elders niet vinden kon.
Steeds kon je op haar steunen
gaf ze me een helpende hand
voor mij is die vriendschap alles.
Ik weet niet hoe het voelen zou
leeg en eenzaam, zeker wel
om zonder dit te moeten leven.
Ik dank haar voor die tijd
dat zij mijn vriendschap en
ik de hare aanvaarden kon.
|